Als ik naar het gazon in mijn achtertuin kijk, zie ik dat de wekelijkse maaibeurt aanstaande is.
Dat het gras weer begint te groeien is voor ons misschien niet zo bijzonder, maar voor de taurossen in Kempen~Broek is het ongetwijfeld een moment waar ze naar uitkijken.Voor zover je daar van kunt spreken.
In mijn blog "
grazers in winters Kempen~Broek" van 19 januari, vertelde ik dat de taurossen, die zich goed voorbereidden op de winter door hun isolerende wintervacht en een flinke onderhuidse vetvoorraad , die tot dan toe nog niet echt aangesproken hadden. Toen ik 2 weken geleden weer een rondje maakte langs een paar percelen waar de runderen lopen, zag ik dat de dieren in een duidelijk minder goede conditie verkeerden dan 2 maanden daarvoor. Daar is wel een logische verklaring voor.
|
Op het Morrelke /Siëndonk worden de dieren ondanks een zachte winter bijgevoerd. Gelukkig maar.... |
Aangezien het gras namelijk pas in het voorjaar gaat groeien, moeten de dieren hun vetvoorraad vooral aanspreken in de maanden februari en maart. Als dat gebeurt, kunnen ze zelfs tot 25% van hun gewicht verliezen. Dat is op zich geen probleem. Hoewel Ark ervan uit gaat dat de dieren niet hoeven te worden bijgevoerd, heeft men dit standpunt, ondanks een zachte winter, ook dit jaar weer moeten loslaten.
|
Ook bij deze SayagueseXTudanca (?) koe is het interen op de vetvoorraad goed te zien. |
|
Links een SayagueseXTudanca(?) koe. Wie de vader van het mooie kalf is, is mij niet duidelijk. |
Als er te weinig voedsel is, gaan dieren die in het wild leven, op zoek naar plekken waar nog wel wat te halen is. Daarbij worden soms grote afstanden afgelegd. Ze moeten zich dan tevreden stellen met andere gewassen, maar het is voldoende om de periode van voedselschaarste dan toch goed door te komen.
|
Een bijzonder gekleurd kalfje. Zou dit een nakomeling zijn van de Maremmana stier? |
Aangezien de taurossen in Kempen~Broek echter binnen afgerasterde percelen lopen, waar enkel gras voorhanden is, dreigen ze in de problemen te raken als er een tekort dreigt zoals nu. Dan is het in mijn ogen niet meer dan normaal dat besloten wordt om bij te voeren. Dat geldt zeker voor de kwetsbare kalveren.
|
Ook op 't Luuëke moet enige tijd bijgevoerd worden. |
Wat mij betreft zijn
"Oostvaardersplastoestanden" hier uit den boze. Daar gaan ook trouwens steeds meer stemmen op om bijv. een roedel wolven te introduceren dat de populaties reguleert, zodat hongerdood en afschieten nooit meer nodig zijn. Dat soort wildernisdenken is in Kempen~Broek echter niet wenselijk en niet mogelijk, dus is bijvoeren gedurende korte tijd momenteel de enige optie.
|
Het jonge stiertje links heeft Maronesa kenmerken. Rechts een SayagueseXTudenca (?) koe. |
Terwijl in januari de taurossen in het Kempen~Broek nog weinig moeite hadden om de winter door te komen, is dat ook op het kleinere perceel bij 't Luuëke een paar maanden later heel anders en moet noodgedwongen enige tijd bijgevoerd worden. Als dat gebeurt, moet dat sowieso met beleid gebeuren, want het gedrag van de dieren kan daardoor weer beïnvloed worden; ze worden afhankelijk en opdringerig en het kan gebeuren dat de rangorde wordt uitgevochten. "Haantje de voorste", die toch al niet de magerste is, zal het meeste voedsel krijgen. Wat dat betreft zijn het net mensen…… Bijvoeren kan in elk geval tot onrust leiden. Onrust kost weer energie en daar moeten ze net zuinig op zijn.
|
Bij de taurossen op de "Weerter Kempen" is bijvoeren vooralsnog niet nodig. |
In de jonge stieren op deze foto zijn zo te zien gekruiste hooglanders te herkennen met kenmerken van de Italiaanse Maremmana (van Wisseblök?) en het Spaanse Pajuna rund. Of zijn dit Heck-runderen?
Begrazing (net) onder de draagkracht van een gebied werkt zelfs positief uit voor de biodiversiteit. Bij de taurossen die bij de
"Weerter Kempen" aan het kanaal lopen, was er een maand geleden (nog) zeker geen sprake van te weinig voedsel. De dieren zagen er duidelijk zichtbaar (nog) goed uit.
Mogelijk is dat omdat er op het grote perceel ook een gemengd bos is met veel onderbegroeiing. Hier zijn dus meer mogelijkheden om aan voedsel te komen als er in de weilanden te weinig gras voorhanden is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan twijgen, knoppen en bast.
Voedselaanbod (variatie), facilitatie (oppervlakte), concurrentie van andere dieren (kleine grazers zoals herten en konijnen kunnen het gras korter afeten, waardoor er minder voor de grotere soorten over is) en predatie (wolven?) bepalen samen hoeveel grazers in een gebied kunnen leven en vooral ook in welke samenstelling. Hoe cru het misschien klinkt, predatie kan zeker helpen om dit doel te bereiken; zwakke, zieke en onhandige dieren komen dan als eerste aan de beurt. Maar als er geen grote roofdieren zijn, of als het gebied relatief klein is en er te weinig variatie in de begroeiing is, dan is beheer nodig. Als dieren uit het gebied weg moeten worden gehaald, moet de achterblijvende groep zo min mogelijk worden ontwricht en komen zwakke, zieke en onhandige dieren ook als eerste aan de beurt. Uiteraard moet ook gelet worden op het op peil houden van de genetische variatie en spreiding in de leeftijdsopbouw.
Op de Breeding-back blog van DFoidl staat een interessante aanvulling van deze blog. Daniel Foidl is een Oostenrijks zoölogie/biologie student met veel kennis van zaken over het terugfokken van het oerrund.
De blog is in het Engels, maar als je 'm toch wil lezen, klik dan even op
deze link.