Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label natuurmonumenten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label natuurmonumenten. Alle posts tonen

dinsdag 3 september 2013

Alles is maakbaar, ook de Buuëtjes hei. Zolang als het duurt.........

Van half augustus tot midden september is de heide op zijn mooist en kleurt prachtig paars. Dus dit is nu hét moment om een gebied uit te zoeken en er naar toe te gaan. Mijn keuze viel op de "Buuëtjes hei", een klein heidegebied in Stramproy. Eind februari, toen de sneeuw er nog lag, bracht ik er al een bezoekje. In mijn blog vertelde ik, dat een groepje natuurliefhebbers uit Stramproy het laatste en enig overgebleven stukje échte Stramproyer hei in 2000 heeft geadopteerd en er al jaren op een natuurvriendelijke wijze de schouders onder zet om dit tot ontwikkeling te brengen. Een lovenswaardig initiatief.

En het resultaat mag er zijn; ik kan je aanbevelen hier eens naar toe te gaan. Dit is een gebiedje dat we moeten koesteren. Zeker als je bedenkt met welke eenvoudige middelen men dit voor elkaar kreeg.

Het resultaat van kleinschalig beheer door de werkgroep gedurende meer dan 10 jaar.
Ik hoor je al zeggen: "dat is toch niet meer natuurlijk!!" En dat kan ik alleen maar beamen.
Guus Urlings schreef in maart een interessant artikel hierover in de Limburger. Hij zei kort samengevat: "God schiep de wereld, en de Nederlanders schiepen Nederland". Hij refereert aan een artikel in NRC Handelsblad van een wethouder uit Almere, die het als volgt formuleerde : „Alles is maakbaar....”
Dit n.a.v. het "maken" van een eigen stukje duinlandschap in een gemeente die niet eens aan zee ligt, omdat zo’n nep- duinstrook een aantrekkelijke omlijsting vormt in een woonwijk. Er werd voor het "Project Duin" een kwart miljoen kuub zand aangevoerd. De strekking is: Als we zin hebben in duinen bij Almere, dan komen er dus duinen.

Te gek voor woorden eigenlijk, maar als we reeël zijn, zijn nagenoeg alle landschappen in Nederland een product van de tekentafel. Er is in ons land nauwelijks een vierkante meter te vinden, die nog niet op de schop is geweest. Elk landschap hier is mensenwerk en dat is overal merkbaar aan de sporen die hele generaties vóór ons hebben achtergelaten. Veel is helaas (blijvend) vernietigd.
De landschappen in Kempen-Broek zijn óók het gevolg van menselijk ingrijpen. Dit ingrijpen was vroeger (vanwege economische belangen) dus al zo, we zagen het de afgelopen decennia bij natuurbescherming en nu ook bij natuurbeheer en -ontwikkeling. Die doen ook aan het zogenaamde “maakbaarheidsdenken”.

zonder beheer zullen de tere heideplantjes in korte tijd worden overwoekerd
Ook het beheren en behouden van een heideterrein, is in wezen een voortdurende strijd tegen wat de natuur zelf eigenlijk zou willen. Laat je het gebied aan zichzelf over, stop je bijvoorbeeld met plaggen, of laat je niet begrazen, dan wordt het gebied binnen de kortste keren weer overwoekerd door bomen en struiken en maakt de natuur er een bos van. Dat geldt voor elk heidelandschap en dus ook voor de "Buuëtjes hei. Dat is niet wat wij willen, dus we grijpen in…….

Dit "maken van natuur", zien we nu overal in Grenspark Kempen-Broek. Ark en de andere betrokken natuurorganisaties zoals Natuurmonumenten, hebben gekozen voor uitgestrekte, robuuste en spontane natuurgebieden, waar natuurlijke processen hun gang mogen gaan en scheppen de voorwaarden om deze ontwikkeling mogelijk te maken. Ook in dit streven zien we, dat bij het creëren van nieuwe natuur, de mens bepaalt wat mooi of belangrijk is. Of zoals Guus Urlings zegt: "De natuur, de planten en de dieren spelen de glansrollen, maar uiteindelijk bepalen wij wat de moeite waard is om te behouden. Wij schrijven het script en zijn de regisseurs, de makers"...

Natuurontwikkeling kost echter tijd en kun je niet in korte tijd afdwingen. Maar dat is blijkbaar niet de visie van Ark (en Natuurmonumenten?) voor Kempen-Broek. Het is alsof er een (te korte) deadline is, waarop deze ontwikkeling moet zijn afgerond.

Pijpenstrootje, berk, grove den, vogelkers en vuilboom gaan de heide overwoekeren
Zonder beheer gaat ook de braam hier in korte tijd welig tieren.
In een raadscommissievergadering in Weert van 25 april, waar het al dan niet doorgaan van het plaatsen van wildroosters op de agenda stond, kwam dit ook aan de orde. Er werd gezegd dat men (Ark en Natuur- monumenten?) vaak te vlug wil handelen, dat er te vaak gepusht wordt, dat er vaker niet voldoende zorgvuldig wordt overlegd met andere partijen en men soms zelfs al handelt zonder toestemming (o.a. het afsluiten van een openbare weg). Dit alles met de bedoeling de versnipperde gebieden aaneen te sluiten  en het gebied groter en toegankelijker te maken.

De verantwoordelijke wethouder gaf in die vergadering ook aan, af en toe de indruk te hebben dat Ark en Natuurmonumenten alleen bezig zijn met "wildernisnatuur" en recreatieve mogelijkheden voor het gebied ondergeschikt gemaakt worden. Ik vraag me af, of er met zo'n visie voor dat kleine juweeltje, de "Buuëtjes hei" dus, nog wel plaats en aandacht is?

De visie en de aanpak van Ark en Natuurmonumenten is in elk geval niet die van de werkgroep, die jarenlang enthousiast zorgde voor het beheer. Deze heeft namelijk (zo kwam mij ter ore), onlangs helaas besloten er na 13 jaar mee te stoppen.....

Is dit straks verleden tijd??
Ik vraag me af hoe het nu met dit stukje natuur verder moet. Hopelijk wordt het kleinschalige beheer gecontinueerd door anderen, want anders denk ik dat binnen afzienbare tijd ook het laatste stukje hei in Stramproy tot het verleden hoort. Dat zou dood- en doodzonde zijn.....

Aaneengesloten gebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft, zijn van groot belang voor de Ecologische HoofdStructuur waar Kempen-Broek deel van uit maakt en voor de begrazing door de taurossen. Die kunnen zich verspreiden als hun leefgebied (tijdelijk) ongeschikt wordt. Ik vind het fok- en kruisprogramma van de taurossen een initiatief, dat ik vol interesse volg, maar mijns inziens zijn het niet de meest geschikte dieren voor begrazing van een heidelandschap.

Lichtpuntje: In de laatste nieuwsbrief van Ark van dit jaar zegt Harry Suilen, beheerder bij Natuur- monumenten, in een interview waar ook een vraag of er nog verbeterpunten zijn, het volgende: 
"Ja, begrazing met Taurossen valt (nog) niet overal even goed. Mensen zijn er gewoon nog bang voor. Dat moet wennen en duurt even.We moeten oppassen dat het middel van begrazing niet tot doel wordt verhe- ven. Als ARK zou ik hier losser mee omgaan en ook een paar gebieden gaan begrazen met andere dieren." 

“broedhopen” aan de bosrand, als schuilplaats voor vogels,amfibieën en kleine zoogdieren
Ook de jeugd heeft het gebied gevonden, getuige deze hut

vrijdag 28 juni 2013

Leukerbeek

De Roukespeel maakt samen met het Laagbroek deel uit de Krang en staat ook op de TOP-lijst (de lijst van sterk verdroogde natuurgebieden). Het herstel van het ven en de omgeving heeft al een aantal jaren geleden plaatsgevonden. In een vorige post heb ik al een en ander over hierover geschreven. Maar het belangrijkste thema voor de herinrichting en herstel van de Roukespeel, de scheiding van (voedselrijk) water uit omringende landbouw- gebieden en het vasthouden van het gebiedseigen kwelwater door het van de Leukerbeek af te koppelen, moest nog plaatsvinden. Kosten ca. 1 miljoen euro, die gesubsidieerd worden door Rijk, Provincie en de EU(!)

Roukespeelven

De Leukerbeek was oorspronkelijk een aftakking van de Weerterbeek en sinds 1826 werd water ingelaten via de Zuid-Willemsvaart. Ze begon bij de Doolhof op de Biest en was gegraven om de landbouwgebieden van Leuken en de gracht om de Vrouwenhof (die tevens als schans fungeerde bij dreiging van rondtrekkende bendes), van voldoende water te voorzien bij droogte en overtollig water af te voeren bij wateroverlast. Lees ook eens de post "Leuken en de Leukerbeek". 

Vanuit Leuken stroomt de beek richting Tungelroyse beek via de Roeventerpeel, Kootspeel, Moeselpeel en Roukespeel. Het moerasgebied van de Roukespeel wordt niet alleen sterk ontwaterd door de Leukerbeek, maar ook door de Dijkerpeelbeek en Noodbeek. Ze werd daar voorheen ook wel Molenbeek genoemd, omdat er bij de weg Weert-Roermond een watermolen lag. Deze was rond 1600 gesticht door de Heer van Weert. De laatste adellijke eigenaar van de molen was de Prins van Chimay (erfgenaam van de van Hornes, met o.a. ook bezittingen in de buitenijen, het Weerter Bos en Bakewell). Op de Ferrariskaart is de beek nog ingetekend als een klein stroompje. Ten tijde van de Franse Republiek, Weert was toen deel van het departement van de Nedermaas,  werden al de bezittingen van Chimay, waaronder ook de molen, verbeurd verklaard. De laatste eigenaar was de Beerenbroeck, voormalig burgemeester van Weert en ook grondeigenaar van o.a. Bakewell. Deze verkocht in 1880 de molen aan Waterschap het Land van Weert.

Beltmolen "De Hoop" 
In 1885 is de watermolen volledig gesloopt, omdat die het water te veel op zou houden en opstuwde, waardoor de afvoer onvoldoende was voor een goede afwatering.
Die "goede" afwatering was nodig vanwege de geplande ontginning van het gebied. De sloop van de watermolen had tot gevolg, dat de boeren van Swartbroek en omgeving nergens meer in de buurt hun graan konden laten malen. Dat is ook de reden dat de uit 1844 daterende pelmolen "De Hoop" uit Vlaardingen in 1905 naar Swartbroek is verplaatst. Een pelmolen is een type molen waarin vroeger gerst tot gort gepeld werd, om het kaf van de graankorrel te scheiden. "De Hoop" is in Swartbroek herbouwd tot beltmolen en heeft als korenmolen dienst gedaan tot in de jaren 50 van de vorige eeuw. In 1987 is De Hoop gerestaureerd en weer maalvaardig gemaakt. Sindsdien wordt op professionele basis graan gemalen.

Om versneld af te wateren is de Leukerbeek nog eens tussen 1931 en 1935 door omwonende agrariërs die er belang bij hadden, rechtgetrokken en verdiept.

Na de sloop van de watermolen bleef het eenvoudig boerderijtje staan. Eigenaar was Jan Mooren, die er ook een herberg had. "Op de Watermeulen" was tevens een opstapplaats voor het personenvervoer naar Roermond v.v., dus de herberg werd goed bezocht.

De boerderij ging nadien over op de kinderen Mooren. In Wereldoorlog II is die volledig vernield en kwam er een noodboerderij voor in de plaats. Omdat die vlak langs een gevaarlijke s-bocht in de weg lag en het verkeer van Weert - Roermond vv. in de 20e eeuw toenam en sneller werd, zorgde dat regelmatig voor hachelijke situaties. Daarom is in 1953 de s-bocht iets afgesneden en de noodboerderij afgebroken. Iets dieper het veld in is onder architectuur van J. Everaers uit Weert een nieuwe stenen boerderij gebouwd. De begrotingssom was ruim 53.000 gulden. Veel geld in die tijd. De foto van de boerderij is van van 1971.
Op de voorgrond zie je de oude Leukerbeek.

Boven de voordeur is als herinnering aan het verleden een mooie gevelsteen geplaatst.

Door de genomen maatregelen zorgde de Leukerbeek (met Vlier-, Kraan- en Houtstraatlossing), samen met de Einderbeek (met Schoor- en Roevenlossing)en de Stortbermsloot, voor een snelle afvoer van het water van zowel Roeventerpeel, Kootspeel, Moeselpeel en Roukespeel. Het is één van de oorzaken van verdroging van deze gebieden. Toen was een versnelde afvoer van water van belang vanwege de ontginningen, maar nu wordt daar anders over gedacht. Nu is het zaak het overtollige water langer vast te houden in de natuurgebieden om wateroverlast elders te voorkomen.

De beken zijn de afgelopen jaren al bij de Roeventerpeel en Kootspeel heringericht en er langs geleid. Lossingen zijn afgekoppeld en er zijn dammen opgeworpen, zodat ze stilstaand in de Roeventerpeel en Kootspeel achterblijven. Verderop stroomde de Leukerbeek echter nog steeds dóór de Roukespeel, om vervolgens langs het dorp Swartbroek en de voormalige watermolen stromend, bij de A2 uit te monden in de Tungelroyse beek.

Leukerbeek in november 2012 vanaf Grotekouseykweg

Er moest dus nog, vanwege de ontstane verdrogingsproblemetiek, een vergelijkbare herinrichting komen als bij de Roeventerpeel en Kootspeel. Dat betekende dus dat de Leukerbeek (én Dijkerpeelbeek) óm het Roukespeelgebied geleid moest worden. 
Eigenaar Natuurmonumenten is hiermee, met medewerking van het Waterschap, in april van dit jaar (2013) begonnen en is nagenoeg klaar met de werkzaamheden. Momenteel is men bezig met het laatste stuk, gelegen tussen Roermondseweg en A2.

"oude" afgesloten Leukerbeek in juni 2013
nieuw gegraven Leukerbeek
nieuwe meanderende beek met uitstroommogelijkheden
snel herstel van oevervegetatie
Men heeft vanaf de Kootspeel tot vlak vóór de Roukespeel langs de oude beek een nieuwe waterloop gegraven. Vervolgens is, in plaats van er dwars doorheen, een nieuwe slingerende beek over een lengte van ca. 1750 m lángs de noordrand van het reservaat gelegd. Halverwege kruist de beek de Grotekouseykweg met fietspad. Ten slotte stroomt de nieuwe beek aan de oostkant slingerend door de weilanden weer terug naar de bestaande bedding bij de Ittervoorterweg. Er is gewerkt met verschillende dieptes, de breedte van de beek verandert steeds en er is rekening gehouden met grotere waterhoeveelheden door het creëren van uitstroommogelijkheden, zodat het water langer vastgehouden kan worden. Binnen de Roukespeel is de oude beek afgesloten via een stuw en zal nog met dammen in stukken worden verdeeld, om te voorkomen dat water door de bedding afstroomt. De tussenliggende compartimenten zullen verondiept worden in de loop van de tijd en waarschijnlijk gaan verlanden.

"oude" Leukerbeek vanaf Grotekouseykweg
"oude" Leukerbeek langs Roukespeelven
De bestaande betonnen brug aan de Grotekouseykweg blijft gewoon gehandhaafd. Het gedeelte tussen Ittervoorterweg en Roermondseweg is al eerder heringericht en meanderend gemaakt. Bij de A2 komt de beek samen met de Tungelroyse beek en stroomt daar onder de A2 en kanaal Wessem-Nederweert door.

Meanderende beek tussen Ittervoorterweg en Roermondseweg
Meanderende beek tussen Ittervoorterweg en Roermondseweg

Herinrichting tussen Roermondseweg en A2
Bij de A2 komen Leukerbeek en Tungelroyse beek samen
Het inrichtingsproject is er dus op gericht om de verdrogingsproblematiek een halt toe te roepen en de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen door een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en het eigen (kwel)water en regenwater langer in het gebied vast te houden. Met het oog op vernatting zijn/ worden overbodige perceel- en bermsloten verondiept of gedempt tot het maaiveld (met vernatting en toename van kwel als gevolg). Aangelegde stuwen houden het waterpeil op niveau. Dat het water langer in het gebied vast wordt gehouden is nu al goed merkbaar, want het is er erg nat. De nieuwe Leukerbeek wordt volledig passeerbaar voor vissen en men gaat er van uit dat door deze maatregelen de vispopulatie ook zal toenemen.

Soortgelijke maatregelen heeft men ook getroffen voor de sterk ontwaterende Dijkerpeelbeek, die komend van de Dijkerpeel (via Castert) langs de westkant van het ven liep en daar in de Leukerbeek uitmondde. Die werd dus ook verlegd en is langs de zuidrand van het Roukespeelven geleid, om vlak bij de Ittervoorterweg weer uit te monden in de Leukerbeek.
De Dijkerpeelbeek is omgeleid om het Roukespeelven (dat hier links van de beek ligt)

maandag 11 maart 2013

Militair oefenterrein Kruispeel/Achterbroek


Wat een verschil vandaag met het weer van vorige week. De uitdrukking "Maart roert zijn staart" komt helemaal tot zijn recht; vandaag is het hier in Weert -2°C, er is een gure NNO wind met veel bewolking en er valt af en toe sneeuw. De vooruitzichten zijn deze week niet veel beter.
Geen weer dus om er op uit te gaan. Dat was vorige week wel anders tijdens een wandeling op het militair oefenterrein bij de Laurabossen, met een lekker zonnetje en een temperatuur van liefst +15°C.........

Het mil. oefenterrein, Kruispeel/Achterbroek genaamd, ligt aan de Vetpeelweg ( ten oosten van de Laurabossen in Weert). Het vrij toegankelijke gebied is een, duidelijk zichtbare, hoger gelegen, droge "zandkop" en was oorspronkelijk een groot open heide/zandgebied.

Heideterreinen moeten worden begraasd, geplagd en gemaaid om vergrassing en dichtgroeien met bomen en struiken tegen te gaan. Om heide in stand te kunnen houden is dus beheer  noodzakelijk, maar omdat daar geen sprake van is geweest, is er veel verdwenen en is het nog maar een fractie in vergelijking met ongeveer 150 jaar geleden. De grootste afname van de totale oppervlakte aan heide vond plaats in de crisistijd na 1930, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen de heide grootschalig werd ontgonnen voor landbouwgrond en bos.

Van het gedeelte dat Defensie in bezit heeft, wordt (werd?) het zuidelijke deel gebruikt als handgranaat- baan en het noordelijke deel is voorbehouden voor bivak en kleine militaire oefeningen.

Om het oefenterrein en de paden toegankelijk te houden, heeft Defensie steeds het gebied open gehouden en ontwatert. Hier en daar is dan ook te zien dat het hele gebied is doorsneden met slootjes, hoewel die vaak, vanwege de overdadige begroeiing, niet meer te zien zijn.

De eerste zijtak Vetpeellossing, een diepe ontwateringssloot langs de schietbaan richting Vetpeel, zorgt voor de afvoer van het water naar de Vetpeellossing, die vervolgens uitmondt in de Raam. De sterke verdroging in het gebied leidt tot vergrassing en is tevens een bedreiging in het voortbestaan van diverse dier- en plantensoorten.  Om de waterhuishouding in het gebied enigszins op peil te houden, moet deze sloot eigenlijk gedempt worden.

Er is door defensie geen natuurbeheer ge- voerd en het gevolg is dat het pijpenstrootje steeds meer is gaan domineren en de heide op heel veel plaatsen is verdwenen. Er wordt nu nog maar sporadisch gebruik van het oefenterrein gemaakt en je ziet momenteel ook steeds meer dennen verschijnen.

Herstel is alleen mogelijk als nog kiem- krachtig zaad aanwezig is, of als dat van elders aangevoerd wordt. Door middel van kleinschalig plaggen wordt de heidegroei weer gestimuleerd en in stand gehouden.
Dit is goed te zien op een aantal plaatsen.

Grootschalig plaggen levert misschien meer heide op, maar dit is vanuit het oogpunt van toename van de biodiversiteit ook weer niet altijd gunstig. Een groot deel van de oorspronkelijke gevarieerde structuur gaat daarmee namelijk verloren, wat ook verlies van bijzondere plant- en diersoorten met zich mee kan brengen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de onlangs gesignaleer- de blauwe kiekendief (een wintergast), die ik hier zag vliegen. Die brengt namelijk de nacht door op de begane grond en vooral een biotoop met veel pijpenstrootje, waar hij zich goed kan verschuilen, is een van zijn favoriete slaapplekken. Het zou toch jammer zijn als zo'n mooi dier weg zou blijven vanwege grootschalig plaggen.

wilde gagel
In totaal is er 270 hectare omrasterd en Natuurmonumenten werkt, samen met het Ministerie van Defensie, door het inzetten van hooglanders, ook aan een begrazingsproject, om zo de groei van het pijpenstrootje binnen de perken te houden en het heidegebied beetje bij beetje terug te krijgen. Je ziet hier en daar op de wat nattere plaatsen ook weer de wilde gagel verschijnen. Gagel voelt zich thuis in een omgeving die in de zomer droog is, maar heeft wel graag  "natte voeten"  in de winter. De soort, die in april/mei bloeit, staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend, maar is sterk in aantal afgenomen.

Het is een gebied met "potentie". Zoveel is wel duidelijk. Nu het doek definitief gevallen is voor de Koninklijke Militaire School in Weert, vraag ik me af hoe het verder zal gaan met de ontwikkelingskansen en - mogelijkheden van de heide.
Om een heideverbinding door het Kempen~Broek te creëren, zal er in de Laurabossen sowieso gekapt moeten worden. Te denken valt aan een strook ten noorden van het oefenterrein, als verbinding naar de Boshover- en Loozerheide en een strook ten zuidwesten tot aan het nattere gedeelte van de Kettingdijk.


Grotere kaart weergeven

donderdag 7 maart 2013

Laurabossen

Van een van oorsprong 300 ha groot heideontginningsgebied, vroeger “het Mèrling” en "Meerlik" genoemd, is een groot deel nu bosgebied. Mèrling is afgeleid van het latijnse "Merula", het Duitse woord "Schmerl" (in oud-Hoogduits Smirle) en het Middelnederlands "sme(e)rle" of smarel. Dit zijn oude benamingen voor Merlijn of Smelleken, een kleine valkensoort die het liefst jaagt in open terrein, zoals heidevelden. Waarschijnlijk dat dit vogeltje het gebied die naam gegeven heeft! In het gebied werd ooit waarschijnlijk met deze valkjes gejaagd, of ze kwamen daar in het wild voor.
De variant "de Meerling" is dan ook een verbastering zonder veel kennis van zaken, want een "maerling" of "smaerling" (Weerter dialect voor merel), is een bosvogel die zich  zelden in het open heidelandschap laat zien.

In "Alt-Weert of Aovert" (een artikel in De Nedermaas 4), schrijft Willem Lenaers (1897-1982, Stramproy) in 1927 : "Altweert bestaat nog uit een aanzienlijk gedeelte bosch en hei. De heide van het "Mèrling" was 20, 25 jaar geleden voor vele imkers schier onmisbaar. Van verre, uit Belgisch Limburg voerden ze, 's nachts of in de vroegte, hun bijenvolken bij karvrachten aan. Zulks gebeurt nu niet meer. Deskundigen beweerden indertijd dat de heide van het Mèrling heel weinig honing meer bevat sinds de zinkwitfabrieken van Budel-Dorplein dag aan dag hun smook over de omgeving spuwen!"

Soms worden de oorspronkelijke woorden na verloop van tijd verbasterd, doordat men er andere woorden in herkent - dit wordt wel volksetymologie genoemd. Dit is hier naar mijn mening dus ook gebeurd. Men sprak oorspronkelijk van het Mèrling en niét van de Mèrling.  't Mèrling werd later verbasterd tot de Meerling. De "Meerlingweg", ten zuidwesten van het militair oefenterrein, herinnert trouwens nog aan dit verleden.

In  "Men moet straten uit stegen kennen" , het verklarend straatnamenboek van de gemeente Weert, uitgave Veldeke 2001, staat bij de (verbasterde naam)  "Meerlingweg"  dat bij oudere toponiemen de uitgang  - ing (Weerts - înk) zoals in Meerling  een wat laatdunkende aanduiding voor een "onbruikbaar gebied"  was. Ook daar is wel wat voor te zeggen, want het sluit goed aan op de betekenis van Legerweg .

Wat voor soort gebied het Mèrling (de latere Laurabossen dus) moet zijn geweest, kun je o.a. ook opmaken uit de daar nog steeds gelegen “Verlorenweg”. Verloren in de toponymische betekenis van: afgelegen, waardeloos gebied.  Ook de "Drekhoop" (gelegen aan de huidige Vetpeelweg en ooit eigendom van de Sauvage van o.a. Ceresa), was een gebied, dat veel zegt over hoe het daar toen was.

Achter het Mèrling, aan de grens met Lozen, lag de "Weerter Kempen" , met in het laagste deel een 10-tal vennen en vennetjes zoals Zwart water, Lang ven, Papeven en Keekven. Deze zijn begin 20e eeuw bij de ontginning van het gebied dichtgegooid.

Nu is het gebied waar Willem Lenaers het over heeft niet meer bekend als een heidegebied, maar als de "Laurabossen". Het vormt een bijzonder contrast met de omringende nattere delen van Kempen~Broek waar het deel van uitmaakt. Het ligt tussen de Kruispeel en de KettingdijkWijffelterbroek, Smeetshof. Deze droog gelegen Laurabossen zijn een typisch kenmerk van het Weerter landschap; moerassige, laaggelegen gebieden, die doorsneden worden met verhoogde zandruggen en stuifduinen. Het zijn zandafzettingen uit de ijstijd. Zo kennen we o.a. ook de Weerter- en Budeler bergen, de Boshover- en Loozerheide en de Tungelerwallen.

De Laurabossen was bedoeld als productie- bos of mijnhoutbos. Je vindt er vooral de grove den, maar ook percelen met de Corsicaanse den en Douglas spar.
Deze bossen zijn rond 1905 aangeplant door exploitanten van de Lauramijnen in Eygelshoven (gemeente Kerkrade). De naaldbomen werden gebruikt om de mijngangen te stutten. Deze houtsoort was ideaal, omdat ze een krakend geluid maken bij te grote druk (dreiging van instorten van de gangen) en voor mijnwerkers was het dus een waarschuwing om zich snel uit de voeten te maken. Ook was hier een zomerkamp voor de jongens die op de mijnschool zaten.

Het gekapte hout moest zo efficiënt en snel mogelijk worden afgevoerd naar de mijnen. Daarom zijn de bomen destijds in hele rechte blokken aangeplant en is het bos doorsneden met kaarsrechte wegen. De laatst aangelegde percelen dateren van 1962. Dat betekent dus dat de oudste bomen daar bijna 60 jaar oud zijn.
Voordat deze bomen in de Laurabossen groot genoeg waren, waren de mijnen echter al gesloten. Hoewel in 1952 de Nederlandse Regering nog maatregelen had aangekondigd ter stimulering van de kolenproductie, werden in de tweede helft van de jaren zestig door de vondsten van aardgas en door de sterk afgenomen vraag vanuit het buitenland, namelijk plannen gemaakt om de mijnbouw in Nederland te beëindigen. Op 17 december 1965 kwam Joop den Uyl met zijn Mijnsluitingsnota; er zou een geleidelijke sluiting van de Limburgse steenkolenmijnen komen. Met deze nota viel definitief het doek voor de mijnindustrie in Nederland. De productie in de Lauramijn werd in 1968 stilgelegd.

De Laurabossen bestaan grotendeels uit monotone, open dennenbossen.
De Laurabossen zijn nu grotendeels monotone , open dennenbossen met een ondergroei van pijpenstrootje. Natuurmonumenten gaat het bos langzaam veranderen van een dennenbos naar een gevarieerd eiken- berkenbos om zo de natuurwaarden én de recreatieve waarden van het bos te vergroten.

Om het strakke eentonige patroon van rechte wegen te doorbreken zijn open plekken langs de rechte wegen zo gesitueerd, dat ze steeds ten opzichte van elkaar verspringen. Op deze open plekken heeft zich loofbos van eik, berk en lijsterbes ontwikkeld. Dit loofbos is gevarieerder en kleurrijker dan een grove dennenbos.
Dat is beter voor de natuur, en op de open plaatsen kunnen soorten zoals de blauwvleugelsprinkhaan, bont dikkopje en de veldkrekel overleven.
Met een deel van het gekapte materiaal heeft men een aantal zogenaamde “broedhopen” in het bos gemaakt, als winterschuilplaats voor amfibieën en kleine zoogdieren, zoals bijvoorbeeld de egel.

Foto: Wikipedia
Heel bijzonder voor het gebied is echter de aanwezigheid van de nachtzwaluw. Ook deze vogel heeft openheid in het landschap nodig om te kunnen jagen op insecten. Nachtzwaluwen zijn door hun schutkleur moeilijk te zien. Daarom worden ze tegen de schemer op geluid geïnventariseerd.

In juli 2012 hebben 11 nachtzwaluwen van zich laten horen. Nog niet eerder zijn er zoveel gehoord in de Laurabossen. Men beschouwt dit recordaantal nachtzwaluwen als een teken dat het beheer zijn vruchten begint af te werpen en de resultaten van het nieuwe beheer worden stilaan steeds beter zichtbaar.

Het is niet de bedoeling er een park van te maken, maar het meer gevarieerde en kleurrijke bos geeft voor de wandelaar een speelser beeld, is toegankelijk voor iedereen en is geschikt gemaakt voor (bewegwijzerde) wandel-, fiets-, ruiter- en ATB-routes over de talloze paadjes. Het aan de oostkant gelegen militair oefenterrein "Kruispeel/Achterbroek", is eveneens vrij toegankelijk.
Er is een slingerende bosrand ontstaan en aan de rand van de bossen loopt een mooi verhard fietspad, dat aansluit op het veel gebruikte fietsknooppunten netwerk.
Vanaf het fietspad zie je de Kettinghoeve (anno 1941) liggen. Het open landbouwgebied dat je ziet is ontstaan door heide- en moerasontginning en maakt deel uit van de Kettingdijk, die aansluit op het Wijffelterbroek. Sinds een aantal jaren ook eigendom van Natuurmonumenten/ Ark Natuurontwikkeling.




Grotere kaart weergeven

zondag 24 februari 2013

Roukespeel

Afgelopen nacht is er een flinke portie sneeuw gevallen. Waarschijnlijk zijn het de laatste stuiptrekkingen van Koning Winter, want het is tenslotte al bijna maart. Het sneeuwde nog de hele dag, maar het was niet koud omdat de koude wind was gaan liggen, dus een mooie gelegenheid voor een wandelingetje.

Ik heb vandaag een bezoekje gebracht aan de Roukespeel. Je vindt dit moerasgebied aan de rand van het kerkdorp Swartbroek. Het vormt samen met het Laagbroek het grotere natuurgebied de Krang. De naam Krang is afgeleid van krengen= keren of omdraaien. Er liep vroeger namelijk een weg tot aan boerderij de Krangerhof en dan zat er niks anders op dan om te keren, want het moerasgebied dat er achter lag was ontoegankelijk. Men moest daar krengen= omkeren.

Krang met Roukespeel rond 1890
Door wegstuivend zand waren er duizenden jaren geleden een soort kommen in de laag dekzand ontstaan, waarin zich deze moerasgebieden ontwikkelden. De kommen zijn gescheiden door een drogere en hoger gelegen dekzandrug waarop nu Swartbroek en ook buurtschap Castert liggen. Een buurtschap werd voorheen ook wel „boerschap" genoemd en bestond uit een groepje boerderijen of boerderijtjes, die ofwel in lange rijen met zekere tussenruimten, of geheel afgezonderd verspreid lagen. Het woord Castert heeft meerdere betekenissen. Het kan afgeleid zijn van de oude boomnaam "caster" = kastanje. Dus Castert zou dan een plaats zijn geweest waar veel kastanjebomen stonden. Een andere mogelijke verklaring kan zijn dat Castert is afgeleid van "Calfstert" of "Calverstert". Calver is ontstaan uit calf of cale: klein water of kleine waterstroom. Met de stert of steert bedoelde men het spits toelopend hoger gedeelte van het ven dat als eerste droog komt te liggen bij een minder hoge waterstand.
De moerasgebieden en bossen werden aanvankelijk door de plaatselijke bevolking gemeden, want het zou er spoken..... Men dacht dat de mistslierten die ze zagen bij optrekkende grondmist  "witte wiêver" waren.  Het spookte er dus  vooral vaak in het najaar....
Carnavalsvereniging de "Spoeëkejaegers zegt daar het volgende over: "Eeder jaor vanaaf 11 november mot eederein good uutkieke asse 's aovus nog door de Krang mot. De spoeëke di-j dao gaondje zeen hebbe gein slegte bedoelinge, want dur heet zich nog noeëts iets akeligs veur gedaon. Ut motte dus haost waal fieestspoeëke zeen, want eeder jaor keumptj dur minstes ein spoeëk zich tusse vastelaovundj-veerendj Swartbrook meenge." De "Spoeëkejaegers" vangen dat spook traditiegetrouw 's avonds op carnavalsdinsdag en dat wordt als afsluiting van het seizoen dan onder begeleiding van de boerenkapel weer voor een jaar terug het bos in gestuurd........

De Roukespeel (vroeger ook "Swartbroeker- peel" genoemd) is nog een overblijfsel uit de tijd dat de mens de natuur daar zijn gang liet gaan en er niets mee deed. Dit is af te leiden aan de naam. Roukes is afgeleid van roeke-loos. Nu betekent het: onbezonnen, maar vroeger had het een andere betekenis. 
In het Middelnederlands (periode 1200-1500) betekende het werkwoord "roecen": zorgen, zich bekommeren om iets, aandacht hebben voor. "Hem en roeckt niet wat hi seydt"  of "hem roeckt niet wiens huys dat brant" en "hi roect altoos niet wattier sielen ghesciet" =  het interesseert hem niet wat hij zegt, of hij kan zich er niet druk om maken wiens huis in brandt staat of wat er gaat gebeuren. (bron: Etymologiebank.nl ). 
Als een woord is verbonden met het achtervoegsel -loos betekent dat: zonder of niet. Roekeloos betekende dus toen: zonder aandacht, zonder zorg, er niets mee doen, er zich niet om bekommeren.
En dat is dus wat men oorspronkelijk met de "Roukespeel" deed: niets......

Uiteindelijk werden deze moerasgebieden ook ontgonnen en geschikt gemaakt als landbouwgrond. Na 1872 is begonnen met de verpachting en ontginning van de "woestliggende gemeentegronden". Na het graven van de Noodbeek (1917), de Kranglossing (1931) en vooral na de verbreding en het rechttrekken van de Leukerbeek (1931-1935) ging het heel snel met de verdere ontwikkeling van het gebied tot landbouwgebied.
Kort na de tweede wereldoorlog was het ven nog open water met een zandige bodem, maar nadien is dat, omdat men er geen aandacht aan besteedde en zoals dat toen met zoveel andere vennen ook gebeurde, nagenoeg geheel verland , met in het midden een rietmoeras en wilgenstruweel, aan de randen een elzenbroek en hogerop een eiken-berkenbos. Om het ven waren populierenrijen aangeplant.  

Er is uiteindelijk toch veel geïnvesteerd in de inrichting van het hele gebied. Daarmee is men begonnen in 1993.  In de nazomer van dat jaar zijn met medewerking van waterschap Midden-Limburg de wilgen verwijderd, is het ven uitgebaggerd, het moerasbos in de omgeving gedund en zijn populieren gekapt. Van de populieren die bleven staan, zijn de meeste  na verloop van tijd vanzelf omgevallen in het drassige gebied. 

Roukespeelven in de winter van februari 2013
De Roukespeel bestaat nu uit een complex met broekbossen, nat grasland, populierenaanplant en een ven en wordt beheerd door Vereniging Natuurmonumenten. Het aan de rand van het gebied gelegen ven is een moerassige laagte. 

Er wordt nu heel anders over waterbeheer gedacht. Belangrijkste thema's zijn: zo lang mogelijk vasthouden van water en de scheiding van water uit landbouwgebieden en kwelwater uit de peelvenen. In 2007 besloot de Tweede Kamer tot het oplossen van de verdrogingproblematiek en heeft een prioriteitenlijst gemaakt. De zogeheten TOP-gebieden. De Krang, met Laagbroek en Roukespeel, is er hier één van. 

Het ligt in het stroomgebied van twee beken, de Tungelroysche Beek en de Leukerbeek. De Tungelroyse beek is al enige jaren geleden heringericht en ook de Leukerbeek is de afgelopen jaren al op diverse plaatsen heringericht; de beek is langs de natuurgebieden Roeventerpeel en Kootspeel geleid en stroomt (nog)door de Roukespeel langs Swartbroek, om bij de A2 uit te monden in de Tungelroyse beek. Via de Houtstraatlossing en de Kuppenlossing, die uitmonden in de Leukerbeek, is er verbinding met de Moeselpeel.

De Leukerbeek zal binnenkort ook bij de Roukespeel worden omgeleid en het gebiedseigen (kwel)water zal worden afgekoppeld. Waar nu nog paarden en galloways lopen, zal straks de nieuwe beek stromen. Ook de Dijkerpeelbeek, die uitmondt in de Leukerbeek, zal aan de zuidzijde om het gebied geleid worden.
Eigenaar Natuurmonumenten zal hiermee, met medewerking van het Waterschap, in het voorjaar (april) beginnen. In een volgende post zal ik hier iets over vertellen.

knuppelbruggetje
bruggetje over Dijkerpeellossing
Door het venherstel, bosrandenbeheer en het aanleggen van wandelpaden en knuppelbruggetjes, is het Roukespeelgebied al rijk aan planten en dieren en erg in trek bij wandelaars. Het gebied is o.a. opgenomen in het "Graaf van Hornepad", een 95 km lange OLAT-wandelweg door de Weerter natuurgebieden. Het ven is goed bereikbaar via knuppelbruggetjes en er is een vogelkijkscherm van waaruit je kunt genieten van watervogels zoals wilde eenden, blauwe- en zilverreigers, dodaars, futen, meerkoeten en aalscholvers. Aan vraatsporen op de oevers is te zien dat er bevers zijn. Afgaande op de hoeveelheid vraat, is er waarschijnlijk sprake van meer dan 1 dier.

Het inrichtingsproject dat in april 2013 begint is er op gericht om de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen, een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en om het water langer in het gebied vast te houden. Het gebied wordt als het ware in tweeën gedeeld: een deel waar geen voedselrijk landbouw- en afvalwater kan komen, ook niet bij hoog water, en een deel dat verbonden blijft met de Leukerbeek. Het vendeel dat met de beek verbonden is, noemt men het "Beekven", het niet-verbonden deel het "Kwelven". 

Beide vendelen zijn (geschat) 250 m. lang en 70 m. breed en 1 tot 1,5 m. diep.

Leukerbeek
Noodbeek (rechts) komt uit in de Dijkerpeellossing
Dijkerpeellossing komt uit in de Leukerbeek
vernatting van het gebied
paddenpoel langs Grote Kouseykweg
konikpaarden aan de noordzijde van de Leukerbeek
galloway runderen zorgen voor de begrazing ten noorden van de Leukerbeek


Grotere kaart weergeven


Blogarchief