Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 6 maart 2014

Natuurgebied het Areven

In "Areven of Hareven?" en "Een stukje geschiedenis" heb ik al een en ander over het Areven verteld.
Het Areven (1) was oorspronkelijk een 60 ha. groot gebied met natte perceeltjes weiland en hooiland die afgewisseld werden met bosperceeltjes. Op een oude kadasterkaart van na 1811 kwam ik namen tegen als “Areven Bemden”(2), “Dijkstraat Bemden”(3) en “Brandschen Bemden”(4). Het woord * bemd (perceel hooi- of weiland), duidt er op dat het Arevengebied gebruikt werd als vloeiweiden. (zie : publ. van EGG-consult). Ook * brandschen of *brand is een toponiem dat vaak werd gebruikt bij drassige natuurgebieden en draslanden. Met "Brandsche" wordt Brabantse leem bedoeld. Deze leem tref je overal aan in de Roerdalslenk. Deze slenk is voor het ontstaan van Kempen~Broek van groot belang geweest. Omdat lemige gronden een slecht waterdoorlatende laag (kleiversmering) vormden en het gebied omgeven is door hoger gelegen gronden, stagneerde de waterafvoer en kreeg de bodem een moerassig karakter. In de posts over de Rietpeel en Bakewell schreef ik hier ook al over.

schuurtje met wilgentenen en leem
Rond het Areven hebben vóór 1880 wel 15 veldsteen- ovens gelegen, waarin men van de leem, vermengd met kalk, veldovenstenen ("boerenstenen") bakte. Voor het bouwen van de ovens en het bakken van de stenen, was vakmanschap nodig. Dit werd gedaan door rondtrekken- de ambachtelijke steen- of veldsteenbakkers, die meestal het vak hadden geleerd in de steenfabrieken langs de Rijn en de Maas. Deze "tegelaars" werkten in groepen van 10 tot 12 man (afhankelijk van de grootte van de opdracht), met aan het hoofd de meesterbakker.  Ze werden per steen betaald voor hun diensten.

Vaak werden er ook zogenaamde "zonnebekkers" mee gemaakt. Een zónnebekker is een steen, die gedroogd is door de zon. De stenen werden dus niet gebakken, maar de leem (vermengd met roggemeel en haver), werd in mallen te drogen gelegd. Het roggemeel en de haver zorgden voor de stevigheid. Desondanks was het een vrij zachte ruwe steen, die meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen.
De leem werd ook gebruikt om het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schaapskooien en schuren te bestrijken en om dorsvloeren aan te leggen.
 Verzamelkaart kadaster Stramproy 1811-1832
Het toepassen van bevloeiingen op de hogere zandgronden, gaat terug tot in de Middeleeuwen. Door een aantal keren per jaar het land bewust via een stelsel van sloten en slootjes te laten overstromen, zorgde men voor bevloeiing van de graslandjes. Doel van bevloeiing was vooral meer hooi te produceren. Hooi was namelijk het belangrijkste voer voor het vee in de winter. Bekend is dat in de negentiende eeuw nog steeds actief bevloei- ingswerken werden aangelegd.  In mijn post over de “Waerbrookskoel” heb ik hier al een en ander over verteld. Bij het Areven zorgde de Vlietbeek, die onderlangs Stramproy richting Ell naar de Tungelroyse beek stroomde, voor de afwatering. Woorden als vliet, vloot en vloed zijn ook op bevloeiing wijzende toponiemen. De ten zuiden van het Areven gelegen Lochtstraat (in 1832 nog Hurmans straet genoemd) duidt hier ook op. Een "locht" was namelijk een soort waterinlaat.

De kadasterkaart van Stramproy laat de versnippering van het Areven goed zien
Na 1838 (bron: "Aanteekenboek van Jacobus Houben te Stramproy"), zijn de bossen en graslanden aan particulieren verkocht. Dit waren vaak agrariërs die ook van de eerdere gemeenschappelijke dorpsbossen gebruik maakten. Het gebied, met afwisselend weiland/schraal hooiland en bosperceeltjes, werd zo uiteindelijk eigendom van ongeveer 70 à 80 eigenaren. Deze versnippering is heel goed te zien op de kadasterkaart.

Ermedeil in februari 2013
Ermedeil in februari 2014
Omdat niemand belangstelling had voor het natste, drassigste en meest waardeloze stukje grasland, stelde de kerk, die dit perceel in eigendom had, de armste bewoners in de gelegenheid om hier hun vee (meestal een geit) te laten grazen en er te hooien. Om die reden werd dat perceel het “Ermedeil” (Armendeel) genoemd. Het werd in de jaren 1940-1945 nog steeds als hooi- en weiland gebruikt.

afwateringsslootjes en rabattenbouw  zorgen voor verdroging
afwateringssloten aan beide zijden van de Arevensdijk
In 1925 is het Areven nagenoeg drooggelegd en voorzien van rabatten, zodat er op deze hoger gelegen stukken ook populieren geplant konden worden. De beboste kern van het gebied werd zo een mix van onder andere eiken, essen en elzen, met hier en daar percelen met populieren. De slootjes die de vele perceeltjes doorsneden, werden nu gebruikt om het water zo snel mogelijk af te voeren.


De Vliet (“Vleet”) zorgde oorspronkelijk voor de afwatering naar de Tungelroyse beek, maar in de jaren 1935 tot 1938 is in het kader van de werkverschaffing een afwateringssloot gegraven aan beide zijden van de Arevensdijk en zorgde de diep gegraven Heiroth-lossing voor een kortere en versnelde afvoer naar de Tungelroyse Beek. De lange omweg via de Vliet, werd daardoor overbodig.

oude knotwilg bij het Areven februari 2013
Door de modernisering van de samenleving en de land- bouw in de jaren zestig en zeventig, was het verzamelen van strooisel, brandhout en bonenstaken niet langer meer nodig en velen deden niets meer met hun bosje en hun kleine perceeltjes grasland. In Stramproy was er in de jaren '80 van de vorige eeuw in de ogen van verschil- lende betrokkenen dan ook sprake van verwaarlozing, onvoldoende zorg voor het gebied en een niet optimale functievervulling van het gebied. De potentiële natuur- waarden van het oorspronkelijke moerasbos kwamen to- taal niet (meer) tot hun recht. Ook vanuit recreatief oog- punt moest er e.e.a. veranderen. Die betrokkenen waren o.a. de provincie Limburg, de gemeente Stramproy, de Bosgroep (perceeleigenaren), de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) en vooral de lokale Natuurvereniging Stramproy.

Door de ingrepen was het voormalige, door kwel- en regen- water gevoede, vochtige gebied van karakter veranderd en verdwenen steeds meer planten zoals wilde hop, kale jonker en kamperfoelie, vogels zoals gekraagde roodstaart, tjiftaf, nachtegaal en wielewaal en insecten- en diersoorten zoals ijsvogelvlinder, hadedissen en salamanders.
Men raakte er van doordrongen dat er nodig ingegrepen moest worden. Daarom begon Natuurvereniging Stramproy o.l.v. T.van Dael en L.Dassen al in 1986 met kleinschalig onderhoud van het "Ermedeil". Dit bestond uit afsteken en afvoeren van de humuslaag, maaien, gras afvoeren, hooien, kappen, greppeltjes graven, knotwilgen planten, een poel aanleggen, etc.

In 1990 werd bij de ruilverkaveling een sloot gegraven, die het Areven weer met de Vliet verbond en in 1995 werden stuwen bij de bestaande watergangen langs de Arevensdijk gelegd, om het water langer vast te houden en zo de verdroging van het gebied stop te zetten. In feite heeft de Heirothlossing daardoor geen functie meer. Waarom die foeilelijke sloot niet dempen, zo vraag ik me af ??? Het zogenaamde "Ermedeil" wordt in al die jaren onderhouden door de lokale natuurvereniging. Zo wordt door vrijwilligers en groep 8 leerlingen van de basisschool van Stramproy veel werk verricht tijdens de Stramproyer natuur- werkdag. Vooral door hun inzet is het "Ermedeil" nu het meest waardevolste stukje natuur van het Areven

Het prachtige Ermedeil in september 2013
Inmiddels heeft Natuurmonumenten ca. 12 ha. van het hele gebied, waaronder het "Ermedeil", in eigendom. Natuurmonumenten heeft er voor gekozen om de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden en bijvoorbeeld de hooilandjes te behouden en op dezelfde manier te blijven beheren. Voor dit gebied is dat een goede optie, omdat het gelegen is in de overgang tussen woongebied en natuurgebied en als het ware een buffer vormt tussen bewoning en natuur.

Men wil het gebied weer in de oorspronkelijke staat herstellen. Dit kan door een goed waterbeheer en het voorkomen van verdroging, het uitvoeren van gefaseerd maaibeheer, het creëren van open (en warme) plekken en vooral door de natuur haar gang te laten gaan. Ik vraag me af of er niet begraasd moet wor- den, want dat gebeurt momenteel volgens mij niet, en het gebied zou op meerdere plaatsen m.i. meer vernat mogen worden, zodat er nog meer biodiversiteit in het gebied komt, met een rijke flora en fauna.
Het "Ermendeil" is daar, zoals je op bovenstaande foto's kunt zien, een goed voorbeeld van.

Omdat het Areven deel uitmaakt van de EHS, is verwerving van het perceel tussen het Areven en de Stramprooise hei nodig om er weer één aaneengesloten gebied van te maken. Dit wordt in de EHS ontsnippering genoemd. De agrariër wil echter vooralsnog niet meewerken, dus dat zal nog even op zich laten wachten.



woensdag 26 februari 2014

Een stukje geschiedenis van het Areven

Het Weerter landschap, of meer in het bijzonder Grenspark Kempen~Broek, bestaat uit een landschap van hoger gelegen zwak golvende dekzandafzettingen, die worden afgewisseld met een stelsel van laagtes, waarin oorspronkelijk uitgestrekte veenmoerassen lagen. Dit zorgt voor een grote variatie in landschappen en prachtige natuurgebieden. Het Areven (in de volksmond “ Oarevin”) is zo'n prachtig, door kwel en regenwater gevoed, natuurgebied, dat zich op ongeveer 1,5 km van de kern van Stramproy bevindt. Van het 22 hectare grote gebied is ruim 12 hectare van Natuur-monumenten en de overige percelen zijn (nog) privé-bezit van kleine grondeigenaren.

Het laaggelegen Areven ligt aan de rand van het dorp Stramproy
In de blog "Areven of Hareven?" heb ik getracht de naam te verklaren. Hierin vertelde ik dat Areven volgens mij is afgeleid van Hareven *(harula= 'hoogte, 'heuveltje, 'zandrug, 'zandige heuvelrug').
Areven betekent dus: ven of laaggelegen gebied op een hoger gelegen zandrug.

In deze blog ga ik wat meer vertellen over de ligging en een stukje geschiedenis over het gebied.
Het Areven maakt, samen met o.a. het Belgische Kreyel *(Craeyelo= kraaienbos), ’t Luuëke *( Looyke= een klein bos op hoge zandgrond), de Stramprooise Hei, Bobberte *(Bobeleerd = met biezen begroeid land) , Heiroth *(rot= buurtschap), (H)eltenbos *(eltenbosch= "hoog bos"), Horst * (hursti= hoger gelegen, met kreupelhout of hakhout begroeid, stuk grond in moerassig terrein) en Berg, dus deel uit van een hoger gelegen zandrug. Deze zandrug hoort, hydrologisch gezien, bij het systeem van de Abeek en het Stramprooierbroek.

een mozaïek van bos- en graslandjes zorgt voor biodiversiteit.
kleine wandelpaadjes maken het gebied toegankelijker
De zandrug vormt de scheiding tussen de Abeek met het Stramprooierbroek en aan de zuidzijde het Wijffelterbroek en Smeetshof met de Raam en de Tungelroyse Beek. Op de zandrug zie je echter hoogteverschillen vanwege lager gelegen gebieden zoals het "Areven", "Lieëg Hei", "Siëndonk", *(siën= zijgen, inzakken donk= heuvel of verhoging), "Vlaos" en "Flesters Vinke".

Vanaf de Lochtstraat zie je goed hoe laag het Areven ligt
Het eertijds verwaarloosde "Flesters Vinke", dat tussen de Lochtstraat en Grensweg/Kapelstraat ligt, is eigendom van Ark en Natuurmonumenten en enkele jaren geleden opgeschoond en aangeplant.
Het lijkt me een uitdaging hier meer over te weten te komen en hier wil ik dan ook zeker te zijner tijd een blog aan wijden. Alleen al de naam maakt mij nieuwsgierig.

vernatting van het Areven
aangelegde poel op een graslandje houdt het water langer vast
De uitgestrekte 'onvruchtbare' of 'woeste' zandrug, was vroeger van grote betekenis voor de dorpsgemeen- schap Stramproy. Op de Stramprooise Hei waren bijvoorbeeld rond 1800 maar liefst 6 schaapherders werkzaam. Men won er voedsel, mest, strooisel, een deel van de brandstof, en verder honing, was, wol, vlees. Ook de dorpsbossen van het Areven waren in gemeenschappelijk gebruik. De bewoners van Stramproy haalden er hout voor de bakoven (“mötterte”) en voor de kachel en gebruikten het hout als weipaal, bonenstaak, rijshout en hooiruiters. Van de “wisse” (wilgentenen) werden in de winter manden gevlochten.
De kleine graslandjes werden vooral gebruikt als hooiland.

Ook de vroegere "Wietendriesstraet" (rond 1830) kan m.i. duiden op het gemeen gebruik van daar gelegen braakliggende "woeste grond". De betekenis van *dries = onrendabel laag gelegen land, vaak in de zin van drassig grasland of een perceel weiland (schaapsdries). Geldt ook voor de "Dries" in Weert/Keent.

Tot zover mijn blog over de ligging en geschiedenis van het Areven. In mijn laatste post over het Areven ga ik nog wat meer over de geschiedenis en de huidige situatie van het Areven vertellen.

maandag 24 februari 2014

Een nieuwe lente op de Loozerheide

Gisteren was het zulk heerlijk weer, dat ik het niet kon laten er even lekker van te gaan genieten. Ik wist dat Stichting Ark een wandeling door de Loozerheide hield, dus daar heb ik, weliswaar onaangemeld, aan deelgenomen. Het was al weer even geleden dat ik op de Loozerheide was, dus kon ik meteen eens kijken wat er in die tussentijd is veranderd. Denis Frissen, beheerder van Kempen~Broek, vertelde dat Stichting Ark, door grondruil, het hele gebied nu volledig in bezit heeft.

zoals je goed kunt zien is het elzenbos veel te droog.
Dankzij het verkrijgen van de laatste percelen hoeft de Loozerheide niet langer meer te worden ontwaterd en kan men ook de voedselrijke bovenlaag van de akkers afgraven. Hoewel de vernatting van het voormalige weiland al goed zichtbaar is, is op dit moment een deel van het gebied nog te droog. Daarom gaat men het water door een aantal maatregelen langer vasthouden. Om het bijvoorbeeld niet te laten wegstro- men, gaat men de diepe sloten dempen, of worden er drempeltjes in aangelegd. Daardoor keren de natte laagtes, zoals die er vroeger ook waren, weer terug en ontstaat er afwisseling van natte en droge stukken en variatie in de begroeiing. Het gebied is inmiddels helemaal omheind, zodat de  runderen van het Taurosproject en de kleine kudde Exmoor-pony's overal kunnen komen voor de begrazing.

 
Inmiddels is de kudde Maremmana's uitgebreid met een aantal kalveren en is er onlangs een jonge Maronesa stier bij geplaatst. Maronesa is een runderras uit Portugal, dat in meerdere opzichten lijkt op het uitgestorven oerrund. Maronesa stieren zijn donkerbruin tot zwart, de kleur die gemeenschappelijk was
voor oerossen en andere primitieve rassen. De vorm van hun lichaam doet ook denken aan hun wilde voorouders. Het is een sterk zelfredzaam ras. Vooral de imposante naar voren en naar binnen gerichte hoornpartij, past goed in het kruis- en fokprogramma. Een ander kenmerk is de meelsnuit en de gekroeste bles. Het gaat om een rustig ras dat op het Iberisch schiereiland als trekdier gehouden werd. In het open en voor ieder- een toegankelijke grenspark Kempen~Broek is een dier met een makkelijk hanteerbaar karakter en wijkgedrag van groot belang.

Aangezien we met een grote groep bezoekers waren, hebben we ruim afstand gehouden, dus ik heb er geen echt goede foto van. De stier is het dier op de foto dat ons nauwgezet in de gaten houdt.

Het grasland is het laagst gelegen deel en er is duidelijk zichtbaar sprake van verruiging en vernatting.

 
De Exmoors liepen een heel eind van ons af en toen wij dichterbij kwamen, gingen ze er vandoor naar het populierenbosje. Bij het gedeelte waar veel pijpenstrootje groeit is hun aanwezigheid al goed merkbaar; er zijn steeds meer open plekken te zien met hier en daar een opkomende heidebegroeiing.

 
De vele populieren in het gebied hebben het niet gemakkelijk. Mogelijk is er sprake van een ziekte, maar ik denk meer aan een combinatie van factoren, waaronder met name de bodemgesteldheid. Ongetwijfeld speelt de bodemverontreiniging door de vroegere zinkfabriek hier ook een rol en de naburige akkers en weilanden worden al jaren niet meer bemest door agrariërs; "Ze gaan ahw. dood van armoede".

Dat is op zich geen probleem, want in dit gebied horen ook geen populieren te staan. De populier onttrekt trouwens veel water uit de grond, wat ook van invloed is op de verdrogingsproblematiek. Men gaat dan ook waarschijnlijk tzt. het merendeel ervan kappen. De vele dode bomen die je er nu ziet, worden waarschijnlijk niet opgeruimd. Dood hout maakt namelijk deel uit van meerdere voedselketens en een opgeruimd bos “leeft” niet. De terugkeer van dood hout in onze natuur levert veel op: er is niet alleen meer beschutting, maar ook spechten, kevers, mossen, schimmels en nog veel meer dieren en planten profiteren er van.

 
Het oude schuurtje heeft men laten staan. Het misstaat allerminst in het ruige landschap.

zaterdag 25 januari 2014

De grens is maar een streep.

Vlakbij de Broekmolen, waar het Stramprooierbroek begint, vind je een grote granieten steen, die daar is geplaatst ter gelegenheid van de 150 jarige scheiding van de beide Limburgen. De lijn op de plaquette geeft de grens aan tussen Nederland en België. Op de plaquette staat:

“Limburg 1839 – 1889"...

"De grens alleen nog maar een streep”.


Daar is wel eens anders over gedacht!
Het Stramprooierbroek ligt, in tegenstelling van wat je verwacht, niet op Nederlands- maar op Belgisch grondgebied. Het hoort namelijk bij de gemeente Kinrooi. De grens van het huidige Nederland met België is niet door natuurlijk landschap of eenheid van taal bepaald, maar door de politiek. Nadat België zich in 1830 afgescheiden had van het Koninkrijk der Nederlanden, werd pas in 1839 in London het scheidingstraktaat tussen de Koninkrijken Nederland en België getekend en na het nodige “gekissebis” werd 4 jaar later op de conventie van Maastricht bepaald hoe de grens precies moest gaan lopen. Er werd ook besloten om grenspalen te plaatsen. De nummering was van 1 (Drielandenpunt) tot 369 (Noordzee).

Je vindt o.a. de grenspalen 159 en 160 aan de Abeek in het Stramprooierbroek.

De Lossing stroomt voor de  2e keer ónder de Abeek door  bij de Broekduiker
Het Stramprooierbroek is een natuurgebied van 144 ha. Het sluit aan op het Grootbroek, het Hasselterbroek en de Zig.
Ook bevinden zich hier Wijffelterbroek , de Luysen en Smeetshof .

Al deze gebieden maken deel uit van het grensoverschrijdend Natuurpark Kempen-Broek.
Oorspronkelijk was het Stramprooierbroek een doorstroommoeras: Een laagte waarin de Abeek uitmondde. Na 1865 werd getracht dit broekgebied droog te maken door de Abeek zuidwaarts te verleggen en ontwateringskanalen (met name Lossing en Neerbroeklossing) door het gebied te graven De Lossing is 25 kilometer lang.
Het is oorspronkelijk het afwateringskanaal tussen de Lozerbroekbeek en de Maas in Ophoven, dat tussen 1865 en 1875 "met schop en mand" is gegraven. In 1969 is de loop van de Lossing en de Abeek bij de Zig gewijzigd.

Abeek bij de brug aan de Broekmolen in Stramproy richting Broekduiker
In een netwerk van afwateringssloten moesten de Lossing en de Abeek de "broeken" droogleggen om deze klaar te maken voor de landbouw.  De Lossing werd hierbij 3 maal onder de Abeek door geleid: bij de Luysen, bij de Broekmolen en bij de Zig. Het gebied is gelukkig niet op grote schaal ontgonnen, omdat het op plaatsen te nat was en bleef. Zodoende vind je er veel wilgenstruwelen en elzenbroekbossen.

De overvloedige aanwezigheid van water maakt het Stramprooierbroek en de aanliggende natuurgebieden tot het rijkste libellengebied van de Benelux. Maar ook voor vele planten, vlinders zoals de grote weerschijnvlinder en andere dieren is het Stramprooierbroek een "hemel op aarde". Zo is de naam Wijffelterbroek  bijvoorbeeld ook niet afgeleid van wijfelen  (aan wie het broek bijvoorbeeld toebehoorde), maar van het Middelnederlandse "viveter", wat vlinder betekent.
Broekduiker, waar de Lossing onder de Abeek wordt doorgevoerd via een duiker.
In het verleden vonden omwonenden in het gebied bijna alles wat ze nodig hadden. Leem, riet en hout om huizen te bouwen, turf en hout om zich te warmen. Wat ze aan vis of vogels konden vangen, aten ze op of verkochten ze op de markt.Tot na WOII werd er nog op wilde zwijnen gejaagd. Ook manden van wilgentenen en honing brachten een cent op.
Bovendien was het “broek” een spannende plek: het werd doorkruist door smokkelpaden en door zijn ontoegankelijkheid was het tijdens WO II een ideale plek om ontsnapte krijgsgevangenen en onderduikers te verbergen. In deze omgeving is "Graven Driek" een legendarische verzetsstrijder geworden.

** Voor de geïnteresseerden is er een filmpje over de botersmokkel in de 50er en 60er jaren te zien in een uitzending van "Andere Tijden".(klik dan hier op)

Lange tijd zag men het snel afvoeren van water als de beste aanpak om wateroverlast het hoofd te kunnen bieden. Dit heeft er in de 60er-70er jaren toe geleid dat de afwatering van de Abeek en Lossing omgewisseld werd. Dat gebeurde bij de "derde kruisng", de zgn. Zigduiker. De Nieuwe Lossing werd rechtgetrokken en verdiept, waardoor versneld water af kon worden gevoerd via de Uffelse Beek en het water van de Nieuwe Abeek stroomde via de oorspronkelijke Lossing naar de Maas in Ophoven.
De nog werkende watermolens zoals Uffelse molen, Luysmolen en Clootsmolen kwamen "droog" te staan.

Door een versnelde afvoer werd de Uffelse molen buiten werking gesteld

Het gebied is in 1973 aangekocht door de Belgische natuurvereniging Limburgs Landschap vzw. Deze vereniging werd in 1971 opgericht, met als eerste doel het unieke karakter van het Stramprooierbroek en de omliggende gebieden te redden. Het werkt sinds een aantal jaren nauw samen met de Stichting Ark in Nederland.

Er wordt nu heel anders over waterbeheer gedacht: Wateroverlast in het achterliggende gebied kan voorkomen worden door het langer vast te houden bij de brongebieden en door water de ruimte te geven in de (nieuwe)natuur. Er wordt op dit moment niet of nauwelijks ingegrepen. Gevolg: spontane verjon- ging en veroudering. Natuurlijke processen bepalen het ongerepte beeld van deze echte natuurbossen.De huidige inzichten over waterbeheer worden van essentieel belang geacht voor een ecologisch herstel.

Bij het uitwerken van een ecologische visie bleek dat de gecon- stateerde knelpunten het gevolg waren van de omwisseling van Abeek en Lossing in de jaren 1960-1970. Doordat de huidige Abeek afwisselend boven en onder het maaiveld ligt, zijn natuurlijke afwatering en waterbuffering onmogelijk. Naast de knelpunten op het vlak van structuur en vismigratie zorgt de huidige “kunstmatige” situatie ook nog eens voor dure waterbeheerskosten.
De centrale doelstelling van het globaal herstelplan Abeek is, dat de natuurlijke afwatering van de Abeek weer via het oorspronkelijke natuurlijke stromingsgebied moet gaan plaatsvinden. Dat betekent dat de Abeek en de Lossing opnieuw omgewisseld moeten worden.

Dit zal dan moeten gebeuren door de "tweede kruising",  de zgn "Broekduiker", die iets verder stroomopwaarts bij de Broekmolen ligt, op te heffen. Het waterpeil van de herstelde Abeek zal stijgen en dat van de oorspronkelijke Lossing zal dalen.
Een andere (extra) mogelijkheid is het creëren van een (nood)overlaat van de herstelde Abeek naar de herstelde Lossing. Bij te grote wateroverlast kan een deel van het water dan via de gegraven Lossing naar Ophoven worden afgevoerd. Ook zou de Lossing een zijloop van de Abeek kunnen worden. De huidige loop van de Abeek naar Ophoven zou dan zelfs lokaal tijdelijk droog kunnen komen te staan.
In een ecologisch-maximalistisch scenario wordt de oorspronkelijke Abeek hersteld en verdwijnt de gegraven Lossing (huidige Abeek) zelfs volledig. Het maximalistisch scenario is op korte termijn niet realistisch.

Het Stramprooierbroek kan/moet zo weer het ruige hart worden van het grensoverschrijdende Kempen-Broek. Het opschrift op de steen: “De grens alleen nog maar een streep” past helemaal bij hun doelstelling , want natuur kent geen grenzen........


Grotere kaart weergeven

zondag 19 januari 2014

Areven of Hareven?

Het laaggelegen vochtig natuurgebied "het Areven" is onderdeel van het grensoverschrijdend landschap Kempen~Broek. Het ligt ongeveer 6 km. ten zuidwesten van Weert en ongeveer 1,5 kilometer van het dorp Stramproy (hetgeen staat voor “ontgonnen bos”). Van het 22 ha. grote gebied is ruim 12 hectare van Natuur- monumenten en het overige deel is (nog)privébezit van kleine grondeigenaren.

In 1953 schreef  mijn oom W.L. Stals in Lacerta 11, nr.4 (het tijdschrift van een van de oudste reptielen- en amfibieënverenigingen) een artikel over de boomkikker in onze omgeving. Deze kwam hier tot in het begin van de jaren '50 nog algemeen voor. Over het Areven schreef hij het volgende: " een ven omgeven door bouwland en weidegronden, afgewisseld met heide. Het ondiepe ven zelf wordt doorsneden door slootjes en komt ’s zomers vrijwel droog te liggen. De Vlietbeek zorgt voor de ontwatering van het gebied onderlangs Stramproy".

De Arevensdijk, die door het Areven loopt
Om een beter beeld te krijgen over de situatie van het gebied in het verleden, maak ik graag gebruik van het toponiem. Toponiemen kun je eenvoudigweg omschrijven als ‘plaatsnamen’. Nederland en België kenden een rijke traditie op het gebied van de toponymie. Natuur- en landbouwgebieden, gehuchten, dorpen, steden en landstreken kregen vaak hun naam door de geografische verschijningsvorm, de persoon die er woonde, of een gebeurtenis die er plaatsvond. Het zijn de namen die de mensen in het verleden gegeven hebben, met het doel deze te onderscheiden en te lokaliseren.

Pad naar het "Ermendeil", dat de arme mensen vroeger mochten gebruiken.
Ze zijn vaak waardevol vanwege de informatie die ze bevatten over de geschiedenis, ontginningen, percelen, bodemgesteldheid, plantengroei, hoogteligging, vroegere gebruiken, de aard van nederzettingen enz.

Bijvoorbeeld het woord donk, zoals in Siëndonk, wordt in verschillende regio's gebruikt voor "heuvels" die een heel verschillende vorm en ontstaanswijze kunnen hebben. Een donk is echter altijd een verhoging die zich duidelijk aftekent tegenover een lager gelegen gebied, en is heel vaak een bewoonde plek (geweest).

Je komt ook vaak plaatsnamen tegen, waar een link is met een familienaam. Denk bijvoorbeeld aan Heykersbroek, Smeetshof, Pelmersheij, Toutelsveld en Bakewell. Die namen noemt men patroniemen.

Soms is de verklaring van namen gemakkelijk te vinden, maar andere keren duurt de zoektocht wat langer of kan ik die zelfs niet vinden. Namen zijn namelijk uit talen afkomstig , die al lang niet meer gesproken worden. In Nederland en Vlaanderen worden sinds ongeveer 350 n.Chr. Germaanse dialecten gesproken en de meeste namen zijn daaruit dan ook afkomstig, maar sommige zijn ouder, bijvoorbeeld van Romeinse oorsprong, zoals Maastricht (Mosa Trajectum), of Keltische, zoals Nijmegen (Noviomagus).
Van een Germaanse naam is vaak nog wel aan de hand van de vorm de ouderdom ongeveer in te schatten, hoewel de taal zich ontwikkeld heeft en ook de gewoonten in naamgeving steeds veranderden. Zo zijn namen die eindigen op bijvoorbeeld -donk, -horst, -laar en -bos van na het jaar 1000.

St(r)amproy op een Ferrariskaart van 1771 - 1778 
Soms worden namen, waarin de oorspronkelijke woorden niet meer herkend worden, verbogen of verbasterd (doordat men er andere woorden in herkent). Dat was bijvoorbeeld het geval met "het Mèrling", dat verbas- terd werd tot "de Meerling" (De latere Laurabossen). Dit wordt volks-etymologie genoemd.
Dat is volgens mij ook gebeurd met Areven. Ik kon namelijk nergens een verklaring vinden voor het woord. Tot ik in het archief van de gemeente Weert het woord "Hareven" tegenkwam in "Raadsnotulen in N.A.W". (archieven 1795-1920); Daar las ik dat op 11/8/1828 tijdens een vergadering werd "gedelibereerd" (beraadslaagd) over de verkoop van een aantal gemeentegronden en daar kwam o.a. ook het "Hareven" aan de orde. Het Areven dus.....Eindelijk kon ik verder met mijn zoektocht naar de betekenis van Areven.

Kadasterkaart van St(r)amproy  tussen 1811 en 1832
In het Oudnederlands woordenboek vond ik de woorden hare, harel, haru, hara, hares, hari en here.
Deze zijn afgeleid van het latijnse *harula, dat 'hoogte, 'heuveltje, 'zandrug, 'zandige heuvelrug' betekent.
-- Zo heeft het N. Brabantse Haren het toponiem Hare. De kern van deze plaats ligt dus op een zandrug.
-- Je vindt het in die betekenis ook als achtervoegsel in Dinthara (Dinter)en Wassanhare (Wassenaar).
-- Als voorvoegsel vond ik het woord in bijvoorbeeld het Belgische Harelbeke (van harula) en in Arendschot (Harenscoet) en Arendonk. *Aren(d) is afkomstig van ‘haren’, dat verklaard wordt als zandige heuvelrug of kleine verhevenheid, in het bijzonder in een heidelandschap.
(in: Historisch-geografisch onderzoek naar de relatie tussen toponiemen en het landschap, E. Ranson, Gent)

Het (groen omlijst) Areven op een Kadasterkaart van omstreeks 1840
In Areven is het woord volgens mij ook als voorvoegsel in het toponiem gebruikt:
Hare- ven werd in de loop der tijd "verbasterd" tot Are-ven…
Wie bekend is met de ligging van het Areven, zal zich naar mijn mening helemaal kunnen vinden in deze betekenis van haren of aren (vanwege de zandige "verhevenheid" in het heidelandschap).

Het Weerter- en Stramproyer  landschap bestaat uit een landschap van zwak golvende dekzandafzettingen, afgewisseld met een stelsel van laagtes met daarin moerasgebieden. De drogere zandgronden gaan via nat zand over in een veenbodem.

Het Areven is ook zo'n laagte, maar ligt op de verhoogde zandrug, waarop ook Siëndonk, Stramprooise hei, Bobberden, (H)eltenbos,("hooggelegen bos"), Heiroth en de Berg liggen. Een leemlaag in de ondergrond houdt het kwel- en regen- water vast en voorkomt dat het weg kan stromen. Zo kon dit moerassig gebied ontstaan.
De droge zandige delen vormen de (water)scheiding tussen het in het zuiden gelegen voormalige doorstroom- moeras van het Stramprooyerbroek met de Aabeek en de Raam en de Tungelroyse Beek in het noorden.

Tot zover mijn verklaring voor het woord "Areven". Ik ben benieuwd hoe over deze uitleg, die ik nergens anders heb aangetroffen, wordt gedacht. Dus reageer gerust.
In een volgende post zal ik wat meer vertellen over het gebied zelf.

Blogarchief