Nu het eindelijk echt herfst wordt, schieten de zwammen eindelijk "als paddenstoelen uit de grond.". Inmiddels heb ik al een flink aantal gevonden, waaronder heel bijzondere.
|
Witsteelfranjehoed |
“Samen sterk”. Het lijkt wel of deze teer uitziende franjehoedjes dat afgesproken hebben.
De Witsteelfranjehoed (Psathyrella piluliformis)is een in Nederland veel voorkomende paddenstoelensoort.
Je vindt ze van augustus tot en met november. Ze groeien in bundels op of bij dode stammen, stronken en "begraven" hout (hout onder de grond) van loofbomen zoals eik en beuk. Ze noemen deze soorten saprofiet. De hoed is eerst gewelfd, later vlakker. De kleur is bleek geel- of okerbruin tot kastanjebruin, na opdrogen licht beigeachtig. Aan de rand zitten vaak witte velumresten. Net alsof het onderrokje onder de jurk uit komt... De steel is wit en onderaan geelbruin.
|
Wollige bundelzwam |
Je vindt de Wollige bundelzwam op levend (parasitair) en dood hout (saprofiet) van de populier. Het is een prachtige zwam die vaak met meerdere bij elkaar groeit, maar ook één exemplaar komt voor. De grote, wollige, witte schubben en de rand met wollige velumresten hebben hem de naam bezorgd. De hoed kan uiteindelijk wel een doorsnee bereiken van 20 cm, maar dan is hij minder mooi.
|
Wollige bundelzwam |
Ook de onderkant van deze soort vind ik erg mooi. Jonge exemplaren hebben bijna witte plaatjes. Later worden die licht tot donker grijsbruin.
|
Goudvliesbundelzwam |
De Goudvliesbundelzwam (Pholiota aurivella) is een prachtige paddenstoel die je in bundels aantreft op stamwonden van levende loofbomen (beuk, appel, es, plataan) en na die "gedood" te hebben er op verder leeft als saprofyt. De soort is in Nederland vrij algemeen. Deze staan op een omgezaagde beuk.
|
Goudvliesbundelzwam |
De tot 12 cm grote hoed van de Goudvliesbundelzwam is in het begin bol, zeer slijmerig en bekleed met bruine schubjes. Oudere exemplaren krijgen een vlakke hoed, die steeds meer indroogt. De kleur van de hoed varieert van lichtgeel tot goudgeel. De lamellen zijn lichtgeel, later roestbruin. De meestal gekromde steel is bleekgeel tot geelbruin en kan schubjes hebben. De sporen zijn bruin.
|
Goudvliesbundelzwam |
De goudvliesbundelzwam komt meestal in bundels voor, maar soms vind je ze ook alleenstaand. Op deze foto zie je een oudere alleenstaande paddenstoel. Hier is goed te zien hoe slijmerig hij is/wordt.
|
Roestbruine kogelzwam |
De Roestbruine kogelzwam (Hypoxylon fragiforme) is een algemeen voorkomende zakjeszwam.
Het ruwe, kussenvormige met papillen bezette, steenrode tot kaneelbruine vruchtlichaam is slechts 4-10 mm groot. Hier lijken het net kleine gehaktballetjes.
|
Roestbruine kogelzwam |
Je vindt ze op dikke takken en stronken van voornamelijk beuken. (Saprofiet). Bij het ouder worden wordt het vruchtlichaam donkerbruin tot zwart. Je kunt ze overigens het hele jaar vinden.
|
Okergele korrelhoed |
De Okergele korrelhoed (Cystoderma amianthinum) is een in Nederland algemene paddenstoelensoort.
De vruchtlichamen zijn aanwezig van september tot en met november. De zwam is te vinden in loof- en naaldbossen op plekken met veel mos en strooisel, maar ook zoals hier op nat grasland. De hoed heeft een diameter tot 4 centimeter en is eerst klokvormig en later gespreid, met een bult in het midden. Hij is mat, okergeel tot geeloranje, met vlokjes aan de rand. Het oppervlak is fijn-korrelig. Aan de hoedrand bevinden zich duidelijk zichtbaar velumvlokjes. De lamellen zijn wit, later vaak wat gelig. De tot 5 centimeter hoge steel is gelig tot oranjebruin en onder de ring bedekt met velumvlokken, daarboven vezelig.
|
Muizenstaartzwam |
Om deze kleine Muizenstaartzwam (Baeospora myosura) te vinden, moet je goed kijken naar de kegels van naaldbomen op en deels in de grond, want alleen hier groeit hij op.
Het hoedje is gewelfd tot bijna vlak, Ø 1-3 cm, glad, bleek bruin tot hazelnootbruin, met een lichte randzone. Volgens de beschrijving zou hij mat moeten zijn, maar deze was glanzend, maar dat was waarschijnlijk vanwege de vochtigheid in de vroege ochtend. Ook bij andere soorten zagen we dat. Lamellen staan dicht opeen, wittig. Steel 3-5 cm x 1-2 mm, crème tot bleek bruin, uitlopend in een harige wortel.
De paddenstoelenwerkgroep kwam na enig overleg tot de conclusie dat dit de Bittere dennenkegelzwam zou moeten zijn. Ik vond echter op meerdere sites op het internet, waaronder Soortenbank.nl, dat je deze soort vindt in de periode maart-juni. Vandaar dat ik na wat zoekwerk tot de conclusie ben gekomen dat het de Muizenstaartzwam moet zijn. Als ik fout zit, dan hoor ik dat graag.
Een goede tip die ik op internet tegen kwam: Bij twijfel kun je het beste het paddenstoeltje uit de dennenappel trekken, dan moet er een wortelstrengetje onder aan het steeltje zitten. Vandaar ook de naam natuurlijk. Dat heb ik dus niet gedaan, maar als je goed kijkt, zie je wel enkele van die strengetjes…
|
Roestvlekkenzwam |
Zoals de naam al doet vermoeden herken je de Roestvlekkenzwam vooral aan de roestvlekken.
Het is een in Nederland zeer algemene maar onopvallende paddenstoel. Hij groeit in groepjes of heksenkringen op grof strooisel en humus, vooral bij sparren en dennen van augustus - november.
De hoed heeft een diameter van 3 tot 10 centimeter en is gebold tot vlak of onregelmatig gewelfd. De kleur is roomwit tot zeer lichtroze met bruine, roestachtige vlekken. De steel is ook wit, vooral onderaan enigszins verdikt en roestig gevlekt. De gekartelde en dicht opeen staande plaatjes zijn roomwit tot beige en krijgen ook roestbruine vlekken. De soort ruikt lichtzoetig en een beetje anijsachtig.
|
Gewone franjezwam |
De Gewone franjezwam (Thelephora terrestris) is een paddenstoel uit de familie Thelephoraceae. Kenmerkend zijn de onregelmatige, bruine rozetten die tegen de grond gedrukt of, zoals hier, iets opgericht zijn. Het vruchtlichaam is donker chocoladebruin met een zacht, sponzig, viltig oppervlak. De onderzijde is korrelig, ruw en chocoladebruin. De Gewone franjezwam kun je vinden op voedselarme schrale zandgrond in naaldbossen en op heidevelden. Je loopt al gauw aan deze paddenstoel voorbij, omdat hij niet zo opvalt in het veld. In de herfst is het een algemene verschijning.
|
Wijdporiekurkzwam |
Sinds 1970 is de Wijdporiekurkzwam (Datronia mollis) een toenemende soort in ons land en is thans dan ook vrij algemeen. De taaie en kurkachtige zwam zit als een langwerpig dun plakkaat op de zijkant en onderkant van takken en stammen van diverse soorten loofbomen (o.a. beuk, wilg, populier en els) op vochtige tot droge, voedselrijke bodem. Jong is de hoed geelbruin en zijn de opvallend grove poriën wit.
Oud zet deze zwam je, als je niet oplet, op een dwaalspoor, omdat de hoedjes dan niet bruin, maar donkergrijs tot zwart zijn met een blauwe schijn. Dus zonder een zweem van bruin! De poriën zijn dan ook grijs. Een kenmerk van deze soort is de opvallend zoete geur (zoals snoepjes die hebben)
|
Grote stinkzwam |
Iedereen heeft in het bos wel eens een weeïge sterke geur geroken. Als je je neus dan naloopt, kom je meestal bij de Grote stinkzwam (Phallus impudicus) uit. De Nederlandse naam is dus voor de hand liggend.
De hoed is in het begin bedekt met een kleverige donkergroene laag. Deze laag wordt opgelikt door vliegen en kevers, die op de aasgeur afkomen. Zij zorgen dus voor de verspreiding van de sporen.
|
Duivelsei |
Velen zullen een jonge stinkzwam die op het punt staat om uit het velum= het vlies te breken, niet als zodanig herkennen. Vroeger konden de mensen zo’n gek glimmend bolletje dat ineens uit de grond kwam, ook niet verklaren. Dat moest wel duivelswerk zijn. Ze noemden het dan ook een duivelsei…...
Wanneer de laag opgegeten is, zie je de witte tot lichtgele hoed met zijn typisch honingraatpatroon.
Het is overigens niet zo vreemd dat de Latijnse naam "Phallus impudicus" is, want dat betekent "schaamteloze penis". Aan de top van de hoed zit zelfs, als een soort plasgaatje, een kleine opening.
Het schijnt dat in de preutse Victoriaanse tijd, de dames deze paddenstoel uit hun tuinen lieten verwijderen…