Veel soorten paddenstoelen zijn sterk achteruit gegaan. Vooral als gevolg van de stikstofverbindingen, die via de atmosfeer al een halve eeuw over Nederland neerdalen. Een van die soorten, waar ik in de vorige post over schreef, is de Bruine weidechampignon. Maar natuurlijk zijn er ook soorten die van die veranderingen profiteren.
Eén daarvan is de Franjeporiezwam.
De reden voor deze uitbreiding is tweeledig. Allereerst zijn de eertijds zo schrale hogere zandgronden door vermesting steeds voedselrijker geworden en dat is precies wat een Franjeporiezwam nodig heeft. Ten tweede: het is een warmteminnende soort, dus de opwarming van ons klimaat is gunstig voor deze zwam, die dan ook vooral verschijnt na een periode met warm en droog weer.De FRANJEPORIEZWAM (Polyporus tuberaster) is een zogenaamde gaatjeszwam. Ze heeft aan de onderkant dus geen lamellen, maar poriën waarin de sporen tot ontwikkeling komen. Het is een saprofiet (een schimmel die zijn celmateriaal opbouwt door het opnemen van stoffen uit dóde organismen). Ze groeit dus op dode takken, stammen en stronken van diverse loofbomen (o.a. esdoorn, wilg, els, beuk) op voedselrijke en vochtige grond. Ze veroorzaakt hierbij witrot.De lichtgele tot okerbruine hoed heeft meestal maar een doorsnede van zo'n 3 tot 10 cm., maar op grotere stukken dood hout, zoals stammen en stronken, worden ook vaker grotere vruchtlichamen gevormd. De hoed heeft schubben die allemaal in cirkels naar binnen staan. Kenmerkend voor deze zwam zijn de rafeltjes die als een soort versiering ("franje") aan de hoedrand zijn bevestigd. Bij jonge exemplaren is de hoed nog licht gewelfd, maar bij oudere exemplaren kan deze deuken bevatten.
Weerschijnzwammen worden zo genoemd, omdat de poriën bij een “scheve” belichting een zilverachtige weerschijn hebben. Eenmaal aangetast door zo'n zwam, zal een boom na verloop van tijd afsterven. De meest bekende is wel de
Ruige weerschijnzwam waar ik een hele tijd geleden een foto van plaatste.
Dit is de DUNNE WEERSCHIJNZWAM (Inonotus cuticularis).Groeit vaak in groepen boven elkaar, op levende stammen van beuken op wondplekken, op zandige bodem (juli - oktober). Hoewel hij nog matig algemeen is, staat hij op de NRL (Nederlandse Rode Lijst) als kwetsbaar.
Met het blote oog te herkennen aan de dunne, vlakke hoed (1-2,5 cm dik). Deze 5-15 cm. waaiervormige hoed is geelbruin tot roodbruin, met een fluwelig tot ruwharig, concentrisch gezoneerd oppervlak en een blekere, naar binnen gerolde rand.
De buisjes aan de onderzijde hebben fijne poriën, zijn eerst bleekgrijs of gelig, later verkleuren ze naar oranjebruin. Vaak met gutatiedruppels. Sporen bruin. Vlees taai vezelig. Ruikt aangenaam kruidig.
De Porseleinzwam is een mooie soort, die je vooral kunt aantreffen op dode en levende beuken. Ik heb er ooit een hele post aan gewijd. Dat kun je
HIER nalezen. Minstens zo interessant vond ik deze keer echter de ontelbare kleine rode bolletjes, die niet groter waren dan een speldenknop en verspreid over de hele gekapte beukenboom te vinden waren. Moeilijk te fotograferen en daarom niet echt super scherp, maar een bijzondere vondst om jullie te laten zien. Dit is namelijk het minder bekende en minder voorkomende BLOEDROOD MENIEZWAMMETJE (Nectria coccinea). Deze zeldzame schimmel komt voor op beuken, esdoorns en populieren.
Hoe klein ze ook zijn, ze kunnen fataal zijn voor een boom. Ze tasten voornamelijk sterk verzwakte bomen aan. Eenmaal aangetaste takken en delen van de stam verdrogen en sterven langzaam af vanaf de plek van aantasting. Je zult je waarschijnlijk afvragen hoe zo'n klein organisme zo'n grote boom kan bedreigen.
Dit kan met hulp van de Wollige beukenluis (Cryptococcus fagisuga), die de zogenaamde beukenschorsziekte veroorzaakt. De zuigactiviteit van deze schildluis tast de beuk namelijk aan, omdat ze scheurtjes in de bast veroorzaakt. Die scheurtjes op hun beurt geven toegang aan de schimmel, die diep in de boom doordringt.
Melkzwammen zijn broze paddenstoelen die bij beschadigingen “melksap” afgeven. Er zijn vele soorten. Hun naam danken ze onder andere aan de boom waarmee ze in symbiose leven, zoals bijvoorbeeld de zilverspar-beuken-,populieren- en lorkenmelkzwam. Anderen danken hun naam aan de geur of smaak van het melksap. Dat zijn o.a. de kokosmelkzwam, gepeperde melkzwam, viltige maggizwam en vissige melkzwam.
Weer anderen danken hun naam aan het uiterlijk, zoals de baardige of wollige -, donzige -, grijsgroene –, rossige - en kaneelkleurige melkzwam.
Dit is de BITTERZOETE MELKZWAM (Lactarius subdulcis). De naam dankt deze paddenstoel aan de “melk”; de geur daarvan is weeïg zoet en de smaak is mild of ietsjes bitter, zelden echter met een scherpe nasmaak. De niet bittere en jonge exemplaren zijn na afkoken eetbaar. De vleeskleurige bruin tot roodbruine hoed is 3 tot 7 cm breed.
De hoed wordt al snel tweekleurig met een lichtere vaak gekartelde rand.
De lamellen zijn aanvankelijk wit en worden later bleek vleeskleurig soms lichtbruin gevlekt. Het melksap is wit en verkleurt niet.
Al eerder heb ik in een post uitgebreid stilgestaan bij de GROTE STINKZWAM. Die kun je, zo je wil,
HIER nog eens nalezen. Toch wil ik je deze foto laten zien, want zelden trof ik zo'n gaaf exemplaar aan als deze.
Er is nog helemaal niks van de gleba (de groene slijmerige sporenlaag) af gesnoept door aas- of mestvliegen en mestkevers, die in een mum van tijd op de voor hen onweerstaanbare reuk afkomen zo gauw ie uit het "duivelsei" kruipt. Zo'n gaaf exemplaar maak je zelden mee. Ook de steel is nog maagdelijk wit. Als ik een uur of wat later zou zijn gekomen, was er ongetwijfeld al aan geknibbeld.
Tot slot plaats ik hieronder nog een aantal mooie exemplaren van soorten waar ik al eerder iets over heb geschreven. Daarom ook geen toelichting. Mocht je er toch iets meer over willen weten, dan kun je gebruik maken van de zoekfunctie,onder de inhoudsopgave hierboven.
|
Bruine ringboleet |
|
Dennenvoetzwam
|
|
Echte tonderzwam
|
|
Fraaisteelmycena
|
|
Gewone oesterzwam
|
|
Grote bloedsteelmycena
|
|
Nevelzwam
|
|
Roestvlekkenzwam
|
|
Porseleinzwam
|