Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 11 juli 2021

Allemaal beestjes #18

Nu alles volop in bloei staat, is het weer tijd om "op jacht" te gaan naar al die kleine "onderkruipsels".
Vooral schermbloemigen, zoals wilde peen, fluitekruid, gevlekte scheerling, engelwortel en pastinaak worden veel bezocht door onze insecten. Binnenkort staan o.a. ook de berenklauw en koninginnekruid in bloei. Ook op de bloemen van deze planten vind je ze veelvuldig. Dus wil je eens wat insecten ontdekken, let dan vooral op schermbloemigen.

Gewone Citroenzweefvlieg

Zo zag ik onlangs deze GEWONE CITROENZWEEFVLIEG (Xanthogramma pedissequum) op een Pastinaak. Het is een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen. Het is een eenvoudig te herkennen zweefvlieg. Tenminste, dat dacht men een jaar of 10 geleden nog. Het blijkt dat de bijna identieke Zuidelijke citroen- zweefvlieg en Boscitroenzweefvlieg ook steeds vaker in Nederland worden waargenomen. Er zijn enkele kenmerken waarmee deze drie soorten citroenzweefvlieg in het veld herkenbaar zijn, maar er wordt nog steeds volop over gediscusieerd door deskundigen. Dan moet je blijkbaar letten op de gele markeringen, de vleugeltips en de kleur van het achterbeen. Voor een leek gaat dat echter allemaal te ver, dus ook voor mij.Het is een fraaie zwart en felgeel getekende zweefvlieg. De vleugels hebben een gezwarte voorrand. De soort meet 10 tot 12 mm. en komt in Zuid- en Midden-Nederland algemeen voor in de periode mei-september. Soms zweven meerdere mannetjes in elkaars nabijheid.Met zijn gitzwarte achterlijf met citroengele vlekken is het een goede wespenimitator.
Je moet deze vlieg overigens niet verwarren met de Citroenpendelvlieg. Deze zweefvlieg heb ik al in 2016 beschreven in Allemaal beestjes #5.

Grote zeefwesp

Op diezelfde pastinaak zag ik ook nog de GROTE ZEEFWESP (Crabro cribrarius). Zonder W. Dus geen zweefvlieg, maar een insect uit de familie van de graafwespen. Bewoont vooral warme, zandige biotopen (ook in stedelijk gebied). Nestelt meestal in zandige of lemige grond, ook wel in vermolmd hout. Hoe deze soort aan die naam komt, is mij onbekend. Op het eerste gezicht lijken ze op gewone wespen, maar als je even goed kijkt zie je meteen dat het om graafwespen gaat. Een graafwesp is niet gevaarlijk. Ze heeft dan wel een angel waar ze mee kan steken, maar ze gebruikt die alleen om gevangen insecten te verlammen. Gevangen insecten worden aan de wespenlarven gevoerd. Eigenlijk is dit voor ons goed nieuws, want dit betekent dat graafwespen niet geïnteresseerd zijn in gebak of glaasjes limonades op tuintafels en terrasjes. Je hoeft ze dus ook niet dood te meppen.......De vliegtijd van de Grote zeefwesp is van eind mei tot begin september. Het is een grote wesp met uitgebreide gele tekening op achterlijf en enkele gele vlekken op borststuk. Het is de grootste van drie inlandse soorten. Lengte van het mannetje is 9-16 mm, het vrouwtje is 10-16 mm.

Bloedrode bladloper

Hier zie je de BLOEDRODE BLADLOPER (Brachypalpoides lentus) op het Fluitekruid. De naam dankt deze middelgrote zwarte vlieg aan de 2 bloedrode rugplaatjes en lange, geheel zwarte poten. Het is een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen. Zweefgedrag komt dus voor, maar niet vaak en meestal maar kortstondig. Er komen in Nederland 15 soorten bladlopers voor.Deze langwerpige, vrij grote zweefvliegen vertonen een kenmerkend gedrag. Ze lopen namelijk veel over bladeren en doen daarom wel aan bladwespen denken. Op de bladeren likken ze hun voedsel op.
Dit gedrag onderscheidt ze van andere zweefvliegen. Wat ze precies eten is niet duidelijk, maar vermoedelijk is dat het stuifmeel en honingdauw dat op de bladeren is gevallen.Anders dan de meeste andere zweefvliegen zie je bladlopers dus zelden op bloemen. Opvallende uitzondering is deze Bloedrode bladloper. Deze bezoekt namelijk wel regelmatig bloemen zoals je ziet.Bladlopers zijn echte bosdieren. Vooral in loofbossen, met een voorkeur voor enigszins vochtige bossen op matig voedselrijke grond. Dit is vooral omdat de larven zich namelijk in rottend hout ontwikkelen; rottingsholten in oude bomen, rottende boomwortels, oude stronken en nat hout vlak achter de schors:. Die voeden zich daar met bacteriën.

Varenrouwvlieg

De VARENROUWVLIEG (Sciara analis) is een zwart muggetje van slechts enkele milimeters groot, dat in de volksmond ook wel rouwvliegje genoemd wordt. Een "mug" overigens die niet steekt. Een mooi muggetje met een opvallend geel lijfje. Hier zien we er een zitten op het Fluitekruid. Geen probleem dus, maar anders is het als ze binnenshuis weten te komen. Zoals bij mij helaas het geval was. Waarschijnlijk "gekregen" van mijn dochter die mij een potje met een door haar gestekt plantje gaf. Zij kreeg namelijk het zelfde probleem. De larfjes zijn volgens mij binnengehaald door het gebruik van niet voldoende gestoomde potgrond. Stomen van potgrond is nodig om alle schadelijke beestjes en schimmels te doden.Als je de pech hebt dat zo’n beestje binnen komt, dan heb je grote kans dat er iets mis gaat met je kamerplanten. De mugjes zijn zelf niet schadelijk maar de larven die uit de eitjes komen wel. Die larven kunnen schadelijk zijn voor de wortels van planten. De mug legt namelijk zo'n 200 eitjes in de vochtige potgrond van kamerplanten. Na 2 tot 3 dagen heeft het eitje zich ontwikkeld tot een larve die zich tegoed doet aan de wortels.Beschadigde wortels kunnen erg makkelijk worden aangetast door schadelijk schimmels en bacteriën waardoor de plant nog verder verzwakt, of dood gaat, zoals bij mij het geval was. De larve verpoppen zich na 3 tot 5 weken. Dit hangt af van de temperatuur. Na 3 tot 4 dagen komt hieruit de volwassen mug. De volwassen mugjes leven slechts 2 dagen. Lang genoeg om weer voor nageslacht te zorgen. 

Penseelkever
Soms hoef je niet eens op pad te gaan om een mooie soort te vinden. Deze prachtige PENSEELKEVER (Trichius fasciatus) vond ik gewoon op mijn balkon. Uit de nabijgelegen eik gevallen waarschijnlijk.
De Penseelkever is een kever uit de familie bladsprietkevers. De meeste Bladsprietkevers zijn herkenbaar aan een rond, bol lichaam, korte tasters en grote, soms glanzende dekschilden, vaak met lengtegroeven en een enkele keer met beharing, zoals deze Penseelkever.
Enkele andere bekende bladsprietkevers zijn de mestkevers en de mei-, juni- en julikevers. Bladsprietkevers hebben platte, waaiervormige uiteinden aan de tasters. Hiermee sporen mannetjes en vrouwtjes elkaar op om te kunnen paren.
Penseelkevers zijn ongeveer 9–12 mm groot en hebben, zoals je ziet, een felle wollige beharing. Hier danken ze hun naam aan. Door deze beharing draagt hij bij aan de bestuiving van bloemen, tussen de haartjes blijven gemakkelijk stuifmeelkorrels zitten, en die worden dan weer mooi meegenomen naar een volgende bloem… De dekschilden zijn geel met in het midden drie onderbroken, zwarte dwarsstrepen. Door de kleur en tekening lijkt deze soort op een bij of wesp. In het Engels spreekt men dan ook van “Bee beetle” (bijenkever).
In combinatie met de beharing wordt menig vijand op het verkeerde been gezet door deze vorm van mimicry. De beharing heeft ook de overdracht van stuifmeel tot gevolg, waardoor deze kever een rol speelt in de bestuiving van bloemen.
De penseelkever komt voor op open bosplekken in bergachtige streken, maar ook in Oost- en Zuid-Nederland en België in lager gelegen gebieden. Plaatselijk is de soort niet zeldzaam.Hij eet de zachtere delen van planten, bij voorkeur vooral de witte bloemen van schermbloemigen, maar ook andere planten, zoals els, meidoorn, margriet en liguster worden gegeten. De larve leeft in en van rottend hout en is tweejarig; de volwassen kever is van juni tot augustus te zien.
Junikever
Een soort die ik nu in juli ook regelmatig op mijn balkon aantref, is de JUNIKEVER (Amphimallon solstitiale). Deze kever dankt zijn naam aan het feit dat hij voor het eerst wordt waargenomen in juni. Andere kevers die hun naam aan de maand van verschijnen te danken hebben zijn de Meikever en de Julikever.
Meestal tref je ze liggend op hun rug aan. Niets verontrustends trouwens. Waarom dat zo is kun je nog eens nalezen in Allemaal beestjes #3
Roodbaardroofvlieg

Roofvliegen kunnen ineens voor je neus op tafel of op de krant plaatsnemen, om even plotseling en bliksemsnel weer te vertrekken. Dan hebben ze waarschijnlijk een prooi ontdekt. Ze zitten vaak op de uitkijk, rondspiedend naar prooi. Soms zelfs op mensen. Ze hebben uiteraard grote, scherpziende ogen die elkaar overigens nooit raken. Iets wat bij andere vliegen wel het geval is.

Roodbaardroofvlieg met prooi

Ze vangen met hun poten insecten in de vlucht. Die prooien bestaan vaak uit andere vliegen, wespjes, vlinders, kevers, sprinkhanen en zelfs libellen. De borstelige haren op de poten zorgen voor een goede grip. Bij toeval kon ik op mijn balkon een foto maken van een Roodbaardroofvlieg. Een grote bruine soort met zwarte pootborstels en een grote middenknobbel. De baard is meestal rossig, maar dat is hier niet te zien. Afgaande op de afgeschuinde legboor, ga ik er van uit dat dit een vrouwtje is.
Het toeval wil dat ze net een oeverlibel uit de lucht had geplukt. Ze bleef hardnekkig haar prooi vasthouden toen ik haar optilde en op een blaadje legde. Zo kon ik deze foto maken.

In Nederland zijn 40 soorten bekend, met een grootte variërend van 5 tot 30 mm. Een behoorlijk aantal hiervan is zeldzaam tot zeer zeldzaam of zelfs verdwenen. Al eerder heb ik iets over roofvliegen verteld. In "Allemaal beestjes #12" kun je bijvoorbeeld iets lezen over de Gewone roofvlieg en de Ringpootvlieg.

Bosrandroofvlieg

 Ik ga er van uit dat ik op mijn balkon onlangs ook bezoek kreeg van een BOSRANDROOFVLIEG (Neoitamus cyanurus). Vroeger Eikenroofvlieg genoemd. Het is een algemeen voorkomende soort. Haar habitat is het loofbos, tuinen en struikgewas op een droge tot iets vochtige bodem. Maar ook in de stad kun je ze dus aantreffen.Enkele kenmerken van deze vlieg zijn: alleen het tweede pootgedeelte is gelig bruin gekleurd. De andere delen van de pootjes zijn zwart. De vlieg heeft een zwarte lengtestreep op het borststuk. Maar daarnaast heeft ze, zoals je kunt zien, nog een zwarte tekening aan beide zijden van die lijn. Tenslotte zijn alleen de eerste vijf segmenten van het achterlijf bruin bestoven en de overige zwart. Ze heeft (tenminste bij een goede lichtinval) groenige ogen.

Schorsmarpissa
Wat ik ook regelmatig op mijn balkon aantref is dit spinnetje. Het is goed gecamoufleerd en is amper 1 cm groot. Het is dan ook moeilijk om te fotograferen, maar oh zo leuk om het steeds weg te zien springen. Springen ja....... De SCHORSMARPISSA (Marpissa muscosa) is namelijk een in Nederland algemeen voorkomende spin, behorend tot de springspinnen. In Nederland staan zo'n 25 soorten geregistreerd. De Schorsmarpissa is de grootste in zijn soort. Deze soort lijkt wel helemaal ontworpen te zijn om op boomschors te leven. Dat doet ze dan ook, al vind je haar toch ook regelmatig in de omgeving van huizen op muren en hekken, soms ook binnenshuis. De schorsmarpissa loopt met het grootste gemak verticaal tegen een glad oppervlak als bijvoorbeeld een raam. Toch is ze het best in haar element als ze goed gecamoufleerd op boomschors zit. Daar kan ze bij gevaar snel tussen een groef of onder een stuk los zittende schors vluchten.
Ze hebben een redelijk plat en langwerpig behaard lichaam met korte stevige poten. De voorpoten zijn verdikt. De kleur varieert van grijsbruin tot donkerbruin. Een ideale kleur om nagenoeg onzichtbaar te zijn op boomschors. Ze houden zich bij voorkeur op op zonnige verticale vlakken zoals bomen of palen op, mits er tenminste een plekje in de buurt is waar ze bij onraad snel in kunnen wegkruipen. De prooi wordt beslopen en dan onverhoeds besprongen. Voordat ze een sprong waagt, spant ze eerst een veiligheidsdraad, voor het geval ze uit de koers raakt. De sprong is meestal zeer goed berekend, zodat de prooi weinig kans maakt.
Zoals alle springspinnen heeft ook de schorsmarpissa een buitengewoon goed ontwikkeld gezichtsvermogen. Van de acht spinnenogen zijn er twee (de voormiddenogen), veel groter dan de andere. De achterzijogen staan ver naar achteren. Hier helaas niet te zien.

Blogarchief