Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht kwegt. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht kwegt. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

zondag 5 juni 2022

De Kwegt; panorama's in juni 2022

Peelven "De Kwegt"  is  de afgelopen 10-20 jaar compleet op de schop gegaan. In dit voormalige landbouwgebied is liefst 800.000m3 zand afgevoerd. Op plaatsen heeft men het zand uitgegraven tot wel 3 meter diepte, voordat men op de oorspronkelijke venbodem zat en er weer een plas kon ontstaan.
Om er één aaneengesloten gebied van te maken heeft men  de doorgaande weg Kwegt opgebroken.
In mijn vorige post "De kwegt, een tijdlijn" heb ik de geschiedenis geschetst van de afgelopen 10 jaar.

uitkijkpunt met parkeergelegenheid, bereikbaar vanaf de Houtsweg-Kwegt
uitkijkpunt met parkeergelegenheid, bereikbaar vanaf de Houtsberg-Kwegt
De Kwegt is goed bereikbaar en je kunt om het hele gebied lopen. Op het eind van deze post vind je een kaartje van het "Ommetje Kwegt". Een wandeling van 11 km die je ook langs het Sarsven en De Banen voert, maar je kunt je wandeling ook beperken tot de Kwegt alleen. Dat is ca. 2,5 km. Op de uitkijkpunten heb je een fraai uitzicht over de grote plas.
panorama van de Kwegt vanaf de zuidzijde

Ik vind het gebied bij uitstek geschikt om er panoramafoto's te maken. Zeker die met fraaie luchten.
Op deze manier krijg je een goede indruk van het gebied. Ik laat je er in deze post dan ook een aantal zien die ik er de afgelopen week heb gemaakt. De panorama's zijn vanaf de noord-, oost- en zuidzijde. Vanaf de westzijde  (aan de kanaalkant) lukt niet vanwege de afrastering en de aanplant van bomen en struiken.  Enige minpuntje vind ik de horizonvervuiling op enkele foto's vanwege de hoogspanningsmasten en de 3 onlangs geplaatste windmolens aan de overzijde van het kanaal. Die "vooruitgang" kunnen we helaas niet tegenhouden.

De volgende post wil ik foto's laten zien van de flora die ik aantrof op de brede en flauw aflopende  oeverzone. Deze oeverzone staat een  deel van het jaar deels onder water en valt vooral in de zomermaanden  nagenoeg droog. Je vindt er dus planten die zijn aangepast aan wisselende waterstanden.
panorama van de Kwegt vanaf de noordzijde
panorama van de Kwegt vanaf de oostzijde
panorama van de Kwegt vanaf de zuidzijde

Ik hoop dat je van de panorama's hebt kunnen genieten en een goede indruk hebt gekregen van deze mooie plas en de omgeving. In mijn volgende post  laat ik (zoals gezegd) wat van de flora en fauna zien.  
Tot slot, zoals beloofd, nog het kaartje met het "Ommetje de Kwegt". 





woensdag 25 mei 2022

De Kwegt; een tijdlijn

Tussen Nederweert-Eind en de zuidrand van Weert strekt zich een langgerekt snoer aan peelvennen uit die in het verleden met elkaar verbonden waren via moerassen. We hebben het hier over Roeventerpeel, Schoorkuilen, Kwegt, Sarsven en de Banen. Er waren de afgelopen 20 jaar liefst vijf grote restauratie- projecten nodig om weer een opbloei van een aantal kenmerken van voedselarme vennen te krijgen. Het gaat om natuurwaarden zoals we die 100 jaar geleden zagen en die nu weer floreren. 
Luchtopname van de Kwegt in april 2020, mbv een drone door Dennie Joosten

De Kwegt maakte oorspronkelijk deel uit van Schoorkuilen en de in Weert gelegen Roeventerpeel, maar is daarvan gescheiden door de aanleg van kanaal Wessem-Nederweert en de autosnelweg. Voor wie niet beter weet, is het gebied altijd in gebruik geweest als landbouwgrond, maar dat was dus niet het geval. Ooit was het één groot moerasgebied met vennen. Bij de aanleg van het kanaal in 1926 heeft men het vrijgekomen zand gebruikt om het ven en het moerasgebied aan beide zijden van het kanaal droog te leggen. Schoorkuilen en de Kwegt werden gescheiden. Bij de aanleg van de A2 tussen Nederweert en Kelpen in 1970 werden Schoorkuilen/Kwegt van de de Roeventerpeel in Weert gescheiden. 
Meer over de historie van de vennen kun je lezen in mijn posts Schoorkuilen en Roeventerpeel.

De deelgebieden Sarsven, de Banen en een gedeelte van de Kwegt hebben dankzij de herstelwerkzaamheden vanaf 2000 nu de hoogste Europese beschermingsstatus, namelijk dat van Natura 2000-gebied. Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna, gezien vanuit een Europees perspectief, voor komen. Met de status van Natura 2000 wil men we deze flora en fauna duurzaam beschermen.
de Kwegt in mei 2020 gezien vanaf de noordelijke uitkijkpost
Het belangrijkste Natura 2000-doel voor deze gebieden is/was: behoud van de kwaliteit van de drie vennen én uitbreiding van de oppervlakte van de zeer voedsel- en mineraalarme (zwakgebufferde) vennen, met soortenarme begroeiingen op de brede en flauw aflopende oeverzone.

Daarbij is het wel van belang dat gebiedseigen, voedselarm en licht gebufferd regen- en lokaal grondwater wordt vastgehouden en gebiedsvreemd water van met name de Rietbeek, Einderbeek en Hulsenlossing wordt geweerd. Deze zijn dan ook verlegd en om de gebieden geleid. Gevolg van dit beheer is dat er peilschommelingen van het waterniveau zijn, waardoor tijdens warme, droge zomers de oevers voor een deel droogvallen. Dat is geen probleem, want zo krijgen plantensoorten van het zgn. oeverkruidverbond (bijvoorbeeld oeverkruid, grote en kleine biesvaren, moerashertshooi, drijvende waterweegbree en kruipende moerasweegbree) een kans om zich te ontwikkelen. Als het nodig wordt geacht, wordt in de zomer zelfs water uit het ven gelaten, zodat de oevers droogvallen. De vennen in Nederweert zijn in beheer bij Het Limburgs Landschap.
oudste, in 2000 herstelde ven in 2012
In 2012 ben ik begonnen met wat bezoekjes aan de Kwegt en heb daar een post over geschreven, die je HIER kunt lezen. Als je die post leest, zul je al snel ontdekken dat die achterhaald is, want het gebied heeft vooral in de afgelopen 10 jaar een ware metamorfose ondergaan. 
de Kwegt in het jaar 2000
Om te kijken wat er gebeurd is, ga ik een aantal jaren terug in de tijd. Omstreeks het jaar 2000 werd één enkel landbouwperceeltje gelegen aan de Kwegt, hersteld als proefneming om te zien wat er zou gebeuren. In de praktijk hield herstel van het ven in dat het zanddepot werd afgegraven tot op de oorspronkelijke venbodem en het grondwaterpeil werd verhoogd. De resultaten waren zo gunstig dat besloten werd hieraan een vervolg te geven in het Sarsven en de Banen.
In de periode 2007-2009 is vervolgens bij de Kwegt nog eens een 40 ha groot gedeelte door Rijkswaterstaat hersteld als natuurcompensatieproject. Het uitgegraven zand heeft men namelijk samen met het zand van de uitgegraven Schoorkuilen (totaal liefst 1.000.000 m3!) gebruikt bij de aanleg van het nieuwe wegennet bij de Ring Eindhoven (Randweg) dat in 2010 werd geopend.
1e herstelde ven aan de oostkant in mei 2012
2e herstelde ven ten zuiden van de toen nog bestaande weg in mei 2012
2e herstelde ven van de Kwegt in eind oktober 2012
3e herstelde ven aan de westkant in november 2012
Tussen 2012 en 2017 was de 2e fase van verder herstel en uitbreiding van de Kwegt, die nu qua oppervlakte vrijwel net zo groot is dan de Banen. Honderden vrachtwagens reden in die periode af en aan en graafmachines haalden alles overhoop.
oudste vennetje aan de Kwegt in mei 2013
uitbreiding van het oudste ven aan de Kwegt in september 2014
uitbreiding van het tweede ven aan de Kwegt in september 2014
In september 2016 is de doorgaande weg Kwegt officieel afgesloten voor doorgaand verkeer en opgebroken. Meest opvallende en ingrijpende is dat daardoor de drie nog van elkaar gescheiden plassen door het verwijderen van een gedeelte van die weg tot één aaneengesloten watergebied zijn “omgetoverd”. Inmiddels is de rust al weer wat jaartjes teruggekeerd en kan iedereen genieten van al dat moois dat we er voor terug gekregen hebben.

In de afgelopen jaren heb ik meerdere malen een bezoekje aan de Kwegt gebracht, om te zien hoe het gebied steeds weer veranderde. Wat 20 jaar geleden nog een landbouwgebied was, is nu een schitterend natuur- en watergebied geworden. Hieronder nog wat foto’s van de afgelopen 10 jaar met een korte uitleg.
het oudste  ven  vormt  één geheel met de andere vennen. foto van 29-12-2016
foto van 26 januari 2017
foto van begin april 2017
het opgeschoonde nabijgelegen "Schuumkesven" in mei 2017. 
(**Schuumke is het dialectwoord voor wintertaling)
de aaneengesloten vennen met oevers gezien vanaf het zuiden. foto van juni 2017
het aaneengesloten watergebied gezien vanaf de uitkijkpost aan de noordkant. foto van mei 2020
Het eilandje midden in de plas is nog een herinnering aan hoe de weg ooit gelopen heeft. Veel broedvogels en steltlopers maken er goed gebruik van als rustpunt of nestplaats.
de moerassige omgeving bij de Kwegt in mei 2020
de omgeleide voedselrijke Einderbeek mondt uit in de Leukerbeek. foto van mei 2020

Door de omleiding van de Einderbeek in 2006/2007 en de sterke verschraling van de bodem door de afgraving van de zandlagen waardoor de oorspronkelijke venbodem weer vrij kwam, is de oorspronkelijke  natuurwaarde hersteld en is de ontstane grote plas van grote waarde voor zowel de venflora en libellen als de water- en moerasvogels. Ook zijn er wandelroutes uitgezet en 2 uitkijkpunten gecreëerd van waaruit je een mooi beeld krijgt van de hele omgeving. Terwijl de Kwegt in het jaar 2000 nog een onbekend en eentonig landbouwgebied was, is het nu een schitterend natuurgebied geworden, dat graag door vogelaars wordt bezocht, maar ook andere natuurliefhebbers kunnen er hun hart ophalen. 
een klein eilandje in de plas is een ideale pleisterplaats voor  aalscholvers.
Ter illustratie: op Waarneming.nl werden de afgelopen dagen o.a. de weidebeekjuffer, watersnuffel, grote roodoogjuffer, vuurjuffer, vroege glazenmaker, grote keizerlibel. vuurlibel, viervlek, gewone oeverlibel, azuurjuffer en blauwe breedscheenjuffer vermeld. Behalve de “gewone” watervogels zoals de zilverreiger, grauwe gans, wilde eend, meerkoet, fuut en tafeleend werden ook de lepelaar, aalscholver, roerdomp, nijlgans, blauwvleugeltaailing, spotvogel, bosrietzanger, rode wouw, visdief, roodborsttapuit, karekiet, blauwborst en wespendief waargenomen. Zoals je ziet, voor elk wat wils.

In de volgende post laat ik wat foto's zien van de actuele situatie.

maandag 19 juli 2021

Allemaal beestjes #19: Gallen

Onlangs reed ik over de Pruiskesweg in Altweerterheide en zag langs de weg op de verse takjes van een inlandse eik een soort “aardappeltjes” hangen. Je vraagt je misschien af wat dat met "allemaal beestjes" te maken heeft. Wat ik zag waren uiteraard geen aardappeltjes, maar wat waren het dan?
Gallen....... Om precies te zijn: gallen van de AARDAPPELGALWESP (Biorhiza pallida). Ze zijn in het begin sponsachtig, onregelmatig gevormd en kunnen wel vier tot vijf centimeter groot worden. De veroorzaker is een klein solitair levend wespje van ongeveer 4 mm.

De gal is een woekerende reactie, die veroorzaakt wordt bij het afzetten van de eitjes in de bladknop. Dit doet de wesp met haar lange (wat heet lang!) legbuis. Ze spuit daarbij ook een chemische groeibevorderende stof in de bladknop, die het bladweefsel zacht laat worden en doet opzwellen. De larfjes die kort daarna uit de eitjes komen, blijven in de gal en scheiden zelf ook stoffen uit om de groei van de gal te bevorderen.
Binnenin kunnen zich tot wel dertig larven ontwikkelen. Die doen zich in de gal te goed aan de voedingsstoffen die geleverd worden door het bladweefsel. De gallen worden door de larfjes niet alleen gebruikt als plaats van ontwikkeling en als voedselbron, maar ook als schuilplaats. Vers zijn ze geelbruin tot roodachtig, glad en sappig. Later in het jaar worden ze bruin. Na een jaar drogen ze uit en worden ze zwart en hard, met een barstend oppervlak.
In de gallen die je hier op de foto's ziet, ontwikkelen zich dus larfjes. In de zomer worden gangetjes gegraven en vliegen de volwassen galwespjes uit. Dat zijn zowel mannetjes als vrouwtjes die vervolgens paren. (geslachtelijke generatie). Daarna kruipen de vrouwtjes in de grond en zetten hun eitjes één voor één af op de jonge wortels van zomer- en wintereiken. De larfjes die hier in het najaar uitkomen, veroorzaken ook gallen, maar dan ondergronds, op de wortels.

In februari komen dan de galwespjes uit de wortelgallen gekropen. Heel bijzonder is dat het nu alleen maar vrouwtjes zijn!!!! Het is een geslachtsloze (agame) generatie. Mannetjes komen in deze fase dus niet voor en zijn ook niet nodig voor de bevruchting. Men noemt dit ongeslachtelijke voortplanting of parthenogenese. Het woord parthenogenese komt van een samenvoeging van de Oudgriekse woorden Παρθένος (maagd) en γένεσις (geboorte). De vleugelloze vrouwtjes leggen lopend langs de stam van eiken het hele traject omhoog af, om vervolgens hun eitjes in de bladknoppen af te zetten. In de zomer begint de cyclus dan weer opnieuw.

Gedurende de winter zijn er dus alleen maar vrouwtjes en in de zomer zijn er zowel vrouwtjes als mannetjes. Vraag me niet hoe het kan en waarom dit zo gebeurt. Het is wel duidelijk dat dit heel bijzonder is en voor mij weer een bevestiging dat er nog veel te ontdekken valt in de insectenwereld....
De bekendste en meest voorkomende soort zijn de gallen van de EIKENGALWESP (Cynips quercusfolii). Een vrouwtje van de ongeslachtelijke generatie veroorzaakt op de onderkant van eikenbladeren 3 centimeter grote groene, gele tot rode galappels, die makkelijk loslaten. De bodem ligt er soms vol mee. De kleur is afhankelijk van de tijd van het jaar; 's zomers groen en in het najaar rood/roodbruin/bruin.
In deze bolletjes overwintert de larve. De galwespjes die vervolgens in mei tevoorschijn komen, veroorzaken op zowel de jonge bladeren als op de bloemsteeltjes besgalletjes. In deze galletjes kunnen zowel vrouwelijke als mannelijke nakomelingen zitten. Zij zorgen na paring weer voor een ongeslachtelijke generatie.
Op zomer- en wintereiken tref je ook regelmatig gallen aan van de KNIKKERGALWESP (Andricus kollari). De wesp zelf heb ik nog nooit waargenomen. Logisch ook, want het is een donkerbruin tot zwarte wespje van slechts 1,5 tot 2 mm. Ook bij deze galwesp is sprake van 2 generaties; een generatie met zowel mannetjes als vrouwtjes (seksuele generatie) en een van alleen vrouwelijke galwespen (agame generatie).

Na bevruchting leggen de vrouwtjes eieren op een moseik of Turkse eik, die als tussenwaardplant fungeert. Op die moseik worden dan gallen gevormd waaruit alléén vrouwelijke galwespen komen. Deze leggen vervolgens, zónder bevruchting door een mannetje dus, hun eitjes op een zomer- of wintereik, waarop dus knikkergallen zoals je op de foto ziet, gevormd worden. Hieruit komen vervolgens zowel mannelijke als vrouwelijke wespen en zo is de cirkel weer rond.

Wat je hier ziet zijn de knopgallen van de agame generatie, die je op de zomer- maar ook de wintereik aantreft. De jonge knikkergallen zijn eerst nog groen, maar worden later bruin, verhouten en worden hard. Eind augustus- begin september kruipt de galwesp door een op een houtworm lijkend gaatje uit de gal. De gal kan na het verlaten van de galwesp nog jaren lang aan de boom blijven hangen..
De gallen van de Knikkergalwesp worden vaak verward met die van de COLANOOTGALWESP (Andricus lignicolus). Toch zijn er enkele verschillen die de soorten onderscheiden. De buitenwand van Colanootgallen is vaak gebarsten, de gallen zijn kleiner en het uitvlieggat zit gewoonlijk in de onderste helft van de gal (dicht bij de aanhechtingsplaats). Bij de knikker ligt die onderaan in de gal, pal in het midden.
Een andere opvallende gal is de gal van de ROZENGALWESP (Diplolepis rosae). Deze wesp legt in het voorjaar haar eieren op de bladknop van een wilde roos (vrijwel nooit op gekweekte rozen). Er ontstaan dan door woekering van het bladweefsel gallen die met elkaar vergroeien. Deze mosachtige gallen zijn, afhankelijk van de hoeveelheid larven,  zeer klein (enkele mm) tot vrij groot (tot wel enkele centimeters in doorsnede) en zijn dicht bekleed met lange vertakte haren. De grootste gallen staan meestal aan het eind van een tak. Soms tref je zo’n gal aan op een meeldraad. Die is uiteraard heel klein.  De gal wordt bedeguaargal, mosgal of slaapappelgal genoemd.
De gal is eerst nog groen, maar later kleurt ze opvallend rood tot roodbruin en nog later verdroogt ze en wordt ze bruin. De gal bestaat uithier dan ook niet voor, de voortplanting daarna gebeurt dus ook bij deze wesp weer zonder bevruchting. De gallen lijken vooral voor te komen op verzwakte planten.
Galwespen zijn vliesvleugeligen die je niet moet verwarren met galmuggen, die ook gallen maken maar tot een andere orde behoren (tweevleugeligen). Galmuggen zijn zoals de meeste muggen erg fragiele insecten die vaak maar 2–3 millimeter lang zijn. Er zijn ook veel soorten die zelfs niet groter dan 1 mm worden. Ze hebben een dun, langwerpig lijf, sprieterige pootjes en de kop is duidelijk zichtbaar. De naam galmuggen is afgeleid van de larven, die zich voeden met plantaardige weefsels en daarbij abnormale woekeringen veroorzaken. Op de foto zie je gallen van de BEUKENGALMUG (Mikiola fagi).

De Beukengalmug is een ruim vier mm grote mug en is daarmee meteen een van de grootste galmuggen die in Europa voorkomen. De gallen komen dus uitsluitend voor op beuken. De soort is algemeen in België en Nederland. Deze galmug veroorzaakt ruim één cm grote gallen aan de bovenkant van beukenbladeren. De harde eivormige gladde gallen met een spitse punt zijn ongeveer 5-10 mm. hoog en zitten in groepjes vastgehecht op de bovenkant van het blad. Ze verkleuren na verloop van tijd van groen en groengeel naar rood.
Zodra het blad in de herfst verkleurt, laten de gallen los. In de op de grond gevallen gal overwintert de larve. De volwassen galmuggen verschijnen eind maart, begin april. Zij paren en de vrouwtjes leggen vervolgens eieren op de knoppen van beukenbladeren. De jonge larven die daar uit komen gaan rond de nerven aan het zich ontwikkelende blad zuigen. Als reactie op de stoffen die de larve bij het zuigen uitscheidt, ontstaat een gal op het blad. Daarin ontwikkelt de larve zich verder. De beukengalmug heeft dus één generatie per jaar.
Het zijn niet alleen wespen en muggen met gallen, maar ook sommige vliegen hebben gallen. Dat zijn de zogenaamde boorvliegen. Boorvliegen onderscheiden zich o.a. door de mooie tekeningen van vlekken, banden of zigzagstrepen op de vleugels. Zij danken hun naam uiteraard aan het feit dat de vrouwtjes met hun puntige legboor een gaatje boren in een plant om daar hun eitjes in te leggen.

In mei tijdens een wandeling bij de Kwegt in Nederweert-Eind, zag ik een vergroeiing op een plant die ik niet eerder had gezien. Ik was er al snel van overtuigd dat het een gal moest zijn. Aan de half vergane bladresten was te zien dat de stokjes oude bloeistengels waren van akkerdistels.

Dit is de gal van de AKKERDISTELGALBOORVLIEG (Urophora cardui). Een lange naam voor een vliegje van nauwelijks een halve centimeter groot. De knoppen van vergalde stengels komen meestal niet in bloei en dat vermindert de zaadproductie, maar omdat een akkerdistel veel bloeistengels vormt, ondervindt de plant daar weinig schade van.
De gallen kunnen bijna net zo groot worden als een klein kippenei. In het inwendige van dat houtige “eitje” schijnen 3 à 4 larven te kunnen leven in aparte larvenkamertjes. De gal is zo hard, dat je een zaag o.i.d. moet gebruiken om die open te krijgen. In deze gal waren nog geen gaatjes te zien die duidden op het vertrek van de bewoners, dus vermoedelijk zaten ze er nog in. Eventuele bewoners zullen nu in juli naar verwachting inmiddels tevoorschijn zijn gekomen.

Blogarchief