Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 26 maart 2014

Rietpeel in Leuken.

In vorige blogs heb ik het al gehad over venherstel, maar dan hebben we het toch over iets anders dan het kleinschalig herstel van de (kleine) poelen. Weert is altijd rijk aan “pieëlkes”, “koêle” en "kuûlkes" geweest.
Vanzelf ontstaan of gegraven in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang vanwege de gevarieerde flora en rijke fauna en vanwege de rust die er meestal heerste. Ik kan me echter ook nog goed herinneren dat, ondanks de zomerse hitte, het raam vaak dicht moest, omdat ik als kind niet in slaap kon komen vanwege het gekwaak in de nabij gelegen poeltjes.

Het laaggelegen "Pieëlke” aan de Rietpeel te Leuken
De deels volgestorte poel is beplant met berken en eiken
Ook herinner ik me nog de gegraven brandkuilen zoals “Speikkoel” en “Vuulderskoel”. Deze hadden in feite meerdere gebruiksdoeleinden; als eerste natuurlijk om bluswater bij de hand te hebben, maar ook voor bijvoorbeeld het  wassen, vollen en naspoelen van de wol, het “wateren” of “weteren” van hout, om de was te spoelen en de melk in de melkbussen koel te houden. Omdat ze via de waterlossingen van water uit de Zuid-Willemsvaart werden voorzien, zat er ook vis in en was het voor de jeugd een ideaal viswater. Vanwege het (nog) zuivere water, de weelderige groei van planten, de bomen en struiken er omheen, waren die brandkuilen een ideaal biotoop voor kikkers, padden en salamanders en talloze soorten insecten zoals vlinders en libellen. Jammer dat die in het verleden dichtgegooid zijn.

Op het eerste oog is er niks mis met 't Pieëlke...
Vroeger lag er ongeveer in elk weiland wel een (vaak door de mens gevormde) poel, die gebruikt werd als drinkplaats voor het vee. Vooral voor kikkers, padden en salamanders was dit soort poelen belangrijk.
Veel van deze vennetjes en poelen zijn helaas de afgelopen decennia ook gedempt, omdat ze “overbodig” waren vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. Het water en de oorspronkelijk voedselarme bodem van de nog overgebleven vennen en poelen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit vanwege vermesting of overbemesting (eutrofiëring) van de omliggende landbouwgrond.

Hoewel Patric Haex uit Stramproy als voormalig vrijwilliger van Natuurmonumenten in 2004 trots
in Dagblad de Limburger vertelde dat hij in Weert e.o. 66 “juweeltjes” had geïnventariseerd, waren toen al veel van deze “koêle” verdwenen of lagen te verpieteren. Omdat Natuurmonumenten en andere milieu- groepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien, zie je gelukkig her en der weer meer nieuwe poelen verschijnen en er is onderhoud, maar of het ooit weer zo wordt als vroeger valt te betwijfelen, omdat de (leef)omstandigheden danig veranderd zijn.


Een voorbeeld hoe het in elk geval niet moet, trof ik onlangs aan bij de "Rietpeel" of 't “Pieëlke” in Leuken (tussen Kraanweg-Schoorweg). Het lag tot oktober 1969 trouwens nog op Nederweerts grondgebied. Bij de aanleg van de autosnelweg vond er tussen beide gemeentes grondruil plaats en kwam bijvoorbeeld het Weerterbos op Nederweerts grondgebied en kwamen percelen zoals Kampershoek en Rietpeel op Weerter grondgebied te liggen.

Ook de Rietpeel is geen natuurlijk pieëlke, maar een door menselijk handelen ontstane poel. Vroeger werd het gebied bij de Rietpeel in de volksmond “de Steînove” genoemd.

muurtje van veldbrandsteen en "zónnebekkers".
De grond bevatte daar namelijk leem, die vroeger door de mensen uit de buurt is uitgegraven om stenen van te maken. In veldoventjes werden ter plaatse stenen gebakken of te drogen gelegd. Vandaar die naam. Deze stenen werden niet altijd gebakken, maar de leem, die vermengd werd met roggemeel en haver, werd  meestal in mallen te drogen gelegd om er zogenaamde “zónnebekkers” van te maken. Een zónnebekker is dus een steen die niet gebakken werd, maar gedroogd is door de zon. Het roggemeel en de haver zorgden voor de stevigheid. Het is echter een vrij zachte ruwe steen, die daarom meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen. De leem werd ook gebruikt om er het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schuren en schaapskooien mee te bestrijken en om dorsvloeren mee aan te leggen.

Eind jaren zestig heeft een slopersbedrijf puin van de failliete Weerter Luciferfabriek in de poel gestort. Illegaal welteverstaan... De Gemeente Nederweert heeft de demping daarom stop laten zetten en de sloper opgedragen het puin op te ruimen. Om de een of andere reden (waarschijnlijk door de nieuwe herindeling tussen Weert-Nederweert op 5 oktober 1969) is dat over het hoofd gezien en nooit gebeurd. Er is wel aarde op aangebracht en er zijn eiken en berken aangeplant. Op dit moment zie je er ook de vlier en de wilg groeien.


Door de (over)bemesting van de landbouwgrond is het stilstaande water voedselrijk (eutrofiëring door fosfor en stikstof). Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Grassen en brandnetels die veel stikstof gebruiken, hebben andere plantensoorten verdrongen. De er naast gelegen Kraanlossing wordt door een landbouwer gebruikt om huishoudelijk afvalwater op te lozen. In het Weerter dialect is dit een “ziêp”. Ook dit is niet erg bevorderlijk.

Hoewel ik er wat kikkerdril aantrof en er een meerkoetje en een paar grauwe ganzen rondzwommen, is hier weinig eer te behalen. Een ontwikkeling die je als natuurliefhebber niet graag ziet.

1 opmerking:

  1. Ha Gerard dank weer voor dit blog. Leuk dat je weer zoveel te weten bent gekomen en hier deelt.
    In elk geval leer ik er elke keer weer wat bij.
    Nog dank voor je reactie en naam van het blauwe bloemetje. Ik vond het inderdaad nogal vreemd deze aan te treffen bij de Doort, omdat ik het ook alleen kende van tuinen en vaak gebruikt wordt als bodembedekker.

    BeantwoordenVerwijderen

Blogarchief