Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 26 maart 2014

Rietpeel in Leuken.

In vorige blogs heb ik het al gehad over venherstel, maar dan hebben we het toch over iets anders dan het kleinschalig herstel van de (kleine) poelen. Weert is altijd rijk aan “pieëlkes”, “koêle” en "kuûlkes" geweest.
Vanzelf ontstaan of gegraven in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang vanwege de gevarieerde flora en rijke fauna en vanwege de rust die er meestal heerste. Ik kan me echter ook nog goed herinneren dat, ondanks de zomerse hitte, het raam vaak dicht moest, omdat ik als kind niet in slaap kon komen vanwege het gekwaak in de nabij gelegen poeltjes.

Het laaggelegen "Pieëlke” aan de Rietpeel te Leuken
De deels volgestorte poel is beplant met berken en eiken
Ook herinner ik me nog de gegraven brandkuilen zoals “Speikkoel” en “Vuulderskoel”. Deze hadden in feite meerdere gebruiksdoeleinden; als eerste natuurlijk om bluswater bij de hand te hebben, maar ook voor bijvoorbeeld het  wassen, vollen en naspoelen van de wol, het “wateren” of “weteren” van hout, om de was te spoelen en de melk in de melkbussen koel te houden. Omdat ze via de waterlossingen van water uit de Zuid-Willemsvaart werden voorzien, zat er ook vis in en was het voor de jeugd een ideaal viswater. Vanwege het (nog) zuivere water, de weelderige groei van planten, de bomen en struiken er omheen, waren die brandkuilen een ideaal biotoop voor kikkers, padden en salamanders en talloze soorten insecten zoals vlinders en libellen. Jammer dat die in het verleden dichtgegooid zijn.

Op het eerste oog is er niks mis met 't Pieëlke...
Vroeger lag er ongeveer in elk weiland wel een (vaak door de mens gevormde) poel, die gebruikt werd als drinkplaats voor het vee. Vooral voor kikkers, padden en salamanders was dit soort poelen belangrijk.
Veel van deze vennetjes en poelen zijn helaas de afgelopen decennia ook gedempt, omdat ze “overbodig” waren vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. Het water en de oorspronkelijk voedselarme bodem van de nog overgebleven vennen en poelen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit vanwege vermesting of overbemesting (eutrofiëring) van de omliggende landbouwgrond.

Hoewel Patric Haex uit Stramproy als voormalig vrijwilliger van Natuurmonumenten in 2004 trots
in Dagblad de Limburger vertelde dat hij in Weert e.o. 66 “juweeltjes” had geïnventariseerd, waren toen al veel van deze “koêle” verdwenen of lagen te verpieteren. Omdat Natuurmonumenten en andere milieu- groepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien, zie je gelukkig her en der weer meer nieuwe poelen verschijnen en er is onderhoud, maar of het ooit weer zo wordt als vroeger valt te betwijfelen, omdat de (leef)omstandigheden danig veranderd zijn.


Een voorbeeld hoe het in elk geval niet moet, trof ik onlangs aan bij de "Rietpeel" of 't “Pieëlke” in Leuken (tussen Kraanweg-Schoorweg). Het lag tot oktober 1969 trouwens nog op Nederweerts grondgebied. Bij de aanleg van de autosnelweg vond er tussen beide gemeentes grondruil plaats en kwam bijvoorbeeld het Weerterbos op Nederweerts grondgebied en kwamen percelen zoals Kampershoek en Rietpeel op Weerter grondgebied te liggen.

Ook de Rietpeel is geen natuurlijk pieëlke, maar een door menselijk handelen ontstane poel. Vroeger werd het gebied bij de Rietpeel in de volksmond “de Steînove” genoemd.

muurtje van veldbrandsteen en "zónnebekkers".
De grond bevatte daar namelijk leem, die vroeger door de mensen uit de buurt is uitgegraven om stenen van te maken. In veldoventjes werden ter plaatse stenen gebakken of te drogen gelegd. Vandaar die naam. Deze stenen werden niet altijd gebakken, maar de leem, die vermengd werd met roggemeel en haver, werd  meestal in mallen te drogen gelegd om er zogenaamde “zónnebekkers” van te maken. Een zónnebekker is dus een steen die niet gebakken werd, maar gedroogd is door de zon. Het roggemeel en de haver zorgden voor de stevigheid. Het is echter een vrij zachte ruwe steen, die daarom meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen. De leem werd ook gebruikt om er het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schuren en schaapskooien mee te bestrijken en om dorsvloeren mee aan te leggen.

Eind jaren zestig heeft een slopersbedrijf puin van de failliete Weerter Luciferfabriek in de poel gestort. Illegaal welteverstaan... De Gemeente Nederweert heeft de demping daarom stop laten zetten en de sloper opgedragen het puin op te ruimen. Om de een of andere reden (waarschijnlijk door de nieuwe herindeling tussen Weert-Nederweert op 5 oktober 1969) is dat over het hoofd gezien en nooit gebeurd. Er is wel aarde op aangebracht en er zijn eiken en berken aangeplant. Op dit moment zie je er ook de vlier en de wilg groeien.


Door de (over)bemesting van de landbouwgrond is het stilstaande water voedselrijk (eutrofiëring door fosfor en stikstof). Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Grassen en brandnetels die veel stikstof gebruiken, hebben andere plantensoorten verdrongen. De er naast gelegen Kraanlossing wordt door een landbouwer gebruikt om huishoudelijk afvalwater op te lozen. In het Weerter dialect is dit een “ziêp”. Ook dit is niet erg bevorderlijk.

Hoewel ik er wat kikkerdril aantrof en er een meerkoetje en een paar grauwe ganzen rondzwommen, is hier weinig eer te behalen. Een ontwikkeling die je als natuurliefhebber niet graag ziet.

zondag 16 maart 2014

Vernatting Wijffelterbroek

In eerdere blogs heb ik al iets verteld over het Wijffelterbroek, dat tot in het begin van de 20e eeuw een uitgestrekt en ontoegankelijk moerasgebied langs de Belgisch-Nederlandse grens (Altweerterheide) was, met een grootte van ongeveer 450 ha. Van het oorspronkelijke gebied is nu nog slechts ongeveer 56 ha. over.
Het gebied wordt sinds 1977 voor een groot deel beheerd door Natuurmonumenten.

De Raam zorgt voor een sterke ontwatering.
De Vetpeellossing zorgt voor veel afvang van kwelwater.

kwelwater stroomt in de Vetpeellossing
De ontginning van een groot deel van het "Brook" begon rond 1900. De in 1930 gegraven Raam zorgde voor de ontwatering van het gebied. In 1936 werd ook de bovenloop van de Lossing/ Emissaire op deze beek aangesloten. Toen de Raam ook nog eens in 1962 verdiept en verbreed werd, trad een nog sterkere draineren- de werking op. Niet alleen voor de omliggende landbouwgronden, maar ook voor het niet ont- gonnen deel van het Wijffelterbroek. Zo werd het natuurgebied ahw. omringd door 3 diepe afwateringssloten, want ook de Vetpeellossing droeg/draagt haar steentje bij. Bij deze lossing is duidelijk aan het water te zien, dat er niet al- leen oppervlaktewater wordt afgevoerd, maar ook veel kwel wordt afgevangen. Door de ont- watering zijn een groot deel van de natuurlijke sponswerking en de oorspronkelijke natuur- waarden van het gebied verloren gegaan.

Tegenwoordig denkt men heel anders over waterbeheer. Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt steeds belangrijker, om zo droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds te voor- komen. Omdat het consortium AHV (ARK Natuurontwikkeling, Habitura en Rentmeester Van Soest), de afgelopen jaren via kavelruil (en koop?) vele hectares landbouwgrond heeft verworven rondom het Wijffelterbroek, kwamen de "droogvallingseisen" van de agrariërs te vervallen en konden maatregelen genomen worden om de verdroging tegen te gaan en het gebied weer te vernatten.

 Er zijn o.a. stuwen aangelegd in de Raam om het waterpeil beter te kunnen beheersen, m.a.w. de grond- waterstand hoog te houden. Het zijn de zgn. boerenstuwtjes, die zorgen  dat niet alleen het gebiedseigen water en kwel  worden vastgehouden, maar ook voorkomen dat het water van de Raam, de Emissaire en Vetpeellossing (vanuit België verontreinigd met o.a. nitraat, fosfaat en sulfiet), in het gebied dringt.

Deze maatregelen zijn vooral in deze tijd van het jaar, ondanks een rustige herfst en een zachte winter (met weinig neerslag), heel goed merkbaar. Vanaf de Bocholterweg loopt een  nat, maar nog goed begaanbaar wandelpad door het gebied en vooral het laatste stukje van het pad, (op het kaartje aangegeven, omdat het voor velen onbekend is), geeft je enig idee hoe ontoegankelijk dit gebied door de hoge waterstand, de welig groeiende zwarte els en de rijke kruid- en struiklaag van o.a. hop, kamperfoelie en braam, vroeger is geweest.

Hoewel er op de iets hoger gelegen gedeeltes ook berken, eiken en gewone es groeit, is het toch vooral de zwarte els en wilg die domineren. In de oudere literatuur is te lezen dat tot na de Tweede Wereldoorlog het elzenbroekbos van het Wijffelterbroek nog gold als één van de meest indrukwekkende van ons land.

Knuppelbruggetje op het eind van het pad
Het pad eindigt bij de Raam
brug bij de Pruiskesweg over de vroegere "Stinkbeek"....
pad door het gebied vanaf de Bocholterweg tot de Pruiskesweg
Het pad komt uiteindelijk uit bij de Raam en vandaar kun je richting brug gaan die aan de Pruiskesweg over de "Stinkbeek" (zo vroeger in de volksmond genoemd)loopt. Vanaf daar kun je je weg naar links of naar rechts vervolgen.

donderdag 13 maart 2014

Ecoduct "Weerterbergen" geopend.

In Weert is gisteren, na werkzaamheden van ruim een jaar, het nieuwe ecoduct “Weerterbergen” geopend door ProRail, Rijkswaterstaat, Stichting het Limburgs Landschap en de provincie Limburg. Deze ecologische verbinding bestaat uit twee bruggen die over de A2 en de spoorlijn Weert - Eindhoven gaan en zo het Weerterbos en de Weerterheide met elkaar verbinden. Diverse media maakten hier melding van:


In Weert wordt vandaag de natuurbrug over de A2 en de spoorlijn Eindhoven - Weert geopend. Er zijn ook zorgen. Kunnen herten en reeën wel over de draad? 

„Kleine dieren als dassen, steenmarters, egels, padden, watersalamanders,vlinders en andere insecten en misschien ook wel wilde katten kunnen zonder problemen gebruikmaken van de natuurbrug”, weet Henk Heijligers, woordvoerder van Stichting het Limburgs Landschap. „Ja, en zelfs reeën hebben geen last van de afrastering en prikkeldraad. Via het raster worden ze veilig naar de oversteekplaats geleid en het prikkel- draad, daar kruipen ze gewoon onderdoor. Wat betreft de edelherten die momenteel in de omheinde enclave Grashut rondlopen, is er nog steeds geen duidelijkheid.
Aldus Dagblad de Limburger.

Op de site van Weertdegekste zijn ook foto's van deze opening geplaatst.


In mijn blog over de EHS op 21 januari 2013, heb ik al over het belang van het ecoduct geschreven. Hierin vertelde ik dat het ecoduct deel uit maakt van een groter plan om de versnipperde Nederlandse natuur weer met elkaar te verbinden. De  Ecologische Hoofd Structuur genoemd.

Door de aanleg van wegen, waterwegen en spoorlijnen zijn de natuurgebieden in de afgelopen decennia geïsoleerd van elkaar komen te liggen. In het kader van het "Meerjarenprogramma Ontsnippering" van het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Infrastructuur en Milieu is deze nieuwe ecologische verbinding in Weert aangelegd. Vandaag ben ik eens gaan kijken hoe het er uit ziet.

zondag 9 maart 2014

Vogelnamen in het Weerter dialect

In de eerste "Natuurgids" van dit jaar (een tijdschrift voor natuur, milieu en heem in Limburg), las ik een interessant artikel van Jos Smeets uit Ulestraten over Limburgse volksnamen van vogels

Aangezien ik het belangrijk vind, dat deze volksnamen ook voor mijn geboorteplaats Weert behouden blijven, ben ik op zoek gegaan naar de Weerter woorden, die wij voor onze vogels hebben/hadden. 
Hoe men aan die namen is gekomen, heeft op de een of andere manier te maken met een typering van de vogels: het geluid dat ze maken, de kleur, de grootte, de leefomgeving of het gedrag. Of misschien zomaar een fantasienaam. Ongetwijfeld leuk voor onder andere de Weertenaren om eens te lezen en na te gaan welke ze (nog) kennen.

Deze keer een blog zonder eigen foto's,  maar wel met plaatjes van de vogels ter ondersteuning. Deze heb ik van internet geplukt van sites zoals Vogeltrackers, Vogelvisie en Soortenbank. Het was veel werk,  maar leuk om te doen.

Mijn bron was welke ik zelf ken en  "Zoeë kalle vae", de Woeërdeliêst Wieërtlandse dialecte van Jan Feijen (Veldeke - Wieërt). Ongetwijfeld staan hier woorden bij  die je (nog) niet kent en/of die niet meer worden gebruikt.  Ik heb  de meeste "gewone", herkenbare namen van vogels zoals mieëw, krej, doef, koekoek en aendj weggelaten en besef daardoor ook dat ik niet volledig ben. Mocht je andere opvallende, niet meer gebruikte Weerter vogelnamen kennen,  laat het weten en ik zet ze er bij.

Mösse in Wieërt:


***Aanvullingen***** 

Ik kreeg nog van iemand enkele aanvullingen. Waarvoor mijn dank.
-    de Weerter naam voor een keep: "spaanse bókvînk". Voor de geïnteresseerden: de naam is 
     waarschijnlijk bedacht omdat de keep een trekvogel is. Hij komt echter niet uit Spanje, maar is een
     broedvogel in Scandinavië en Noordoost-Europa en is dus een wintergast. Maar daar stonden de
     meeste mensen toen blijkbaar niet bij stil.....
-   De huiszwaluw wordt ook wel vanwege zijn witte borst 'witpenske" of "witvot" genoemd. 
    Ook  "börgerzwâlft" wordt nog wel eens gezegd.
-   Vanwege de grote dikke snavel wordt de appelvink in Nederweert ook wel "dikbek" genoemd.
-   Vanwege het nestgedrag wordt de fitis  "ovebekkerke" of "oeëvebekkerke"genoemd.
-  in Nederweert zegt men tegen de bonte specht   "de tummerman" (vanwege zijn getimmer)
   en in Weert is dat de "aegerstespecht"  of "krejspecht" (vanwege het wit-zwarte verenkleed).

donderdag 6 maart 2014

Natuurgebied het Areven

In "Areven of Hareven?" en "Een stukje geschiedenis" heb ik al een en ander over het Areven verteld.
Het Areven (1) was oorspronkelijk een 60 ha. groot gebied met natte perceeltjes weiland en hooiland die afgewisseld werden met bosperceeltjes. Op een oude kadasterkaart van na 1811 kwam ik namen tegen als “Areven Bemden”(2), “Dijkstraat Bemden”(3) en “Brandschen Bemden”(4). Het woord * bemd (perceel hooi- of weiland), duidt er op dat het Arevengebied gebruikt werd als vloeiweiden. (zie : publ. van EGG-consult). Ook * brandschen of *brand is een toponiem dat vaak werd gebruikt bij drassige natuurgebieden en draslanden. Met "Brandsche" wordt Brabantse leem bedoeld. Deze leem tref je overal aan in de Roerdalslenk. Deze slenk is voor het ontstaan van Kempen~Broek van groot belang geweest. Omdat lemige gronden een slecht waterdoorlatende laag (kleiversmering) vormden en het gebied omgeven is door hoger gelegen gronden, stagneerde de waterafvoer en kreeg de bodem een moerassig karakter. In de posts over de Rietpeel en Bakewell schreef ik hier ook al over.

schuurtje met wilgentenen en leem
Rond het Areven hebben vóór 1880 wel 15 veldsteen- ovens gelegen, waarin men van de leem, vermengd met kalk, veldovenstenen ("boerenstenen") bakte. Voor het bouwen van de ovens en het bakken van de stenen, was vakmanschap nodig. Dit werd gedaan door rondtrekken- de ambachtelijke steen- of veldsteenbakkers, die meestal het vak hadden geleerd in de steenfabrieken langs de Rijn en de Maas. Deze "tegelaars" werkten in groepen van 10 tot 12 man (afhankelijk van de grootte van de opdracht), met aan het hoofd de meesterbakker.  Ze werden per steen betaald voor hun diensten.

Vaak werden er ook zogenaamde "zonnebekkers" mee gemaakt. Een zónnebekker is een steen, die gedroogd is door de zon. De stenen werden dus niet gebakken, maar de leem (vermengd met roggemeel en haver), werd in mallen te drogen gelegd. Het roggemeel en de haver zorgden voor de stevigheid. Desondanks was het een vrij zachte ruwe steen, die meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen.
De leem werd ook gebruikt om het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schaapskooien en schuren te bestrijken en om dorsvloeren aan te leggen.
 Verzamelkaart kadaster Stramproy 1811-1832
Het toepassen van bevloeiingen op de hogere zandgronden, gaat terug tot in de Middeleeuwen. Door een aantal keren per jaar het land bewust via een stelsel van sloten en slootjes te laten overstromen, zorgde men voor bevloeiing van de graslandjes. Doel van bevloeiing was vooral meer hooi te produceren. Hooi was namelijk het belangrijkste voer voor het vee in de winter. Bekend is dat in de negentiende eeuw nog steeds actief bevloei- ingswerken werden aangelegd.  In mijn post over de “Waerbrookskoel” heb ik hier al een en ander over verteld. Bij het Areven zorgde de Vlietbeek, die onderlangs Stramproy richting Ell naar de Tungelroyse beek stroomde, voor de afwatering. Woorden als vliet, vloot en vloed zijn ook op bevloeiing wijzende toponiemen. De ten zuiden van het Areven gelegen Lochtstraat (in 1832 nog Hurmans straet genoemd) duidt hier ook op. Een "locht" was namelijk een soort waterinlaat.

De kadasterkaart van Stramproy laat de versnippering van het Areven goed zien
Na 1838 (bron: "Aanteekenboek van Jacobus Houben te Stramproy"), zijn de bossen en graslanden aan particulieren verkocht. Dit waren vaak agrariërs die ook van de eerdere gemeenschappelijke dorpsbossen gebruik maakten. Het gebied, met afwisselend weiland/schraal hooiland en bosperceeltjes, werd zo uiteindelijk eigendom van ongeveer 70 à 80 eigenaren. Deze versnippering is heel goed te zien op de kadasterkaart.

Ermedeil in februari 2013
Ermedeil in februari 2014
Omdat niemand belangstelling had voor het natste, drassigste en meest waardeloze stukje grasland, stelde de kerk, die dit perceel in eigendom had, de armste bewoners in de gelegenheid om hier hun vee (meestal een geit) te laten grazen en er te hooien. Om die reden werd dat perceel het “Ermedeil” (Armendeel) genoemd. Het werd in de jaren 1940-1945 nog steeds als hooi- en weiland gebruikt.

afwateringsslootjes en rabattenbouw  zorgen voor verdroging
afwateringssloten aan beide zijden van de Arevensdijk
In 1925 is het Areven nagenoeg drooggelegd en voorzien van rabatten, zodat er op deze hoger gelegen stukken ook populieren geplant konden worden. De beboste kern van het gebied werd zo een mix van onder andere eiken, essen en elzen, met hier en daar percelen met populieren. De slootjes die de vele perceeltjes doorsneden, werden nu gebruikt om het water zo snel mogelijk af te voeren.


De Vliet (“Vleet”) zorgde oorspronkelijk voor de afwatering naar de Tungelroyse beek, maar in de jaren 1935 tot 1938 is in het kader van de werkverschaffing een afwateringssloot gegraven aan beide zijden van de Arevensdijk en zorgde de diep gegraven Heiroth-lossing voor een kortere en versnelde afvoer naar de Tungelroyse Beek. De lange omweg via de Vliet, werd daardoor overbodig.

oude knotwilg bij het Areven februari 2013
Door de modernisering van de samenleving en de land- bouw in de jaren zestig en zeventig, was het verzamelen van strooisel, brandhout en bonenstaken niet langer meer nodig en velen deden niets meer met hun bosje en hun kleine perceeltjes grasland. In Stramproy was er in de jaren '80 van de vorige eeuw in de ogen van verschil- lende betrokkenen dan ook sprake van verwaarlozing, onvoldoende zorg voor het gebied en een niet optimale functievervulling van het gebied. De potentiële natuur- waarden van het oorspronkelijke moerasbos kwamen to- taal niet (meer) tot hun recht. Ook vanuit recreatief oog- punt moest er e.e.a. veranderen. Die betrokkenen waren o.a. de provincie Limburg, de gemeente Stramproy, de Bosgroep (perceeleigenaren), de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) en vooral de lokale Natuurvereniging Stramproy.

Door de ingrepen was het voormalige, door kwel- en regen- water gevoede, vochtige gebied van karakter veranderd en verdwenen steeds meer planten zoals wilde hop, kale jonker en kamperfoelie, vogels zoals gekraagde roodstaart, tjiftaf, nachtegaal en wielewaal en insecten- en diersoorten zoals ijsvogelvlinder, hadedissen en salamanders.
Men raakte er van doordrongen dat er nodig ingegrepen moest worden. Daarom begon Natuurvereniging Stramproy o.l.v. T.van Dael en L.Dassen al in 1986 met kleinschalig onderhoud van het "Ermedeil". Dit bestond uit afsteken en afvoeren van de humuslaag, maaien, gras afvoeren, hooien, kappen, greppeltjes graven, knotwilgen planten, een poel aanleggen, etc.

In 1990 werd bij de ruilverkaveling een sloot gegraven, die het Areven weer met de Vliet verbond en in 1995 werden stuwen bij de bestaande watergangen langs de Arevensdijk gelegd, om het water langer vast te houden en zo de verdroging van het gebied stop te zetten. In feite heeft de Heirothlossing daardoor geen functie meer. Waarom die foeilelijke sloot niet dempen, zo vraag ik me af ??? Het zogenaamde "Ermedeil" wordt in al die jaren onderhouden door de lokale natuurvereniging. Zo wordt door vrijwilligers en groep 8 leerlingen van de basisschool van Stramproy veel werk verricht tijdens de Stramproyer natuur- werkdag. Vooral door hun inzet is het "Ermedeil" nu het meest waardevolste stukje natuur van het Areven

Het prachtige Ermedeil in september 2013
Inmiddels heeft Natuurmonumenten ca. 12 ha. van het hele gebied, waaronder het "Ermedeil", in eigendom. Natuurmonumenten heeft er voor gekozen om de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden en bijvoorbeeld de hooilandjes te behouden en op dezelfde manier te blijven beheren. Voor dit gebied is dat een goede optie, omdat het gelegen is in de overgang tussen woongebied en natuurgebied en als het ware een buffer vormt tussen bewoning en natuur.

Men wil het gebied weer in de oorspronkelijke staat herstellen. Dit kan door een goed waterbeheer en het voorkomen van verdroging, het uitvoeren van gefaseerd maaibeheer, het creëren van open (en warme) plekken en vooral door de natuur haar gang te laten gaan. Ik vraag me af of er niet begraasd moet wor- den, want dat gebeurt momenteel volgens mij niet, en het gebied zou op meerdere plaatsen m.i. meer vernat mogen worden, zodat er nog meer biodiversiteit in het gebied komt, met een rijke flora en fauna.
Het "Ermendeil" is daar, zoals je op bovenstaande foto's kunt zien, een goed voorbeeld van.

Omdat het Areven deel uitmaakt van de EHS, is verwerving van het perceel tussen het Areven en de Stramprooise hei nodig om er weer één aaneengesloten gebied van te maken. Dit wordt in de EHS ontsnippering genoemd. De agrariër wil echter vooralsnog niet meewerken, dus dat zal nog even op zich laten wachten.



Blogarchief