Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label voorjaarsbloeier. Alle posts tonen
Posts tonen met het label voorjaarsbloeier. Alle posts tonen

maandag 27 april 2015

Voorjaarsbloeiers

Een beetje laat misschien, want de eerste "voorjaarsbloemen" zag ik al halverwege januari. Intussen heb ik voldoende foto's om er een post aan te wijden en er, zoals je van me gewend bent, iets over te vertellen.

Hzelaar (Corylus avellana)
Januari was een zachte wintermaand en je zag toen al de frisse gele trossen van de mannelijke katjes van de hazelaar die in de nog kale struiken al van ver de aandacht trokken.De hazelaar is eenhuizig; zowel de mannelijke als vrouwelijke bloeiwijzen zitten aan dezelfde plant.

De vrouwelijke bloeiwijze zit als een klein knopje in de oksels van de bladeren en is pas goed te zien als het kleine rode bloempje verschijnt. Voor meer uitleg hierover en de foto's verwijs ik naar de blog zachte winter en heksensnot.

Kleine crocus (Crocus minimus)
Niet alleen de mensen genoten al vroeg van het zachte weer, ook voorjaarsbloeiers zoals de krokus, zijn nl. echte zonaanbidders. De krokus is een geslacht uit de lissenfamilie, die vooral afkomstig is uit de bergen rond de Middellandse Zee. Deze foto is van 9 maart. Terwijl de bloemen tot dan toe gesloten bleven omdat de zon niet scheen, zag ik op die dag dat deze "kleine krokus" (als ik het tenminste goed heb) al om een uur of 10 bij een zwak zonnetje helemaal open stonden. Zo wordt namelijk de warmte die de zon af geeft, als het ware opgevangen en zijn ze op hun mooist. De "Crocus minimus" is een makkelijk bolletje mits ze op een warm, zonnig en droog plekje geplant wordt.

Kerstroos (Helleborus)
De kerstroos of helleborus komt in het wild voor in Oost- en Midden Europa, op de hellingen van de Oostelijke Noord- en Zuidalpen. De planten die we hier zien, zijn gekweekte soorten. Er komen steeds meer varianten (hybriden) op de markt. Deze vond ik halverwege maart in de tuin van het NMC.
Hoewel deze plant volgens mij niet in de vrije natuur te vinden is, vind ik 'm zo mooi dat ik 'm toch plaats.
De naam suggereert dat de plant rond de kerst bloeit, maar dat gebeurt pas vanaf februari tot april. Zij bloeit rond Kerstmis slechts binnenhuis op kamertemperatuur. De bloem lijkt ook in de verste verte niet op een roos. De officiële naam is nieskruid of nieswortel. Helleborus betekent zoiets als "dodelijk voedsel".
Deze naam is niet toevallig, want de helleborus is giftig. Maar wie eet die nou? Het zijn gemakkelijke planten die het geweldig op kleigrond doen, maar ook op goed bemeste zandgrond groeien ze uitstekend.

Klein hoefblad (Tussilago farfara)
Terwijl we bij de krokus en de kerstroos te maken hebben met een cultivar, was het klein hoefblad de eerste echte bloeier in de vrije natuur die ik dit jaar op 11 maart zag.

Evenals het speenkruid is het klein hoefblad dan ook dé lentebode; de bloeitijd is al heel vroeg in maart.
De vorm van het blad heeft wel iets weg van een paardenhoef.Vandaar de naam. Dat is tijdens de bloei nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers. Dan zijn het nog korte, groene schubjes langs de stengel. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormig of ronde en soms getande bladeren. De bloem wordt graag bezocht door bijen en dan m.n. de solitaire bij. Vroeg in het voorjaar hebben ze ook weinig keus. Meer weten? Klik dan op deze link.

Gewone Wilg (Salix alba)
De Salix of wilg staat symbool voor nieuw leven. De knuffelzachte wilgenkatjes zijn net zoals de hazelaar, het speenkruid en klein hoefblad, echte voorjaarsboden. Je ziet de opvallende gele katjes (de mnl. bloemen) soms al begin maart uitbundig bloeien. De temperatuur en standplaats spelen hierbij uiteraard een bepalende rol. Dit jaar heeft het allemaal wat langer geduurd voor we ze te zien kregen.

mannelijke bloem
vrouwelijke bloem
De snelgroeiende wilg houdt van een vochtige bodem en je vindt ze dan ook veel langs sloten en plassen. Mannelijke bloemen (alleen met meeldraden) en vrouwelijke bloemen (alleen met stampers) komen op afzonderlijke bomen voor; ze zijn tweehuizig. Er bestaan dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten van deze soort. Dat is ook de reden dat het stuifmeel door de wind en insecten geleverd moet worden aan een bloem van een andere plant (kruisbestuiving). Wilgen zijn voor insecten een belangrijke leverancier van stuifmeel. Diverse solitaire bijen, zoals de bruine zandbij, zijn zelfs afhankelijk van bloeiende wilgen.

Gaspeldoorn (Ulex europaeus)
De gaspeldoorn is net als de brem een vlinderbloemige en staat op de Nederlandse Rode Lijst van Planten als vrij zeldzaam. Hij wordt echter ook als sierheester geteeld en dat zal hier waarschijnlijk het geval zijn, hoewel ik hem aan een bosrand vond. Deze gedoornde groenblijvende struik vind je op de zandgronden, heidevegetaties, bermen en bosranden in Drenthe, O.Brabant en M. Limburg.

De gaspeldoorn blijkt trouwens vaak met de stekelbrem te worden verward, maar hij bloeit veel eerder dan de brem. En er zijn nog meer verschillen waaraan je het kunt zien. De bloemkelk van de gaspeldoorn is namelijk in twee lippen gespleten en behaard, terwijl dat bij de brem niet het geval is. Ook de jonge takken en de peulen zijn trouwens zacht behaard. Hoewel hij dus sterk op de stekelbrem lijkt, zie je dat de “bladeren” gereduceerd zijn tot groene, diepgegroefde en stijve doorns, terwijl de jonge “bladeren” drietallig zijn. Bij de stekelbrem is dat allemaal niet het geval.

Oosterse sterhyacint (Scilla siberica)
De Oosterse sterhyacint  staat nu ook volop in bloei. Dit bolgewas wordt gerekend tot de leliefamilie. De Scilla houdt vooral van vochtige, humusrijke bodem en is goed vorstbestendig. Zon en lichte schaduw zijn geen probleem, maar de soort kan niet goed tegen grote hitte of droogte. Er wordt wel eens gezegd dat het de blauwste bloem in Nederland is. Het is een zogenaamde stinsenplant. Stinsenplanten zijn in de regel rijkbloeiende voorjaarsbloeiers. Het is de benaming voor een groep planten, die geplant is op oude landgoederen, boerenhoven e.d maar daar oorspronkelijk niet voorkwam. De naam komt van het Friese woord stins; een versterkt en met stenen gebouwd huis. Hier werden de woningen van adellijke of aanzienlijke families mee bedoeld, die grote landgoederen bezaten.

Voor het natuurlijke verspreidingsgebied wordt meestal, zoals de soortaanduiding Siberica al aangeeft, Siberië opgegeven. Stinsenplanten zijn dan ook soorten die op de meeste plaatsen in Nederland niet in het wild voorkomen, maar daar lang geleden zijn aangeplant in tuinen en die daar verwilderd zijn en zich vermeerderd hebben. Enkele andere bekende stinsenplanten zijn sneeuwklokje, lelietje van dalen, herfsttijloos, daslook en bosanemoon. Als zo'n plant echter ergens van nature wel groeit (zoals bijvoorbeeld de bosanemoon in Z. Limburg), is het daar geen stinsenplant.


De naam 'Pinksterbloem' doet veronderstellen, dat de bloei gelijk valt met Pinksteren, maar meestal is de plant dan al vrijwel uitgebloeid. Globaal bloeit de pinksterbloem al vanaf begin april. Dat ze al voor Pinksteren bloeit, is overigens niet iets van de laatste jaren. In die zin lijkt de naam minder goed gekozen. In de zeventiende of achttiende eeuw heeft de pinksterbloem haar officiële naam gekregen en waarschijnlijk bloeide ze toen inderdaad rond Pinksteren, want de winters in Nederland waren toen langer en kouder.

Pinksterbloem  (Cardamine pratensis)
Ik zag ze 14 dagen geleden voor het eerst langs een slootkant, maar nu de temperatuur op loopt, staan de weilanden er lokaal mee vol. Als de pinksterbloem volop te zien is, verschijnt het oranjetipje ook. Dit mooie vlindertje heeft deze bloem namelijk als waardplant. Daar moet ik echter nog naar op zoek gaan.
Meer weten? Klik dan op deze link.

Europees krentenboompje  (Amelanchier ovalis)
Het Europees krentenboompje is een struik die je vaak in gemeentelijke plantsoenen aantreft. Dit wordt meestal gedaan vanwege de uitbundige witte bloesem in april en mei.
Er zijn verschillende soorten, maar bij deze soort zijn de bladeren in het voorjaar iets roodachtig.
De rode krentjes die begin juli verschijnen, zijn eetbaar. Mijn moeder maakte er vroeger wel eens jam van. Meestal gebruikte ze die ook bij andere vruchtenjams, want dan hoefde er niet zoveel suiker in. Als je dat eens wil uitproberen, moet je er wel snel bij zijn, want voor je het weet is het boompje al leeg gegeten door vogels, die ze blijkbaar ook lekker vinden en snel opsporen. Hij groeit vooral goed op arme zandgrond.
Het is een struik die gemakkelijk verwilderd en je ziet hem dan ook vaak in de duinen, op de hei en in houtwallen. Het wordt zelden een echt boompje, meestal blijft het een struik.

Stinkende gouwe  (chelidonium majus)
 
Tot slot nog iets over de Stinkende Gouwe. De stinkende gouwe is een algemeen voorkomende vaste plant uit de papaverfamilie. Vreemd eigenlijk, want de plant lijkt in de verste verte niet op de bekende klaproos. Hij heeft namelijk kleine, gele bloemen en enigszins op eikenblad gelijkende bladeren.
De Nederlandse naam is niet moeilijk te verklaren wanneer je bedenkt dat de plant niet zo lekker ruikt en gouwe = goud. Dit slaat op het goudgele sap dat bij verwonding of doorbreken van de stengel naar buiten komt. De stinkende gouwe bloeit van april tot in de herfst. Je vindt 'm vooral langs heggen en bosranden en op licht beschaduwde, voedselrijke, matig droge, omgewerkte grond.

In het Latijn heet deze plant chelidonium majus. Dit is afgeleid van het Griekse khelidion = zwaluw. Deze plant begint namelijk te bloeien als de zwaluwen komen en stopt met bloeien als die weer vertrekken.
Vanwege de talrijke geneeskrachtige werkingen van o.a. het goud-gele melksap en de wortel, wordt ie gebruikt tegen meerdere kwalen.

Andere prachtige voorjaarsbloeiers zoals bosanemoon, daslook, eenbes, gevlekte aronskelk, slanke sleutelbloem en reuzenpaardenstaart, tref je niet aan op de magere zandgronden, zoals we die in Weert en omgeving hebben. Aangezien mijn blog Weertnatuur......... heet, moet je even klikken op deze site van Flickr.  Daar vind je foto's van deze voorjaarsbloeiers, die ik tijdens een bloesemwandeling in Elslo en Geulle gemaakt heb.

dinsdag 21 mei 2013

Koekoeksbloem

Na het lila van de pinksterbloem en het geel van de paardenbloem, zien we nu het geel, wit en roze van andere meibloeiers zoals boterbloem, koolzaad, fluitekruid en koekoeksbloem. Het is een genot om nu langs de geluidswal van Ringbaan-Noord bij Molenakker te wandelen of te fietsen en te zien hoe kleurrijk deze er bij ligt. Vooral de koekoeksbloem, die boven het hoge gras uit komt, valt erg op.
Koekoeksbloem is de botanische naam voor een niet langer als apart geslacht onderscheiden groep van kruidachtige planten uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae). Van de soorten die voorheen in dit geslacht werden geplaatst, worden de meeste nu opgenomen in Silene. Silene is een geslacht met vele honderden soorten planten uit de anjerfamilie.

Koekoeksbloemen komen in heel Europa voor, van Noorwegen tot in de Kaukasus. De soort is in België en Nederland een vrij algemene plant. De dagkoekoeksbloem is de meest voorkomende en groeit op vele plaatsen.

fluitekruid
dagkoekoeksbloem
Het is een fabeltje dat de naam koekoeksbloem is ontstaan, omdat deze plant bloeit als de koekoek zich voor het eerst in het jaar laat horen. Die is namelijk al een tijdje (2e helft van april) in ons land als de bloem tevoorschijn komt. Aannemelijker is dat je vaak het zogenaamde "koekoeksspuug" bij deze plant aantreft. Hiermee wordt het schuim op de plant bedoeld, waarin de larve van een schuimcicade leeft. Vroeger werd gedacht dat dit het spuug van de koekoek was, vandaar de Nederlandse naam van deze plantensoort.
Er zijn meerdere koekoeksbloemen: dag-,  avond- ,  nacht-  en echte koekoeksbloem.
Het bijzondere aan Dag- en Avondkoekoeksbloem is, dat elke plant óf alleen mannelijk (dus alleen meeldraden) is, óf alleen vrouwelijk (alleen een stamper). Dus nooit meeldraden en stampers samen in één bloem. Tweehuizig (dioica) noemt men dit. 
mannelijke en vrouwelijke kelken van de Avondkoekoeksbloem
De mannelijke en vrouwelijke planten zijn dan ook van elkaar te onderscheiden, als je kijkt naar de kelken. Omdat in de vrouwelijke bloemen een vruchtbeginsel met vijf stempels zit, dat na bevruchting uitgroeit tot een dikke doosvrucht, zie je dat de kelk opzwelt. De mannelijke bloemen hebben alleen meeldraden en géén vruchtbeginsel en blijven heel slank. 
In tegenstelling tot de Dag- en Avondkoekoeksbloem is de Echte koekoeksbloem wél eenhuizig.

Echte koekoeksbloem

De bloeiperiode van de Echte koekoeksbloem is van mei tot augustus. De wetenschappelijke naam van de Echte koekoeksbloem luidt “Lychnos flos-cuculi”. Het Griekse woord Lychnos betekent lamp of helder schijnsel. Flos-cuculi wil zeggen: bloem van de koekoek. Enkele oude benamingen zijn: armoeds- bloem, molentje en roodsteerntje.

De Echte koekoeksbloem wordt zo’n 40 tot 70 cm hoog. Als je goed kijkt zie je hoe bijzonder ze zijn; elke bloem bestaat namelijk uit slechts vijf bloem- blaadjes. Elk bloemblaadje is vervolgens diep en onregelmatig in vieren ingesneden. Op deze manier lijken de bloemen twintig bloemblaadjes te hebben, terwijl het er eigenlijk maar vijf zijn. Je vindt ze vooral op de wat nattere gras- en hooi- landen  en langs oevers en slootkanten waar voldoende bodemvocht aanwezig is. Door overvloedige bemesting is de soort op veel plekken in Nederland verdwenen en teruggedrongen tot sloot- en waterkanten. De plant bevat saponine. Dit is een zeepachtige en giftige stof. Men vermoedt dat de plant saponine produceert als bescherming tegen insectenvraat, bacteriën en schimmels. Vanwege de vieze smaak grazen koeien er ook het liefst om heen.

Dagkoekoeksbloem

Een nauw familielid van de Echte koekoeksbloem is de Dagkoekoeksbloem. De wetenschappelijke naam van Dagkoekoeksbloem luidt “Silene dioica”. Ook de Dagkoekoeksbloem heeft licht tot donker- roze bloemen, die echter niet zo diep ingesneden zijn als bij Echte Koekoeksbloem. De vijf bloemblaadjes en de zeer harige tegenover elkaar staande bladeren, zijn kenmerkend voor de Anjerfamilie.

De naam dagkoekoeksbloem verwijst naar het overdag open staan van bloemen. Dit in tegenstelling tot de avondkoekoeksbloem, die pas in de late namiddag en avond open staat. Zoals ik net al zei, heeft de plant tweehuizige bloemen; er zijn planten met bloemen met smalle slanke kelken en planten met opgezwollen, dikke bloemkelken. Als je die twee typen bloemen goed bekijkt, zul je in de slanke alleen meeldraden vinden en in de dikke het vruchtbeginsel. De laatsten zijn dus de vrouwtjes die de zaden (zwanger buikje) vormen en de slanken, die ook het langste doorbloeien, zijn de mannetjes, die het stuifmeel leveren. Ook in de plantenwereld is een goede "haan" dus niet vet.............

Hoewel de bloemen van de Dagkoekoeksbloem overdag gewoon geopend zijn, komen er geen bijen op af. Die kunnen namelijk niet bij de nectar komen. Omdat de bloemen ook geen geur ver- spreiden, komen er ook geen nachtvlinders op af. Nachtvlinders zijn namelijk beesten die door planten met geur gelokt moeten worden. Overdag vliegen er echter wel dagvlinders en hommels rond, die de kleur van de Dagkoekoeksbloem blijkbaar aantrekkelijk vinden. Het is de mooie roze kleur die ze maar al te goed herkennen en ze naar de nectar en het stuifmeel lokt.

Avondkoekoeksbloem

De avondkoekoeksbloem, witte silene of lijnkruid (“Silene latifolia subsp. Alba”) is ook een plant uit de anjerfamilie. Het is een hoge, eenjarige, overblijvende, algemeen voorkomende plant. De soort dankt zijn naam aan de bloemen, die pas laat in de namiddag en avond geopend zijn. De plant is evenals de dagkoekoeksbloem tweehuizig; de bloemen zijn dus óf mannelijk óf vrouwelijk.  De bloemen zijn wit en 2 tot 3 cm groot. De bloem is groter dan de dagkoekoeks- bloem. De mannelijke bloemen hebben 10 nerven en de vrouwelijke 20. Op de foto's zijn dus enkel mannelijke bloemen te zien.

De bloemblaadjes hangen er overdag slordig bij, maar transformeren in de loop van de late namiddag en avond tot een trots stralende bloem. De licht zoete geur trekt nachtvlinders aan. Nachtvlinders zijn wezens, die zich laten leiden door geur en door het (maan)licht. Tegenwoordig zijn nachtvlinders trouwens vaak verwarde beestjes; overal zien ze “manen” en vliegen soms een hele hele nacht rondjes om een straatlamp. Gelukkig hebben zij hun geurorganen ook nog. Op de Avondkoekoeksbloem zullen voornamelijk nachtvlinders met een lange roltong te zien zijn. De bloemen hebben de ingang ontoegankelijk gemaakt door een soort bijkroontje dat de kroonbuis bij de top grotendeels afsluit. Zo´n roltong is dan een uitermate geschikt gereedschap om toch “in te breken”.

woensdag 17 april 2013

Speenkruid

Gewoon speenkruid (ficaria verna) is een plantje dat iedereen wel eens gezien heeft. Het is een van de eerste plantjes die in bloei komt. In zachte winters worden soms in begin februari al de eerste gele sterretjes gezien. De eerste (bloeiende) waarneming die dit jaar op de site van waarneming.nl was te zien, was al op 9 januari in Z. Holland. In Limburg daarentegen was de eerste waarneming pas op 17 maart. (In Roermond om precies te zijn). De afgelopen 2 jaren was dat op 3 en 4 maart. Dus een verschil van een paar weken, zoals ik al bij het hoefblad had opgemerkt. Het is verder opvallend dat in het westen van het land het speenkruid véél eerder wordt/werd waargenomen.

De plant is een Ranonkel-achtige en o.a. verwant met de dotter- bloem, winterakoniet en de voor ons zo bekende, later bloeiende, boterbloem. Vooral met de dotterbloem wordt het soms verward.
Het aantal kroonbladen van de dotterbloem is in 't algemeen slechts 5 en ze zijn ronder dan de meestal puntige van het speenkruid, die zowel in aantal als in vorm variëren.
De latijnse naam “Ficária” stamt af van ficus: vijg, dus vijgkruid, hetgeen slaat op de peer- of vijgvormige knolletjes van de plant. “Verna” komt van voorjaar. Het is een knolgewas, dat in het voorjaar gebruik maakt van de zon, voordat er bladeren aan de bomen verschijnen of voordat er veel schaduw is.Als maart koud is geweest, dan is speenkruid des te uitbundiger.

De naam speenkruid komt vanwege de gelijkenis van de knotsvormige ondergrondse knolletjes  met de spenen van een koe. Speen is ook een Oudhollands woord voor aambei. Toeval of niet, maar het werd vroeger ook gebruikt om ontstekingen van uiers of aambeien te bestrijden.

Als volksnaam zijn ze ook o.a. bekend als kattenklootjes (N.Holland) of “hanenklootjes” (Friesland).


De plant komt algemeen voor op meer vochtige, wat beschaduwde plaatsen tussen hakhout, aan heggen, slootkanten, in weiden, langs natte bos- randen en in loofbossen. Begin maart komen de donkergroene hoefijzervormige bladeren normaal gesproken boven de grond, in maart/april bloeien de gele stervormige bloemen als zonnetjes dichtbij de grond. Door de dakpansgewijze opbouw, waar- bij de onderste blaadjes het grootste zijn, ligt het plantje als een bosje op de grond om maximaal te profiteren van het zonlicht. De planten vormen a.h.w. een "mat", het geheel is niet hoger dan 10 cm. Tegen de zomer sterft het blad af en verdwijnt het speenkruid weer onder de grond.

Al zo vroeg in het voorjaar worden de stralende bloemetjes door weinig insecten bezocht. Door de in het algemeen nog lage temperaturen zijn die nl. nog weinig actief. Het plantje produceert dan ook zelden zaden. Toch weet het zich uitstekend te handhaven. Het verspreidt zich namelijk vooral door vermeerdering van knolletjes. Dat gebeurt op 2 verschillende manieren, namelijk zowel onder- als bovengronds. Na de bloei in het voorjaar vormt zich in de oksel van ieder blad een knopje, zo groot als tarwekorrels, waaruit knolletjes groeien. Die worden broedknolletjes genoemd. Als de bladeren van het speenkruid vergelen en wegteren vallen de kleine okselknolletjes op de grond en worden door bijvoorbeeld regenwater verspreid. Soms liggen ze in zulke grote aantallen bij elkaar, dat ze vroeger hebben geleid tot het fabeltje van de “tarwe- of aardappelregen”. Als ze op een gunstige plaats liggen, kunnen uit de knolletjes worteltjes groeien. Deze worteltjes verankeren zich in de bodem en door te krimpen trekken ze het knolletje dieper de grond in. Om deze reden noemt men ze ook wel “mollenklootjes”.
Door zijn vroege verschijning werd speenkruid vroeger gebruikt om na de winter het gebrek aan verse groenten op te vangen. Ze werd verwerkt in salades of werd in de voorjaarssoep gedaan. De jonge plantjes zijn rijk aan vitamine C en dienden ook als middel tegen scheurbuik (Duitse naam voor speenkruid is “Scharbockskraut”). Belangrijk is dat de bladeren wel vóór de bloei worden geplukt. Tijdens de bloei ontwikkelt de plant in de bladeren namelijk giftige stoffen. De bladeren smaken dan bitter en je ziet dan ook dat ze door de grazers worden gemeden.


LET OP.....speenkruid niet verwarren met deze dotterbloem
Dotterbloem

zaterdag 13 april 2013

Groot hoefblad

Eind maart vertelde ik bij de blog over het klein hoefblad, dat de ontwikkeling van de voorjaarsplanten dit jaar bijna twee weken achter lag op het gemiddelde van de periode 2001 tot en met 2012. We zijn het de laatste jaren steeds normaler gaan vinden, dat de winters en lentes warm zijn, waardoor het nu allemaal heel erg koud en laat lijkt, maar dit was 50 jaar terug eigenlijk een normaal jaar.

Dat we dit jaar later zijn dan de afgelopen jaren is ook merkbaar aan grote broer “het Groot hoefblad” (Petasites hybridus). Op onderstaande foto die ik vorig jaar op 26 maart heb genomen, zien we dat al best veel blad is ontwikkeld. Dat is bij de andere foto's (die ik nam op 13 april van dit jaar) nog niet het geval, zoals je kunt zien. Normaal gesproken zie je de bloemen van deze plant medio april, begin mei verschijnen. Dus dit jaar is niet zo bijzonder als we denken.

Groot hoefblad, mannelijke bloem, 26 maart 2012
Groot hoefblad, vrouwelijke bloem
Groot hoefblad is een overjarige plantensoort en net als Klein hoefblad een soort waarvan de bloeiwijzen eerder verschijnen dan de bladeren. Het is een goed voorbeeld van een tweehuizige plant. Dat is dus een type plant waaraan alleen mannelijke (meeldraadbloemen) óf alleen vrouwelijke (stamperbloemen) bloemen groeien. Het komt vaak voor dat een groepje uit alleen mannelijke of vrouwelijke planten bestaat. Vooral herkenbaar aan de kleur; mannelijke bloemetjes zijn zachtroze en de vrouwelijke bloempjes zijn wit. 

Mannelijke bloemen zijn 0,7 tot 1,2 centimeter groot en de vrouwelijke 3 tot 6 centimeter. Omdat de bloeiwijze van beide geslachten er zo verschillend uitziet, heeft men zelfs lange tijd gedacht, dat er sprake was van twee verschillende plantensoorten. Hoewel de soort rijk bloeit, breidt ze zich hoofdzakelijk vegetatief uit door middel van ondergrondse uitlopers. Het is namelijk nog niet dé tijd voor grote groepen bijen, hommels en zweefvliegen die voor de bestuiving moeten zorgen. Daarnaast zijn de de vrouwelijke bloemen niet zo aantrekkelijk, omdat ze geen nectar produceren en tot slot liggen de mannelijke en vrouwelijke planten vaak te ver uit elkaar voor bestuiving.

Groot hoefblad op 13 april 2013
Het Groot hoefblad lijkt in eerste instantie in niets op de mooie gele bloem van het Klein hoefblad, maar ook het Groot hoefblad is een composiet. Familie van de paardenbloem dus. Het is dan ook niet de bloem, maar het blad waaraan je ziet dat het “familie” is van het kleine hoefblad; ze hebben beiden (met soms wat fantasie) de vorm van een hoef. Nu, tijdens de eerste bloei, is dat nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers; de bloem verschijnt eerder dan de bladeren, die in het begin slechts korte, schubjes langs de stengel zijn. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormige of ronde en soms getande bladeren,.
De bladeren worden uiteindelijk veel groter dan je  hier op de foto ziet, tot zelfs rabarberachtige afmetingen. Soms tot wel 1/2 meter in doorsnee.....

Net zoals kleine broer is het een echt "grensgeval": hij voelt zich het beste thuis op de scheiding van land en water. Op de vochtige, voedselrijke, en liefst licht beschaduwde plekken kunnen ze grote aaneengesloten vegetaties vormen. Als de plant bovengronds afgestorven is in de herfst en winter, blijft er dan ook vaak slechts kale grond achter. Ook op braakliggende grond, duinen en goed doorlatende en humusrijke gronden zie je hem. Het dichte wortelstelsel onttrekt veel vocht en voedingsstoffen uit de bodem. Weinig andere planten kunnen het in zo’n massavegetatie uithouden; ze worden verdrongen en verdwijnen.
Het is een mooie plant, maar de soort is dus in feite een woekeraar. Andere vegetatie wordt verdrongen en vanwege de moeilijk te verwijderen wortelstokken wordt de plant beschouwd als een zeer lastig onkruid. Vandaar dat de plant ook wel allemansverdriet, of pestwortel wordt genoemd.

vrijdag 29 maart 2013

Klein hoefblad als lentebode

Onderstaand berichtje las ik vanmorgen op de site van “de Natuurkalender”.

20 maart 2013.

Lente twee weken later dan afgelopen jaren..... 

"Vandaag begint officieel de lente, maar wat het weer betreft laat het voorjaar nog even op zich wachten. En als het weer niet opschiet doet de natuur dat ook niet. De ontwikkeling van de voorjaarsplanten ligt bijna twee weken achter op het gemiddelde van de periode 2001 tot en met 2012.
Vanaf 10 januari viel de vorst in en maakte de natuur pas op de plaats. De voorsprong is vanaf toen flink afgenomen. Planten liggen nu nog maar gemiddeld iets minder dan een week voor op normaal en liggen twee weken achter op de afgelopen twaalf jaar. Per soort zit daar wel verschil tussen.

We zijn het de laatste jaren steeds normaler gaan vinden dat de winters en lentes warm zijn, daardoor lijkt het nu allemaal heel erg koud en laat. Ten opzichte van het vroegste voorjaar ooit, 2008, ligt de natuur momenteel zelfs een maand achter. Maar 50 jaar terug was dit eigenlijk gewoon een normaal jaar. De zeer hoge temperaturen eerder deze winter (zoals de tweede helft december en begin januari) waren echter wel bijzonder".

Ik had inderdaad al gemerkt dat door alle winterse perikelen in maart de natuur een paar weken achter ligt, want tijdens mijn wandelingetjes door de Weerter natuur had ik de bekende "lentebodes" nog nergens gezien. Tot ik afgelopen woensdag langs de Tungelroyse Beek bij de Baanbrug liep en het klein hoefblad al van ver langs de waterkant zag staan. Als vrolijke frisse “zonnetjes in zakformaat” stonden ze tussen de nog grijze en grauwe begroeiing.

Wie in het vroege voorjaar op zoek gaat naar bloeiende planten in de vrije natuur, zal heel vaak uit komen bij het klein hoefblad. Evenals het speenkruid, maarts viooltje en bosanemoon is het klein hoefblad namelijk dé lentebode; de bloeitijd is normaal gesproken al vroeg in maart, bij gunstig weer zelfs in februari. De bloemen zijn echter alleen geopend in de volle zon.

Zoals je kunt zien, is deze plant een samengesteldbloemige en onder andere familie van de paardenbloem. De vorm van het blad heeft wel iets weg van een paardenhoef. Vandaar de naam. Dat is tijdens de bloei nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers.
Nu zijn het nog korte, groene schubjes langs de stengel. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormig of ronde en soms getande bladeren. De bloem wordt graag bezocht door bijen en dan met name de solitaire bij. Vroeg in het voorjaar hebben ze ook maar weinig keus. De plant werd vroeger gezien als een van de belangrijkste geneeskruiden bij aandoeningen als hoest, astma en bronchitis. Dit is ook terug te vinden in de botanische naam “Tussilago”. Deze is namelijk afgeleid van tussis = hoesten en agere = verdrijven.





het uitgebloeid klein hoefblad doet aan een uitgebloeide Paardenbloem denken
===============================================================

Mogelijk ben je nu ook benieuwd naar de weersverwachting en -voorspelling volgens de Enkhuizer Almanak. Die geef ik je bij deze:


Weersverwachting Maart 2013: De start van de lente is veel te koud. Er wordt sneeuw verwacht en de temperaturen liggen 8 graden lager dan normaal. Rond Pasen 2013 moet rekening worden gehouden met toenemende kans op neerslag en een veel te lage temperatuur. Het wordt de koudste Pasen sinds 1964(!).

Weersverwachting April 2013: De eerste week van April 2013 laat lenteweer zien met zomerse temperaturen. Temperaturen kunnen voor het eerst in 2013 boven de 20 graden uitkomen (!)
Voor de 2e en 3e week van April voorspelt de Deventer Almanak overwegend droog maar wel koud weer.
De Enkhuizer Almanak gaat uit van prima voorjaarsweer passend bij de lente. Voor de laatste week van April 2013 worden temperaturen van rond de 20 graden verwacht.


==============================================================

De voorspelling voor maart is nagenoeg uitgekomen.
Nu ben ik benieuwd welke voorspelling voor april de juiste zal zijn !!!

===============================================================

Blogarchief