Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht grote peel. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht grote peel. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

donderdag 8 oktober 2020

Allemaal beestjes #17

Dit is mijn 300e post op Weert en natuur en tevens de laatste "Allemaal beestjes" van dit jaar. Het is herfst en het weer is dusdanig aan het veranderen, dat  de paddenstoelen weer  spreekwoordelijk "als paddenstoelen  uit de grond schieten". Dus gaan we ons daar de komende tijd zoet mee houden. Maar nu dus nog eens wat "beestjes" die ik de afgelopen tijd zoal gefotografeerd heb.
Deze sluwe "moordenaar" die ik al eind juli vond op de Kettingdijk is de GEWONE TANDKAAK (Enoplognatha ovata), hoewel.....  Het kan namelijk ook de Vergeten tandkaak zijn. Zonder onderzoek van de genitalia zijn deze 2 soorten namelijk niet te onderscheiden. Ik hou het maar op de meest voorkomende en dat is dus de Gewone Tandkaak. Helaas is de foto niet optimaal, want het plekje waar ik haar vond was aan de onderkant van een bloeiende berenklauw. Niet de gemakkelijkste plant, dus moeilijk om er goed bij te komen en ook niet ideaal wat licht betreft, maar toch vind ik het de moeite waard om te laten zien. Zoals je ziet heeft zij een stevige prooi bemachtigd. 

Tandkaken behoren tot de familie van de kogelspinnen. De naam kogelspin slaat op het vaak kogelronde, glimmende achterlijf van de spin. In tegenstelling tot de meeste kogelspinnen echter, maakt de Gewone tandkaak geen uitgebreid vangweb. Zij beperkt zich tot wat kriskras gespannen draden. Het vrouwtje wordt 40 tot 60 mm groot, het mannetje 30 tot 50 mm. Het achterlijf van dit geslacht heeft vele kleurvariaties, maar de meest voorkomende kleuren zijn geel en wit en groen. Bijna altijd zijn er echter twee rode strepen aanwezig. Meestal vind je deze spin onder bloemen, het liefst schermbloemigen. 

Onder zo'n afdakje van kleine bloemetjes wacht ze geduldig op allerlei insecten die zich komen voeden met nectar. Daarbij schrikt ze er niet voor terug om het gevecht met grote wespensoorten aan te gaan. Wanneer die geconcentreerd zijn op het verzamelen van voedsel op de bloem, werpt de gewone tandkaak er sterke en kleverige draden over met haar achterste poten. Hierbij moet ze heel voorzichtig te werk gaan, want een wespensteek kan dodelijk zijn voor haar. Zodra ze de kans ziet, bijt ze de wesp in een poot of voelspriet en injecteert ze haar krachtige gif.De MUURROUWZWEVER (Anthrax anthrax) is een vliegensoort uit de familie van de wolzwevers (Bombyliidae). Het harige lichaam van deze insecten is meestal bruin, zwart, rood of geel, soms met lichte vlekken. De lichaamslengte varieert van 20 tot 30 mm. 

Tot de wolzwevers behoren soorten met een sterk verschillend uiterlijk. Zo is de Gewone wolzwever sterk bruin behaard met een opvallend lange snuit, terwijl deze Muurrouwzwever (Anthrax anthrax) voornamelijk zwart is gekleurd en een kort snuitje  heeft. Jonge exemplaren hebben daarbij helderwitte vlekjes op hun lijf. De dieren zitten meestal met de vleugels half gespreid, als een deltavlieger, op zonbeschenen muren en schuttingen. Deze zat op de insectenmuur bij het NMC

Alle wolzwevers parasiteren op eieren of larven van andere insecten, uiteenlopend van sprinkhanen en vlinderrupsen tot bijen en wespen. De Muurrouwzwever parasiteert op metselbijen en metselwespen, die in gaatjes in muren, houten palen en schuttingen nestelen. Het vrouwtje deponeert een eitje in het nest van deze bijen en wespen voordat het nest afgesloten wordt. De larve van de Muurrouwzwever voedt zich met de larve van de gastheer.
Op mijn balkon zat onlangs de hele dag een BLAUWE BREEDSCHEENJUFFER. Een mobiele soort dus, die je ver van het water kunt aantreffen. Ze (het is dus een vrouwtje) zat daar stil op de vensterbank en het was net of ze zichzelf aan het bewonderen was in de ruit. Zoiets als koolmeesjes, die je dat ook vaker ziet doen. Ik hoor je al zeggen blauw???? Inderdaad blauw, maar dat geldt alleen voor het mannetje. Het vrouwtje is doorgaans licht, ivoorkleurig of beige. Ik vind haar erg mooi van kleur. Ze worden ongeveer 35 tot 37 mm. groot.
In Nederland komt maar één soort breedscheenjuffer voor en die is eigenlijk eenvoudig te herkennen aan de verbrede scheenbenen. Ook is de kop breder dan bij andere juffers. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben witte pootjes waar een zwarte dwarslijn over loopt. Opvallend is dat deze algemene soort voornamelijk op de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland schijnt voor te komen. Ze houden blijkbaar niet van klei......... Vraag me niet waarom.
De GROTE LISSNUITKEVER (Lixus iridis) is een kever die behoort tot de familie snuitkevers (Curculionidae). Groot is betrekkelijk, want hij is slechts 12-17 mm. Het is een kever met een lang, plat lijf en het rugschild loopt uit in een punt. De snuit is in verhouding erg lang, vandaar de naam snuitkever. Het geheel is heel kort behaard in geel tot bruingeel en is soms grijs bestoven. Ook de snuit is behaard en bij ♂ korter dan ♀. Hij heeft stevige pootjes en tasters. Op de snuit zitten geknikte voelsprieten en aan het eind de bijtende monddelen. De snuit wordt gebruikt om sappen uit planten te zuigen. Deze vond ik op een blad van de ridderzuring.
Veel snuitkevers hebben hun naam te danken aan de plant die ze bezoeken, de zogenaamde waardplant. Dat geldt echter niet voor deze Grote lissnuitkever. In tegenstelling tot de "echte" Lissnuitkever heeft hij niets te maken met de Gele lis. Hij heeft namelijk een voorkeur voor schermbloemigen.  Het is eigenlijk verwarrend, maar ik ga er van uit dat de Grote lissnuitkever zo is genoemd vanwege de kleur en niet vanwege het feit dat ie de lis als waardplant zou hebben. 

De "echte" Lissnuitkever heeft de gele lis wél als waardplant. Die zul je daar dus bijna altijd op aantreffen; hij zuigt er de sappen uit, legt er de eitjes in en de larven voeden zich met de vruchten. Dat kevertje is echter niét geel, maar heeft meer weg van een klein donkerbruin tot zwart, bewegend balletje met een snuitje. Ik heb er helaas geen foto van.De GOUDEN KROONTJESVLIEG (Phasia aurigera) is een goudgele vlieg met een blauwzwarte vlek op het achterlijf, het voorlijf ♂ is geel tot bruin met zwart en het heeft wel wat weg van een kroontje, Het ♀ is kleiner en is iets minder mooi gekleurd; het heeft een zwart met grijs borststuk. De vleugels hebben een geel/bruine vlek aan de basis, die bij ♀ minimaal is. Ik ga er vanuit dat dit dus een mannetje is. Meestal tref je ze aan langs de bosrand. Eitjes worden gelegd in de larven van wantsen, die van planten eten. Daarom is de vlieg vaak te zien op schermbloemen, de planten waar ook vaak wantsen op te vinden zijn. De vlieg is 8-13 mm.Deze vlieg is pas voor het eerst in gezien in Nederland in 2006. Oorspronkelijk kwam hij alleen voor in midden- en zuid-Europa. Zo wordt weer eens bevestigd dat de temperatuur hier stijgt. De Gouden kroontjesvlieg behoort tot de Tachinidae; de sluipvliegen. Het is eigenlijk een exoot, maar hij eet schadelijke insectenlarven, dus een nuttig beestje, een aanwinst. Koninginnekruid en guldenroede zijn zijn favorieten, als het tenminste dicht bij het water is.Deze GROTE DANSVLIEG (Empis tessellata) is 11-13 mm lang en heeft een lange, omlaag gerichte zuigsnuit. Met die zuigsnuit wordt een prooi, maar ook vaak nectar uit bloemen gezogen. Ze kunnen daar overigens mensen niet mee steken! De mannetjes onderscheiden zich van de vrouwtjes door de donkere en bredere vleugels.Dit moet dus een mannetje zijn.

Dansvliegen zijn vliegen die leven van andere vliegen. Alleen in Nederland en België al zijn er meer dan 200 soorten bekend. De naam danken ze aan het feit dat ze in zwermen in de wind zigzaggen en in bochten vliegen, alsof ze dansen. Dit is uiteraard geen dans, maar een paringsritueel waarbij de mannetjes een dode vlieg bij zich hebben, die ze aan een vrouwtje geven. Terwijl het vrouwtje de prooi leegzuigt, vindt de paring plaats. De prooi wordt in de lucht gevangen met de relatief lange voorpoten, die zijn omgevormd tot een soort “vangpoot” met op de dijen doornen en met gekromde schenen, waarna de prooi wordt gestoken met de steeksnuit. Hiermee wordt het insect ook leeggezogen.De VEELKLEURIGE LOOPKEVER (Harpalus affinis) is een algemene soort in Nederland. Hij komt voor op allerlei soorten open grond met wat begroeiing van grassen en kruiden. Hij vindt dergelijk leefgebied dus in akkers, tuinen, braakliggend terrein en dergelijke. De soort is 8,5-12 mm lang en is metallic brons, groen of blauw gekleurd met kleurrijke metallic reflecties op zijn scheenbeen.De GERINGELDE SMALBOKTOR (Rutpela maculata) is een middelgrote tot grote boktor (13-20 mm). Hij wordt vaak verward met de Gevlekte smalboktor, die ik je in de vorige post liet zien. Ook deze heeft namelijk gele dekschilden met meestal vier rijen donkerbruine tot zwarte vlekken, die naar het achtereind toe samensmelten tot banden. In tegenstelling tot de Gevlekte smalboktor zijn de sprieten van de Geringelde smalboktor echter afwisselend zwart en geel geringeld en ook de poten zijn anders; geel met meestal een zwart uiteinde aan de achterscheen en -dij.De KNOLLENBLADWESP (Athalia rosae) is een opvallende bladwesp van nog geen centimeter die in Nederland algemeen voorkomt. Vaak tref je ze in tuinen en weilanden. De kop en ogen zijn geheel zwart. Het borststuk is oranje met twee zwarte ovalen aan de bovenkant. Het achterlijf is geheel oranje en de poten zijn oranje met zwarte stukjes aan de onderste (gelede) delen. Geen van de andere 9 Athalia-soorten heeft deze “wiebertjes”. De vleugels zijn doorzichtig en hebben een zwarte rand van de basis tot 2/3 van de rand.De volwassen wespen eten nectar en in de lente is dat vooral de hondsdraf. Overigens kunnen ze tot in oktober worden waargenomen. De jonge larven eten gaatjes uit bladeren en de schade die ze daarmee toebrengen is gering. De oudere larven echter eten het gehele blad op, behalve de nerven en bij massaal optreden kunnen ze vele waardplanten geheel dood maken. In het najaar kruipen ze onder de grond, spinnen zich in in een cocon en verpoppen daarin later in de winter. De eerste volwassen dieren verschijnen dan in april. Hoewel ik probeer te vermijden om op mijn blog een beestje vaker te plaatsen, wil ik voor deze PHEGEA of MELKDRUPJE een uitzondering maken. Dit bijzondere vlindertje komt namelijk alleen voor in de grensstreek Limburg - Brabant. In de post "Vlinders in 2018" plaatste ik al enkele foto's van deze vlinder, dus daar kun je er wat meer over lezen.Ik weet niet waarom deze soort zich niet verder in ons land verspreidt. Ook de wetenschappers hebben dat (nog) niet kunnen achterhalen.  De grensstreek Limburg-Brabant  was in een ver verleden een nagenoeg aaneengesloten, ondoordringbaar  lint van veen- en moerasgebieden, met hier en daar een doorgang. Onder andere bij Meijel, Venray en Weert. Daar dankt Weert ook zijn naam "Poort van Limburg" aan. Het gebied bevindt zich op de Peelhorst en  strekte zich uit van Weert tot aan Grave. Ook nu nog zijn daar ondanks de vele ontginningen nog veel moerasgebieden, met natuurlijk de Groote Peel als bekendste gebied. Zou dit soort biotoop daar iets mee te maken hebben?Ik vond meerdere vlinders op een perceel langs het fietspad bij de Laurabossen. Daar stond op dat moment het Jacobskruiskruid volop in bloei en daar maakten deze dagactieve nachtvlindertjes dankbaar gebruik van. Een vreemde naam zul je zeggen, maar het is zoals het er staat: bedoeld is een nachtvlinder die ook overdag actief is. Om te weten of het een dag- of nachtvlinder is, hoef je alleen maar naar de voelsprieten (antennen) en de stand van de vleugels te kijken.  Zit er 1.) géén soort "knopje" op het eind van de antenne dan is het een nachtvlinder en 2.) een nachtvlinder in rust, houdt zijn vleugels plat. (hoewel je dat soms ook dagvlinders ziet doen als ze lekker liggen te zonnen). 

Hoewel de boeren het Jacobskruiskruid verafschuwen, heeft de plant voor onze kleine fladderaars alles wat hun hartje begeert; grote hoeveelheden stuifmeel en nectar. Hoewel de plant giftig is, geldt dat blijkbaar niet voor het stuifmeel en de nectar, want ook andere insecten als hommels, bijen, vliegen en andere vlindersoorten tref je er aan.

woensdag 15 juli 2020

Allemaal beestjes #14

Vandaag maar weer eens een nieuwe post. Het is al weer even geleden. Ik ben er vanwege de corona wat minder op uit geweest, vandaar dat het even geduurd heeft voor ik voldoende geschikt materiaal bij elkaar had. In deze post ga ik jullie wat harige beestjes laten zien. Rupsen dus......................

Eikenprocessierups
Ik hoor net op het nieuws vertellen dat het dit jaar meevalt met de overlast van de Eikenprocessierups. De verwachting was dat ook deze zomer er weer een van jeuk en kriebel zou worden, maar dat is dus niet het geval. Door de Corona zijn minder mensen in aanraking gekomen met de rups, maar de mindere overlast heeft waarschijnlijk meer te maken met een andere aanpak van bestrijdingsmiddelen en wat vooral van belang is, is dat men een beter inzicht heeft gekregen in wat natuurlijke vijanden als sluipwespen en sluipvliegen, roofkevers, weekschildkevers en rupsenaaskevers voor effect hebben. Ook vogels zijn een grote vijand van de eikenprocessierups. Die moeten we goed in ere houden.....
Niet alle vogels doen zich overigens te goed aan deze rupsen, maar er zijn een aantal soorten die er dol op zijn. Met name de koolmees en de pimpelmees. Alles beter in elk geval dan bestrijding met insecticiden.

Hoewel rond half juli de rupsen gaan verpoppen en daarna de vlinders uitvliegen, kunnen de brandharen in en rondom nesten nog lange tijd voor overlast zorgen. Dus blijf attent.

Eikenprocessierups
De beharing van de Eikenprocessierups bestaat uit zogenaamde brandharen. Deze worden gebruikt ter verdediging tegen vijanden zoals insecteneters. Als de rupsen of het nest waarin ze zich bevinden of bevonden worden verstoord, worden niet de zichtbare ongeveer 1 cm grote witte haren, maar de microscopisch kleine brandharen (hun lengte varieert van 0,1 tot 0,3 millimeter) afgegeven aan de lucht. Mocht je een close-up van zo'n harig monster willen maken,wacht dan in elk geval op windstil weer. De wind zorgt er namelijk voor dat de brandharen van de Eikenprocessierups dan massaal door de lucht zweven.

Bij een geïrriteerde huid of ogen is de belangrijkste tip: spoelen, spoelen en nog eens spoelen. Dus spring onder de douche als je vermoedt dat je de klos bent of als je bij thuiskomst al last hebt van een rode huid en irritatie. Een andere tip is plakband. Dat is een probaat middel om je huid te behandelen. De brandharen blijven namelijk aan het plakband kleven en worden zo uit de huid getrokken. Verder zijn er verkoelende zalfjes in de handel die zorgen voor verlichting. Krabben, hoe verleidelijk ook, helpt in ieder geval niet; het wekt alleen maar meer irritatie op.

Rups van de Plakker
We willen wel allemaal graag een tuin vol vlinders in de zomer, maar voor het zover is, moet elke vlinder echter eerst beginnen als rups. Hoewel de haren van een rups heel vervelend kunnen zijn voor de mens, zijn ze een goede verdediging tegen “vijanden”. Vanwege de Processierups lijkt elke rups met haren helaas voor veel mensen een rups te zijn waar je voor moet oppassen. Een zo'n rups die veel verward wordt met de processierups, is de rups van deze Plakker. De rupsen van deze nachtvlinder kunnen ook eind mei/begin juni in grote aantallen gevonden worden, maar zijn ongevaarlijk. Ze geven namelijk niet dezelfde reactie als de haren van de processierups. Je hoeft je om deze rupsen dan ook geen zorgen te maken.

Close-up van de rups van de Plakker
Zoals je hem hier op de foto van dichtbij kunt zien, vind je het misschien niet echt moeders mooiste, maar ik denk daar toch anders over. Ik vind haar schitterend....Het woord "mooi" is betrekkelijk.

Rups van de Plakker
De tot maximaal 5 cm grote opvallende rups is herkenbaar aan de licht okerkleurig met zwartachtig grijze spikkels en 3 okerkleurige lengtestrepen over de rug, de bruin- en zwartachtige haarborstels die op kleine, roodachtig, “wratjes” staan ingeplant en op de rug zie je 5 rijen blauwe en 6 rijen rode wratten.
De naam Plakker is een al lang bestaande naam. Het wijfje spint een soort matje van haar eigen lichaamsharen en plakt dat vast op een boomstam. Daarop zet zij dan haar eitjes af. Hieraan dankt de soort zijn naam. Op enige afstand ziet het er uit als een zwammetje.

Rups en cocon van de Plakker
Deze foto heb ik half juni gemaakt langs het pad bij het Meerbaansblaak in de Groote Peel. De rups van de Plakker heeft zich de afgelopen weken goed volgevreten en gaat op zoek naar plekjes om zich te gaan verpoppen.  Ik zag ze de afgelopen week dan ook best veel over de weg(getjes) en paden lopen, op zoek naar een geschikt plekje.

    
Terwijl er nog overal rupsen rondliepen op het pad, waren er al op meerdere plekken poppen te zien in de planten langs de weg. Ik zag sommige rupsen nog bewegen in de pop. Nu medio juli zal het niet lang meer duren en zullen de eerste vlinders al tevoorschijn komen.
De Plakker uit de familie van de donsvlinders is een nachtvlinder. Het vrouwtje is volledig donzig wit en kan niet vliegen. Het mannetje kan haar echter van een afstand ruiken. Hij gebruikt zijn voelsprieten als "neus". De geveerde antennes zitten vol sensoren om de geurstoffen van het vrouwtje op te pikken. Zodra ze bevrucht is, kan ze meteen haar eitjes afzetten en dan begint de cyclus weer van voren af aan.

Rups van de Hageheld
De acht centimeter lange rupsen van de Hageheld zijn ook dichtbehaard en de brandharen kunnen na aanraking, bij mensen wel huidirritatie veroorzaken. Waardplanten van de rupsen zijn onder meer de larix, berk, wilg en braam. De grote rups verpopt zich in een stevige perkamentachtige cocon in de strooisellaag. Verse cocons zijn bruin, de lege exemplaren verkleuren door de zon en worden dan even wit als eieren van reptielen als zandhagedis of ringslang.Dat zorgt nogal eens voor verwarring.

Rups van de Hageheld
De ontwikkeling van de soort kan 1 of 2 jaar duren. In het geval dat de ontwikkeling 1 jaar duurt, overwintert de halfvolwassen rups. Bij een 2-jarige ontwikkeling overwintert de pop in het tweede jaar. Ook de Hageheld is evenals de Processievlinder en de Plakker een nachtvlinder, maar hij is ook overdag actief; een dagactieve nachtvlinder. Het zijn overigens alleen de mannelijke vlinders die je overdag bij zonneschijn zigzaggend ziet rondvliegen. De vrouwtjes gaan namelijk pas vliegen als het gaat schemeren.
Het is een zomersoort die zich vooral in juli-augustus laat opmerken. Ik zag ze in de Groote Peel. Je kan de Hageheld in tal van leefgebieden aantreffen. Vooral op de zandgronden: van heide en bossen, maar ook in tuinen.

Rups van de Grote beer
Beervlinders zijn een onderfamilie van de spinneruilen. Er zijn 2 subfamilies: de echte beervlinders en de korstmosvlinders. De naam van deze dagactieve vlinders verwijst naar het uiterlijk van de rups.
De Grote beer hoort bij de echte beervlinders. De sterk behaarde rupsen zijn met hun 5-6 cm grote formaat een opvallende verschijning. De haren veroorzaken in tegenstelling tot bijvoorbeeld de processierups, echter vrijwel nooit huidirritaties. Pas in juli of augustus verpoppen ze. Tegen de tijd van verpoppen zijn ze bijzonder actief en je komt ze op dit moment overal tegen.

Rups van de Grote beer en van de Sint Jacobsvlinder
Vanaf het moment dat ze uit een eitje komen, is het eten en regelmatig vervellen, als ze uit hun huid dreigen te groeien. Een plant die ze graag bezoeken is het giftige Jacobskruiskruid. Ze raken het gif, dat ze met hun maaltijden van het Jakobskruiskruid binnenkrijgen, kwijt door dit in hun huid op te slaan. Als ze dan vervellen zijn ze het gif kwijt. Prachtig toch....

De andere rups op de foto is de Zebrarups. De rups van de Sint Jacobsvlinder, die ook het Jacobskruiskruid als waardplant heeft.

Rups van het Geel beertje
Zoals gezegd valt de familie beervlinders uiteen in twee zeer verschillende subfamilies: de grotere, kleurrijke en zwaar behaarde vlinders die tot de echte beervlinders (Arctiinae) worden gerekend en de kleinere, slanke en vaak grijzig gekleurde, minder behaarde soorten die tot de korstmosvlinders (Lithosiinae) worden gerekend. Korstmosvlinders vallen vooral op door hun vorm: ze zijn tamelijk langgerekt en schuiven in rust de vleugels vaak over elkaar heen of rollen ze zelfs op langs het lichaam.

Het Geel beertje is een soort die bij de korstmosvlinders wordt gerekend. De gele vlinder is in Nederland en België algemeen. Vooral op de zandgronden. Het nachtvlindertje heeft slechts een spanwijdte tussen de 27 en 30 millimeter. Hij valt op omdat hij vroeger vliegt dan de meeste andere korstmosvlinders, namelijk al vanaf eind april. De eitjes komen na ongeveer een maand uit. De rupsjes zijn tot in september actief. Volgroeide rupsen zijn slechts 18 tot 22 mm lang. Ze lijken veel op de andere beertjes: een zwarte rups met grijzige haren. Ze leven uitsluitend van op oude berken, eiken en meidoorns groeiende korstmossen. Daarna maken ze een heel dun coconnetje, waarin ze verpoppen en zo overwinteren. De cocon wordt opgehangen tussen mossen en korstmossen op boomstammen en struiken. De eerste vlinders verschijnen weer in april van het volgende jaar.

donderdag 6 juni 2019

Waterhuishouding in het IJzerenmangebied

In mijn vorige post gaf ik aan dat er al lange tijd zorgen waren over de waterkwaliteit van de IJzeren Man en het omringende gebied en dat er maatregelen genomen werden. Maar was alles nadien “koek en ei”? Allerminst…….. Misschien wel met het zwembad (hoewel!), maar nog niet met de omgeving.
Er is tot heden nog steeds werk aan de winkel………………………….

Het was intussen wel voor steeds meer mensen duidelijk, dat het toen al niet goed ging met de natuur in zijn algemeenheid. De naoorlogse opleving en industrialisatie gingen vaak ten koste van onze natuur. Veel natuur werd opgeofferd vanwege economische belangen. Dat ging ook nog eens vaak gepaard met een ongelimiteerd gebruik van onkruidverdelgers, met alle gevolgen van dien voor ons milieu.
Tegen dit soort mistoestanden kwamen groenverenigingen zoals Vrienden der Natuur (opgericht in 1960) al vroeg in het geweer, maar vooral in de jaren '70 en '80 werd milieu en natuur pas echt “hot”.
Hoewel er intussen veel goeds is/wordt gedaan, is er ook nog veel niet zoals het behoort te zijn.
Dat we nu bijvoorbeeld te maken hebben met een alarmerende achteruitgang van bijvoorbeeld onze insecten zegt heel veel. En ook dat bestrijdingsmiddelen daar een grote rol in spelen.
Het zal nog wel even duren, maar het wordt tijd dat onze ogen écht open gaan. Het is inmiddels wel al  “5 voor 12 oftewel "code rood"....  (Bovengenoemde petitie van Vroege Vogels was overigens in oktober 2017). Lees ook eens: Biodiversiteit in acuut gevaar van Wim Vlekken
Ook in het IJzerenmangebied is nu een en ander (nog) niet zoals we het graag zouden zien. En dan heb ik het nog niet eens over de rigoureuze bomenkap van de afgelopen maanden die tot felle reacties leidden.
“ In het IJzerenmangebied (intussen tot "Stadswandelbos" gedoopt), zien we bomen verdwijnen, jaar in jaar uit. Dit voorjaar was die kap zó grootschalig dat het gebied nauwelijks nog ‘bos’ genoemd kan worden. Veel bezoekers zijn daarvan geschrokken en zijn verontwaardigd”. Aldus Stichting Groen Weert op hun site. Wil je daar meer over weten, klik dan op deze link.

Het hoofddoel van kap zou voor de Bosgroep natuurlijke verjonging en het creëren van gevarieerdere en biodiverse bossen  met structuurrijke bosranden moeten zijn, in plaats van. een beoogd oogstniveau  van 2877 m3 hout met  een opbrengst van €39.195 excl. BTW. (Beheersvisie 2015-2020).
Met kap in het IJzerenmangebied is niks mis, of eigenlijk zelfs aan te bevelen. Wat betreft het hoofddoel en de uitvoering ervan, zal er echter nog eens goed nagedacht en overlegd moeten worden.
Ruige begroeiing met brandnetel, kleefkruid, varens  en braam

Maar wat is nu het probleem met de waterhuishouding waar ik het over had?
Hoewel het de meeste mensen niet zal opvallen, valt er ook het nodige te zeggen over het voedsel- en nitraatrijke water van de Zuid-Willemsvaart, dat nog steeds via de Weteringsbeek door de vennen in de grote plas stroomt. Het ziet er momenteel (juni) schitterend groen uit in het IJzerenmangebied, maar het is wel veel van hetzelfde (voedselrijk minnende ruige vegetatie) en dat gaat ten koste van de biodiversiteit. Andere planten komen daardoor namelijk in de verdrukking en/of verdwijnen. Dat is niet alleen ten nadele van de flora, maar ook voor onze insecten enz.

Waarom en sinds wanneer loopt die Weteringbeek daar dan?
De Weteringbeek moest de oude Bocholterbeek van voldoende water voorzien. De Bocholter- of Weerterbeek, aangelegd in 1296, was eeuwenlang van groot belang voor de stad. Niet alleen om de stads- en kasteelgracht van water te voorzien, maar ook voor de wolnijverheid, leerlooierijen en bierbrouwers die Weert toen rijk was en voor de huishoudens om bijvoorbeeld de was te doen. De beek stroomde vanaf de stad via het Patersklooster richting Doolhof, waar een zijtak richting Leuken (via de Leukerbeek) was aangelegd en de hoofdstroom liep onder het kanaal door richting Laar-Rosveld-Nederweert. De beek, die haar water betrok uit de Abeek in België, zorgde ook voor aanvoer van vers water voor de boeren in België en Altweert en het achterliggende land. 

De aanvoer stagneerde nogal eens, omdat het water ook door de boeren in België en Altweert voor bevloeiing der landbouwgronden en de langs de beek gelegen (vis)vijvers werd gebruikt en de beek met grote regelmaat slecht geveegd werd. Dat zorgde vanwege het geringe verval van nog geen 60 cm per km. voor een te geringe stroming en te weinig aanvoer. Hier is heel wat over “gesteggeld”. Hoewel  dat steeds minder gebeurde, heeft dat toch nog geduurd tot beginjaren 20e eeuw, omdat met name de buitenijen nog gebruik bleven maken van de aanvoer van het  verse en schone  water vanuit België voor de bevloeiing van het land en voor de aangelegde visvijvers.

detail Waterschapskaart  Valkenswaard-Oost 1877 met Weteringbeek (blauwe pijl)
Bocholterbeek en Wetering(s)beek omstreeks 1900
Na de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1825/1826) werd een goede aanvoer van water vanuit de Belgische Abeek echter van steeds minder belang voor de stad. De gemeente had namelijk toestemming om de Bocholterbeek  via  de nieuw gegraven Weteringsbeek (nu Weteringbeek genoemd) te voeden met vers stromend water uit de Zuid-Willemsvaart. Voor dat doel werd een uitwateringssluis geplaatst, die ook gesloten kon worden. Wanneer de beek precies is gegraven, heb ik niet kunnen achterhalen. Dat is in elk geval (afgaande op bovenstaande Waterschapskaart van Valkenswaard-Oost), vóór 1877 geweest. Het water uit het kanaal had toen nog een goede kwaliteit. Van vervuiling was (nog) geen sprake. De aansluiting met de Bocholterbeek was aan de Voorhoeveweg, toen nog Boshoverpeelweg genoemd.
Zuid-Willemsvaart met links de "Wetering"  (foto GAW, van omstreeks 1930)
De inlaat bij het kanaal lag daar, waar nu de afscheiding van Bouwbedrijf Lempens en Grondstoffen Recycling Weert BV ligt. Aan de andere kant van het kanaal lag de  lager gelegen Wetering (huidig industrieterrein de Kempen). Het was een gebied dat nog vóór de uitvinding van de kunstmest (halverwege de 19e eeuw) door bevloeiing met kanaalwater (het enige middel om het tekort aan stalmest aan te vullen) herschapen was in een vruchtbare watering of wetering. Daarom kreeg de er  tegenover gelegen beek ook deze naam.

Toen de IJzeren man gegraven werd in 1910-1913, deed zich het probleem voor dat de Bocholterbeek die door de betreffende percelen liep, niet meer voor voldoende vers stromend water in de stad kon zorgen. Voldoende wateraanvoer vanuit de “put” lukte namelijk niet meer, omdat de plas diep lag en niet het vereiste waterpeil haalde. Er werd tijdens de raadsvergadering van 3 februari 1915 onder andere opgemerkt dat “de put van Scholtisheuvel nooit vol staat en als de Bocholterbeek niet voldoende door de Weteringsbeek gevoed wordt, deze steeds droog zal blijven”. 

Bocholterbeek en Wetering(s)beek met de vertakking  richting stad na 1915

En in de notulen van de raadsvergadering van 9 juni 1915 wordt vermeld dat: “de stads- en kasteelsgrachten nog enkel versch water kunnen betrekken uit den duiker bij de gasfabriek en den duiker aan Brinkmans op de Minderbroederslaan, maar daardoor verworden zijn tot een samenstel van bezinkvijvers, die de lucht in den omtrek over aanzienlijke omtrek verpesten. Die duikers leveren namelijk alleen dan water als het kanaalpeil hoger ligt dan het niveau der beek; wat lang niet altijd het geval is". 

"Een blijvend gezonde toestand voor de stad Weert wordt geboren wanneer de watervoorziening niet meer gebaseerd wordt in hoofdzaak op den aanvoer uit België via de Bocholterbeek, maar op den aanvoer van water uit de Z.-W. via de Wetering(s)beek. Hoofddoel van den tak Belgische grens tot bovengenoemden vijver zou echter wezen waterafvoer der belendende landerijen en eventueele watervoorziening van Altweert via de gegraven Meilossing”.

Uitzicht op de IJzeren Man plas vanaf de westkant in 1920. Het huidige strandje.
De oude verbinding van de Weteringsbeek aan de Voorhoeveweg bleef dus wel bestaan, maar ook werd in 1915 dus een zijtak over een afstand van 900 meter naar de Bocholterbeek tussen de vijver en de stad gegraven. De aftakking kwam te liggen aan de noordkant van de plas en stroomde daar waar ongeveer de ingang van het huidige zwembad ligt (zie kaart) richting Boshoverbeek. In 1915 was er nog geen Kazernelaan (1938) en in 1920 werd Lustoord " IJzeren Man" aan de zuid-westkant van de plas aangelegd. Waar nu de ingang van het zwembad ligt, lag toen nog een restant van de zandverstuiving.

Het kanaalwater was toen nog van een dusdanige kwaliteit, dat het door de mensen in de stad gewoon gebruikt kon worden als waswater. Omdat de waterstand in de IJzeren Man niet op het gewenste peil gebracht kon worden met alleen grond- , regenwater en water van de Bocholterbeek, werd ook kanaalwater via de Weteringsbeek in de plas ingelaten  aan de Voorhoeveweg.
Weteringbeek langs de Voorhoeveweg. Jaartal onbekend.
Na het leggen van de riolering in 1934 en het dempen van de grachten (de huidige singels) in 1938 werd besloten niets meer te doen aan onderhoud en de "overbodige" restanten van de Bocholterbeek in bijvoorbeeld Altweerterheide, op de Boshoverbeek en Tuindorp (Fatima) verdwenen zo in de loop der jaren.
    
Hier en daar vind je nog wat restanten van de Bocholterbeek zoals bij Stillenoord (foto links)  en een aftakking van de beek aan de achterkant van het Minderbroedersklooster op de Biest (foto rechts) .
 
De Weteringsbeek fungeerde na demping van de Bocholterbeek enkel nog om het water in de Kleine - en Grote IJzeren Man te verversen en op peil te houden en om het achterliggende landbouwgebied via de Meilossing van water te voorzien in tijden dat dat nodig was. Dat is nu nog steeds het geval.

Het in augustus 1954 geopende moderne zwembad (zie vorige post) zorgde voor een dusdanige toename van het bezoekersaantal, dat besloten werd het bad en de voorzieningen uit te breiden.
Om ook de kwaliteit van het aangevoerde kanaalwater in de plas te verbeteren besloot men ook iets te doen aan een betere verversing. Tot 1966 stroomde het water van de Weteringsbeek nog langs het Geurtsven en het Hertenkamp naar de Voorhoeveweg. Vanaf daar werd het water in de IJzeren Man ingelaten.

Omdat de waterkwaliteit in de plas steeds verder terugliep, dacht men het probleem op te kunnen lossen door de weg van het water te verlengen. Dat ging gebeuren via het Geurtsven, het Zwanenven en de Kleine IJzeren Man!!! Zo zou, aldus een bericht in Kanton Weert van 10 februari 1966, de “biologische zuivering van het water” beter verlopen. Dit had echter niet het gewenste effect en het ging vooral ten koste van de natuurlijke vennetjes, die voorheen enkel gebiedseigen water in de vorm van regen- en grondwater kregen en nu gebiedsvreemd voedselrijk water uit het kanaal kregen, met eutrofiëring (vermesting) als gevolg. Van een natuurlijke habitat was steeds minder sprake.

De kwaliteit van het kalkrijke-, voedselrijke (Maas)water in de Zuid-Willemsvaart werd nadien alleen maar slechter. "Dankzij” een sterke toename van de industrie raakte het kanaalwater namelijk steeds meer vervuild en werd ongeschikt als zwemwater. Als je eind jaren '60 in het kanaal ging zwemmen, kwam je er smeriger uit dan toen je er in sprong……
Visvijver "het Geurtsven" eind jaren '60
Door de hoge concentraties aan fosfaten en nitraten van het kanaalwater, namen de plantengroei en de zweef- en draadalgen in de vennen en de IJzeren Man dusdanige proporties aan, dat vissen nagenoeg onmogelijk werd. Voor HSV St. Petrus aanleiding om in 1968 in te grijpen. Men vroeg, en kreeg toestemming van de gemeente, om die groei in de grote plas te lijf te gaan met het verdelgingsmiddel Diuron.
Door een overdosering liep dit desastreus uit de hand; het leidde tot een compleet dode waterbodem, waar- door nagenoeg de hele plantengroei en alle leven uit de plas verdwenen.........
En dat alles in een plas, waarin toen nog gezwommen werd. Onverantwoord……….
Tien jaar later was het middel nog steeds niet uitgewerkt en was er nog altijd sprake van “een ernstige mate van aantasting van de kwaliteit van het water”. Allerlei “lapmiddelen” zoals aanplant van planten uit het Ringselven, werden tevergeefs uitgeprobeerd.
   
Er bleef uiteindelijk nog maar één middel over: de plas leegpompen en de onderwaterbodem saneren.
Dat gebeurde uiteindelijk ruim 20 jaar later in 1989. Een project van zo’n fl. 20.000,- Sindsdien is de waterkwaliteit over het algemeen heel redelijk als viswater. Er worden bij metingen wel nog altijd lichte overschrijdingen voor ammoniak en zuurgraad aangetroffen.

Door dit soort gebeurtenissen raakte men er eindelijk van doordrongen dat er wezenlijk iets moest veranderen aan de mentaliteit van de mensen. In Land van Weert van 4 oktober 1989 zei Bert Linssen, toenmalige voorzitter van het op 14 juni 1983 opgerichte IVN, het als volgt: “Luister ’s hier: we hebben er met z’n allen een puinhoop van gemaakt en we moeten er allemaal de schouders onder zetten om die problemen op te lossen”. Jan Stouten (Vrienden der natuur) voegde daar aan toe: “Het gaat ons op de eerste plaats om een mentaliteitsverandering”.
Men was het er over eens dat er iets aan die mentaliteit gedaan kon worden door het geven van zowel natuur- als milieu-educatie. Dit zou beter gaan als de groene verenigingen samen gingen werken. En er was voor dit alles goede huisvesting nodig; een “Centrum voor Natuur- en Milieu- educatie”. De IJzeren Man was daarvoor een geschikte omgeving, zo vond men. Het was goed bereikbaar, er was een prima infrastructuur en er waren de meeste milieutypen aanwezig; bossen, vennen, beken, zandverstuivingen, hei en er zou nog een veengebiedje, inclusief knuppelbruggetje, met veen uit Polen aangelegd worden.

Op 8 september 1989 ondertekenden Bert Linssen namens IVN en Herman Beuvens namens Vrienden der Natuur de notariële akte. De nieuwe stichting met de naam “Vereniging voor Natuur- en Milieu-educatie Weert e.o.” stelde zich als doel: “Het doen opgroeien van een nieuwe milieubewuste generatie door het vergroten van kennis en inzicht in de natuur en het milieu via leerprocessen en andere vormen van informatieoverdracht. Een generatie die bereid is veranderingen aan te brengen in haar gedrag en die de noodzakelijke consequenties wil trekken, ook de financiële”.

Het duurde uiteindelijk nog tot 30 oktober 1992 voordat de officiële opening van het Natuur- en Milieucentrum (NMC) plaatsvond. De gekozen locatie van het NMC ligt op het voormalig Ezelsweitje, gelegen achter de speeltuin. Een prachtig multifunctioneel gebouw.

Ondanks het vele werk van het NMC en allerlei maatregelen bleef de waterhuishouding een probleem.
De waterkwaliteit in de vennen en plassen liet te wensen over door de inlaat van hard en eutroof (voedselrijk) water uit de Zuid-Willemsvaart, het watersysteem was moeilijk te onderhouden en te beheren, bij (te) lage grondwaterstand vielen de plassen en vennen deels droog en het water als “kijk- of belevingswater” was onvoldoende zichtbaar.
In 2003 en 2004 is in opdracht van Waterschap Peel en Maasvallei en de Gemeente Weert door Royal Haskoning een waterplan/uitvoeringsplan voor de IJzeren Man opgesteld. Veel aandacht werd besteed
aan herstel van de waterhuishouding, maar er werden tevens maatregelen genomen om de recreatie-mogelijkheden en de belevingswaarde van het gebied te verbeteren.

Wat betreft de waterhuishouding schreef Martin Boute, adviseur water en ecologie bij Haskoning o.a. het volgende op zijn site boute-ecologie & wateradvies:
- In het gebied bestaat een recreatieve en ecologische gradiënt van oost naar west die goed met elkaar samengaan. In het oosten van het gebied is sprake van intensief recreatief medegebruik van het gebied en zijn de ecologische waarden gering met relatief voedselrijk en meer gebufferd water in de plassen (inlaat alleen indien nodig). Meer naar het westen nemen de waterkwaliteit en ecologische waarden toe (zwak gebufferd, voedselarm milieu met bijbehorende soorten).

- De vennen in het gebied zijn autonoom of zullen worden gevoed met een minimaal inlaatdebiet. In het algemeen betekent dat, dat de bodem van deze wateren nabij (of onder) de zomergrondwaterspiegel ligt. De vennen worden gevoed door zwak gebufferd voedselarm grondwater, (zuur en voedselarm) regenwater en/of zwak gebufferde (kanaal)kwel. Verder liggen de vennen in een open (heide)landschap en is er een stabiele en duurzame levensgemeenschap van planten en dieren typerend voor deze habitats ontstaan.

- De bodem van de grotere plassen ligt onder het grondwaterniveau. De inlaat van kanaalwater is dan ook onwenselijk. De nu al van nature optredende fluctuaties in de plassen zorgen in de toekomst voor een gevarieerde oevervegetatie. Voor de plassen geldt dat ze in verbinding met elkaar staan via open corridors. Slechts in geval van extreme droogte wordt tijdelijk water gesuppleerd".
Loop van de Weteringbeek sinds 2005
In 2005 werd in het ongeveer 100 ha. grote gebied het project “Uitvoeringsplan-Waterplan IJzeren Man” door Waterschap Peel en Maasvallei afgerond. In 2 van de 4 varianten was met een helofytenfilter gepland. Helaas heeft men voor geen van die 2 gekozen en komt het voedselrijke kanaalwater ongefilterd in de vennen. Een gemiste kans wat mij betreft.
Meetstuw in de Weteringbeek bij de inlaat van kanaalwater 
Met paden en bruggetjes is het gebied  overal goed bereikbaar
Er is een nieuw waterinlaat traject gemaakt dat water uit de Zuid-Willemsvaart aanvoert naar de IJzeren Man. De oude inlaat is afgesloten en de nieuwe inlaat ligt nu bij de CZW. Het inlaatwater wordt gebruikt om de vennen op peil te houden en de beken in het achterliggende landbouwgebied van water te voorzien.
Het verdeelpunt bij het Geurtsven
Bij het Geurtsven ligt het verdeelpunt; de ene waterloop gaat via de achterkant van het Hertenkamp naar de Meilossing en de andere aftakking voert water langs (en naar) het Zwanenven en de Kleine IJzeren Man, die weer verbonden is met de Grote IJzeren Man.
Het Geurtsven, waar een sterke toename van algen te zien is
Als viswater blijkt de waterkwaliteit in de Grote IJzeren Man na meting over het algemeen heel redelijk. Anders ligt het anno 2019 echter voor de vegetatie westelijk van het zwembad langs/in de Weteringbeek en de vennetjes, die via deze beek door kanaalwater worden gevoed. Deze dreigen hun voedselarme karakter helaas steeds meer te verliezen. Ik heb het over Zwanenven, Geurtsven en Eendenven.
Eendenven met dichte oevervegetatie
Zwanenven met veel witte waterlelies (voedselrijk minnend)
Oorspronkelijk zijn deze door grondwater en regenwater gevoede vennen vaker korte tijd verdroogd geweest, maar nu wordt via de waterloop sterk eutroof water uit het kanaal (Maaswater) ingelaten om ze op het “ideale” niveau te houden. Rond en langs het water is weelderig groen de kleur die overheerst. Maar is dat in dit geval nou gunstig te noemen?
 3/4 van het oppervlaktewater van het Eendenven is inmiddels (juni 2019) bedekt met algen
In het dichtgroeiende Eendenven en Zwanenven zien we voornamelijk algen, riet, mattenbies en lisdodde. Soorten die je aantreft in/aan voedselrijk water. Deze vennen kunnen eigenlijk zo beter worden beschouwd als goed ontwikkeld eutroof moeras i.p.v. een voedselarm ven.
Instroom van kanaalwater in het Geurtsven via de Weteringbeek
Van een aan venmilieus gebonden flora is op dit moment dan ook weinig tot niets te merken. Het lijkt alsof “men” bang is dat de waterstand in de vennetjes te veel fluctueert, of dat ze zelfs misschien wel droog komen te staan.…… Het lijkt er in elk geval verdacht veel op dat men het waterniveau in de de vennen constant op het zelfde peil houdt. Voor wie eigenlijk?  Waarom het ven, geen ven laten maar besluiten om een "visvijver" creëren?
Ruige begroeiing zoals Japanse  duizendknoop en riet  langs de Weteringbeek
   
Van een gevarieerde oevervegetatie is nu in elk geval weinig of geen sprake. Niet alleen bij de vennetjes, maar vooral ook bij en langs de waterlopen. We zagen veel riet, ijle zegge, brandnetels, kleefkruid, bramen, waterzuring  en Japanse duizendknoop in plaats van bijvoorbeeld waterlobelia, waterweegbree, fonteinkruid, egelskop en moerashertshooi die je op voedselarme aflopende venoevers en in voedselarm water aantreft. Door het dichtgroeien van de oeverzones bij de vennetjes is maaien moeilijk, zo niet onmogelijk, zodat soorten van schrale vochtige venoevers zich niet kunnen ontwikkelen. Ook zorgen de bomen en struiken vlak naast de vennetjes voor veel bladinwaai, met weer (interne) eutrofiering van het water tot gevolg en vegetatie die eigenlijk niet gewenst is..

Om de natuurwaarden te vergroten is verschralingsbeheer (maaien én afvoeren én nabegrazing door schapen in het najaar) een vereiste. Zonder tegenmaatregelen worden karakteristieke planten verdrongen door algemene soorten die van de extra voedingsstoffen profiteren.
 
******************* Enkele weken na mijn bezoekjes aan de IJzeren man, is langs een gedeelte van de Weteringbeek gemaaid en is de beek opgeschoond. Prima dat dit gebeurt, maar dan moet je het niet achterlaten zoals we hier op de foto's zien, die ik 24 augustus heb gemaakt. Ik weet niet wie dit uitgevoerd heeft (waterschap???), maar dit soort “beheer” getuigt van weinig natuurbesef........ Is er nou niemand die hier toezicht op houdt? zo vraag ik me af........Had het nou maar niet opgeschoond, want dit "beleid" is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling wat betreft biodiversiteit.

Als je de beek opschoont (wat prima is, hoewel de wanden zo steeds steiler worden,) is het van belang om de voedselrijke drab niet langs de beek te laten liggen maar direct af te voeren. Zoals hier echter is gebeurd, is vragen om nog meer brandnetels en andere woekeraars.

Als maaien noodzakelijk wordt geacht, moet het wel afgevoerd worden om te verschralen om zo andere planten, die in de verdrukking staan, een kans te geven. Bij iedere maaibeurt krijg je namelijk een ophoping van voedingsstoffen, wat zorgt voor eentonige vegetatie. Een hoogwaardige kwaliteit beekoever heeft veel verschillende soorten grassen en kruiden, waardoor insecten meer stuifmeel kunnen vinden om van te leven. Laat het maaisel een tijdje (maximaal 4 dagen) liggen, zodat zaden kunnen uitvallen en insecten en kleine dieren de kans hebben om eruit te kruipen, maar ruim het dan wél op. Over goed maaibeheer kun je meer lezen in de post Schaapsdijk.

Wat verder van belang is, wannéér en hóe er gemaaid wordt. Zo begonnen leden van visclub Sint Petrus langs het Geurtsven te maaien toen de oever vol stond met het mooie Nagelkruid en ze voerden het maaisel meteen af. Waarom het maaien niet afstemmen op de bloeiperiode en niet alles in één keer? Je creëert dan meer leefgebied en voedsel voor insecten.
Uitzicht op de Kleine IJzeren Man met vogelkijkhut
Ook de Kleine IJzeren Man wordt langzaamaan één grote algensoep
Instroom van het kanaalwater in de Grote IJzeren man aan de Geurtsvenweg
Nu heeft men het inlaatwater blijkbaar nodig om de vennen vooral watervoerend te houden, maar is dat eigenlijk wel nodig, zo vraag ik me af? Als visvijver voor de visclub zeg je ja, maar als men een natuurlijke biodiverse plas wil krijgen, zal men daar toch mee moeten stoppen. Nu wordt via de Kleine IJzeren Man de grote plas van voedselrijk (kanaal)water voorzien, maar zou het misschien niet beter zijn dit via de  waterloop naar de Voorhoeveweg te laten gebeuren en de vennen dus met rust te laten?  

Als men perse het waterniveau in de vennetjes vanwege de visclub op een bepaald niveau wil houden, is het misschien een optie om voedselarm water uit het Blauwe meertje te laten instromen (als dat tenminste technisch gezien kan?)  Of dat men (wat ik net al aangaf) een helofytenfilter aan gaat leggen waar het water door stroomt en gefilterd wordt, alvorens het verder in het gebied te laten instromen. Dat was ook in het voordeel van de vennen geweest. 

Verder vraag ik me af waarom de visclub eigenlijk deze vennetjes ook als viswater wil gebruiken. De Grote- en Kleine IJzeren man lijkt me toch meer dan voldoende in deze omgeving. Zeker als je bedenkt dat vlakbij ook nog de Zuid-Willemsvaart ligt......

Nu, anno 2019, lijkt de uitvoering helaas anders te verlopen dan het streefbeeld en visie zoals  Martin Boute die schetste. Een gemiste kans.........
Wandelpad tussen de IJzeren Man (links) en de Weteringbeek (rechts)
"Is het IJzerenmangebied nog een bezoekje waard  ", zo vraag je je na deze waarnemingen misschien af ????
Zeer zeker wel. Want ondanks alles is en blijft het een schitterend gevarieerd gebied, waar je heerlijk kunt wandelen en kunt genieten van de mooie doorkijkjes en de dieren in het hertenkamp, of om actief bezig te zijn in het zwembad, de kabelwaterskibaan, speeltuin, klimbos, of trimbaan.

Om dan na afloop natuurlijk nog een bezoek te brengen aan het Natuur en Milieucentrum met hun schitterend aangelegde insectentuin, insectenmuur en -hotel en een bijenhal. Kortom, het stadswandelbos is er voor iedereen. Voor jong en oud.

Daar wil ik je volgende post deelachtig in maken. Niet met weer een "ellenlang" verhaal, maar met mooie foto's van de aanwezige BIOTOPEN..

Voor de verslagen van de bezoekjes door de Ecologische Werkgroep Weert Zuid, verwijs ik graag naar hun site via DEZE LINK.  Verder vind je in de volgende 2 posts iets over de FLORA en de FAUNA in het gebied.

Blogarchief