Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 4 december 2022

Herfst 2022.......Paddenstoelentijd deel 4: Van alles wat

Vandaag al weer de 4e post van dit jaar over paddenstoelen. Haast is geboden, want het seizoen loopt op zijn einde en ik heb nog zoveel mooie soorten die ik jullie wil laten zien. In tegenstelling tot de vorige post, heb ik, zoals je van mij gewend bent, er nu weer het een en ander over te vertellen. 

Oranjegeel trechtertje
Ik begin deze post met een klein en teer paddenstoeltje; het ORANJEGEEL TRECHTERTJE (Rickenella fibula). Het is in Nederland en België een zeer algemene soort. De soortnaam fibula betekent "speld' en heeft betrekking op de vorm en grootte van het vruchtlichaam. De schimmel is een saprofyt en leeft op vochtige plaatsen tussen het mos in voedselrijke bossen, graslanden, wegbermen en tuinen. Het leeft daar van mosweefsel dat al is afgestorven, maar gaat mogelijk ook een samenwerkingsverband (symbiose) aan met zijn gastheer. Het mos ondervindt geen nadeel van de verbintenis. Het vruchtlichaam ontwikkelt zich van juni tot oktober.

Het hoedje van de paddenstoel is bijzonder klein en heeft een diameter van slechts vier tot tien millimeter. Jonge vruchtlichamen hebben een vlakke hoed met een kleine holling in het centrum, later wordt deze trechtervormig. Het gladde oppervlak is geeloranje tot donkeroranje en heeft ribbels die vanaf het donkerdere centrum naar de gekerfde zijkant lopen. 
De holle, gladde, oranje steel is drie tot vijf centimeter hoog en heeft een doorsnede van een à twee millimeter. Net als de hoed is deze bedekt met fijne haartjes. De witte lamellen zijn breed en lopen ver door op de steel. Na verloop van tijd kleuren deze ook naar geel tot oranje. Het vlees van het vruchtlichaam is oranje, heeft geen geur en smaakt onsmakelijk. Wie zou zoiets trouwens willen eten?
Oranje dwergmycena 
Oude exemplaren verbleken en kunnen dan met andere soorten worden verward zoals deze ook zeer algemeen voorkomende ORANJE DWERGMYCENA (Mycena acicula).
Zwarte knoopzwam
De ZWARTE KNOOPZWAM (Bulgaria inquinans) is een zakjeszwam (Ascomyceet). De soort komt in Nederland vrij algemeen voor. Je vindt ze meestal in groepen. De zwam groeit op afgevallen takken en op de schors van voornamelijk pas gestorven eiken en beuken. Zelden wordt hij gevonden op takken van andere loofbomen. Hij is te vinden van oktober tot maart. Is dus winterhard. 
De textuur van de paddenstoel is afhankelijk van het weer. Elastisch bij droog weer en leerachtig bij nat weer. De jonge zwarte knoopzwam heeft een compleet ander uiterlijk: is rond tot kegelvormig, licht- tot donkerbruin van kleur, met een korrelige buitenhuid. 
De bol vouwt zich later open waardoor de donkere, glanzende, sporenvormende laag zichtbaar wordt. Oudere exemplaren zijn 1-4 cm in diameter, (vrijwel) geheel uitgevouwen en glanzend zwart van kleur. 
Dit zwarte vlak wordt bij het ouder worden steeds groter, zodat de ′knoopvorm′ ontstaat. Het lijken dan net dropjes. Ze zijn dan ook net zo elastisch als de meeste dropsoorten. Niet vreemd dat ze ook vaak Dropzwam worden genoemd. Op het zwarte vlak liggen de sporen. Je kunt ze er met je vinger afvegen. Je vinger kleurt dan echter niet zwart, maar donkerbruin.
Narcisamaniet
Ik twijfelde of het wel klopte, maar Waarneming.nl geeft 100% zekerheid, dat het hier wel degelijk de giftige NARCISAMANIET (Amanita gemmata) is. Het is een vrij algemene amaniet, die vooral op zandgronden voor komt. Deze knolamaniet leeft in symbiose met verschillende naaldboomsoorten, maar ook met enkele loofboomsoorten als Beuk en Eik en dan vooral in lanen. Op de vorige Rode Lijst (1995) stond de Narcisamaniet nog als bedreigde soort te boek, maar daar is op de nieuwe Rode Lijst (die van 2008) geen sprake meer van. 
Opvallend aan deze soort is dat hij al vroeg in het voorjaar gevonden kan worden. De vroegste waarneming dateert van 8 januari 2007!!! De hoed van de Narcisamaniet is bleek oker- tot citroengeel gekleurd en bevat vaak vrij grote witte velumplakken. Hij heeft een bleke, gestreepte hoedrand. 
De steel is wit tot lichtgeel gekleurd en heeft een erg vergankelijke ring. Deze ontbreekt dus vaak. De steel kan variëren van kaal tot bezet met vrij grove velumresten. De knolvoet is meestal relatief slank en heeft vaak een dunne beurs. 
Gele knolamaniet
De soort kan makkelijk verward worden met deze GELE KNOLAMANIET (Amanita citrina), maar die heeft meestal een hoed die veel lichter is en ook meer velumresten bevat. Tevens heeft de Gele Knolamaniet doorgaans een grotere knolvoet en een minder vergankelijke ring om de steel. Bij de rechter paddenstoel is die goed te zien.
Panteramaniet (li.) en Gele knolamaniet (re.)
Hoewel je hier een jong en nog wat donkerder exemplaar ziet, wordt de Narcisamaniet  ook nogal eens verward met oudere lichte exemplaren van de PANTERAMANIET ( Amanita pantherina ). De steel van de Panteramaniet is echter doorgaans grover gevormd, en heeft spierwitte wratten op de hoed in plaats van plakjes. De steel van de Panteramaniet bevat ook een ring die lang niet zo vergankelijk is als die van de Narcisamaniet. Ook zit er om de knolvoet meestal een duidelijkere beurs.
Tweekleurig elfenbankje
Bij het zien van deze zwammen op een oude tak, dacht ik in eerste instantie dat we hier te maken hadden met de Spekzwoerdzwam. Weliswaar wat bleekjes, maar het voelde zo “spekachtig” aan. Maar laat het nou het TWEEKLEURIG ELFENBANKJE (Vitreoporus dichrous) zijn. Bij Elfenbankje, een saprofiet (levend van dood organisch materiaal), denk je aan dakpansgewijze waaiervormige hoeden, vaak met verschillend gekleurde zones en vooral taai en stevig, maar er zijn meerdere soorten: Gewoon -, Gezoneerd -, Fop-, Ruig- Geelgerand-, Wit- Dwerg- en Tweekleurig elfenbankje. 
onderkant tweekleurig elfenbankje
Het Tweekleurig elfenbankje is een eenjarige saprofiet die voorkomt op stammen en stronken van berken in loofbossen, vaak in onderling verbonden rijen of dakpansgewijs groeiend. Zeer zelden komt de soort voor op naaldhout. De vruchtlichamen van dit Elfenbankje zijn in tegenstelling tot bijvoorbeeld het veel voorkomende Gewoon- en Fopelfenbankje, rubberachtig gelatineus als ze nat zijn en hard als ze droog zijn. Vaak is er dan een groene aanslag vanwege algen. 
Het bovenoppervlak van de hoeden van jonge vruchtlichamen is fluweelachtig en ietwat behaard (viltig) wit en wordt later glad of borstelig. 
Bij jonge exemplaren zijn de buisjes vuilroze, later worden deze roodpaars tot violetzwart en ten slotte bij oude exemplaren bruin. De rand van het onderoppervlak is steriel, zuiver wit. En dat is hier inderdaad te zien. 
Hoewel ze in de Rode Lijst van 1989 nog staan vermeld als zeldzaam en afname zijn er nu geen aan wijzigingen meer voor. In de lijst van 2008 staan ze dan ook vermeld als: “Niet meer bedreigd”. Als je echter kijkt op de Verspreidingsatlas, valt op dat het met name de kleigebieden zijn waar ze minder voorkomen en óók op de zandgronden in Midden-Limburg en Oostelijk Noord-Brabant wordt deze soort minder vaak wordt waargenomen. Vandaar ook dat ik deze niet meteen herkende.
Pronkhertenzwam
De PRONKHERTENZWAM (Pluteus umbrosus) doet haar naam eer aan. Leuk om te zien hoe dit jonkie daar tussen het mos op een oude beuk staat te pronken en sierlijk staat te wezen met haar langs de hoedrand afhangende, op tandjes  lijkende schubjes, de donkere aders en schubjes op haar hoed en de sierlijke steel bedekt met naar onder toe donker wordende schubjes en vezeltjes. Jammer dat we de fraaie witte lamellen met donkere snede hier niet kunnen zien.
De hoed is aanvankelijk half bolvormig, later is die uitgespreid. In het midden zien we een brede, lage umbo (knobbel). Deze is donkerder bruin dan de rest van de hoed. De hoed is in veel gevallen bedekt met tot 3 mm brede aders die naar de rand toe smaller worden. Het centrum van de hoed is bedekt met opstaande schubjes. 
Zoals je hier kunt zien, wordt de kleur fletser naarmate ze ouder worden. Het hoedvlees van deze paddenstoel is ook hygrofaan. Dat wil zeggen dat die van kleur verandert als die water verliest of absorbeert. Hij is grijsbruin bij vocht en wit bij droogte. Het vlees in de steel is eveneens grijsbruin bij vocht en glanzend wit bij droogte en geelbruin in de voet. 
De lamellen staan vrij, aanvankelijk zijn ze wit, later rossig tot rossig bruin door de sporen, ze zijn bedekt met kleine bruine vlekjes (loep gebruiken!) en de lamelsnede is vlokkig en donkerbruin. De steel (55x120 en 3,5-13 mm) is cilindrisch of loopt taps toe naar de top, de voet is vaak verdikt. De kleur is glanzend wit tot lichtbruin. De structuur is vezelig en gestreept. Het oppervlak is bedekt met schubjes en vezeltjes die in het onderste deel donkerder zijn dan in het bovenste deel.

maandag 28 november 2022

Herfst 2022.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

 Het paddenstoelenseizoen loopt zo stilaan ten einde. Het zijn met name plaatjeszwammen en buisjeszwammen die het moeilijk hebben nu de temperatuur daalt. Dus we zien steeds minder vaak russula's, mycena's,  hertenzwammen, boleten, amethisten en dergelijke. Het zijn nu vooral de taaiere soorten, soorten die de kou beter kunnen verdragen, zoals houtzwammen en korstzwammen.

In deze post laat ik jullie exemplaren zien, die ik de afgelopen maanden gevonden heb. Ter afwisseling eens geen begeleidend verhaaltje er bij, want over de meeste van deze soorten  heb ik namelijk in vorige posts al een en ander verteld.

Rechte koraalzwam
Dennenvoetzwam
Gewoon ijsvingertje
Gestreept nestzwammetje
Dikrandtonderzwam
Franjeporiezwam
Asgrauwe koraalzwam?????
Gekraagde aardster
Eikenbloedzwam
Oorlepelzwammetje
Paarse schijnridderzwam

donderdag 17 november 2022

Herfst 2022.......Paddenstoelentijd deel 2: Van alles wat

Moeder Natuur heeft geen vuilverbrander nodig. Voor de afbraak in de natuur heeft ze een leger gespecialiseerde "afval opruimende schimmels" in dienst. En die zijn (zeker in de herfst) hard nodig. Paddenstoelen zijn de "bloemen" van dat schimmige schimmelrijk. "Bloemen" die er voor zorgen dat de soort blijft voortbestaan,.
Langdraadwatje
Ze zijn er van groot tot klein. Het formaat is eigenlijk niet van belang, want ze zijn allemaal helemaal "af" en doen waarvoor ze gemaakt zijn: afbreken van materiaal. Deze grote massa kleine slijmzwammetjes vond ik onlangs op een kletsnatte rotte boomstam die daar al tig jaren ligt. Met het nodige geluk moet ik zeggen, want oh, wat zijn ze klein. Ze bereiken een totale hoogte van slechts 1 tot 3 mm. 
Door de omgekeerd peervormige en pluizige  "kroeskopjes" op een steeltje (de rijpe vruchtlichamen), was al snel duidelijk dat dit een Hemitrichia = LANGDRAADWATJE  moest zijn. Uit de familie Trichiidae (draadwatjes). 
Er zijn meerdere soorten van deze myxomyceten.  De bekendste zijn het Doorschijnend- en Groot langdraadwatje (Hemitrichia calyculata). Ik vermoed dat dit de laatste is. Voor een eerste determinatie zijn een combinatie van kenmerken nodig: de stelen behoren "lang" en recht te zijn en het bekertje moet een omgeslagen rand hebben. 
Ik kon de kleine vruchtlichaampjes niet scherper dan hierboven in beeld krijgen en ook al zou dat het geval zijn geweest, er is microscopisch onderzoek nodig om zeker te weten of het klopt wat ik hier veronderstel dat het is.
Prachtvlamhoed
Zo klein als het langdraadwatje is, zo groot is deze PRACHTVLAMHOED (Gymnopilus junonius). Dit groepje had een doorsnede van meer dan 50 cm!!!! Je vindt deze soort op boomvoeten of stronken van loofbomen (vooral eiken en beuken). In werkelijkheid groeit het mycelium of zwamvlok echter op de wortels of houtrestanten in de bodem. 
Deze prachtige zwammen vond ik ingeklemd tussen een jonge aangeplante boom (soort onbekend) en het paaltje dat het ondersteunt. Het is een zogenaamde saprobiont; zorgt voor afbraak van dood materiaal. In dit geval mogelijk de paal naast het boompje, of misschien wel de resten van de boom die er eerst heeft gestaan. Zoals ik hem daar vond, was het gemakkelijk om hem uitgebreid van alle kanten te bekijken. 
De “vlammend” oranje gele Prachtvlamhoed groeit meestal in bundels tot 10 exemplaren en meer. De soortnaam "junonius" is een verwijzing naar Juno, de schone godin die de echtgenote was van de oppergod Jupiter. De zwam heeft normaal gesproken een doorsnede van 6-12 cm, maar hier waren ze stukken groter en er stonden  er zoveel bij elkaar ingeklemd dat het dringen was om tot ontplooiing te komen. De goudgeel tot oranje- of roestkleurig gele hoed is gewelfd en vlezig. De vezelige strepen of schubben zijn hier goed te zien. 
De steel is hier niet te zien, maar die is  7-15 cm hoog en 1,2 tot 3 cm dik, smaller taps aflopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel onder de ring (die je hier ook niet kunt zien) vezelig, erboven is die lichter en meer glad. De lamellen zijn bij jonge exemplaren nog geel, maar worden later roestkleurig. 
Donker hazenoor
Het was even zoeken wat dit voor soort was. Waarneming.nl gaf aan:  "Bekerzwam onbekend - Peziza spec". Ik ga er, afgaande op enkele kenmerken, vanuit dat dit het DONKER HAZENOOR (Otidea bufonia) is. Vooral vanwege de lilazweem aan de binnenkant. 
De genusnaam Otidea betekent "als een oor", dit heeft betrekking op de vorm van de vruchtlichamen die als oren op de grond liggen. De soortnaam bufonia betekent "als een pad" (waarbij met pad niet een wandelroute, maar het dier is bedoeld). Het oppervlak van de paddenstoel deed de naamgever blijkbaar denken aan de huid van een pad. De Engelse naam "Toad's Ear Fungus" (paddenoor) wijst hier eveneens op. 
 De kenmerken zijn: Groeit vaak in groepjes, is een donkerbruin, komvormig, golvend, aan de rand naar binnen gekruld vruchtlichaam, 3-6 cm hoog. Binnenzijde soms met een paarsachtige/lila tint, glad of enigszins gerimpeld, buitenzijde mat, wat lichter van kleur en ruwer. Sporen kleurloos. Zonder steel of met heel kort stompje. Heeft een onopvallende geur.
Het is een algemeen voorkomende soort in de maanden augustus en oktober. Je schijnt deze ook vaak aan te treffen op plaatsen waar tuin- en/of snoeiafval is weggegooid. Ik trof deze bekerzwam aan op een bemoste, grazige plaats aan de rand van een fietspad, onder naaldbomen, vooral dennen. Op deze foto zie je een al wat ouder exemplaar.  
Gele stekelkorstzwam
Op deze boomstronk zie je meerdere soorten bij elkaar: de Korsthoutskoolzwam (li.), een paar Geweizwammetjes en Geel hoorntjes (onder), de Oranjerode schorszwam (re.) en de grootste in het midden is de Gele stekelkorstzwam.

Het vruchtlichaam van de GELE STEKELKORSTZWAM (Mycoacia uda) is wasachtig, dun korstvormig en tot enkele cm lang. Met een close-up is goed te zien waarom deze soort zo heet. De staande stekeltjes zijn namelijk spits en zijn 1 tot 2 mm lang. Ze staan dicht opeen en de kleur is zwavel- of wasachtig-geel tot okergeel. 
Hij leeft saprotroof (neemt dus organische stoffen uit dode andere organismen op) op dood hout. 
Deze vond ik op een stronk van een naaldboom, maar meestal tref je die aan op dood hout van loofbomen en struiken. Ook is het bijzonder dat deze óp de stronk stond, want bijna altijd tref je ze aan op de ónderzijde. Hoewel deze zwam algemeen voorkomt in ons land, is dat ook de reden dat hij meestal over het hoofd wordt gezien.
Gele stekelkorstzwam in close-up
Deze soort is het hele jaar te vinden, maar vooral in september en oktober heb je de meeste kans van slagen. Er zijn 6 soorten stekelkorstzwammen. Om ze op naam te brengen is voor de meeste soorten microscopisch onderzoek nodig, maar om de Gele te valideren is een veldwaarneming voldoende.  Mocht je desondanks twijfelen, dan kun je amonia of KOH (kaliumhydroxide) druppelen op de stekels, of op de rand van de zwam. Deze verkleurt dan namelijk paars. Ik heb dat niet uitgeprobeerd, omdat het wel duidelijk was. 
Bleke stekelkorstzwam
Voorover ik kan nagaan is dit (als je tenminste afgaat op de kleur)  de BLEKE STEKELKORSTZWAM (Mycoaci aurealeke), maar zoals ik zei  is voor deze soorten microscopisch onderzoek om die te kunnen valideren.
Grauwe amaniet
De GRAUWE AMANIET (Amanita excelsa) is een vrij algemene soort die vooral in loofbossen voorkomt, en dan meestal onder eiken wordt gevonden. Jammer dat hij door iemand in stukken is verdeeld. Waarschijnlijk om deze beter te kunnen bekijken. Als je deze foto bekijkt, is wel duidelijk waarom hij ook wel Grauwe knolzwam wordt genoemd. De hoed van de Grauwe Amaniet is eerst gebold, later plat en meestal vrij donker, egaal grijsbruin tot donkerbruin gekleurd. De hoed bevat tevens vrij grote, grijzige plakjes die er door regen af kunnen spoelen, waardoor hij lastiger te herkennen kan zijn. Onder de ring is de steel fijn geschubd. 
Deze Grauwe Amaniet kan gemakkelijk verward worden met 2 andere soorten: de Parelamaniet (Amanita rubescens) en de Panteramaniet (Amanita pantherina). Het belangrijkste verschil tussen de Grauwe Amaniet en de 2 bovengenoemde soorten is dat de hoed van de Grauwe Amaniet egaal grijsbruin tot donkerbruin gekleurd is en meestal vrij grote, grijzige plakjes velum bevat. Ook verkleurt het vlees bij de Grauwe Amaniet niet bij beschadiging. Een ander opvallend verschil met de andere 2 is dat de steel een ring heeft die verticaal gestreept is. Bij de andere 2 is dat niet het geval. Ik heb er niet aan geroken, maar het schijnt dat hij enigszins naar koolraap ruikt. 
Dakloze huiszwam
Paddenstoelen hebben vaak bijzondere, poëtische en soms sprookjesachtige namen. Wat te denken van bijvoorbeeld Gebocheld Breeksteeltje, Onaanzienlijke Satijnzwam, Armoedig Sinterklaasschijfje, Zwamgastje, Lilliputveegje en het Besuikerde Mestdwergschijfje. Aan de naam DAKLOZE HUISZWAM (Serpula himantioides) is echter weinig poëtisch of sprookjesachtigs af te lezen. 
Waarom toch zo’n naam? Het is het broertje van de Echte huiszwam. De schrik voor iedereen die een oud huis bezit. Deze zwam gedijt het beste in een slecht geventileerde, vochtige (met condensvorming en optrekkend vocht) en niet te koude omgeving binnenshuis (18 tot 22 °C) en veroorzaakt bruinrot. Ze kan enorme schade toebrengen. Voor de mens is een woning met de Echte huiszwam ook ongezond en slecht voor de luchtwegen. Omdat de Dakloze huiszwam te vinden is in de open lucht, heeft het de toevoeging dakloos gekregen; heeft geen dak boven zijn hoofd........
Het is een week leerachtig en korstvormig, mosterdgeel tot roest- of olijfbruin vruchtlichaam met een wollig-viltige, wat loslatende, brede witte randzone. Het doet me veel aan een labyrint denken. De soort groeit in de periode augustus- november op dood hout van naalbomen, vooral op zandige bodem. 
Een kenmerk is dat ze gemakkelijk als een vel van het substraat afgetrokken kan worden. Sporen zijn geelbruin. Oudere exemplaren verkleuren naar bruin. Mooi om de schimmeldraden te zien, die als een soort veertjes om de schimmel liggen. De geur onopvallend. 
Zandkaalkopje
 Het ZANDKAALKOPJE (Deconica montana of Psilocybe montana) is een veel voorkomende soort paddenstoel. Het staat dus niet op de rode lijst en is niet bedreigd. De genusnaam Psilocybe betekent "naakt (of kaal) hoofd" en  heeft dus betrekking op de onbehaarde en onbeschubde hoed. Het uiterlijk is dat van een typische "kleine bruine paddestoel" met een kleine, bruine hoed en een rechte, dunne steel. Het is een paddenstoel van zandverstuivingen, schrale (duin)graslanden en heiden op droge, zandige bodem. Daar groeien ze meestal in groepjes tussen het (haar)mos. Hij gedijt goed op aarde, mest, uitwerpselen van herbivoren en de overblijfselen van dode planten. 
De vruchtlichamen ontwikkelen zich van april tot oktober. Aanvankelijk is de hoed bolvormig, wordt dan kussenvormig en uiteindelijk vlak als een paraplu. De diameter is 5 tot 25 mm. Het is een sterk hygrofane soort. Dit betekent dat er afhankelijk van het vocht, variatie is in kleur. De oudere sterke (rood)bruine tot donkerbruin gekleurde hoed heeft een enigszins glad kleverig oppervlak en is radiair gestreept. 
In eerste instantie zijn het donkere tinten, die tijdens het drogen weer kunnen vervagen . De hoedenhuid is glad, vochtig en plakkerig en kan eraf worden getrokken. De rand van de hoed is glad, later gegroefd en soms golvend. Oudere exemplaren hebben holle stelen. De lamellen staan vrij ver uiteen, zijn breed aangehecht tot aflopend en beigebruin tot vlekkerig zwartbruin van kleur.

zaterdag 12 november 2022

10 jaar Weert en Natuur

Elk jaar op 12 november kijk ik terug op het afgelopen jaar. Dit is mijn 344e post . Een hele bijzondere deze keer. Twaalf november 2022 is het namelijk precies  TIEN jaar geleden dat ik begon met "Weert en Natuur". 
Blijkbaar doe ik nog steeds veel mensen hiermee een plezier, want het aantal pageviews in de afgelopen 10 jaar bedraagt nu zoals je ziet  bijna 335.000.  Afgelopen jaar is het aantal van 32.000 pageviews overschreden.  Een gemiddelde van bijna 2700 per maand en 88 per dag. Een aantal waar ik meer dan tevreden over ben.

Blauwe meertje van natuurplas naar recreatieplas
In het bovenstaand 10 jarig overzicht, zie je dat "Waarom is het water van het Blauwe meertje zo blauw" interessant blijft voor veel bezoekers. Waarschijnlijk voor degenen die de plas bezoeken om er te recreëren. De natuurplas wordt namelijk steeds meer recreatieplas.... Ik vraag me af of dat een goede ontwikkeling is. Het was in elk geval oorspronkelijk niet de bedoeling.  
Deze post is in de loop van dit jaar echter van de eerste plaats verdrongen door "Paddenstoelen in de winter". Het zal je als bezoeker intussen ook wel opgevallen zijn, dat ik over paddenstoelen al de nodige posts heb geschreven. Onlangs plaatste ik al mijn  58e post daarover.. 
Ook de post over Myxomyceten wordt steeds vaker bezocht. Ik kan me daar wel wat bij voorstellen, want dit is een onderwerp wat mij ook erg boeit. Ze worden vaak niet opgemerkt, want ze zijn meestal slechts enkele mm. groot, maar oh zo compleet. Je oog moet er maar op vallen. Meestal vind ik ze dan ook bij toeval. En elke keer als ik een bepaalde soort vind, sta ik versteld hoe prachtig ze zijn. Ook dit jaar komen er weer een aantal in mijn verzameling bij. In mijn vorige post heb ik er een aantal laten zien. Op de foto hierboven zie je mijn laatste aanwinst: langdraadwatjes. In Nederland komen ca. 10 soorten voor. Ik kom er niet uit welke het precies zijn, want daar is microscopisch onderzoek voor nodig en dat gaat mij dus niet lukken. Eigenlijk ook niet zo belangrijk vind ik persoonlijk. In een volgende post zal ik er wat meer over gaan vertellen. 
Het afgelopen jaar werd de post over het "blauwe meertje" en "paddenstoelen in de winter" echter niet het vaakst bezocht. Dat was  "Allemaal beestjes #10" Iemand heeft mij benaderd of hij op Twitter gebruik mocht maken van mijn foto's van de huisspin. Hij ging een stukje schrijven over de "aaibaarheid" van dieren in hun algemeenheid.  Hij wou daarbij o.a. een foto van de huisspin plaatsen en verwijzen naar mijn post. Ik ben daarmee akkoord gegaan en dat verklaart waarschijnlijk het hoge aantal van 860 views. 

Tot slot wil ik iedereen nog van harte bedanken voor hun bezoekjes en vooral degenen die trouw een reactie plaatsen. Tegen de andere bezoekers wil ik nogmaals zeggen: aarzel niet om eens te reageren of iets te vragen. Je hoeft daarvoor niet eens een volger te zijn.

Blogarchief