Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht abeek. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht abeek. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

zaterdag 8 oktober 2016

Grootbroek en de Lossing

In de vernieuwde Graaf van Hornepad wandelroute spreekt de redactie van "grenzeloos wandelen door het Weerterland". Er zijn dan ook enkele Belgische natuurgebieden in opgenomen. Dat zijn Stramprooierbroek, Domeinbos Grootbroek en Smeetshof. In mijn blog “de Grens is maar een streep” schreef ik al dat de natuur in Kempen~Broek geen grenzen kent en ook de redactie heeft dat goed begrepen.

Het huidige Grootbroek is niet het Grootbroek, zoals we dat hieronder op de Ferrariskaart van 1778 zien. Het oorspronkelijke Grootbroek is nu namelijk onderverdeeld in Stramprooierbroek en Neerbroek, de Luysen en Maria hof, Hasselterbroek en Urlobroek, Zig en Goort en Domeinbos Grootbroek. Zie het kaartje hierboven.
Domeinbos Grootbroek is dus een deelgebied dat de vroegere gemeenschappelijke naam erfde.
Het Domeinbos ligt, zoals je op het kaartje kunt zien, grotendeels tussen de Abeek en Lossing.

Ferrariskaart van 1778
Ten tijde van Ferraris werd het Grootbroek gekenmerkt als een doorstroommoeras, met een delta van moerassen en vennen nabij gehuchten als Mulenbiersel, Biersel, Manenstraet en het Hasselt. Het ligt in de laagste zone van de Vlakte van Bocholt. De vlakte van Bocholt is een vrij vlak landschap dat afhelt van zuidwest (45 m. NAP) naar noordoost (35 m. NAP), met een minimum van zowat 32 m. NAP ter hoogte van het Stramprooierbroek. Een groot deel wordt op de kaart als open water aangegeven.
Aangezien de broeken voor de omliggende dorpen en gehuchten economisch van groot belang waren door hun gebruik als gemene gronden, ontstonden over de grensafbakeningen nogal eens conflicten.

De Lossing in de bedding van de rechtgetrokken en uitgediepte oude Abeek.
In het Grootbroek komt kwelwater uit het Kempens Plateau aan de oppervlakte en monden meerdere beken uit in het moeras. De Abeek is de belangrijkste. Die stroomt bij de huidige Luysen en Mariahof het gebied binnen. Door een gebrekkige natuurlijke ontwatering, was dit gebied van nature altijd al moerassig. De beek had er in feite geen vaste bedding, maar zocht zich er een weg doorheen. Plaatselijk was ze meer dan een km. breed. Op de meest oostelijke punt (de latere Zig), stroomde het water als beek verder richting Maas.

Vandermaelenkaart 1850 met ingekleurd Grootbroek
Op deze ingekleurde Vandermaelen- kaart uit ± 1850, zie je dat deze toestand niet veel gewijzigd is. Ik heb ter oriëntatie de Broekmolen er bij geplaatst. Opvallend vind ik namen van beken als Oude Beek, Nieuwe beek, Dorpsbeek, Niels Putter beek en Goisgaterbeek. De Abeek wordt Molenbeek genoemd. Op deze kaart is ook geen sprake meer van Groote Broek, maar van “Marais dit Groot Broek” (Broekbos Grootbroek). Het grootste deel van het jaar stond het gebied toen echter nog blank. Ik las ergens dat het gras soms zelfs in het water werd gemaaid en met een schuit werd afgevoerd naar een drogere plaats, waar het kon drogen.
Tot 1868 was Grootbroek alleen geschikt om te plaggen, turf te steken, hout te kappen en hier en daar wat koeien en schapen te houden. Het was voorheen het thuisdomein van de Bokkenrijders en later voor onderduikers en "pungelaars"(smokkelaars).

Beken die richting Bocholterbroek, Wijffelterbroek en Grootbroek stromen
In 1865 begonnen de eerste grote ingrepen in het stroomgebied van de Abeek. De Belgische regering wilde namelijk meer landbouwgrond, dus er moest ontgonnen worden. De verkoop van Bocholterbroek en Grootbroek aan de “Banque générale pour favoriser l'Agriculture et les Travaux Publics” vond in 1865 plaats. Als eis werd gesteld dat het in 10 jaar tijd moest worden drooggelegd voor land- en bosbouw- doeleinden. Om dit te verwezenlijken werd de Abeek rechtgetrokken en uitgediept en werden de “Emissaire” (de Lossing)) en talrijke afwateringssloten gegraven. Door het Stamprooierbroek, lopende van west naar oost, werd nog een tweede lossing gegraven. Deze z.g. Arme- of Neerbroeklossing  ("Roojerlossing") was niet meer dan een brede sloot en diende om de overlast aan water in het meest noordelijke gedeelte van het gebied af te voeren naar de echte Lossing. Op het kaartje is te zien hoeveel beken in deze gebieden uitmondden.

De Lossing gaat voor de eerste keer bij grenspaal 160 onder de Abeek door 
De Lossing  gaat voor de tweede keer onder de Abeek door bij de zgn. Broekduiker 
Voor de derde keer ging de Lossing bij de zgn. Zigduiker onder de Abeek door
Na eerst onder de Abeek (bij grenspaal 160) gevoerd te zijn, loopt de Lossing vanaf de zgn. Broekduiker over een afstand van ruim 4 km verder in de bedding van de rechtgetrokken en uitgediepte oude Abeek.

De Zuurbeek mondt uit in de verlegde en gegraven Abeek
De Abeek werd zuidwaarts in een nieuw gegraven bedding tot aan de Zig omgeleid. Daar werd de Lossing bij de zogenaamde Zigduiker voor de derde keer onder de Abeek gevoerd. In 1969 werden de waterlopen daar overigens weer verwisseld. Het water van de Lossing kon zo versneld worden afgevoerd door de oorspronkelijke bedding van de Abeek als “Nieuwe Lossing” en de Abeek stroomt sindsdien door de gegraven Lossing als “Nieuwe Abeek” naar de Maas in Ophoven. Door het graven van de Lossing en het verleggen van de Abeek, werd de waterhuishouding in het Grootbroek danig verstoord. Meer hierover kun je lezen in de blog Abeek en/of Lossing.

De diep uitgegraven Oude Lossing vanaf de Napoleonsbrug gezien
Nadat in 1930 de Raam werd gegraven voor de ontginning van het Wijffelterbroek, werd de bovenloop van de Lossing/ Emissaire hierop aangesloten. Daardoor heeft de Lossing van Raam tot Abeek niet meer de functie om af te wateren en is in feite overbodig. Op kaarten wordt dat gedeelte aangegeven als Oude Lossing.

 Het vegen van de Lossing was zwaar handwerk voor de arbeiders                   (foto eind 19e eeuw.)
De ontwikkelingen in het Grootbroek leidden tot de omvorming van moeras in (loof)bos en hooiland. De veen-bodem werd ontgonnen, wat o.a. leidde tot de vorming van 8 vijvers; de latere Luysen en Mariahof. 
Op stafkaarten van het Grootbroek omstreeks 1890, is door deze ontwikkelingen dan ook een compleet ander beeld te zien; een groot deel van het gebied is ontgonnen en de bosbestanden en perceelindeling zoals je die nu aantreft, zijn daar al voor het merendeel op te zien.

Het graven van de Lossing en de ontginning van het broek bleek een te dure aangelegenheid en leidde na die 10 jaar dan ook tot een “faling” (faillissement) van de bank. De geldschieters/aandeelhouders werden eigenaar van grote delen van het Grootbroek. Charles Wauters (met au) uit Antwerpen was “advocaat van de vereffening” . Als loon kreeg hij ook een “lappeken grond” in het broek toegewezen.
De nieuwe eigenaren van deze gronden verenigden zich in Watering het Grootbroek (opgericht bij K.B. van 6 juni 1877), met de bedoeling de gronden vooralsnog te laten renderen.

Wauters speelde een belangrijke rol in het bestuur van deze watering. Als enige eigenaar vestigde hij zich met succes op zijn gronden, die hij van moeras om wist te vormen tot landbouwgronden.
Hij bouwde er Hoeve Groot- Broek (de latere Woutershof). Het complex bestaat uit een herenhuis met erachter een semi-gesloten hoeve. De twee tegenover elkaar liggende hoofdgebouwen (die loodrecht op de straat staan) schijnen oorspronkelijk langschuren geweest te zijn.

Huidige Woutershof met rechts van de weg en bomenrij de Abeek
In 1968 is de hoeve, met daaraan aanpalend 5 ha. grond, verkocht aan het Vlaams Verbond voor Katholieke Meisjesgidsen (VVKM) en sinds 1979 is het complex in handen van  Hopper, een jeugdverblijf  van Scouts en Gidsen Vlaanderen vzw.
De grootste ontginningen vonden plaats na 1956. 70 tot 80 % van deze gebieden zijn toen op zeer korte tijd ontgonnen. Omstreeks 1970 was het gebied grondig ontwaterd, waren grote delen van het moeras verdwenen en waren vervangen door weilanden en (maïs)akkers. Het waren vooral de randen van het moeras die door de landbouw werden aangetast.

Ondanks allerlei genomen maatregelen, bleef een “goede” waterhuishouding in het Grootbroek echter problematisch. Hoewel er jarenlang tal van pogingen zijn gedaan het hele gebied toegankelijker te maken voor de landbouw, bleek dit een onmogelijke opgave en midden jaren ’70 liet de Belgische overheid dan ook eindelijk  het plan varen om heel het Grootbroek droog te leggen. Zo ontstonden uit de resterende moerassen de in het begin genoemde natuurgebieden, waaronder dus ook “Domeinbos Grootbroek”.
In de volgende blog zal ik daar wat meer over vertellen.

vrijdag 18 december 2015

Taurossen op 't Luuëke en d'n Oetslaag 2015

Over de Taurossen op 't Luuëke en d'n Oetslaag valt niet veel nieuws te vertellen.
Op beide percelen tref je nu met name Sayaguese runderen aan. De Heckrunderen op 't Luuëke zijn verdwenen. Ook bij d'n Oetslaag zijn het voornamelijk Sayaguese koeien en 2 Maremmana stieren.

Aangezien een aantal dieren van perceel Siëndonk afkomt, hebben we op 't Luuëke te maken met kruisingen tussen Sayaguese en Tudanca. Waarschijnlijk ook Maremmana. Ze liepen te ver weg om dat goed te kunnen zien.

Omdat 't Luuëke niet zo'n groot en schraal perceel is, lopen er slecht een achttal dieren. Van welk ras de stier is, durf ik niet met zekerheid te zeggen. Ik hoop dat ik daar een reactie op krijg. Het lijkt me deze jonge Maronesa stier die hier in maart ook al liep. Tenminste????? Mocht dat zo zijn, dan krijgen we hier dus te maken met Sayaguesa x Tudanca x Maronesa kruisingen.


Ook bij deze koe twijfel ik van welk ras die is. In eerste instantie dacht ik aan een Heckrund. In maart van dit jaar liepen namelijk op 't Luuëke nog Heckrunderen. Zie daarvoor deze foto van maart.  Maar ik heb toch twijfels. Zou het misschien een Sayaguese x Tudanca koe zijn? Of mogelijk met Pajuna genen, aangezien er gedurende enige tijd ook een Pajuna stier op Siëndonk heeft gelopen en vanwege de kleur????

Op die foto's van maart zie je trouwens dat de dieren op 't Luuëke best vermagerd waren en dat zal deze winter dus ook zeker gaan gebeuren bij deze koe. Aangezien het gras pas in het voorjaar gaat groeien, moeten ze hun vetvoorraad vooral aanspreken in de maanden februari en maart. Als dat gebeurt, kunnen ze zelfs tot 25% van hun gewicht verliezen. Dat is op zich geen probleem. Als ze op 't Luuëke blijven tijdens de winter, zal er echter ongetwijfeld weer bijgevoerd moeten worden, wat ik op zich prima vind.

Bij welke koe dit kalfje hoort heb ik niet kunnen ontdekken. Hij had het te druk met zijn "speelkameraadje". Duidelijk is dat het nog zeer jong is. Het heeft ook nog geen oormerkjes. De kleur bruin is voor pasgeboren kalfjes van de runderen in het Taurusproject trouwens normaal. Na ongeveer een half jaar krijgen ze pas hun eigenlijke kleur.

Ik vermoed dat het jonge dier op deze foto hetzelfde dan dit dier is. Die foto heb ik in januari van dit jaar op een perceel bij het Vosseven (naast 't Luuëke) gemaakt. Daar hebben korte tijd een vijftal dieren gelopen, waaronder waarschijnlijk ook dit jonge dier. Dan zou het nu dus 1 jaar oud zijn.....

Daniel Foidl (Breedingback blog) suggereerde toen dat het een kalfje van een Sayaguese X Tudanca koe met een Limia stier zou kunnen zijn..... Als de koe op bovenstaande foto haar moeder is, zou dat dus de SayaguesexTudanca koe moeten zijn. Maar ik kan er natuurlijk ook helemaal naast zitten.

D'n Oetslaag ligt aan de Abeek en is een groot perceel, waar verhoudingsgewijs niet zo veel runderen lopen. Ik telde 10 dieren: 5 koeien, 3 jonge dieren en 2 stieren.

Al vanaf het begin van het Taurusproject lopen er Sayaguese koeien op d'n oetslaag. Zie o.a. deze foto  van maart 2012. Het zijn dieren die blijkbaar goed in te passen zijn in het project. Ook prachtige dieren trouwens.

Het Sayaguesa rund is een ras dat in de regio Castilië en León (Spanje)voor komt. Ze zien er indrukwekkend uit met hun karakteristieke hoorns, maar zijn rustig en ongevaarlijk. Dit primitieve Spaanse ras is dan ook eeuwenlang als trekdier gebruikt. Ze hebben veel kenmerken van het oerrund in zich wat betreft kleuren en kleurstelling. Ze kunnen goed tegen kou en kunnen goed tegen warmte, staan hoog op de poten, hebben een slanke bouw en hebben een hoornvorm die past binnen het profiel van het oorspronkelijke oerrund. Karakteristiek is ook de zogenaamde "meelsnuit".

Meest opvallend bij d'n Oetslaag zijn de twee imposante Maremmana stieren. Zoals ik kan beoordelen maakten ze deel uit van de groep van 15 dieren die Ark in november van het vorig jaar vanuit Toscane heeft laten overkomen. Ik heb daar ook iets over geschreven. Lees maar eens deze blog.

Vooral de lichtgrijze tint van deze stier valt op. Dat zou je eigenlijk alleen verwachten bij de koeien.

Duidelijk herkenbaar zijn de oranje oormerken. Daardoor weet je dat ze uit een ander land komen. (Dat is tenminste wat natuurbeheerder D. Frissen mij schreef). Op Carnivora wordt dit echter betwijfeld en lees ik: 
"I infer that, as already surmised in the preceding section, differently coloured ear tags do not necessarily point at different nationalities, just at different breeders".  Ik weet niet wie hier nou gelijk heeft.......
Wat ik wel zeker weet, is dat dit raszuivere dier uit Italië komt en dat het dit dier is. In december vorig jaar maakte ik deze foto op de Lieeg Hei.  Hij liep daar toen met drie koeien. Het betrof toen een tijdelijke oplossing, totdat men een begrazingsgebied vond, waar de dieren voor een langere periode terecht konden. Voor deze stier is dat dus d'n Oetslaag geworden.

Ook bij deze stier is (vanwege die oormerken) te zien dat hij uit Italië is geïmporteerd. Ik weet niet waar die eerst geplaatst was. Misschien alsnog vanaf  Keent over laten komen???

Op Carnivora wordt over deze stieren het volgende gezegd: " Both bulls are impressive animals, but I especially like the darker one.  His head seems very large (very positive – an aurochslike feature), and his short trunk and long legs are superb – the ratio of height at withers to trunk length in this picture is 1 : 1.04 (for the pertinent data on aurochsen and Corriente bulls see post #1744.)"


Tot slot nog een foto van deze twee kleintjes, die het heel goed met elkaar konden vinden en constant in elkaars nabijheid waren. Zoals het er naar uit ziet zijn dit dus nakomelingen met Sayaguese X Maremmana ouders.

donderdag 18 juni 2015

't Hasselterbroek

Een tijdje geleden heb ik deelgenomen aan een boomkikkerexcursie in het Hasselterbroek, die door Stichting Ark werd georganiseerd. Het was een avondexcursie, dus niet bedoeld om ze te zien, maar om ze te horen.
't Hasselterbroek is onderdeel van het Grootbroek en maakt deel uit van het grensoverschrijdende natuurpark Kempen-Broek en heeft overigens niets met de stad Hasselt te maken. Het is het landbouw- en natuurgebied dat deel uitmaakt van ’t Hasselt, een gehucht van ca. 300 inwoners in de gemeente Bree. Het woord (h)asselt is mogelijk afgeleid van de Germaanse woorden *aski- 'es' en *lauχa- 'bos'. Dus: het essenbos. Het Hasselterbroek maakt deel uit van het voormalige Grootboek

In het westen sluit het Hasselterbroek aan bij de Luysen en de Sint-Maartensheide, in het noorden bij Domeinbos Grootbroek en Stramprooierbroek  en in het oosten bij de Zig. Het is een gebied van bijna 190 hectare dat wordt beheerd door de vereniging Limburgs Landschap vzw. Het was oorspronkelijk een heidegebied met natuurlijke poelen en moerassen in de natuurlijke laagtes, maar het werd na 1870, na het graven van de Lossing, grotendeels omgezet in weiland. Talloze sloten en slootjes zorgden voor de drainage.

Breeërstadsbeek
De  Nieuwbeek, Breeërstadsbeek, Horstgaterbeek, en grotere sloten als Verwielensloot en Asdonksloot  zorgden voor de afvoer van het water naar de Abeek. Sinds 1970 werd het landbouwgebied geleidelijk steeds meer voor maisteelt gebruikt, waardoor o.a. de weidevogels sterk in aantal afnamen.

Van oorsprong is de boomkikker te vinden in kleine, natuurlijke poelen in rivierdalen. Van daaruit heeft hij een plaats gevonden in het kleinschalige agrarische landschap waarin struwelen en drinkpoelen voor vee als secundair leefmilieu geschikt bleken te zijn. Door de veranderingen in het Hasselterbroek verdween niet alleen de weidevogel steeds meer uit het gebied, maar legde ook de boomkikker al in de jaren '50 het loodje.

Gelukkig kocht Limburgs Landschap vzw. het gebied in 1992 aan. Er werd een reservaat voor weidevogels ingericht met een oppervlakte van meer dan 25 hectare en samen met de aanwezige landbouwers werden beheersmaatregelen uitgevoerd. Door het leefgebied te vergroten en te verbeteren door moerasherstel en doelgericht beheer wil men een terugkeer van de boomkikker mogelijk maken.

Door middel van de extensieve begrazing met Galloways en Konikpaarden hoopt Limburgs Landschap vzw dichtgroeien te voorkomen en een geschikt zomerbiotoop te creëren voor de boomkikker.

Zo’n biotoop bestaat uit een gevarieerd landschap van afwisselend natte hooilanden met drinkpoelen en overgangen tussen open gebieden en bos door zonnige ruigtes (met name braamstruwelen). Door ondiepe poelen te graven, zullen die bij langdurige droogte af en toe droogvallen en daardoor vrij blijven van (roof)vis. Dit is van groot belang tijdens de voortplantingsfase van de boomkikker.

De aangeplante sparren- populieren en Amerikaanse eiken worden geleidelijk vervangen door eikenberkenbossen en wilgenstruweel op de nattere delen.

Door de ontsnippering van de gebieden en het huidige beheer, blijken in 2009 de kikkertjes na een halve eeuw weer in het Hasselterbroek te zijn teruggekeerd. De herkomst is niet geheel duidelijk. Mogelijk via kolonisatie vanuit de Brand en Jagersborg (Itterbeekvallei).

De bedoeling van de avondwandeling was om op zoek te gaan naar het exotisch ogend boomkikkertje. Mijn intentie was dus niet om ze te zien, maar om ze te horen en er zo achter te komen waar ze zaten. Overdag hoor je ze namelijk niet, maar na het invallen van de duisternis (zo rond half 10) begint het “krék-krék-krék-krék-achtig" geluid. Alsof het ene territorium tegen het andere aan het “strijden” is wie het hardste kan. Prachtig om te horen.

Door de plaatsen goed in mijn oren te knopen, wilde ik daar bij een volgend bezoek naar toe te gaan om te proberen dit kikkertje te vinden en te zien…. Dat mislukte helaas, want op de plaatsen die ik later bezocht heb, heb ik geen kikker kunnen vinden. Mogelijk dat het bij een volgend bezoek alsnog lukt.....

Om je toch enig idee van dit prachtige kikkertje te geven, plaats ik enkele foto’s, die ik onlangs in natuurgebied De Doort (tussen Dieteren en Echt) heb gemaakt.

De kleine kikker, met zuignapjes aan de poten, houdt zich vooral op in de braamstruiken, waar hij voedsel zoekt of een zonnebad neemt. Het zijn echte zonaanbidders, die ook nog eens niet van wind houden.

Hoewel de grasgroene boomkikker op de foto groot lijkt, is hij vrij klein; hij bereikt slechts een lengte van ongeveer vier centimeter. Om ze te vinden moet je dus 't goede weer, een portie geluk en vooral geduld hebben. Ze vertrouwen blijkbaar op hun camouflage, want ze verstoppen zich gelukkig niet en blijven doodstil op hun plekje zitten. De soort is in Nederland en België zeer zeldzaam.

Ondanks dat ik dus ze niet in het Hasselterbroek heb gezien, heb ik genoten van de wandelingetjes die ik er maakte. Het gebied kenmerkt zich door een afwisseling van terreintypes: naast weilanden zijn er bos- en heidegebieden. Er zijn ook wandelroutes uitgezet voor degenen die het gebied niet zo goed kennen.

Het mozaïek van grasland, ruigte en bos dat het Limburgs Landschap vzw nastreeft komt niet alleen de boomkikker ten goede. Men verwacht namelijk dat ook de grauwe klauwier en andere zeldzamere soorten hiervan zullen profiteren, Deze zeldzame en in Vlaanderen met uitsterven bedreigde vogel heeft een landschap nodig met hoge bomen, laag struweel, grasland, ruigtes, pioniersvegetaties (zandweggetjes, bloemenrijke akkers) en poelen.

Als het biotoop geschikt is voor de klauwier, zullen ook weidevogels en soorten als bijvoorbeeld geelgors, boompieper, roodborsttapuit en de diverse libellensoorten daar van profiteren. Zo vond ik o.a. dit jonge kievitkuikentje tussen de maisplantjes. Kort nadat de jongen uit het ei gekropen zijn, verlaten zij het nest. Het duurt dan nog ongeveer vijf weken voor ze kunnen vliegen, maar ze blijven dankzij hun goede schutkleur nagenoeg onzichtbaar voor vijanden en mochten ze gezien worden, dan lopen ze er "als een kievit” op hun kleine rappe pootjes vandoor. Vandaar dat die waarschijnlijk zo opvallend groot zijn......

zaterdag 3 januari 2015

Winters Luysen

Afgelopen maandag togen we met z'n tweetjes rond het middaguur naar natuurgebied "de Luysen".
Een "reisreporter" die ik ken van de reissite Columbus, stond perplex toen ze van me hoorde dat er in Nederland en België ijsvogeltjes zijn. Ze had die hier nog nooit gezien en vroeg of ik een keertje met haar op pad wilde gaan om zo'n vogeltje te spotten. Dus voor maandag afgesproken en laat het nou net gevroren hebben. Ik had er dan ook weinig fiducie in, want het vogeltje heeft open water nodig, waar het zijn voedsel gaat zoeken. Maar 't was nu eenmaal afgesproken.

Bij de eerste kijkhut, waar een aantal vogelaars met hun 500 mm telelenzen lieten blijken, dat we met onze apparatuur een "vreemde eend in de bijt waren", was alles stijf bevroren. Maar bij de derde kijkhut was er gelukkig vlakbij wel een ijsvrij plekje. We hoefden niet lang te wachten, want niet veel later kwam het eerste beestje al aangevlogen. Minder dan 7 meter van ons af..... Een prachtig moment, maar dan valt het nog niet mee om van zo'n klein supersnel vogeltje een geslaagde foto van te maken.

Het totaal aantal broedparen tot begin jaren zestig schommelde steeds tussen enkele tientallen en enkele honderden paren. En op de site van Waarneming.nl lees ik dat er dit jaar een recordaantal ijsvogels is ingevoerd. Er zijn al meer dan 25.000 ijsvogels gemeld, dus het gaat de goede kant op met dit prachtige vogeltje. Zeldzaam mag je 'm dus niet meer noemen... Het is alleen de kunst om 'm te vinden en er bovendien een mooie foto van te maken. Dat is, zoals je ziet, gelukt en onze dag kon niet meer stuk......

Zoals je ziet was de grote plas bij de eerste kijkhut helemaal bevroren. Dit is niet de prettigste periode voor het vogeltje, maar voor ons leverde het mooie plaatjes op. Het was helder weer en het zonnetje scheen, dus het werd alsnog een mooie geslaagde dag.

Schijnbaar is er nog iemand die een prive perceeltje heeft in het gebied. Normaal loop je dit schamel onderkomen voorbij, maar met een winters zonnetje levert het mooie plaatjes op.

De laagstaande zon zorgt voor bijzondere effecten in het elzenbroekbos, dat momenteel onder water staat.

Voor de vogels is het nu niet de fijnste periode, maar er zijn gelukkig nog voldoende ijsvrije plekjes.

Na enige tijd zijn we verder gewandeld door het gebied. De reisreporter was "hilarisch" en heeft (net zoals ik) menig mooi plaatje geschoten. We zijn doorgewandeld tot aan de Abeek.

Bij de Abeek lopen een zestal Schotse Hooglanders rond. Ondanks hun imposante hoornpartij zijn het publieksvriendelijke dieren. De dieren, met een prachtige dichte wintervacht, waren dan ook goed benaderbaar en trokken zich van onze aanwezigheid niks aan. Uiteraard bleven we op een veilige afstand, want je weet maar nooit.

De Schotse Hooglander is behoorlijk zelfredzaam en kan goed overleven zonder menselijke bemoeienis; het kan zich goed tegen de kou te weren door de lange beharing en slaat vetreserves op. Het feit dat ie langharig en kortbenig is, is echter ook een beperking in met name de ruigere, moeilijk toegankelijke natuurgebieden. Dit is ook goed te zien bij het jonge dier dat al bijna tot aan zijn buik in de sneeuw staat. Op de Luysen zorgt het rund echter alleen voor de begrazing van de graslanden langs de beek.

Het werd laat voor we er erg in hadden en de reisreporter moest nog helemaal terug naar Nijmegen, dus het werd tijd om te vertrekken. Nog even snel wat foto's bij de beek en dan naar huis.

Onderweg werden we, ter afsluiting van een geslaagde dag, nog getrakteerd op een prachtige zonsondergang, dus moest er nog een paar keer gestopt worden voor een foto.

Blogarchief