Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


vrijdag 11 oktober 2013

Insectenhotel

Bij het zien van de foto vraag je je misschien af wat dat nou precies is. Als ik je nou vertel dat dit bijzon- dere kunstwerkje in de tuin van het Milieu Educatief Centrum te Weert staat, is het waarschijnlijk meteen wat duidelijker; het heeft met natuur te maken. In dit "gebouw" van 5 verdiepingen kun je dan ook echt van alles verwachten. En niet alleen insecten.

Beestentoren bij het Milieu Educatief Centrum in het IJzerenmangebied
Helemaal onderin deze "beestentoren" zijn buizen aangebracht en donkere plekjes en hoekjes, waar egels, kikkers, padden en andere beestjes onderdak kunnen vinden. De 2 etages erboven, met hout- en mergel- blokken met boorgaatjes, bossen stro en riet dienen als insectenflat. Solitaire wespen en metselbijen leggen er bijvoorbeeld hun eitjes. Helemaal boven is een vogelvoeder- plank met daarboven de vleermuizenzolder. Een prachtig initiatief.

Het is echter vooral de omgeving die een verblijf in deze toren aantrekkelijk moet maken voor de genoemde dieren. En dan zit je in de tuin bij het NMC wel goed, zoals je op de foto kunt zien. Het kleine grut maakt er dan ook goed gebruik van. Een mooi bouwwerk dat zeker, maar als puntje bij paaltje komt, is de vorm van ervan ondergeschikt. De bijen letten alleen op de gaten in de materialen (hout, steen, bamboe en andere holle stengels etc.).  Alle creativiteit daarom heen doet er in feite voor hen niet toe. Een kistje met bamboestokjes kan in de juiste omgeving beter bezocht worden dan het prachtigste bouwwerk waar geen of nauwelijks nectar- en drachtplanten (vaak wordt maar één soort bloem door een bepaalde soort bezocht) in de nabije omgeving voorkomen. Maar het oog wil natuurlijk ook wat.........

insectenmuur in Dorplein
Dit bijzondere bouwwerk, gelegen in een natuurlijke omgeving naast de basisschool en in het centrum van het Brabantse Dorplein is, als je het vergelijkt met de beestentoren, een "5 sterren" insectenhotel. Het is in eerste instantie bedoeld voor insecten, maar ook voor andere kleine inwoners is er wel een plekje te vinden. Door middel van deze, door buurtbeheer “Dorplein Uniek" ontwikkelde - en door vrijwilligers gebouwde 16 meter lange insectenmuur, is een plek gecreëerd, waar insecten veilig kunnen verblijven. Een plek waar nuttige insecten, zoals vlinders, solitaire wespen, - bijen en kevers niet alleen een schuilplaats vinden, maar het is tevens een nest- en rustplaats en in de koude maanden een geschikt winterkwartier.

een aantrekkelijke omgeving is van groot belang om te slagen in de opzet
Het natuurlijke leefgebied van deze, voor mens en milieu, heel nuttige beestjes is de afgelopen decennia aanzienlijk verminderd. Wereldwijd, en dus ook in Nederland, worden niet alleen de honingbij, maar ook steeds meer wilde bijen- en wespensoorten met uitsterven bedreigd! Ruim 56% van de 342 in Nederland voorkomende wilde bijensoorten staat bijvoorbeeld op de Rode Lijst!!! Enkele wilde bijensoorten zijn o.a. metselbijen, de zandbij, koekoeksbij en behangersbij.

Door ziektes, bestrijdingsmiddelen, minder nectar- en drachtplanten en te weinig nestgelegenheid hebben deze dieren het momenteel moeilijk en verdwijnen er steeds meer soorten. Onze tuinen zijn te netjes geworden en er zijn te weinig gangetjes, strootjes, holle stengels en boorgangen. Ook bijvoorbeeld vermolmd hout, een stapeltje stenen waar kieren en spleten in zitten, klinkerpaadjes met brede voegen worden vaak verwijderd, en gaatjes en spleetjes in muren worden helaas vaak dichtgemaakt.

De wilde bijen en wespen zijn enorm belangrijk voor het bestuiven van planten. Voor de bij is de nectar van belang en voor de wesp het stuifmeel. Omdat ze niet leven in kolonies zoals de honingbij, vallen ze meestal niet op. Ze bestuiven niet alleen bloemen, maar solitaire wespen en sluipwespen zorgen ook voor een ecologisch evenwicht door schadelijke insecten te bestrijden en zijn een belangrijke en onmisbare schakel in voedselketens. Ook in onze directe omgeving zijn ze dus van belang!

Uiteraard hoeft niet iedereen meteen een insectenhuisje in de tuin te nemen. Zoals gezegd zijn er in een niet al te opgeruimde tuin vaak genoeg mogelijkheden voor de beestjes. Een paar hout- of gipsblokken met boorgaatjes in verschillende formaten is al een stap in de goede richting.
Omdat de solitaire bij en - wesp geen nest hoeven te verdedigen zoals de honingbij of duitse wesp, steken ze ook niet. Dus daar hoef je ook al niet bang voor te zijn.

Wil je toch een kunstmatige nestgelegenheid aanbrengen, dan is er op het internet voldoende informatie te vinden. Een goede uitgebreide site waar je eigenlijk alles over insectenhotels kunt vinden is http://www.bijenhotels.nl/

En wie helemaal het naadje van de kous wil weten, dus niet alleen het hoe en wat van een bijenhotel, maar ook de wereld van de solitaire bij wil leren kennen, raad ik aan om het boek van dé bijenkenner Pieter van Breugel te lezen. Het boekwerk met als titel "Gasten van bijenhotels" beschrijft niet alleen in detail hoe je een bijenhotel kunt maken en aan welke eisen het moet voldoen, maar ook wélke "gasten" er in komen logeren. Je kunt het boek (inmiddels al de 3e versie) uiteraard kopen, maar de oudste versie is ook gratis als pdf-document te downloaden.
Dat kun je doen door HIER op te klikken.

Bijenhotels kunnen in vrijwel alle situaties worden geplaatst, maar het is NOODZAKELIJK dat er stuifmeel, dracht- en nectarplanten in de nabije omgeving aanwezig zijn (binnen een straal van 50 m.) en liefst van eind maart tot half september. Men moet vooral geschikte soorten planten of uitzaaien.


In grote tuinen, andere grote terreinen, de openbare groene ruimte en vooral in het buitengebied moet de vegetatie ecologisch worden beheerd. Met andere woorden: er moet heel goed gelet worden op de onder- linge relaties tussen planten, dieren of andere organismen en het milieu. De wilde bijen komen namelijk uitsluitend af op bepaalde combinaties van planten.

Heel vaak staat er geen enkele plant in de buurt van het bijenhotel waar een van de hierboven genoemde bijen op af zal komen. Het gevolg is dat ze geen gebruik zullen maken van het bijenhotel. Zakjes zaad voor bijen die overal al dan niet gratis worden aangeboden, trekken wel honingbijen en hommels aan, maar hebben vaak geen enkel effect op de wilde (solitaire) bijen als bepaalde (meestal overblijvende) drachtplanten niet in de buurt voorkomen.  Zo zijn bijvoorbeeld een aster of de chrysant alleen interessant voor de honingbij en geen drachtplant voor wilde bijen.

Neem bijvoorbeeld deze Pluimvoetbij.
Deze algemeen voorkomende solitaire bij van ongeveer 15 mm (wie heeft ze ooit gezien?)  leeft vooral in allerlei droge en warme habitats. Zij nestelt  in zelfgegraven holtes in de bodem. In stedelijke omgeving kun je ze aantreffen tussen de straattegels. Pluimvoetbijen verzamelen hun nectar uitsluitend op (bij voorkeur gele) composieten, vooral die met lintbloemen. Dan moet je denken aan Schermhavikskruid, Echt bitterkruid en Wilde cichorei. Planten die vaak verwijderd worden in de mooi aangelegde tuinen, want we vinden het maar onkruid, terwijl ze van belang zijn voor deze soort.

Planten als Koninginnenkruid, Grote kattenstaart, Blauwe knoop en Vingerhoedskruid die je aantreft in de vrije natuur zijn ook goede drachtplanten voor wilde bijensoorten, terwijl de honingbij er niet bij wordt waargenomen. Zo is bijvoorbeeld de rode Sedum (Hemelsleutel) die je hierboven op de foto ziet, niet alleen aantrekkelijk voor vlinders en honingbijen, maar ook voor met name kleine zandbijtjes (Andrena).
Ook de Rosse metselbij is behoorlijk bloemtrouw en blijft, zo lang er tenminste wat te halen valt, vliegen op één bepaalde soort plant. Als het moet schakelen ze over en bestaat het bijenbroodje uit een mengsel van stuifmeel van verschillende planten. Het is echter vrijwel altijd geel van kleur, variërend van bleek- tot oranjegeel.

Men moet dus doordacht te werk gaan om resultaat te zien. Bezoek eens http://www.drachtplanten.nl/ om te kijken naar de juiste planten.

maandag 30 september 2013

De Groote Peel NU......

In de vorige drie posts heb ik aandacht besteed aan "Nationaal Park de Groote Peel" en je hopelijk duidelijk kunnen maken, waarom dit gebied een "peeljuweel" genoemd mag worden.
Door op een titel te klikken, kun je elke post nog eens lezen:
--- De Groote Peel.
--- Hoe de Groote Peel 'gemaakt' werd.
--- Amsloberg.

“Groote Peel”, © Topografische dienst.

Vandaag gaat mijn post (de laatste) over de Groote Peel heden ten dage. Na het afgraven
veenmos krijgt weer kansen op herstel door stabilisatie van het waterpeil
van de  hoogveenpakketten en de ontgin- ning is de Groote Peel als een eiland in een sterk ontwaterd en ontwaterend landbouw- gebied komen te liggen. In droge tijden zakte de grondwaterstand in de jaren 80 weg tot meer dan 2 m onder het maaiveld.

De aanleg van sloten en vaarten, waardoor steeds meer water weglekte, heeft onder andere geleid tot deze sterke verdroging. Andere oorzaken van de negatieve beïn- vloeding van de waterhuishouding zijn de diepe grondwateronttrekking voor de drinkwatervoorziening en industrie en de beregening door de landbouw in de directe omgeving. Via de vaarten kon ook gebieds- vreemd voedselrijk water binnen dringen, waardoor het veen onder druk kwam te staan en bomen en struiken gingen overheersen. Er is op dit moment in het 1400 ha. grote gebied dan ook nog geen 1 ha "levend" hoogveen meer te vinden!!!!!

de Groote Peel op een historische kaart van 1892
huidige Groote Peel op Google maps

De Groote Peel is dus niet alleen "gemaakt" door natuurlijke -, maar vooral door menselijke factoren. Er is zo variatie ontstaan in het landschap. De rijkdom aan dier- en plantensoorten, de biodiversiteit, is voor een groot deel te danken aan deze variatie, aan deze verscheidenheid. Maar er liggen, zoals altijd, weer "vijanden" op de loer: verdroging, verruiging en vermesting.

Gelukkig heeft men (tijdig) ingezien dat dit unieke natuurlandschap niet verloren mag gaan en heeft het sinds 1993 de status van beschermd  Nationaal Park. Tevens is het aangewezen als Natura 2000 gebied; een netwerk van beschermde natte- en droge natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. In mijn vorige post heb ik al een en ander hierover verteld. 

In het kader van de voltooiing van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) is een beheers- en inrichtingsplan opgesteld: “WATER EN VUUR”. Het cultuurhistorisch waardevolle verveningspatroon, met name de peelbanen en veenputten in het Limburgse deel en de vaarten en plassen in het Brabantse deel van het reservaat moet behouden blijven.

Het Steltloperven is een waar vogelparadijs en trekpleister voor vele vogelsoorten

Het Rijk heeft al een aantal jaren geleden (2006) aan alle Nederlandse Provincies gevraagd een prioriteitenlijst voor de verdrogingsbestrijding op te stellen. Een zogenoemde 'TOP-lijst' . Op die lijst staan natuurgebieden waar de Provincie tussen 2007 en 2015 met voorrang moet gaan inzetten op natuurherstel. Ook de Groote Peel is aangewezen als "TOPgebied".

Foto: "Het hart van de Peel" - Meerbaansblaak in 1978
Ik kan me nog goed herinneren dat tot ver in de jaren '90 van de vorige eeuw de kienhoutstobben, of peelpuisten in het Meerbaansblaak te zien waren vanwege de lage waterstand.
Vóór de veenvorming groeiden op meerdere plaatsen in de Peel bomen. Die werden "opgeslokt" door het veen; ze gingen dood, vielen om en verdwenen in het veenpakket.
De turfstekers kwamen die vaak 1000-den jaren oude, onverteerde boomstronken (die "monsters van de peel") later bij hun toch al zware werk tegen. Ze namen de stam men mee voor brandhout en de stobben lieten ze zitten.

Foto september 2013-  Meerbaansblaak
Bij het Meerbaansblaak (ook wel Hennesblaak genoemd naar de naam van de boerderij van de grondeigenaar), was het gewone turfsteken vanwege die stobben niet mogelijk. Daarom werd het daar uitgebaggerd.  De baggert of bagger- turf  werd met schuitjes naar een nabijgelegen legakker gevaren (nu een weiland) en op het land uitgespreid. Die schuitjes waren platboomde, rechthoekige bakken van zo'n 3 meter lang en 80 centimeter breed, waarin men ruim 1 m3 kon vervoeren. Na indroging werd de baggerlaag aangetrapt met klompen, waaronder plankjes bevestigd waren. Na verdere droging kon de turf gemakkelijk worden uitgesneden, omdat het formaat al in de drogende bagger was uitgelijnd.

Foto maart 2015- Meerbaansblaak bij zonsondergang
Vanwege de ernstige verdroging, is het herstelplan in De Groote Peel daarom niet alleen gericht op behoud van variatie in het landschap met weidse vergezichten (door het open houden van het gebied) en de stilte, maar er worden vooral maatregelen genomen om het water vast te houden (het gebied te "vernatten") en het grondwaterpeil te stabiliseren om zo bijvoorbeeld het veenmos, dat erg gevoelig is voor wisselingen in het waterpeil, te behouden en weer een kans geven uit te breiden. Bij het Meerbaansblaak staan de peelpuisten weer onder water en is het ven weer in oude staat hersteld.

De blonde d 'acquitane houdt het landschap open
begrazing van de heide en pijpenstrootje op de Filosche Peel

Tot slot wil ik jullie nog attenderen op een slideshow, die ik op YouTube heb gezet en die je nu ook via deze post kunt bekijken. De meeste foto's zul je trouwens herkennen van de vorige posts. Wil je de slideshow zien, klik dan op de playknop.

Mocht de beeldkwaliteit van de foto's niet naar wens zijn als je het filmpje schermvullend maakt (rechts onderaan in het hoekje), dan kun je op het zonnetje klikken en de resolutie naar wens aanpassen tot 1080 pixels in HD-kwaliteit.


******** mei 2020.
Wat ook zeker de moeite waard is om eens te bekijken, is het digitaal fotoboek met korte begeleidende tekst van natuurfotograaf Jan van de Kam. Een echte aanrader voor de natuurliefhebber. Op de site kun je ook aangeven of je belangstelling hebt voor de papieren versie. Het is op internet te zien op www.depeelin4seizoenen.nl.

donderdag 26 september 2013

Hoe de Groote Peel "gemaakt" werd.

Zoals eigenlijk elk landschap in ons land door menselijk ingrijpen is "gemaakt", is dat ook het geval met de  Groote Peel. In mijn vorige post  heb ik er al een en ander over verteld, maar in deze post wil ik de nadruk vooral leggen op de verschillen die door dit menselijk ingrijpen aan weerszijden van de provinciegrens te zien zijn. Dit vanwege de manieren van vervening; handmatig of machinaal, klein- of grootschalig.
Op deze historische kaart van 1892 is dit verschil al goed te zien. De huidige grote plassen zijn er nog niet, maar de provincie- grens, ook wel Het Bescheid of Astensche Moost- scheiding genoemd, vormt wel al duidelijk zichtbaar de grens tussen 2 verschillende landschappen in wording.
Het Limburgse deel, ten zuiden van Het Bescheid, is grotendeels door particulieren met de hand verveend, waardoor een groot areaal kleinere veenputten aanwezig is. In tegenstelling tot wat de naburige gemeentes besloten (grote oppervlaktes van de peelgronden verkopen en/of verpachten aan de gebroeders van de Griendt), heeft de Gemeente Nederweert in 1863 namelijk kleine percelen van deze "gemene gronden" aan particulieren verpacht of verkocht. Vandaar dat de vervening aan Limburgse kant kleinschalig is gebleven en die aan Brabantse kant grootschalig.
Voor het vervoer van de turf met karren, werden ongeveer elke 200 meter Peelbanen uitgespaard. Links en rechts daarvan lagen 10 tot 20 eigen, of jaarlijks gepachte, turfveldjes, waar veenputten (boerenkuilen of eendagsputten genaamd) van verschillende grootte en vorm ontstonden. Veel van die veenputjes waren het resultaat van één dag werk. Als je de volgende dag terug kwam kon je pech hebben en was de put helemaal vol water gelopen. Je kon dan beter met een nieuwe put beginnen.
Op de meeste plaatsen waren die weer binnen een aantal jaren dichtgegroeid met veenmos. Op de historische kaart van 1892 is deze puttenstructuur heel duidelijk waar te nemen.
Tegenwoordig zijn de sporen van de peelbanen nog goed zichtbaar, maar de puttenstructuur is door het dichtgroeien en erosie meestal niet (meer) te zien.
10e Baan aan Limburgse kant
veenputten aan de 3e Baan
Kleine plassen ontstaan door kleinschalige turfwinning in het Limburgse deel
Zo gebeurde het aan Brabantse kant oorspronkelijk ook. Maar sinds 1853 werd de Peel daar vooral bedrijfs- matig ontveend en ontgonnen door de Bossche broers Jan en Nicolaas van de Griendt.  
Bij acte van 2 Juli 1853 hadden de gebroeders voor dat doel van de gemeente Deurne 610 H.A. hoogveen gekocht. In 1856 werd de „Maatschappij tot ontginning en vervening der Peel, genaamd Helenaveen" opgericht.  
kleinschalige exploitatie aan de Limburgse kant

kleinschalige exploitatie aan de Limburgse kant
grootschalige exploitatie aan de Brabantse kant
Als gevolg van splitsing van de bedrijfsleiding en onderlinge ruzies, werd in 1885 ook de "NV My van de Griendts Land-exploitatie", kortweg "Maatschappij Griendtsveen", opgericht, die begon met industriële vervening.  Er werd 300 H.A. van de gemeente Horst bijgekocht en in 1889 kocht Maatschappij Griendtsveen nog eens 550 ha. van de gemeente Asten. In 1913 werd 140 H.A. van de gemeente Helden gekocht en in 1918  nog eens 600 H.A. van Sevenum. Getallen die je doen duizelen............
 
Door de machinale vervening van met name het Brabantse deel is er nauwelijks meer een puttenstructuur aanwezig. Het gebruik van de Peel veranderde vanaf toen drastisch. Voor afwatering en afvoer van de turf werd een strak patroon van vaarten, vaartjes en kanalen gegraven. De bekendste zijn Helenavaart, Griendtsveens Kanaal en Astensch Peelkanaal. Omdat de gemeente Deurne zijn eigen "Gemeentelijk Veenbedrijf" had, hebben ze het Kanaal van Deurne moeten graven. Maatschappij Helenaveen stond namelijk niet toe, dat ze afwaterden op de Helenavaart.
Door de grootschalige turfwinning ontstonden later grote waterplassen zoals Aan het Elfde, Steltloperven en het ven op de Filosche Peel. Die zijn nu (ook vanwege de rust in het gebied) een waar vogelparadijs en trekpleister voor vele vogelsoorten.
8e Vaartje aan de Brabantse kant
Aan 't Elfde
Grote  plassen, als het  Steltloperven, door grootschalige turfwinning in het Brabantse deel
Om van veen turf als brandstof te maken, had men zwartveen (van fijnbladige veenmossen) nodig, dat zich onder de bovenste veenlaag bevond en verder verteerd was. Van de bovenste veenlaag, ook wel bolster, bonkaarde,grauwveen of vale turf (van grofbladige veenmossen) genoemd, werd strooisel gemaakt. Het strooisel werd in eerste instantie vermengd met zandgrond, om zo het water beter vast te kunnen houden en geschikt te maken als landbouwgrond. Deze veenkoloniale grond noemt men dalgrond.
Behalve dat deze gronden voor boekweitcultuur, die toentertijd overal in de Peel werd bedreven, werden aangewend, verturfde men aanvankelijk gewoon en ontstond er ongeveer 250 H.A. goede dalgrond, waarop kleine tuinderijen en boerderijen (20—40 H.A.) werden gesticht.

Dat strooisel bleek door de eigenschap om goed vocht op te kunnen nemen, echter ook geschikt te zijn voor gebruik in bijvoorbeeld de paardenstallen van met name de W.Europese legers en trammaatschappijen. Het werd ook gebruikt in particuliere stallen.
Toen de turfstrooiselindustrie in ongeveer 1880 tot grote bloei kwam en omdat het hele jaar door werd gewerkt, bleef de ontginning achterwege. Voor deze tak werd o.a. in 1885 van de gemeente Horst nog eens 410 H.A. veengrond gekocht en een jaar of tien later nog eens 700 H.A. gepacht tegen een prijs van ƒ 4,— per jaar en per bunder voor de tijd van 50 jaar met 50 optiejaren, met het recht om het bovenveen af te graven voor turfstrooisel.
Met machines werd het turf gewonnen en een drijvende turfstrooiselfabriek verwerkte het grauwveen tot turfstrooisel. Op de historische kaart is de plek aangegeven. In 1896 werd zelfs een vaste turfstrooiselfabriek gebouwd. De veenkolonies Griendtsveen en Helenaveen (genoemd naar de vrouw van een van de broers) herinneren nog aan deze periode. Ook kleinere ondernemers gingen zich met de turfgraverij bezighouden.

Het resultaat van deze grootschalige vervening was, dat het "goud der Peel" in minder dan 100 jaar vrijwel geheel werd afgegraven. Daar staat tegenover dat talloze kerkdorpen rond de Peel hun opkomst aan de veenexploitatie te danken hebben. De arme mensen rond die veenkoloniën, die in de slappe tijd als werklozen voor 40 cent per dag werk vonden bij bijvoorbeeld de aanleg van gemeentebossen keken verbaasd op, toen hun in de tachtiger jaren ƒ 1 . — geboden werd bij de turfgraverij en turfstrooiselfabricage. Honderden arbeiders legden daarmee een spaarpotje aan, dat gebruikt werd voor de aankoop van een lapje hei (de prijs was ongeveer ƒ 40,— per H.A.) en het bouwen van een eigen woning. In de vrije tijd werd steeds weer een stukje ontgonnen en zo konden ze zich opwerken tot boeren en boertjes. Vooral de grove tuinbouw heeft er later veel welvaart gebracht. En dat hadden ze toch te danken aan dat "oord van verschrikking".

Toen grote gebieden waren afgegraven en de turfwinning niet meer rendabel werd (turf heeft het na 1930 definitief verloren van steenkool), ging men over tot ontginning van de afgegraven delen. De aanvankelijk voor de landbouw waardeloze zandgronden, werden met kunstmest geschikt gemaakt voor weilanden, akkers en bos (o.a. het Lumme Buske).
Lumme Buske; het hoogste punt van de Groote Peel
IJslandse paardjes zorgen voor de begrazing
kaart van de Groote Peel met een aantal veldnamen
Het cultuurhistorisch verveningspatroon, met name de peelbanen en veenputten in het Limburgse deel en de vaarten en plas- sen in het Brabantse deel van het reservaat, is zo uniek dat het behouden moet blijven. De historie van de turfwinning en ander gebruik van het veen, vind je ook terug in de vele veldnamen zoals 't Eeuwige Leven, Aan ’t Elfde, Koe- uier,  Gevlochtsche Baan, 3e -, 6e vaartje, In ’t Broek, Roerdompven.

Aan Limburgse kant deed men niet zo "moeilijk": Het gebied was verdeeld in banen, die men nodig had voor het transport van de turf en men noemde die Meerbaans- blaak, Grote - en Kleine Oalebaan, Heinenbaan, Mussenbaan, maar ook gewoon 1e, 2e, 3e t/m 16e baan.

Hoe men aan die namen kwam, is mij niet altijd duidelijk. Toch kan ik er een aantal verklaren. Zo is "blaak" afgeleid van het Zuidnederlandse woord "blak" dat "rustig water" of "onder water staand land" betekent, maar ook van het Middelnederlandse woord "blec" dat de betekenis heeft van ´land dat even boven het water uitkomt´. Het Weerter dialectwoord voor blank staan (onder water staan) is ook blaak. Mussenbaan heeft niets met mussen te maken. Woorden met muis, moos, mus en ook het Weerter woordje "moeëst" tref je vaker aan in de Kempische toponymie en plaatsen als Valkenswaard en Schijndel. Een straat in Weert heet "Mussenberg". In het Belgische Bocholt heet een gebiedje de "Muisputten". Ze verwijzen allemaal naar slijk, modder of moeras. "Koe-uier" verwijst naar de vorm van dat stuk land en "Oale" is de bijnaam van een familie, die haar perceel/percelen? bij die baan had.
Deze namen waren toen in elk geval voor de mensen onmisbaar in het dagelijks leven. Zo konden ze elkaar de weg wijzen en vertellen waar ze heen gingen of vandaan kwamen, waar iets te vinden was, of waar hun eigendom lag.
Dit schilderij laat ons goed zien hoe de Peel er rond de eeuwwisseling uit zag.
Dat de mensen er toen onder vaak erbar- melijke omstandigheden woonden en werkten, moge wel duidelijk zijn. Het schilderij van Willem Cornelis Rip, dat onlangs gekozen is tot mooiste Limburg-schilderij, laat iets van deze barre leef- omstandigheden zien.

Ik hoop dat je door de posts over de Groote Peel wat meer inzicht hebt gekregen in het waarom, het hoe en het wat. Mogelijk dat je met andere ogen kijkt, als je dit prachtig natuurgebied bezoekt. In mijn laatste post over de Groote Peel, wil ik in het kort nog iets vertellen over de huidige situatie.

donderdag 19 september 2013

De Groote Peel

Vanaf 1951 werden delen van de Groote Peel aangekocht door Staatsbosbeheer en sinds 1993 heeft het de status van Nationaal Park. In Nederland zijn twintig Nationale Parken. Nationaal Park de Groote Peel is één van de laatste, grotendeels ontgonnen hoogveengebieden en één van de 161 gebieden in Nederland die toegewezen zijn als Natura 2000 gebied. Natura 2000 is een Europees natuurbeschermingsproject, waarin invulling wordt gegeven aan de verplichtingen die voor Nederland voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Binnen Nederland wordt de Ecologische Hoofdstructuur  het belangrijkste netwerk. In een eerdere blog heb ik al een en ander over het grote belang van dit netwerk verteld. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de EHS.

de Peel, op basis van oude Tranchotkaarten, met huidige plaatsen.
Het voormalige hoogveengebied is een restant van de Peel, een grotendeels verdwenen 30.000 ha. groot gebied op de grens van N.Brabant en Limburg. Voor de betekenis van * Pedelo, het toponiem van peel, zijn veel verklaringen te vinden.

In Tijdschrift de Maasgouw, 1964/aflevering 1, geeft A. Schrijnemakers hierover een hele uiteenzetting.
Al de gegevens samenvattend, komt hij tot de volgende conclusie: * Pedelo = een "Bos met sponsachtige open plekken". Kortweg: "Veen-bos".

De Peel moet oorspronkelijk een gebied met ongeveer een lengte van 40 km en een breedte van 7 à 8 km zijn geweest!!! Het liep van Grave richting Weert en dan door tot het Belgische Neerpelt en Overpelt. Neerpelt betekent "laag peel", Overpelt betekent "hoog peel". Het moet toen een zeer ondoordringbaar gebied zijn geweest. P.E. de la Court, landdrost van Brabant,  omschreef het in 1841 als volgt: “Alle de woeste gronden, onder den algemeenen naam van "Marais de Peel" bekend, strekken zich in lengte uit tot tenminste elf en een half uur gaans, en in de breedte bij doorsnijding van twee tot vijf uren, zonder dat deze ruimte wordt afgebroken door eenigen tusschenliggenden bebouwden grond. Het is een akelige en eentonige woestenij, noch boom, noch struik verlustigt het oog”.

Door turfwinning en de daarop volgende ontginning tot landbouwgrond, is het grootste deel van dit hoogveengebied verdwenen. Wat overbleef is nog ongeveer 4000 hectare. De Peel bestaat nu nog slechts uit “eilandjes” omringd met een door mensen gemaakt landbouwgebied.
Nationaal Park De "Groote Peel",  ligt op het grond- gebied van Asten, Meijel en Nederweert en is zo'n 1400 hectare groot.(waarvan 640 ha. in de gemeente Nederweert). Op Limburgs grondgebied spreekt men van  "Ospelse Peel" en aan de Brabantse kant van de grens heet het "Astense Peel".
De andere hoogveengebieden die nog over gebleven zijn, zijn de Deurnesche Peel en de Mariapeel.

Dit is de turf waar het zo'n 150 jaar geleden om te doen was

Huidige situatie van Nationaal Park de Groote Peel
Zo'n duizend jaar geleden zijn de bewoners rondom de Groote Peel begonnen met turfwinning op kleine schaal en voor eigen gebruik. Turf is gedroogd (zwart)veen, ontstaan uit fijnbladige veenmossen. Ze staken de turven als brandstof voor verwarming en om te koken.

Ongeveer 150 jaar geleden had De Groote Peel nog overwegend hoogveenlandschap: een relatief hoog ge- legen, bijna boomloos, bultig moeras. Maar ook droge gebieden met heide op een zandrug, o.a. de Amsloberg. Pas door de grootschalige turfwinning in de periode 1850 - 1930 en de daarop volgende ontginning tot landbouwgrond, is het grootste deel van dit hoogveen- gebied verdwenen. Omdat hout als brandstof schaarser werd, werd turf nl. een belangrijke brandstof (zowel voor privégebruik als voor de industrie). In de jaren na 1880 werd het vooral ook gebruikt als turfstrooisel.

Dijk met links het Steltloperven en rechts Aan 't Elfde
De 'littekens' door deze vervening hebben gezorgd voor variatie in het natuurlandschap: water, moeras, heide, velden vol pijpenstrootje, zandbulten en kleine stukjes bos. Terwijl het winnen van de turf aan Brabantse kant vooral bedrijfsmatig gebeurde, werd dit aan aan de Limburgse kant van de Astensche Moostscheiding niet zo grootschalig aangepakt. Daardoor zie je nu 2 verschillend “gemaakte” wijde- en weidse vergezichten en natte en droge natuurlandschappen in De Groote Peel.
In mijn volgende blog vertel ik wat meer over het ontstaan van die verschillen.

Bescheid of Astensche Moostscheiding, met rechts de grote plas "Aan 't Elfde"
Door deze bijzondere natuur is er een grote verscheidenheid aan flora en fauna. De Groote Peel is vooral van groot belang voor watervogels; er broeden een kleine honderd vogelsoorten en talloze trekvogels strijken er voor langere of kortere tijd neer in voor- en najaar. Vandaar dat het park ook een internationaal erkend 'wetland' is. (de aanwijzing is geschiedt op basis van een internationaal verdrag; de Ramsar-conventie).
De maatregelen die Staatsbosbeheer neemt, zijn niet alleen gericht op het vasthouden van het water, maar ook op handhaven van de rust in het gebied en voorkomen dat het dichtgroeit met bomen en struiken.

Blogarchief