Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht mossen. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht mossen. Sorteren op datum Alle posts tonen

zaterdag 9 maart 2019

Korstmossen #2

Korstmossen zijn een combinatie van schimmels en algen en zijn meer verwant aan paddenstoelen dan aan “gewone” mossen. Met het blote oog zijn de twee componenten niet apart herkenbaar. De algencellen leven vlak onder de opperhuid en veroorzaken de groenige kleur. Ze zorgen voor de fotosynthese, de aanmaak van suiker, waardoor de schimmel aan voedingsstoffen komt en de schimmels zorgen voor stevigheid en beschermen tegen uitdroging. Ze kunnen dus niet zonder elkaar. Ooit (1948) is er een vergeefse poging gedaan de naam in "morsen" te veranderen, om zo duidelijk te maken dat ze niets met mossen te maken hebben en ook lang niet allemaal korstvormig zijn. Er zijn namelijk ook soorten die blad-, struik- en haarvormig zijn. De deskundigen spreken dan ook liever van lichenen.

Korstmossen zijn erg gevoelig voor luchtverontreiniging. De aan- of afwezigheid van korstmossen wordt daarom wel gebruikt als een indicator voor luchtverontreiniging. Op de Nederlandse Rode Lijst Korstmossen van 2015 zijn 311 soorten vermeld. Dit is 46% van de 683 soorten die we in Nederland hebben!!!
Dat geeft toch aan dat het niet erg goed is gesteld met ons milieu.

In mei 2015 plaatste ik al eens een post over korstmossen. Deze kun je HIER nog eens nalezen.
In deze post wil ik je laten kennis maken met epifyten; soorten, die je aantreft op boomschors.

Melig takmos
Korstmossen hebben twee strategieën voor de voortplanting ontwikkeld: de eerste is geslachtelijke voortplanting met behulp van schimmelsporen en de andere manier van verspreiden is vegetatief. Dat is vergelijkbaar met het stekken van een plant. De meeste korstmossen produceren korrels (sorediën) of gemakkelijk afbrekende staafjes (isidiën). Hierin zijn zowel de schimmel als de alg aanwezig. Deze stukjes verspreiden zich door de wind of dieren en als ze op een geschikte plek terechtkomen, groeien ze daar uit tot een nieuwe plant.

Gewoon purperschaaltje
In de zomerse overvloed aan flora vallen mossen en korstmossen niet zo op, maar dat is anders in de “kale” wintermaanden en het vroege koude voorjaar. Korstmossen zijn bestand tegen extreme temperaturen en groeien ook ‘s winters gewoon door. Ze vormen dan ook een belangrijk onderdeel van de flora van het Antarctisch gebied. Er is dus nu nog volop gelegenheid om buiten te genieten van deze anders zo onopvallende soorten. Neem dan wel een loep mee, want dan zie je pas hoe mooi ze vaak zijn.

Gewoon schildmos
Omdat ze zo langzaam groeien (0,01 tot 2 cm per jaar) en om niet te hoeven concurreren om ruimte en zonlicht, vind je ze vooral daar waar ze niet door zaadplanten kunnen worden verdrongen. Bijna altijd zijn dat op droge plekken en op kale oppervlakten zoals stenen, dakpannen, klinkers, boomschors en heide.

Het is inmiddels voor iedereen wel duidelijk wat de nadelige effecten van te veel stikstof- en zwaveldioxide voor ons mensen zijn. Maar ook de natuur ondervindt veel schade door te veel stikstof (eutrofiëring). Korstmossen hebben vooral last van ammoniak, een gasvormige stikstofverbinding die vrijkomt uit mest, maar ook van fijnstof door met name autoverkeer en de industrie. Omdat korstmossen geen wortels hebben, nemen ze voedingsstoffen met het gehele oppervlak op. Ze leven dus letterlijk van de lucht. Daarom bepalen zwevend stof en vervuiling sterk of een soort ergens kan groeien. Of niet !!!!

Groot schildmos
In de jaren 70 en 80 was de zwaveluitstoot door aardolie en steenkool van met name fabrieken dusdanig hoog dat er grote gebieden in Nederland waren, waar helemaal geen korstmossen meer werden aangetroffen. We hebben het over de zogenaamde "zure regen" en men noemde die gebieden epifytenwoestijnen. Epifyten zijn korstmossen die je op bomen aantreft.

IJslands mos in de Tungelroyse wallen
Een ander voorbeeld van zo’n bedreigde soort in die tijd was/is het zeer zeldzame IJslands mos. Het wordt nog maar op 6 plaatsen in Nederland waargenomen. Dit korstmos kwam vroeger veel voor in bijvoorbeeld de Tungelroyse wallen, maar het wordt nu nog maar op slechts enkele plekjes aangetroffen. Dit is overigens geen epyfyt. Over het IJslands mos heb ik ook iets in de post van mei 2015 geschreven. Dat kun je HIER dus lezen.

Gewoon schorsmos
Aan korstmossen is dus te merken dat maatregelen nodig zijn om de hoeveelheid stikstof uit de landbouw af te laten nemen. Ze hebben nu vooral te lijden onder de uitstoot van ammoniak in de intensieve veehouderij (varkenshouderij, pluimveehouderij en de melkveehouderij). Het gasvormige ammoniak komt vrij uit dierlijke mest en lost goed op in water. Vooral hier in het noordwestelijk deel van Limburg,is dat een probleem. De veehouderij is dan wel van groot economisch belang, maar heeft ook zijn keerzijde voor zowel mens als natuur.

Eikenmos
Momenteel blijft het aantal bedreigde soorten korstmossen dan wel stabiel, maar de vervuiling met stikstof is nog dusdanig, dat het hard nodig blijft om de uitstoot van stikstof-verbindingen verder terug te dringen. Enkele soorten die gevoelig zijn voor ammoniak en daardoor dreigen te verdwijnen, zijn bijvoorbeeld Bleek baardmos, Gewoon schorsmos, Eikenmos en Kopjesbekermos. Een overzicht van verdwenen-, ernstig bedreigde-, bedreigde-  en kwetsbare soorten vind je HIER. Het is schrikken als je die lijst ziet....................

Kapjesvingermos
Heksenvingermos en Groot dooiermos
De slogan “hoe meer soorten korstmossen, hoe minder luchtvervuiling” gaat helaas niet op, want er zijn ook soorten die net goed gedijen dankzij de intensieve landbouw. Echte amoniakminnaars (er zijn er 22 in Nederland) zijn bijvoorbeeld het Kapjesvingermos of Grof kroesmos en Heksenvingermos.

Poedergeelkorst
Groot dooiermos
Het zijn echter vooral de gele korstmossen, die dankzij de mestlucht oprukken. De bekendste is het Groot dooiermos. Gele korstmossen duiden op vervuilde gebieden. Dus: groeien er veel gele korstmossen, dan geeft dat aan dat er vervuilingsbronnen in de buurt zijn.

Korstmossen zijn dus een goede graadmeter voor stikstof afkomstig uit landbouw, autoverkeer en industrie. Dit is te merken aan een áfname van bepaalde soorten, of juist een tóename van andere soorten.

Muurschotelkorst
Hoewel we ons zorgen moeten maken over het signaal dat korstmossen afgeven, kunnen we gelukkig overal nog volop van prachtige soorten genieten. Gewoon op de stoep, in het park of langs de weg. En op bomen in je directe omgeving.

Hier volgen een aantal voorbeelden, die ik de afgelopen jaren gevonden heb. Ze zijn voor een leek vaak lastig te determineren. Mocht iemand een foute determinatie ontdekken, dan hoor ik dat graag.
Gebogen schildmos
Gestippeld schildmos
Gewone poederkorst
Grauw rijpmos
Verstopt schildmos
Lichtvlekje
Groot takmos
Vals dooiermos
Gelobt stippelschildmos
Gelobde poederkorst

donderdag 16 november 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 5: Van alles wat

Ook deze post wil ik wat myxomyceten laten zien. Deze intrigerende slijmzwammen zijn prachtig om te zien, maar wat zijn ze moeilijk op naam te brengen........ Voor de meeste soorten is ook microscopisch onderzoek nodig, want alleen op uiterlijk zijn ze vaak moeilijk of niet te benoemen. Zeker als de zwam niet “rijp” is. Ze krijgen dan de toevoeging "spec. bij de soortnaam of  “Myxomyceet indet" als helemaal niet bekend is welke soort het zou kunnen zijn.
Trichia spec. = onbekende draadwatjes. Ik vermoed het fopdraadwatje en het peervormig draadwatje.
Myxomyceet indet = onbekende myxomyceet" (geen glanzend druivenpitje dus)
Stemonites spec. = onbekend netpluimpje
 Netpluimpjes ( Stemonitis) behoren tot de opvallendste en elegantste slijmzwammen. De vruchtlichaampjes van het Netpluimpje zijn slank en staan in bundels. Ze zijn gesteeld en staan aanvankelijk rechtop, maar later hellen ze over. Ze zijn slechts 7-20 mm lang. De vorm is vaak wat spoelvormig (voet en top zijn smaller dan de rest). De kleur is in verse toestand wit tot roestkleurig, later wordt de kleur donkerder, meer rood, bruin, of roodbruin, tot uiteindelijk bijna zwart. De steeltjes zijn glanzend, zwart, 1,5- 6 mm lang en ondoorschijnend. Hoewel ik dacht te maken te hebben met het Roodbruine netpluimpje, omdat er in de buurt daarvan rijpe exemplaren stonden, is het op waarneming.nl door validator Jürgen aangepast als: Stemonites spec. Met andere worden: het is een inderdaad een netpluimpje, maar niet duidelijk welk. 
Okergele gordijnzwam
 Ook het determineren van gordijnzwammen (geslacht Cortinarius) is een ingewikkelde klus. Vooral omdat door DNA-onderzoek het hele geslacht op de schop is gegaan en veel informatie inmiddels is achterhaald. 

Ze zijn als soort te herkennen aan het "gordijn". Dit is een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel en dient om de in ontwikkeling zijnde lamellen met de sporen te beschermen. Wanneer de jonge paddenstoel groeit breekt het wit of bruin weefsel (velum) en kunnen er restjes weefsel als vlokjes achterblijven langs de hoedrand en aan de voet van de steel. De steel heeft dan een ring (" paddenstoel met rokje"). Deze ring kleurt weldra oranje door de sporen die erop vallen. Deze oranje ring is wel het handigste kenmerk van de gordijnzwammen. 
 
Gewone Pelargoniumgordijnzwam  
De GEWONE PELARGONIUMGORDIJNZWAM (Cortinarius flexipes) is een schimmel die voorkomt in naaldbossen op een zure ondergrond en waar mossen de benodigde hoeveelheid vocht vasthouden. De hoed van deze gordijnzwam is hygrofaan. Dat wil zeggen dat die onder invloed van vocht verkleurt: bij droogte donkerbruin van kleur en bedekt met witte schubjes. In het centrum zit een duidelijke umbo (bultje). Op het onderste deel van de steel zit wit velum. 

Deze soort wordt nogal eens verwisseld met de Witschubbige gordijnzwam en Paarse pelargoniumgordijnzwam. Alle drie hebben een wollig, wit ringetje, dat echter vaak niet zichtbaar is, of ontbreekt. Het verschil tussen deze 3 zwammetjes zit 'm in de geur en de ectomycorrhiza. De Witschubbige gordijnzwam (ectomycorrhiza met berk en wilg) heeft geen opvallende geur, de Paarse pelargoniumgordijnzwam (ectomycorrhiza met eik, maar soms ook bij berk en els) ruikt naar citroen en deze Gewone pelargoniumgordijnzwam  ruikt naar het blad van geraniums (oftewel pelargonium).  Dat is vooral goed te ruiken als je een droog exemplaar wat langer in een gesloten doosje bewaart. 
 
Paarse pelargoniumgordijnzwam 
 In Nederland komt deze PAARSE PELARGONIUMGORDIJNZWAM (Cortinarius paleifer) algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en hij is niet bedreigd. Het is een schimmel die behoort tot de familie Cortinariaceae. Hij vormt dus ectomycorrhiza met loofbomen (meestal eik, soms ook met berk en els), struwelen en langs lanen op droog tot vochtig zand of leem.  Het hoedje is spits, donker violetbruin, is geheel bedekt met kleine witte schubjes en heeft een diameter van 10 tot 40 mm. De steel heeft  witte velumvlokjes in gordeltjes gerangschikt. 
 
baardige melkzwam                 en                      vissige melkzwam
 Al eerder heb ik over melkzwammen geschreven. In Nederland en België zijn er zo’n 60 melkzwammen bekend, waarvan er echter slechts 18 algemeen zijn. Het zijn, net zoals russula’s, broze paddenstoelen die bij beschadigingen “melksap” afgeven. De kleur en verkleuring van de melk is een belangrijk determinatiekenmerk. 

Melkzwammen danken hun naam onder andere aan de boom waarmee ze in symbiose leven (bijv. de beuken- en populierenmelkzwam). Anderen danken hun naam aan de geur of smaak van het melksap (bijv. viltige maggizwam en vissige melkzwam). Weer anderen danken hun naam aan hun uiterlijk (zoals rimpelende- baardige- en donzige melkzwam) of kleur. Wil je het naadje van de kous weten, dan kun je een Lactarius determineertabel raadplegen.

In deze post wil ik jullie kennis laten maken met enkele soorten, die hun naam te danken hebben aan hun KLEUR. 
kaneelkleurige melkzwam
 De meest voorkomende en vrij gemakkelijk herkenbare melkzwam is KANEELKLEURIGE MELKZWAM (Lactarius quietus). Bij een kneuzing stroomt het crèmekleurig, wat waterig wit melksap vrijelijk. Bij blootstelling aan lucht wordt het onmiddellijk romig geel, zoals verse room. Het smaakt mild, met een licht bittere nasmaak. Deze soort komt voor op allerlei bodemsoorten en leeft via ectomycorrhiza in symbiose met verschillende soorten eiken.  Bij ectomycorrhiza groeien de schimmeldraden alleen om de buitenkant van de plantenwortel heen. Ze dringen dus niet door in de cellen van het schorsweefsel van de plantenwortel. De paddenstoel absorbeert mineralen uit de bodem en staat die via de schimmeldraden af aan de boom. In ruil daarvoor krijgt hij suikers terug voor de eigen voeding.
   De hoed is 3 tot 10 cm in diameter. De hoedrand is aanvankelijk ingerold en blijft dit ook bij oudere exemplaren nog lange tijd. De hoed is vrij vlezig en lang bol. Later wordt hij meer uitgespreid, in het midden ingedrukt en uiteindelijk plat verdiept zoals een trechter. Een umbo (bult) wordt zelden gevormd. Het meest opvallende kenmerk van deze Kaneelkleurige melkzwam is de geur die in boeken wordt beschreven als een vochtige linnen doek of wantsen. Aangezien die geur voor veel mensen onbekend is, wordt er ook vaker “oud frietvet” van gemaakt. Deze soort lijkt wel wat op de Vaaloranje melkzwam, maar die groeit uitsluitend bij dennen en heeft oranje melksap . 
zwartgroene melkzwam
 De ZWARTGROENE MELKZWAM (Lactarius turpis) komt zeer algemeen voor in de maanden augustus tot november. Je kunt hem vinden op zure, venige bodem in de buurt van naaldbomen zoals sparren en bij berken. De soortaanduiding "turpis" verwijst naar de lelijke kleur (olijfgeelgroen tot donkergrijsgroen) van de hoed die met zwarte smeer lijkt te zijn beklad. Het is een kleverige gebolde, platte hoed (5-15 cm), waarvan naarmate de paddenstoel ouder wordt, het kuiltje in het midden groeit.
 
De plaatjes zijn crèmekleurig tot olijfgelig, staan dicht opeen en scheiden bij beschadiging een wit melksap af, dat bij drogen groenachtig wordt ((dat duurt wel een tijdje). De steel is kort en recht, vlekkerig en wat lichter dan de hoed. Vlees broos, smaakt zeer bitter en is niet eetbaar. De paddenstoel bevat namelijk een mutagene giftige stof. Mutagene stoffen zijn stoffen die (langzaam) het DNA in de celkern veranderen, waardoor ze kankerverwekkend kunnen zijn of een miskraam kunnen veroorzaken. 
rossige melkzwam
 Ook de ROSSIGE MELKZWAM (Lactarius rufus) is niet eetbaar. Deze paddenstoel wordt voornamelijk aangetroffen in de buurt van naaldbomen, zoals sparren, maar hij kan ook voorkomen nabij berken. Hij is te vinden van de late lente tot de late herfst. De soortaanduiding "rufus" (Latijn voor rossig) refereert aan de kleur van de paddenstoel.. De paddenstoel heeft een mooie roodbruine, zeemleerachtige hoed, die trechtervormig kan worden naarmate ze groter wordt. Een bijzonder kenmerk is het kleine bultje op de kruin van de hoed. De hoed kan een diameter van circa 10 cm bereiken. 
Bij een jonge paddenstoel zijn de lamellen, die veelal duidelijk zichtbaar zijn door de trechtervorm van de hoed, vaal gelig, later worden ze qua kleur ongeveer zoals de hoedhuid, maar iets bleker. De bleek roodbruine steel is 4 tot 8 cm lang en 1 tot 2 cm dik. Het vlees is wit. 
Ook bij deze zwam wordt uiteraard melksap uitgescheiden. Het stroomt vrij overvloedig en is waterig wit, mild van smaak, maar laat een bittere nasmaak achter. Bij oudere exemplaren is dat minder, of blijft zelfs achter. Tijdens het drogen blijft de kleur van de melk wit. 
elzenweerschijnzwam
 De  ELZENWEERSCHIJNZWAM (Mensularia radiata) is een schimmel behorend tot de familie Hymenochaetaceae.  Deze zwam infecteert de boom via wonden. Bestrijding is niet mogelijk, want deze zwam veroorzaakt witrot in het kern- en spinthout van stam en takken en dan is de boom ten dode opgeschreven. Bij een gevorderde aantasting ontstaat een verhoogd risico op stam- of takbreuk. De boom zal uiteindelijk zoals ik al zei afsterven. 
We wetenschappelijke naam "Radiata" is afgeleid van het Latijnse radiatus en betekent “voorzien van stralen”. Dat heeft dus te maken met de weerschijn. De onderkant van jonge exemplaren vertoont bij een bepaalde lichtinval namelijk een licht zilverachtige glans of een lichtweerschijn. Dat is goed te zien op de foto's. 

Deze consolevormende, dakpansgewijs groeiende zwam zit op stammen en takken van voornamelijk de Els (Alnus glutinosa), maar ook op andere loofbomen zoals de Berk. Het vruchtlichaam is eenjarig en heeft de vorm van een halve cirkel met een golvende rand. Het groeit meestal dakpansgewijs of consolevormig. Hij heeft een breedte van 2-8 cm, hoogte van 2-6 cm en een dikte van 1-2 cm. 
De hoed is kaneelbruin tot oranjeroodbruin van kleur en is voorzien van een geelwitte rand. Het oppervlak is in het begin fluwelig, maar wordt later radiair gerimpeld en is voorzien van een golvende rand. De buisjes lopen af. De poriën zijn vrij grof, rond tot hoekig, lichtgrijs tot iets gelig. 
  
berkenzwam of berkendoder
 De BERKENZWAM (Piptoporus betulinus) is belangrijk voor onder andere insecten en geleedpotigen die er in leven of overwinteren. De berk is op zijn beurt een boomsoort waarbij een zeer groot aantal in symbiose levende (mycorrhiza's vormende) paddenstoelsoorten voorkomen. Een daarvan is deze Berkenzwam of Berkendoder. Die laatste benaming heeft hij niet voor niks. Het is namelijk een dodelijke zwakteparasiet die uitsluitend voorkomt op de berk en wordt beschouwd als de belangrijkste doodsoorzaak van de berk. Berken die kwijnen door verdroging, verdringing door andere boomsoorten, veroudering of beschadiging, maken een grote kans op besmetting door de Berkenzwam via wondplekken (bijvoorbeeld door afgezaagde of afgewaaide takken). 

Het bruinrot breidt zich via de myceliumdraden stamwaarts uit en vaak breekt het aangetaste deel van de boom af, waardoor een enkele meters hoge dode stam blijft staan, die verder wordt verteerd. Pas nadat de boom is afgestorven, verschijnen de zwammen. Ze kunnen nog een tijd doorleven op het dode hout totdat het hout door bruinrot volledig is opgesoupeerd.. 
Leuk weetje:  Als de dode boom omvalt, draaien de hoeden zich weer geleidelijk horizontaal, dus evenwijdig aan de grond, zodat de sporen vrij uit de buisjes kunnen vallen.
             
poederige kussentjeszwam aan de ónderkant van de berkenzwam
En als de Berkenzwam zijn “beste tijd” heeft gehad, komt soms een andere parasiet om de hoek kijken. Deze zwam parasiteert dus óp de rottende berkenzwam. Het is de POEDERIGE KUSSENTJESZWAM (Hypocrea pulvinata Fuckel ). Het is een soort die niet vaak gevonden wordt. Het begint namelijk als witte zwammetjes voornamelijk op de ónderkant en ontwikkelt zich daar dan tot gele, poederachtige kussentjes. Om die te ontdekken, zul je deze berkenzwammen dus om moeten draaien en dat is iets wat meestal niet gedaan wordt. 
       
poederige kussentjeszwam aan de bóvenkant van de berkenzwam
Zoals je hier kunt zien, kun je deze kussentjeszwam echter soms ook aantreffen op de bóvenkant. 
De kans is  het grootst deze zwam aan te treffen op oude berkenzwammen die op de grond gevallen zijn of laag bij de grond aan de stam zitten, omdat een hoge luchtvochtigheid voorwaarde is voor het ontwikkelen van deze kussentjeszwam. Het blijkt dat de soort ook soms op andere houtzwammen voor komt, zoals de Roodgerande houtzwam en eigenlijk is ook microscopische controle nodig, want sinds 2010 is bekend dat er meer kussentjeszwammen op oude houtzwammen kunnen groeien.

maandag 24 februari 2014

Een nieuwe lente op de Loozerheide

Gisteren was het zulk heerlijk weer, dat ik het niet kon laten er even lekker van te gaan genieten. Ik wist dat Stichting Ark een wandeling door de Loozerheide hield, dus daar heb ik, weliswaar onaangemeld, aan deelgenomen. Het was al weer even geleden dat ik op de Loozerheide was, dus kon ik meteen eens kijken wat er in die tussentijd is veranderd. Denis Frissen, beheerder van Kempen~Broek, vertelde dat Stichting Ark, door grondruil, het hele gebied nu volledig in bezit heeft.

zoals je goed kunt zien is het elzenbos veel te droog.
Dankzij het verkrijgen van de laatste percelen hoeft de Loozerheide niet langer meer te worden ontwaterd en kan men ook de voedselrijke bovenlaag van de akkers afgraven. Hoewel de vernatting van het voormalige weiland al goed zichtbaar is, is op dit moment een deel van het gebied nog te droog. Daarom gaat men het water door een aantal maatregelen langer vasthouden. Om het bijvoorbeeld niet te laten wegstro- men, gaat men de diepe sloten dempen, of worden er drempeltjes in aangelegd. Daardoor keren de natte laagtes, zoals die er vroeger ook waren, weer terug en ontstaat er afwisseling van natte en droge stukken en variatie in de begroeiing. Het gebied is inmiddels helemaal omheind, zodat de  runderen van het Taurosproject en de kleine kudde Exmoor-pony's overal kunnen komen voor de begrazing.

 
Inmiddels is de kudde Maremmana's uitgebreid met een aantal kalveren en is er onlangs een jonge Maronesa stier bij geplaatst. Maronesa is een runderras uit Portugal, dat in meerdere opzichten lijkt op het uitgestorven oerrund. Maronesa stieren zijn donkerbruin tot zwart, de kleur die gemeenschappelijk was
voor oerossen en andere primitieve rassen. De vorm van hun lichaam doet ook denken aan hun wilde voorouders. Het is een sterk zelfredzaam ras. Vooral de imposante naar voren en naar binnen gerichte hoornpartij, past goed in het kruis- en fokprogramma. Een ander kenmerk is de meelsnuit en de gekroeste bles. Het gaat om een rustig ras dat op het Iberisch schiereiland als trekdier gehouden werd. In het open en voor ieder- een toegankelijke grenspark Kempen~Broek is een dier met een makkelijk hanteerbaar karakter en wijkgedrag van groot belang.

Aangezien we met een grote groep bezoekers waren, hebben we ruim afstand gehouden, dus ik heb er geen echt goede foto van. De stier is het dier op de foto dat ons nauwgezet in de gaten houdt.

Het grasland is het laagst gelegen deel en er is duidelijk zichtbaar sprake van verruiging en vernatting.

 
De Exmoors liepen een heel eind van ons af en toen wij dichterbij kwamen, gingen ze er vandoor naar het populierenbosje. Bij het gedeelte waar veel pijpenstrootje groeit is hun aanwezigheid al goed merkbaar; er zijn steeds meer open plekken te zien met hier en daar een opkomende heidebegroeiing.

 
De vele populieren in het gebied hebben het niet gemakkelijk. Mogelijk is er sprake van een ziekte, maar ik denk meer aan een combinatie van factoren, waaronder met name de bodemgesteldheid. Ongetwijfeld speelt de bodemverontreiniging door de vroegere zinkfabriek hier ook een rol en de naburige akkers en weilanden worden al jaren niet meer bemest door agrariërs; "Ze gaan ahw. dood van armoede".

Dat is op zich geen probleem, want in dit gebied horen ook geen populieren te staan. De populier onttrekt trouwens veel water uit de grond, wat ook van invloed is op de verdrogingsproblematiek. Men gaat dan ook waarschijnlijk tzt. het merendeel ervan kappen. De vele dode bomen die je er nu ziet, worden waarschijnlijk niet opgeruimd. Dood hout maakt namelijk deel uit van meerdere voedselketens en een opgeruimd bos “leeft” niet. De terugkeer van dood hout in onze natuur levert veel op: er is niet alleen meer beschutting, maar ook spechten, kevers, mossen, schimmels en nog veel meer dieren en planten profiteren er van.

 
Het oude schuurtje heeft men laten staan. Het misstaat allerminst in het ruige landschap.

Blogarchief