Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Altweerterheide. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Altweerterheide. Alle posts tonen

dinsdag 12 november 2013

Het blauwe meertje

Het "oude" blauwe meertje in 2009
Aan de rand van recreatiegebied de IJzeren Man lag aan de Voorhoeveweg, eind jaren 80 al een kleine plas die was ontstaan door zandwinning en die in de volksmond het “Blauwe Meertje” werd genoemd. De foto's laten zien waarom de plas deze naam kreeg. De blauwe kleur van het water heeft trouwens weinig met de waterkwaliteit te maken. Daarover in een volgende post meer. Hoewel het eigenlijk verboden gebied was, liet men oogluikend toe dat er gezwommen en gevist werd.

De plas maakt sinds eind jaren ‘90 van de vorige eeuw, deel uit van een veel grootschaliger zand- winning, die te zien is als je langs de Zuid-Willems- vaart richting Laurabossen rijdt, of naar de Heihuis- weg gaat. Het is de grootste plas in Midden-Limburg (buiten de Maasplassen) en een wandeling om de plas duurt dan ook al gauw zo’n drie kwartier.

Oudste deel van het blauwe meertje in 2009

Bericht in mei 2001:
““De Provincie Limburg heeft aan de Centrale Zandwinning Weert (CZW) toestemming verleend tot het gefaseerd afgraven van ophoog- en metselzand in het 66 ha. grote ontgrondingsgebied, globaal gelegen tussen de Zuid-Willemsvaart, het bospark de IJzeren Man, de Tungelroyse Beek en het straalbedrijf Cuijpers, in de periode 2002 tot en met 2018. Het plan voorziet tevens in het gedeeltelijk opheffen van de Heihuisweg en gelijktijdig de aanleg van openbare fiets-, wandel- en ruiterpaden.

Centraal in het eindplan staat natuurontwikkeling met beperkte mogelijkheden voor een extensief recreatief medegebruik. Het is de taak van de provincie erop toe te zien dat e.e.a. volgens contract verloopt.
Eén van de voorwaarden van de vergunning houdt o.a. in dat door het aankopen en kappen van ruim 43 ha. naaldbos, het gebied herplant en gecompenseerd zal worden en ingericht wordt als natuurgebied.”


Centrale Zandwinning (CZW) in november 2010
CZW in november 2010
Door dit besluit wordt in 2001 een proces op gang gezet, waardoor in ruil voor zand- en grindwinning door Kuypers Bouwgrondstoffen bv. Kessel, tevens een gevarieerd natuurgebied met een mooie natuurplas van tientallen ha. kan worden gecreëerd. In het plangebied liggen onder andere naaldbossen, maar die zijn voor de natuur tot dusver van weinig belang geweest. Er zijn waarnemingen gedaan, waaruit bleek dat er geen vaste rust- en verblijfplaatsen van diersoorten waren en dat zowel in het plangebied als in de directe omgeving voldoende alternatieve foerageergebieden zijn, waar de verschillende soorten naar kunnen uitwijken. Het broekbos langs de Lozerweg laat men ongemoeid en dient als "doorgangsgebied" richting Kruispeel en als buffer.
De ingreep heeft dan ook geen negatieve invloed op de planten- dierenpopulatie en kent alleen maar winnaars; in ruil voor zandwinning, krijgen we er een prachtig natuurgebied voor terug.

Het gebied wordt door deze ontwikkeling een niet onbelangrijke schakel tussen het IJzerenmangebied en de Kruispeel/ Laurabossen/Kettingdijk en maakt zodoende deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.

Centrale Zandwinning in april 2013
CZW vanaf Herenvenneweg in augustus 2013
oudste deel van de CZW vanaf Heihuisweg in augustus 2013
Vandaar dat er dan ook algemene instemming was voor dit plan. Mits het terrein, zo is de afspraak, na afloop van de zandwinning zal worden heringericht ten behoeve van natuurontwikkeling. “Als compen- satie voor het ontgronden wordt het gebied ingericht als een natuurgebied met extensieve recreatie”. Hiermee bedoelt men: wandel-, fiets- en visactiviteiten. Natuur moet hier de ruimte krijgen en intensieve recreatie, zoals een zwemstrand met bijv. een horecavoorziening behoort niet tot de mogelijkheden.


CZW in november 2013
Toen ik bovenstaande foto plaatste op Columbus Reisreporter, kreeg ik lovende reacties over het gebied en het ziet er natuurlijk ook prachtig uit. Toch is het eigenlijk "schone schijn"; mooi is niet altijd goed.....
De zandwinning levert inderdaad langzaam maar zeker een prachtige grote plas op, maar het creëren van een waterplas is niet hetzelfde dan natuurontwikkeling. Vanaf de start gaan er helaas dingen mis.
In mijn volgende post hierover meer.

zondag 7 april 2013

Limia runderen

In het Nederlandse deel van Kempen-Broek (Stramprooise heide, Wijffelterbroek en Loozerheide), vallen vooral de lokale Zuid-Europese runderrassen, zoals de Spaanse pajuna, tudanca en sayaguesa, en de Italiaanse podolica en maremmana primitivo op. Imposante dieren die niet alleen qua uiterlijk, maar ook genetisch en qua gedrag geschikt zijn voor het TaurOs fok- en kruisprogramma. Voortdurend wordt gemeten en geobserveerd of elke (nieuwe) generatie de gewenste kenmerken vertoont. Onlangs is de prachtige sayuaguese stier Machiel bij ’t Brook weggehaald, omdat hij soms te agressief gedrag vertoonde. Gedrag dat wel kan in ontoegankelijke gebieden, maar niet getolereerd wordt in voor publiek toegankelijke gebieden.

Eind januari zijn weer een aantal nieuwe runderen uit het TaurOs programma geplaatst in ’t Kwaoj Gaât. Het zijn 3 limia koeien, een stierkalfje en een limia stier. Prachtige en, voorzover ik heb gemerkt, rustige, maar attente dieren, die me steeds nauwlettend in de gaten hielden. En terecht. Alle koeien hebben inmiddels kalfjes. Het oudste stierkalfje is zo te zien een kruising. Dat is misschien ook het geval bij de andere twee kalfjes. Ik vraag me af, of, en met welke stier, ze gekruist zijn. Wie het weet mag het zeggen…..

Het Limia rund of Limiana is een Spaans ras uit de provincie Galicië, dat qua kenmerken, gehardheid en robuustheid dicht bij het oerrund staat. Bij de Limia zie je, net zoals bij andere runderrassen, variatie.

Stieren bereiken een gemiddelde schouderhoogte van 150 cm en koeien 140 cm. Ten opzichte van het oerrund is het dier eigenlijk klein te noemen, want het oerrund was namelijk veel groter; de schofthoogte van een stier bedroeg waarschijnlijk 200 cm, van een koe rond 180 cm. Toch maken de anatomie en het vermogen tot aanpassing aan de natuuromstandigheden hen geschikt voor het Taurus Project. Vooral de hoornpartij is opvallend naar voren gericht en naar binnen gekromd. Dit is, net als de opvallend kleine en nauwelijks zichtbare uier van de koe, een kenmerk dat je ook bij het oerrund had. Ook de kleur van de vacht van de koe is net als bij het oerrund, lichtbruin, donkerder op het hoofd, de nek en benen. Stieren hebben een donkere huid waarvan de kleur varieert van zwart, bruinzwart naar een lichtere rug. Beide geslachten hebben een heldere meelsnuit.

De limia’s op ’t Kwaoj Gaât teren zichtbaar in op hun opgebouwde reserves en zijn vermagerd, maar een gewichtsverlies tot 30% schijnt geen probleem te zijn. De kleintjes zien er in elk geval goed uit en zijn actief. Een genot om naar te kijken.
Het limia rund eet bij gebrek aan gras graag bladeren, knoppen en jonge scheuten van bomen en struiken. Wat dat betreft is het Kwaoj Gaat, waar alleen gras groeit, eigenlijk minder geschikt.
Hoewel de runderen in Kempen-Broek "koude- en vochtbestendig" zijn, hebben ze het momenteel niet gemakkelijk. Vanwege de kou en de droogte is er op een aantal plaatsen gewoon niet voldoende voedsel (gras) aanwezig. Om die reden zijn de sterk vermagerde runderen bij d’n Oetslaâg waarschijnlijk voor een tijdje weggehaald en ook op Siëndonk is men genoodzaakt om toch weer bij te voeren. Men heeft er sleuven gegraven van bijna 2 meter diep en op de bodem staat slechts een bodempje water!
Het wordt dus hoog tijd dat het weer gaat veranderen. Hoog tijd, dat het niet alleen warmer wordt, maar vooral natter, zodat er weer snel voldoende gras voor de dieren is en ze aan kunnen sterken….


Omdat enkele stieren van de Graus en een stiertje uit het Luuëke binnenkort naar Asturië ( Noord-Spanje) gaan, komen weer wat plekjes vrij voor andere stieren uit het TaurOs programma. Ook komt er binnenkort een groep Maronesa runderen. Maronesa is een runderras uit Portugal, dat ook in meerdere opzichten lijkt op het uitgestorven oerrund.

Ik ben reuze benieuwd wat dat weer zal brengen. Ik blijf het volgen….






maandag 1 april 2013

Spikke


historische kaart 1892
De Tungelroyse Beek is ca. 34 km. lang en de belangrijkste “rivier” in Midden Limburg ten westen van de Maas. In vroeger tijden voerde de beek bij de bovenloop water af dat ondergronds en via kleine beekjes vrij kwam uit de grote moeras- en veen- gebieden rond de Weerter- en Belgische grensstreek. Via de “doorstroommoerassen” Kalverpeel en Spekken in Altweerterheide stroomde het water, vanaf ongeveer de huidige Heltenboschbrug, als Tungelroyse beek verder richting Maas.

Op deze kaart van 1892 is te zien dat er al een gegraven beek door de Kruispeel liep van het kanaal tot de Diesterbaan (toen nog Leegerweg genoemd). Die dateert al van 1877. Dat gedeelte meanderde ook niet zoals je kunt zien, maar was als een rechte beek gegraven. Verder zien we op die kaart 2 kronkelende beekjes, de Rietbeek en Spekkebeek, die het aangevoerde water niet voldoende konden afvoeren, zodat de Kalverpeel en Spekken het grootste deel van het jaar onder water stonden. Dat hele gebied werd in de volksmond ook wel "het Blaak" genoemd. (een gebied dat "blank" stond). Onder water dus....
Bij de ontginning en ontwatering van Wijfelterbroek, Kalverpeel en Spekken van 1902 tot ongeveer 1916, is de Tungelroyse Beek vanaf de Diesterbaan tot aan de Heltenbosbrug beek gegraven. Het Ringselven was met behulp van een duiker, die onder de Zuid-Willemsvaart liep, al op de beek aangesloten, zodat de Dorpleinse zinkfabriek er ook zijn koel- en afvalwater op kon lozen. Knap trouwens dat men dat met de middelen die men toen had heeft klaargespeeld.

Zo is in de afgelopen eeuw een groot deel van de sponswerking in de moerassige gebieden verloren gegaan en raakte de beek sterk vervuild. Gedurende de 60 er jaren van de vorige eeuw zijn ook nog eens de meeste meanders in de rest van de beek afgesneden, waardoor die 20% korter is geworden; het werd toen van belang geacht dat het water zo snel mogelijk moest worden afgevoerd.

Daar denkt men nu heel anders over; water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt steeds belangrijker. Men heeft met de onlangs voltooide herinrichting en sanering van de Tungelroyse Beek een mooi stukje natuur gecreëerd in de Spikke, zoals je op onderstaande foto's kunt zien.
Het zo laten meanderen in de bovenloop is historisch gezien dan wel niet correct, maar levert wel een "mooi" natuurlijk geheel op!!

De Spikke is nu ruwweg het gebied bij de Wijffelterbroekdijk in de hoek Kruisdijk- Baanbrug - Heltenboschbrug. Genoemd naar de vroegere Spekken, die samen met de Kalverpeel één groot doorstroommoeras vormde. Om het water na de ontginning van Wijffelterbroek en Kalverpeel/Spekken snel af te kunnen voeren is vanaf de Spikke via een "omweg"  van ongeveer 2 km (o.a. langs Stolberg) tot ongeveer halverwege de de beek tussen Bocholterweg-Baanbrug, de Spikkelossing gegraven. Een zgn. Bosman Windwatermolen (’t “meulke”) op de weilanden van Blok maalde het water vanuit de Spikkelossing en omliggende slootjes in de beek.

Ik kan me dat kletsnatte gebied met de vele slootjes eind jaren '50 begin jaren '60 nog heel goed herinneren vanwege de talrijke weidevogels. Toen was vooral het zoeken van kievitseieren een leuke bezigheid voor de jeugd, die zelfs met 4 eitjes nog naar vrouwke Nouwen op de Maaspoort fietste. Die brachten met wat geluk 1 dubbeltje per stuk op... Nadat de beek eind 60-er jaren is uitgediept, is het molentje verdwenen. Door de zeer sterke afwatering en vooral na de ruilverkaveling, is ook dit oorspronkelijke natte weidegebied veranderd in (vooral in de zomer) droog akkerland en is dit voor weidevogels uitermate geschikte weidegebied helaas verdwenen.

detail kadasterkaart van 1902
Op deze oude kadasterkaart van 1902 wordt nog gesproken over Spekkedijk, Weg langs Spekke- en Kruispeel (de latere Heihuisweg) en Weg naar Spekke.

De namen Spikke en Spekke zijn afgeleid van spijk, een eenvoudig "moerasbruggetje". Afgaande op de kadasterkaart van 1902 moet dat het smalste stuk tussen Kalverpeel en de Spekken zijn geweest. Om precies te zijn aan de Spekkedijk ( de huidige Bocholterweg bij Centrum en Peelwoning). De Bocholterweg bestond toen dus nog niet.

Andere gebruikte namen voor spikke zijn : spiek, spijk, spijc, speik, speck, specken, spik. Namen die je in onze omgeving vaker tegen komt. Aan de Diesterbaan, vlak bij de Tungelroyse beek, ligt een zandweg met de naam Spekkestraat (*vroeger liep daar de Spekkebeek) en op de Mastenbroekweg lag vroeger een brandkuil met de naam "Speikkoel" . Of deze twee plaatsen oorspronkelijk ook iets te maken hadden met een "moerasbruggetje", is mij niet bekend. Ik vermoed van wel.

Het woord (moeras)bruggetje is eigenlijk verwarrend, want een spikke was geen brug zoals wij die nu kennen. Het is een Middelnederlands woord voor een uit rijshout, boomstammetjes, zand, zoden e.d. bestaande weg, waarmee men in vroeger tijden een moerassig gebied of wetering kon passeren.

Men vulde een smalle doorwaadbare plaats op met takken, twijgen en stammetjes en vormde zo een water doorlatende dam. Zo’n “dam” kon dan nog niet gepasseerd worden. Beestenpoten zakten er bijvoorbeeld in weg. Wat ontbrak was nog een wegdek. Men bracht daarom een “vlaak” aan, een mat van gevlochten twijgen of soepele stokken. Men legde ze over de gemaakte dam en dekte ze af met ter plekke gestoken zoden. Zo ontstond de “spikke” of "spekdam", die geschikt was voor alle soorten vee en indien stevig materiaal was gebruikt kon er ook een beladen hooiwagen overheen.

Tussen de Dijkerpeelweg en de Wijffelterbroekdijk liep na het graven van de beek en de ontginning van Kalverpeel en Spekken het zogenaamde "Kropspaedje". Het zandpaadje liep vanaf het "Brook" langs de boerderij van Krops. Vandaar waarschijnlijk die naam. Dat paadje doorkruiste dus de Wijffelterbroekdijk. De weilanden waar dat paadje door liep, waren overigens niet van Krops, maar werden gepacht door de pachter van Hollandia op de de Beekwoning. Om de beek over te kunnen steken, werd er een smal houten bruggetje aangelegd. Dat zal ergens in eindjaren 20 beginjaren  30 van de vorige eeuw zijn geweest. Het paadje en bruggetje, het “kerkebrögske” genoemd, werd door de bewoners van 't "Brook" gebruikt als ze naar het dorp of de stad gingen. Ook de bewoners aan de andere kant van de Raam, gingen via de Ossebrök (over de Raam)en 't Kerkebrökske naar de kerk, school, boodschappen doen in het dorp, of naar de stad. Dat ging per fiets of te voet. Auto's waren er in die tijd nagenoeg geen en het zandpaadje en de brug waren er ook te smal voor. De jeugd van het dorp ging bij de brug altijd zwemmen. ("met de navel door de zavel" dan, want het was eigenlijk te ondiep om er te kunnen zwemmen.). Het paadje en het bruggetje zijn niet lang na de ruilverkaveling weggehaald.

De Tungelroyse Beek tussen Baanbrug en Heltenboschbrug
Afkalving van de oever door plaatselijke sterke stroming
De Beek gaat haar eigen weg zoeken
Zicht op de meanderende beek, met stroomopwaarts de Baanbrug
Verzanding zodat niveauverschillen in de beek ontstaan
De Raam (li.) die in de Tungelroyse Beek uitmondt
Raam richting Wijffelterbroek





maandag 11 maart 2013

Militair oefenterrein Kruispeel/Achterbroek


Wat een verschil vandaag met het weer van vorige week. De uitdrukking "Maart roert zijn staart" komt helemaal tot zijn recht; vandaag is het hier in Weert -2°C, er is een gure NNO wind met veel bewolking en er valt af en toe sneeuw. De vooruitzichten zijn deze week niet veel beter.
Geen weer dus om er op uit te gaan. Dat was vorige week wel anders tijdens een wandeling op het militair oefenterrein bij de Laurabossen, met een lekker zonnetje en een temperatuur van liefst +15°C.........

Het mil. oefenterrein, Kruispeel/Achterbroek genaamd, ligt aan de Vetpeelweg ( ten oosten van de Laurabossen in Weert). Het vrij toegankelijke gebied is een, duidelijk zichtbare, hoger gelegen, droge "zandkop" en was oorspronkelijk een groot open heide/zandgebied.

Heideterreinen moeten worden begraasd, geplagd en gemaaid om vergrassing en dichtgroeien met bomen en struiken tegen te gaan. Om heide in stand te kunnen houden is dus beheer  noodzakelijk, maar omdat daar geen sprake van is geweest, is er veel verdwenen en is het nog maar een fractie in vergelijking met ongeveer 150 jaar geleden. De grootste afname van de totale oppervlakte aan heide vond plaats in de crisistijd na 1930, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen de heide grootschalig werd ontgonnen voor landbouwgrond en bos.

Van het gedeelte dat Defensie in bezit heeft, wordt (werd?) het zuidelijke deel gebruikt als handgranaat- baan en het noordelijke deel is voorbehouden voor bivak en kleine militaire oefeningen.

Om het oefenterrein en de paden toegankelijk te houden, heeft Defensie steeds het gebied open gehouden en ontwatert. Hier en daar is dan ook te zien dat het hele gebied is doorsneden met slootjes, hoewel die vaak, vanwege de overdadige begroeiing, niet meer te zien zijn.

De eerste zijtak Vetpeellossing, een diepe ontwateringssloot langs de schietbaan richting Vetpeel, zorgt voor de afvoer van het water naar de Vetpeellossing, die vervolgens uitmondt in de Raam. De sterke verdroging in het gebied leidt tot vergrassing en is tevens een bedreiging in het voortbestaan van diverse dier- en plantensoorten.  Om de waterhuishouding in het gebied enigszins op peil te houden, moet deze sloot eigenlijk gedempt worden.

Er is door defensie geen natuurbeheer ge- voerd en het gevolg is dat het pijpenstrootje steeds meer is gaan domineren en de heide op heel veel plaatsen is verdwenen. Er wordt nu nog maar sporadisch gebruik van het oefenterrein gemaakt en je ziet momenteel ook steeds meer dennen verschijnen.

Herstel is alleen mogelijk als nog kiem- krachtig zaad aanwezig is, of als dat van elders aangevoerd wordt. Door middel van kleinschalig plaggen wordt de heidegroei weer gestimuleerd en in stand gehouden.
Dit is goed te zien op een aantal plaatsen.

Grootschalig plaggen levert misschien meer heide op, maar dit is vanuit het oogpunt van toename van de biodiversiteit ook weer niet altijd gunstig. Een groot deel van de oorspronkelijke gevarieerde structuur gaat daarmee namelijk verloren, wat ook verlies van bijzondere plant- en diersoorten met zich mee kan brengen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de onlangs gesignaleer- de blauwe kiekendief (een wintergast), die ik hier zag vliegen. Die brengt namelijk de nacht door op de begane grond en vooral een biotoop met veel pijpenstrootje, waar hij zich goed kan verschuilen, is een van zijn favoriete slaapplekken. Het zou toch jammer zijn als zo'n mooi dier weg zou blijven vanwege grootschalig plaggen.

wilde gagel
In totaal is er 270 hectare omrasterd en Natuurmonumenten werkt, samen met het Ministerie van Defensie, door het inzetten van hooglanders, ook aan een begrazingsproject, om zo de groei van het pijpenstrootje binnen de perken te houden en het heidegebied beetje bij beetje terug te krijgen. Je ziet hier en daar op de wat nattere plaatsen ook weer de wilde gagel verschijnen. Gagel voelt zich thuis in een omgeving die in de zomer droog is, maar heeft wel graag  "natte voeten"  in de winter. De soort, die in april/mei bloeit, staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend, maar is sterk in aantal afgenomen.

Het is een gebied met "potentie". Zoveel is wel duidelijk. Nu het doek definitief gevallen is voor de Koninklijke Militaire School in Weert, vraag ik me af hoe het verder zal gaan met de ontwikkelingskansen en - mogelijkheden van de heide.
Om een heideverbinding door het Kempen~Broek te creëren, zal er in de Laurabossen sowieso gekapt moeten worden. Te denken valt aan een strook ten noorden van het oefenterrein, als verbinding naar de Boshover- en Loozerheide en een strook ten zuidwesten tot aan het nattere gedeelte van de Kettingdijk.


Grotere kaart weergeven

donderdag 7 maart 2013

Laurabossen

Van een van oorsprong 300 ha groot heideontginningsgebied, vroeger “het Mèrling” en "Meerlik" genoemd, is een groot deel nu bosgebied. Mèrling is afgeleid van het latijnse "Merula", het Duitse woord "Schmerl" (in oud-Hoogduits Smirle) en het Middelnederlands "sme(e)rle" of smarel. Dit zijn oude benamingen voor Merlijn of Smelleken, een kleine valkensoort die het liefst jaagt in open terrein, zoals heidevelden. Waarschijnlijk dat dit vogeltje het gebied die naam gegeven heeft! In het gebied werd ooit waarschijnlijk met deze valkjes gejaagd, of ze kwamen daar in het wild voor.
De variant "de Meerling" is dan ook een verbastering zonder veel kennis van zaken, want een "maerling" of "smaerling" (Weerter dialect voor merel), is een bosvogel die zich  zelden in het open heidelandschap laat zien.

In "Alt-Weert of Aovert" (een artikel in De Nedermaas 4), schrijft Willem Lenaers (1897-1982, Stramproy) in 1927 : "Altweert bestaat nog uit een aanzienlijk gedeelte bosch en hei. De heide van het "Mèrling" was 20, 25 jaar geleden voor vele imkers schier onmisbaar. Van verre, uit Belgisch Limburg voerden ze, 's nachts of in de vroegte, hun bijenvolken bij karvrachten aan. Zulks gebeurt nu niet meer. Deskundigen beweerden indertijd dat de heide van het Mèrling heel weinig honing meer bevat sinds de zinkwitfabrieken van Budel-Dorplein dag aan dag hun smook over de omgeving spuwen!"

Soms worden de oorspronkelijke woorden na verloop van tijd verbasterd, doordat men er andere woorden in herkent - dit wordt wel volksetymologie genoemd. Dit is hier naar mijn mening dus ook gebeurd. Men sprak oorspronkelijk van het Mèrling en niét van de Mèrling.  't Mèrling werd later verbasterd tot de Meerling. De "Meerlingweg", ten zuidwesten van het militair oefenterrein, herinnert trouwens nog aan dit verleden.

In  "Men moet straten uit stegen kennen" , het verklarend straatnamenboek van de gemeente Weert, uitgave Veldeke 2001, staat bij de (verbasterde naam)  "Meerlingweg"  dat bij oudere toponiemen de uitgang  - ing (Weerts - înk) zoals in Meerling  een wat laatdunkende aanduiding voor een "onbruikbaar gebied"  was. Ook daar is wel wat voor te zeggen, want het sluit goed aan op de betekenis van Legerweg .

Wat voor soort gebied het Mèrling (de latere Laurabossen dus) moet zijn geweest, kun je o.a. ook opmaken uit de daar nog steeds gelegen “Verlorenweg”. Verloren in de toponymische betekenis van: afgelegen, waardeloos gebied.  Ook de "Drekhoop" (gelegen aan de huidige Vetpeelweg en ooit eigendom van de Sauvage van o.a. Ceresa), was een gebied, dat veel zegt over hoe het daar toen was.

Achter het Mèrling, aan de grens met Lozen, lag de "Weerter Kempen" , met in het laagste deel een 10-tal vennen en vennetjes zoals Zwart water, Lang ven, Papeven en Keekven. Deze zijn begin 20e eeuw bij de ontginning van het gebied dichtgegooid.

Nu is het gebied waar Willem Lenaers het over heeft niet meer bekend als een heidegebied, maar als de "Laurabossen". Het vormt een bijzonder contrast met de omringende nattere delen van Kempen~Broek waar het deel van uitmaakt. Het ligt tussen de Kruispeel en de KettingdijkWijffelterbroek, Smeetshof. Deze droog gelegen Laurabossen zijn een typisch kenmerk van het Weerter landschap; moerassige, laaggelegen gebieden, die doorsneden worden met verhoogde zandruggen en stuifduinen. Het zijn zandafzettingen uit de ijstijd. Zo kennen we o.a. ook de Weerter- en Budeler bergen, de Boshover- en Loozerheide en de Tungelerwallen.

De Laurabossen was bedoeld als productie- bos of mijnhoutbos. Je vindt er vooral de grove den, maar ook percelen met de Corsicaanse den en Douglas spar.
Deze bossen zijn rond 1905 aangeplant door exploitanten van de Lauramijnen in Eygelshoven (gemeente Kerkrade). De naaldbomen werden gebruikt om de mijngangen te stutten. Deze houtsoort was ideaal, omdat ze een krakend geluid maken bij te grote druk (dreiging van instorten van de gangen) en voor mijnwerkers was het dus een waarschuwing om zich snel uit de voeten te maken. Ook was hier een zomerkamp voor de jongens die op de mijnschool zaten.

Het gekapte hout moest zo efficiënt en snel mogelijk worden afgevoerd naar de mijnen. Daarom zijn de bomen destijds in hele rechte blokken aangeplant en is het bos doorsneden met kaarsrechte wegen. De laatst aangelegde percelen dateren van 1962. Dat betekent dus dat de oudste bomen daar bijna 60 jaar oud zijn.
Voordat deze bomen in de Laurabossen groot genoeg waren, waren de mijnen echter al gesloten. Hoewel in 1952 de Nederlandse Regering nog maatregelen had aangekondigd ter stimulering van de kolenproductie, werden in de tweede helft van de jaren zestig door de vondsten van aardgas en door de sterk afgenomen vraag vanuit het buitenland, namelijk plannen gemaakt om de mijnbouw in Nederland te beëindigen. Op 17 december 1965 kwam Joop den Uyl met zijn Mijnsluitingsnota; er zou een geleidelijke sluiting van de Limburgse steenkolenmijnen komen. Met deze nota viel definitief het doek voor de mijnindustrie in Nederland. De productie in de Lauramijn werd in 1968 stilgelegd.

De Laurabossen bestaan grotendeels uit monotone, open dennenbossen.
De Laurabossen zijn nu grotendeels monotone , open dennenbossen met een ondergroei van pijpenstrootje. Natuurmonumenten gaat het bos langzaam veranderen van een dennenbos naar een gevarieerd eiken- berkenbos om zo de natuurwaarden én de recreatieve waarden van het bos te vergroten.

Om het strakke eentonige patroon van rechte wegen te doorbreken zijn open plekken langs de rechte wegen zo gesitueerd, dat ze steeds ten opzichte van elkaar verspringen. Op deze open plekken heeft zich loofbos van eik, berk en lijsterbes ontwikkeld. Dit loofbos is gevarieerder en kleurrijker dan een grove dennenbos.
Dat is beter voor de natuur, en op de open plaatsen kunnen soorten zoals de blauwvleugelsprinkhaan, bont dikkopje en de veldkrekel overleven.
Met een deel van het gekapte materiaal heeft men een aantal zogenaamde “broedhopen” in het bos gemaakt, als winterschuilplaats voor amfibieën en kleine zoogdieren, zoals bijvoorbeeld de egel.

Foto: Wikipedia
Heel bijzonder voor het gebied is echter de aanwezigheid van de nachtzwaluw. Ook deze vogel heeft openheid in het landschap nodig om te kunnen jagen op insecten. Nachtzwaluwen zijn door hun schutkleur moeilijk te zien. Daarom worden ze tegen de schemer op geluid geïnventariseerd.

In juli 2012 hebben 11 nachtzwaluwen van zich laten horen. Nog niet eerder zijn er zoveel gehoord in de Laurabossen. Men beschouwt dit recordaantal nachtzwaluwen als een teken dat het beheer zijn vruchten begint af te werpen en de resultaten van het nieuwe beheer worden stilaan steeds beter zichtbaar.

Het is niet de bedoeling er een park van te maken, maar het meer gevarieerde en kleurrijke bos geeft voor de wandelaar een speelser beeld, is toegankelijk voor iedereen en is geschikt gemaakt voor (bewegwijzerde) wandel-, fiets-, ruiter- en ATB-routes over de talloze paadjes. Het aan de oostkant gelegen militair oefenterrein "Kruispeel/Achterbroek", is eveneens vrij toegankelijk.
Er is een slingerende bosrand ontstaan en aan de rand van de bossen loopt een mooi verhard fietspad, dat aansluit op het veel gebruikte fietsknooppunten netwerk.
Vanaf het fietspad zie je de Kettinghoeve (anno 1941) liggen. Het open landbouwgebied dat je ziet is ontstaan door heide- en moerasontginning en maakt deel uit van de Kettingdijk, die aansluit op het Wijffelterbroek. Sinds een aantal jaren ook eigendom van Natuurmonumenten/ Ark Natuurontwikkeling.




Grotere kaart weergeven

dinsdag 5 februari 2013

Ontstaan van Kempen-Broek

Kempen~Broek, de naam van het 25.000 ha. grote natuurpark, is een verzonnen naam voor het gebied dat zich uitstrekt over de grens van Belgisch- en Nederlands Limburg en Noord-Brabant. Het ligt grotendeels in de zogenaamde "Vlakte van Bocholt" aan de voet van het Kempisch Plateau en gaat in het noorden over in de dekzanden van de Kempen in N.-Brabant.

De Hoge Kempen, of het Kempens Plateau, is eigenlijk een grote puinkegel, gevormd door keien en stenen uit de Ardennen, die tijdens de IJstijd door de Rijn en later de Maas zijn afgezet in het zuidoosten van de Limburgse Kempen, en later is bedekt met zand. Het grondwater en verschillende beken stromen vanaf het plateau samen in de “Vlakte van Bocholt”, waardoor één nat en moerassig gebied ontstaat en grote delen blank komen te staan. Deze natte gebieden noemt men broeken. Vandaar de naam Kempen – Broek.

De aarde lijkt voor ons redelijk stabiel en onveranderlijk, maar van tijd tot tijd merken we toch dat de aarde wel degelijk in beweging is. Bijvoorbeeld door aardbevingen. Je kunt de aarde voorstellen als een appel, waarbij de aardkorst in feite de dunne schil is welke drijft op een vloeibare kern (het vruchtvlees). Door het "drijven" breekt de aardkorst in afzonderlijke delen, platen genoemd, die ten opzicht van elkaar bewegen. Dat kan op drie manieren: uit elkaar, langs elkaar, of onder en over elkaar. Al die bewegingen leveren nogal wat spanning op in de aardkorst. Als die spanning ergens te groot wordt, zal de korst van de aarde op die plekken breken (er ontstaan breuken). Door het uitrekken van de korst ontstaan dus breuken, zones waarlangs delen van de aardkorst ten opzichte van elkaar bewegen. De belangrijkste “afschuivingsbreuken” in onze regio zijn de Feldbissbreuk, de Peelrandbreuk en de Krefeldbreuk.

Sommige delen van de korst zullen als gevolg van het uitrekken van de korst dalen (slenken) en andere delen zullen omhoog komen (horsten).

Het gebied dat voor ons het meest van belang is, is de Roerdalslenk, die is genoemd naar de rivier de Roer die in Roermond in de Maas uitmondt. (wordt ook Centrale Slenk genoemd).


Dit is een ongeveer 140 km lange en gemiddeld 23 km brede verzakking. Hij wordt begrensd door de Feldbissbreuk (Z.W.) en de Peelrandbreuk (N.O.) Een ander gebied wat daalt is de Venloslenk. Daartussen ligt de Peel Horst, een smal gebied bij de Peelrandbreuk wat weer hoog ligt. Ten zuidwesten van de Roerdal- slenk ligt het “Kempisch Plateau”, een gebied dat de laatste 2 miljoen jaar licht is gedaald. Ten opzichte van de Roerdal-slenk heeft het Kempisch Plateau altijd relatief weinig bewogen.

Gevolg van activiteit van de Feldbissbreuk tussen Bree en Opitter
Gevolg van activiteit van de Feldbissbreuk tussen Bree en Opitter
De activiteit van breuken heeft veel invloed op het landschap. Actieve breuken kunnen hellingen vormen tussen opgeheven en gedaalde gebieden. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de helling die in o.a. Bree (B) ligt en die veroorzaakt is door de Feldbiss breuk. De Feldbiss is een breuk die uit de richting van Aken bij Kerkrade Limburg binnenkomt en dan door Landgraaf, Brunssum, Onderbanken, Sittard en Born via België richting Eindhoven, Tilburg, Breda , Hoekse waard, Voorne-Putten naar de Noordzee loopt.

Omgeving Puth - Sweikhuizen (gemeente Schinnen) met op de achtergrond Sittard
Heuvellandschap in de omgeving Puth - Sweikhuizen (gemeente Schinnen).

Ook het landschap in Zuid Limburg is 'gemaakt' door de actieve breuken. Het opgeheven deel, doorsneden door meerdere riviertjes, vormt het Limburgse heuvellandschap.

Onderzoek heeft laten zien dat breuken een sterke invloed hebben op de ondergrondse stroming van water. In een systeem van grondwaterstroming door de ondergrond onderscheiden we zogenaamde infiltratie- en afvoergebieden.
Infiltratiegebieden zien we wat hoger in het landschap; het grondwater komt hier relatief diep voor. Water kan in deze gebieden gemakkelijk de grond in stromen.
Afvoergebieden vinden we in lager gelegen gedeelten van het landschap, hier komt grondwater ondieper onder het oppervlak (maaiveld) voor. In die gedeelten van afvoergebieden waar het grondwater helemaal tot aan het maaiveld staat, ontstaan natte ‘kwel’-zones. In kwelzones treedt water aan de oppervlakte en stroomt zo het systeem uit. Dit water kan vervolgens afgevoerd worden via een beek of opgenomen worden door vegetatie. Of, wat nu het beleid in Kempen-Broek is: een klimaatbuffer creëren door het zo lang als nodig is, vast te houden.
Het water van de beken zoekt zich een weg in de “Vlakte van Bocholt” en wordt vanwege waterondoorlaat- bare kleilagen (kleiversmering) in de Peelrand “gedwongen” af te buigen en zijn weg te zoeken richting Maas, die wel een weg heeft gevonden door de Peelhorst (in een periode dat die nog lager lag) en door de Venloslenk verder zeewaarts stroomt.

Kaartje met natuurgebieden met behulp van Google maps.
Het huidige landschap van Kempen- Broek is is niet alleen het resultaat van de geschetste natuurverschijn- selen, maar is vooral het resultaat van inmenging door de mens op zijn omgeving. Zo zijn zandverstuivingen voor een groot deel door menselijk ingrijpen veroorzaakt;door het afplaggen van de heidevelden of door overbeweiding kreeg de wind vat op het zand en stoof dit op tot heuveltjes. In het landschap zijn voortdurend sporen van menselijke activiteit “gewist” en weer nieuwe toegevoegd. Bewoners in en nabij het broek ontgonnen de meer toeganke- lijke randzones voor hun levensonderhoud; ophogen en afgraven, kappen en planten, halen en brengen, verschralen en bemesten. Gevolg: een gevarieerd landschap dat nat afwisselt met droog, open met gesloten, natuur met cultuur.
Gelukkig bleken de natste delen van het vroegere moeras niet geschikt voor ontginning en bleven ze bewaard als natuurgebieden. Onder andere Smeetshof, Mariahof-de Luysen, Stramprooierbroek, Kettingdijk en Wijffelterbroek vormen nu een soort “parelsnoer” van grensoverschrijdende natuur. 
Op de kaart Kempen-Broek heb ik ook een aantal natuurgebieden in Weert en Nederweert gezet, die niet bij het Kempen-Broek horen.

Waar het Kempen- Broekgebied eeuwenlang uit economische overwegingen werd gemanipuleerd door de mens, wordt haar nu en in de toekomst de ruimte gegund om zich weer te plooien naar haar eigen wensen. Deze gunstige ontwikkeling is overal in de natuurgebieden van Weert en omgeving, ook grensoverschrijdend, duidelijk zichtbaar aan het worden door de inspanningen van Stichting Ark en andere actieve natuurverenigingen. Ook het rijk, provincie, gemeenten, Natuurmonumenten, Limburgs Landschap en Waterschap dragen hun (financiële) steentje bij. Bij de inhoudsopgave van deze blog bovenaan het startscherm vind je de gebieden waar ik iets over schrijf terug.

Natuurgebieden Kempen~Broek.                                         Natuurorganisaties Kempen~Broek

Bronnen o.a.:
Ronald van Balen. Onderzoek naar breuken in Zuid Nederland,. VU.Amsterdam
Paul Capals e.a. De Abeek, Levensader van beide Limburgen.

Blogarchief