Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 17 april 2013

Speenkruid

Gewoon speenkruid (ficaria verna) is een plantje dat iedereen wel eens gezien heeft. Het is een van de eerste plantjes die in bloei komt. In zachte winters worden soms in begin februari al de eerste gele sterretjes gezien. De eerste (bloeiende) waarneming die dit jaar op de site van waarneming.nl was te zien, was al op 9 januari in Z. Holland. In Limburg daarentegen was de eerste waarneming pas op 17 maart. (In Roermond om precies te zijn). De afgelopen 2 jaren was dat op 3 en 4 maart. Dus een verschil van een paar weken, zoals ik al bij het hoefblad had opgemerkt. Het is verder opvallend dat in het westen van het land het speenkruid véél eerder wordt/werd waargenomen.

De plant is een Ranonkel-achtige en o.a. verwant met de dotter- bloem, winterakoniet en de voor ons zo bekende, later bloeiende, boterbloem. Vooral met de dotterbloem wordt het soms verward.
Het aantal kroonbladen van de dotterbloem is in 't algemeen slechts 5 en ze zijn ronder dan de meestal puntige van het speenkruid, die zowel in aantal als in vorm variëren.
De latijnse naam “Ficária” stamt af van ficus: vijg, dus vijgkruid, hetgeen slaat op de peer- of vijgvormige knolletjes van de plant. “Verna” komt van voorjaar. Het is een knolgewas, dat in het voorjaar gebruik maakt van de zon, voordat er bladeren aan de bomen verschijnen of voordat er veel schaduw is.Als maart koud is geweest, dan is speenkruid des te uitbundiger.

De naam speenkruid komt vanwege de gelijkenis van de knotsvormige ondergrondse knolletjes  met de spenen van een koe. Speen is ook een Oudhollands woord voor aambei. Toeval of niet, maar het werd vroeger ook gebruikt om ontstekingen van uiers of aambeien te bestrijden.

Als volksnaam zijn ze ook o.a. bekend als kattenklootjes (N.Holland) of “hanenklootjes” (Friesland).


De plant komt algemeen voor op meer vochtige, wat beschaduwde plaatsen tussen hakhout, aan heggen, slootkanten, in weiden, langs natte bos- randen en in loofbossen. Begin maart komen de donkergroene hoefijzervormige bladeren normaal gesproken boven de grond, in maart/april bloeien de gele stervormige bloemen als zonnetjes dichtbij de grond. Door de dakpansgewijze opbouw, waar- bij de onderste blaadjes het grootste zijn, ligt het plantje als een bosje op de grond om maximaal te profiteren van het zonlicht. De planten vormen a.h.w. een "mat", het geheel is niet hoger dan 10 cm. Tegen de zomer sterft het blad af en verdwijnt het speenkruid weer onder de grond.

Al zo vroeg in het voorjaar worden de stralende bloemetjes door weinig insecten bezocht. Door de in het algemeen nog lage temperaturen zijn die nl. nog weinig actief. Het plantje produceert dan ook zelden zaden. Toch weet het zich uitstekend te handhaven. Het verspreidt zich namelijk vooral door vermeerdering van knolletjes. Dat gebeurt op 2 verschillende manieren, namelijk zowel onder- als bovengronds. Na de bloei in het voorjaar vormt zich in de oksel van ieder blad een knopje, zo groot als tarwekorrels, waaruit knolletjes groeien. Die worden broedknolletjes genoemd. Als de bladeren van het speenkruid vergelen en wegteren vallen de kleine okselknolletjes op de grond en worden door bijvoorbeeld regenwater verspreid. Soms liggen ze in zulke grote aantallen bij elkaar, dat ze vroeger hebben geleid tot het fabeltje van de “tarwe- of aardappelregen”. Als ze op een gunstige plaats liggen, kunnen uit de knolletjes worteltjes groeien. Deze worteltjes verankeren zich in de bodem en door te krimpen trekken ze het knolletje dieper de grond in. Om deze reden noemt men ze ook wel “mollenklootjes”.
Door zijn vroege verschijning werd speenkruid vroeger gebruikt om na de winter het gebrek aan verse groenten op te vangen. Ze werd verwerkt in salades of werd in de voorjaarssoep gedaan. De jonge plantjes zijn rijk aan vitamine C en dienden ook als middel tegen scheurbuik (Duitse naam voor speenkruid is “Scharbockskraut”). Belangrijk is dat de bladeren wel vóór de bloei worden geplukt. Tijdens de bloei ontwikkelt de plant in de bladeren namelijk giftige stoffen. De bladeren smaken dan bitter en je ziet dan ook dat ze door de grazers worden gemeden.


LET OP.....speenkruid niet verwarren met deze dotterbloem
Dotterbloem

zaterdag 13 april 2013

Groot hoefblad

Eind maart vertelde ik bij de blog over het klein hoefblad, dat de ontwikkeling van de voorjaarsplanten dit jaar bijna twee weken achter lag op het gemiddelde van de periode 2001 tot en met 2012. We zijn het de laatste jaren steeds normaler gaan vinden, dat de winters en lentes warm zijn, waardoor het nu allemaal heel erg koud en laat lijkt, maar dit was 50 jaar terug eigenlijk een normaal jaar.

Dat we dit jaar later zijn dan de afgelopen jaren is ook merkbaar aan grote broer “het Groot hoefblad” (Petasites hybridus). Op onderstaande foto die ik vorig jaar op 26 maart heb genomen, zien we dat al best veel blad is ontwikkeld. Dat is bij de andere foto's (die ik nam op 13 april van dit jaar) nog niet het geval, zoals je kunt zien. Normaal gesproken zie je de bloemen van deze plant medio april, begin mei verschijnen. Dus dit jaar is niet zo bijzonder als we denken.

Groot hoefblad, mannelijke bloem, 26 maart 2012
Groot hoefblad, vrouwelijke bloem
Groot hoefblad is een overjarige plantensoort en net als Klein hoefblad een soort waarvan de bloeiwijzen eerder verschijnen dan de bladeren. Het is een goed voorbeeld van een tweehuizige plant. Dat is dus een type plant waaraan alleen mannelijke (meeldraadbloemen) óf alleen vrouwelijke (stamperbloemen) bloemen groeien. Het komt vaak voor dat een groepje uit alleen mannelijke of vrouwelijke planten bestaat. Vooral herkenbaar aan de kleur; mannelijke bloemetjes zijn zachtroze en de vrouwelijke bloempjes zijn wit. 

Mannelijke bloemen zijn 0,7 tot 1,2 centimeter groot en de vrouwelijke 3 tot 6 centimeter. Omdat de bloeiwijze van beide geslachten er zo verschillend uitziet, heeft men zelfs lange tijd gedacht, dat er sprake was van twee verschillende plantensoorten. Hoewel de soort rijk bloeit, breidt ze zich hoofdzakelijk vegetatief uit door middel van ondergrondse uitlopers. Het is namelijk nog niet dé tijd voor grote groepen bijen, hommels en zweefvliegen die voor de bestuiving moeten zorgen. Daarnaast zijn de de vrouwelijke bloemen niet zo aantrekkelijk, omdat ze geen nectar produceren en tot slot liggen de mannelijke en vrouwelijke planten vaak te ver uit elkaar voor bestuiving.

Groot hoefblad op 13 april 2013
Het Groot hoefblad lijkt in eerste instantie in niets op de mooie gele bloem van het Klein hoefblad, maar ook het Groot hoefblad is een composiet. Familie van de paardenbloem dus. Het is dan ook niet de bloem, maar het blad waaraan je ziet dat het “familie” is van het kleine hoefblad; ze hebben beiden (met soms wat fantasie) de vorm van een hoef. Nu, tijdens de eerste bloei, is dat nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers; de bloem verschijnt eerder dan de bladeren, die in het begin slechts korte, schubjes langs de stengel zijn. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormige of ronde en soms getande bladeren,.
De bladeren worden uiteindelijk veel groter dan je  hier op de foto ziet, tot zelfs rabarberachtige afmetingen. Soms tot wel 1/2 meter in doorsnee.....

Net zoals kleine broer is het een echt "grensgeval": hij voelt zich het beste thuis op de scheiding van land en water. Op de vochtige, voedselrijke, en liefst licht beschaduwde plekken kunnen ze grote aaneengesloten vegetaties vormen. Als de plant bovengronds afgestorven is in de herfst en winter, blijft er dan ook vaak slechts kale grond achter. Ook op braakliggende grond, duinen en goed doorlatende en humusrijke gronden zie je hem. Het dichte wortelstelsel onttrekt veel vocht en voedingsstoffen uit de bodem. Weinig andere planten kunnen het in zo’n massavegetatie uithouden; ze worden verdrongen en verdwijnen.
Het is een mooie plant, maar de soort is dus in feite een woekeraar. Andere vegetatie wordt verdrongen en vanwege de moeilijk te verwijderen wortelstokken wordt de plant beschouwd als een zeer lastig onkruid. Vandaar dat de plant ook wel allemansverdriet, of pestwortel wordt genoemd.

zondag 7 april 2013

Limia runderen

In het Nederlandse deel van Kempen-Broek (Stramprooise heide, Wijffelterbroek en Loozerheide), vallen vooral de lokale Zuid-Europese runderrassen, zoals de Spaanse pajuna, tudanca en sayaguesa, en de Italiaanse podolica en maremmana primitivo op. Imposante dieren die niet alleen qua uiterlijk, maar ook genetisch en qua gedrag geschikt zijn voor het TaurOs fok- en kruisprogramma. Voortdurend wordt gemeten en geobserveerd of elke (nieuwe) generatie de gewenste kenmerken vertoont. Onlangs is de prachtige sayuaguese stier Machiel bij ’t Brook weggehaald, omdat hij soms te agressief gedrag vertoonde. Gedrag dat wel kan in ontoegankelijke gebieden, maar niet getolereerd wordt in voor publiek toegankelijke gebieden.

Eind januari zijn weer een aantal nieuwe runderen uit het TaurOs programma geplaatst in ’t Kwaoj Gaât. Het zijn 3 limia koeien, een stierkalfje en een limia stier. Prachtige en, voorzover ik heb gemerkt, rustige, maar attente dieren, die me steeds nauwlettend in de gaten hielden. En terecht. Alle koeien hebben inmiddels kalfjes. Het oudste stierkalfje is zo te zien een kruising. Dat is misschien ook het geval bij de andere twee kalfjes. Ik vraag me af, of, en met welke stier, ze gekruist zijn. Wie het weet mag het zeggen…..

Het Limia rund of Limiana is een Spaans ras uit de provincie Galicië, dat qua kenmerken, gehardheid en robuustheid dicht bij het oerrund staat. Bij de Limia zie je, net zoals bij andere runderrassen, variatie.

Stieren bereiken een gemiddelde schouderhoogte van 150 cm en koeien 140 cm. Ten opzichte van het oerrund is het dier eigenlijk klein te noemen, want het oerrund was namelijk veel groter; de schofthoogte van een stier bedroeg waarschijnlijk 200 cm, van een koe rond 180 cm. Toch maken de anatomie en het vermogen tot aanpassing aan de natuuromstandigheden hen geschikt voor het Taurus Project. Vooral de hoornpartij is opvallend naar voren gericht en naar binnen gekromd. Dit is, net als de opvallend kleine en nauwelijks zichtbare uier van de koe, een kenmerk dat je ook bij het oerrund had. Ook de kleur van de vacht van de koe is net als bij het oerrund, lichtbruin, donkerder op het hoofd, de nek en benen. Stieren hebben een donkere huid waarvan de kleur varieert van zwart, bruinzwart naar een lichtere rug. Beide geslachten hebben een heldere meelsnuit.

De limia’s op ’t Kwaoj Gaât teren zichtbaar in op hun opgebouwde reserves en zijn vermagerd, maar een gewichtsverlies tot 30% schijnt geen probleem te zijn. De kleintjes zien er in elk geval goed uit en zijn actief. Een genot om naar te kijken.
Het limia rund eet bij gebrek aan gras graag bladeren, knoppen en jonge scheuten van bomen en struiken. Wat dat betreft is het Kwaoj Gaat, waar alleen gras groeit, eigenlijk minder geschikt.
Hoewel de runderen in Kempen-Broek "koude- en vochtbestendig" zijn, hebben ze het momenteel niet gemakkelijk. Vanwege de kou en de droogte is er op een aantal plaatsen gewoon niet voldoende voedsel (gras) aanwezig. Om die reden zijn de sterk vermagerde runderen bij d’n Oetslaâg waarschijnlijk voor een tijdje weggehaald en ook op Siëndonk is men genoodzaakt om toch weer bij te voeren. Men heeft er sleuven gegraven van bijna 2 meter diep en op de bodem staat slechts een bodempje water!
Het wordt dus hoog tijd dat het weer gaat veranderen. Hoog tijd, dat het niet alleen warmer wordt, maar vooral natter, zodat er weer snel voldoende gras voor de dieren is en ze aan kunnen sterken….


Omdat enkele stieren van de Graus en een stiertje uit het Luuëke binnenkort naar Asturië ( Noord-Spanje) gaan, komen weer wat plekjes vrij voor andere stieren uit het TaurOs programma. Ook komt er binnenkort een groep Maronesa runderen. Maronesa is een runderras uit Portugal, dat ook in meerdere opzichten lijkt op het uitgestorven oerrund.

Ik ben reuze benieuwd wat dat weer zal brengen. Ik blijf het volgen….






maandag 1 april 2013

Spikke


historische kaart 1892
De Tungelroyse Beek is ca. 34 km. lang en de belangrijkste “rivier” in Midden Limburg ten westen van de Maas. In vroeger tijden voerde de beek bij de bovenloop water af dat ondergronds en via kleine beekjes vrij kwam uit de grote moeras- en veen- gebieden rond de Weerter- en Belgische grensstreek. Via de “doorstroommoerassen” Kalverpeel en Spekken in Altweerterheide stroomde het water, vanaf ongeveer de huidige Heltenboschbrug, als Tungelroyse beek verder richting Maas.

Op deze kaart van 1892 is te zien dat er al een gegraven beek door de Kruispeel liep van het kanaal tot de Diesterbaan (toen nog Leegerweg genoemd). Die dateert al van 1877. Dat gedeelte meanderde ook niet zoals je kunt zien, maar was als een rechte beek gegraven. Verder zien we op die kaart 2 kronkelende beekjes, de Rietbeek en Spekkebeek, die het aangevoerde water niet voldoende konden afvoeren, zodat de Kalverpeel en Spekken het grootste deel van het jaar onder water stonden. Dat hele gebied werd in de volksmond ook wel "het Blaak" genoemd. (een gebied dat "blank" stond). Onder water dus....
Bij de ontginning en ontwatering van Wijfelterbroek, Kalverpeel en Spekken van 1902 tot ongeveer 1916, is de Tungelroyse Beek vanaf de Diesterbaan tot aan de Heltenbosbrug beek gegraven. Het Ringselven was met behulp van een duiker, die onder de Zuid-Willemsvaart liep, al op de beek aangesloten, zodat de Dorpleinse zinkfabriek er ook zijn koel- en afvalwater op kon lozen. Knap trouwens dat men dat met de middelen die men toen had heeft klaargespeeld.

Zo is in de afgelopen eeuw een groot deel van de sponswerking in de moerassige gebieden verloren gegaan en raakte de beek sterk vervuild. Gedurende de 60 er jaren van de vorige eeuw zijn ook nog eens de meeste meanders in de rest van de beek afgesneden, waardoor die 20% korter is geworden; het werd toen van belang geacht dat het water zo snel mogelijk moest worden afgevoerd.

Daar denkt men nu heel anders over; water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt steeds belangrijker. Men heeft met de onlangs voltooide herinrichting en sanering van de Tungelroyse Beek een mooi stukje natuur gecreëerd in de Spikke, zoals je op onderstaande foto's kunt zien.
Het zo laten meanderen in de bovenloop is historisch gezien dan wel niet correct, maar levert wel een "mooi" natuurlijk geheel op!!

De Spikke is nu ruwweg het gebied bij de Wijffelterbroekdijk in de hoek Kruisdijk- Baanbrug - Heltenboschbrug. Genoemd naar de vroegere Spekken, die samen met de Kalverpeel één groot doorstroommoeras vormde. Om het water na de ontginning van Wijffelterbroek en Kalverpeel/Spekken snel af te kunnen voeren is vanaf de Spikke via een "omweg"  van ongeveer 2 km (o.a. langs Stolberg) tot ongeveer halverwege de de beek tussen Bocholterweg-Baanbrug, de Spikkelossing gegraven. Een zgn. Bosman Windwatermolen (’t “meulke”) op de weilanden van Blok maalde het water vanuit de Spikkelossing en omliggende slootjes in de beek.

Ik kan me dat kletsnatte gebied met de vele slootjes eind jaren '50 begin jaren '60 nog heel goed herinneren vanwege de talrijke weidevogels. Toen was vooral het zoeken van kievitseieren een leuke bezigheid voor de jeugd, die zelfs met 4 eitjes nog naar vrouwke Nouwen op de Maaspoort fietste. Die brachten met wat geluk 1 dubbeltje per stuk op... Nadat de beek eind 60-er jaren is uitgediept, is het molentje verdwenen. Door de zeer sterke afwatering en vooral na de ruilverkaveling, is ook dit oorspronkelijke natte weidegebied veranderd in (vooral in de zomer) droog akkerland en is dit voor weidevogels uitermate geschikte weidegebied helaas verdwenen.

detail kadasterkaart van 1902
Op deze oude kadasterkaart van 1902 wordt nog gesproken over Spekkedijk, Weg langs Spekke- en Kruispeel (de latere Heihuisweg) en Weg naar Spekke.

De namen Spikke en Spekke zijn afgeleid van spijk, een eenvoudig "moerasbruggetje". Afgaande op de kadasterkaart van 1902 moet dat het smalste stuk tussen Kalverpeel en de Spekken zijn geweest. Om precies te zijn aan de Spekkedijk ( de huidige Bocholterweg bij Centrum en Peelwoning). De Bocholterweg bestond toen dus nog niet.

Andere gebruikte namen voor spikke zijn : spiek, spijk, spijc, speik, speck, specken, spik. Namen die je in onze omgeving vaker tegen komt. Aan de Diesterbaan, vlak bij de Tungelroyse beek, ligt een zandweg met de naam Spekkestraat (*vroeger liep daar de Spekkebeek) en op de Mastenbroekweg lag vroeger een brandkuil met de naam "Speikkoel" . Of deze twee plaatsen oorspronkelijk ook iets te maken hadden met een "moerasbruggetje", is mij niet bekend. Ik vermoed van wel.

Het woord (moeras)bruggetje is eigenlijk verwarrend, want een spikke was geen brug zoals wij die nu kennen. Het is een Middelnederlands woord voor een uit rijshout, boomstammetjes, zand, zoden e.d. bestaande weg, waarmee men in vroeger tijden een moerassig gebied of wetering kon passeren.

Men vulde een smalle doorwaadbare plaats op met takken, twijgen en stammetjes en vormde zo een water doorlatende dam. Zo’n “dam” kon dan nog niet gepasseerd worden. Beestenpoten zakten er bijvoorbeeld in weg. Wat ontbrak was nog een wegdek. Men bracht daarom een “vlaak” aan, een mat van gevlochten twijgen of soepele stokken. Men legde ze over de gemaakte dam en dekte ze af met ter plekke gestoken zoden. Zo ontstond de “spikke” of "spekdam", die geschikt was voor alle soorten vee en indien stevig materiaal was gebruikt kon er ook een beladen hooiwagen overheen.

Tussen de Dijkerpeelweg en de Wijffelterbroekdijk liep na het graven van de beek en de ontginning van Kalverpeel en Spekken het zogenaamde "Kropspaedje". Het zandpaadje liep vanaf het "Brook" langs de boerderij van Krops. Vandaar waarschijnlijk die naam. Dat paadje doorkruiste dus de Wijffelterbroekdijk. De weilanden waar dat paadje door liep, waren overigens niet van Krops, maar werden gepacht door de pachter van Hollandia op de de Beekwoning. Om de beek over te kunnen steken, werd er een smal houten bruggetje aangelegd. Dat zal ergens in eindjaren 20 beginjaren  30 van de vorige eeuw zijn geweest. Het paadje en bruggetje, het “kerkebrögske” genoemd, werd door de bewoners van 't "Brook" gebruikt als ze naar het dorp of de stad gingen. Ook de bewoners aan de andere kant van de Raam, gingen via de Ossebrök (over de Raam)en 't Kerkebrökske naar de kerk, school, boodschappen doen in het dorp, of naar de stad. Dat ging per fiets of te voet. Auto's waren er in die tijd nagenoeg geen en het zandpaadje en de brug waren er ook te smal voor. De jeugd van het dorp ging bij de brug altijd zwemmen. ("met de navel door de zavel" dan, want het was eigenlijk te ondiep om er te kunnen zwemmen.). Het paadje en het bruggetje zijn niet lang na de ruilverkaveling weggehaald.

De Tungelroyse Beek tussen Baanbrug en Heltenboschbrug
Afkalving van de oever door plaatselijke sterke stroming
De Beek gaat haar eigen weg zoeken
Zicht op de meanderende beek, met stroomopwaarts de Baanbrug
Verzanding zodat niveauverschillen in de beek ontstaan
De Raam (li.) die in de Tungelroyse Beek uitmondt
Raam richting Wijffelterbroek





vrijdag 29 maart 2013

Klein hoefblad als lentebode

Onderstaand berichtje las ik vanmorgen op de site van “de Natuurkalender”.

20 maart 2013.

Lente twee weken later dan afgelopen jaren..... 

"Vandaag begint officieel de lente, maar wat het weer betreft laat het voorjaar nog even op zich wachten. En als het weer niet opschiet doet de natuur dat ook niet. De ontwikkeling van de voorjaarsplanten ligt bijna twee weken achter op het gemiddelde van de periode 2001 tot en met 2012.
Vanaf 10 januari viel de vorst in en maakte de natuur pas op de plaats. De voorsprong is vanaf toen flink afgenomen. Planten liggen nu nog maar gemiddeld iets minder dan een week voor op normaal en liggen twee weken achter op de afgelopen twaalf jaar. Per soort zit daar wel verschil tussen.

We zijn het de laatste jaren steeds normaler gaan vinden dat de winters en lentes warm zijn, daardoor lijkt het nu allemaal heel erg koud en laat. Ten opzichte van het vroegste voorjaar ooit, 2008, ligt de natuur momenteel zelfs een maand achter. Maar 50 jaar terug was dit eigenlijk gewoon een normaal jaar. De zeer hoge temperaturen eerder deze winter (zoals de tweede helft december en begin januari) waren echter wel bijzonder".

Ik had inderdaad al gemerkt dat door alle winterse perikelen in maart de natuur een paar weken achter ligt, want tijdens mijn wandelingetjes door de Weerter natuur had ik de bekende "lentebodes" nog nergens gezien. Tot ik afgelopen woensdag langs de Tungelroyse Beek bij de Baanbrug liep en het klein hoefblad al van ver langs de waterkant zag staan. Als vrolijke frisse “zonnetjes in zakformaat” stonden ze tussen de nog grijze en grauwe begroeiing.

Wie in het vroege voorjaar op zoek gaat naar bloeiende planten in de vrije natuur, zal heel vaak uit komen bij het klein hoefblad. Evenals het speenkruid, maarts viooltje en bosanemoon is het klein hoefblad namelijk dé lentebode; de bloeitijd is normaal gesproken al vroeg in maart, bij gunstig weer zelfs in februari. De bloemen zijn echter alleen geopend in de volle zon.

Zoals je kunt zien, is deze plant een samengesteldbloemige en onder andere familie van de paardenbloem. De vorm van het blad heeft wel iets weg van een paardenhoef. Vandaar de naam. Dat is tijdens de bloei nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers.
Nu zijn het nog korte, groene schubjes langs de stengel. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormig of ronde en soms getande bladeren. De bloem wordt graag bezocht door bijen en dan met name de solitaire bij. Vroeg in het voorjaar hebben ze ook maar weinig keus. De plant werd vroeger gezien als een van de belangrijkste geneeskruiden bij aandoeningen als hoest, astma en bronchitis. Dit is ook terug te vinden in de botanische naam “Tussilago”. Deze is namelijk afgeleid van tussis = hoesten en agere = verdrijven.





het uitgebloeid klein hoefblad doet aan een uitgebloeide Paardenbloem denken
===============================================================

Mogelijk ben je nu ook benieuwd naar de weersverwachting en -voorspelling volgens de Enkhuizer Almanak. Die geef ik je bij deze:


Weersverwachting Maart 2013: De start van de lente is veel te koud. Er wordt sneeuw verwacht en de temperaturen liggen 8 graden lager dan normaal. Rond Pasen 2013 moet rekening worden gehouden met toenemende kans op neerslag en een veel te lage temperatuur. Het wordt de koudste Pasen sinds 1964(!).

Weersverwachting April 2013: De eerste week van April 2013 laat lenteweer zien met zomerse temperaturen. Temperaturen kunnen voor het eerst in 2013 boven de 20 graden uitkomen (!)
Voor de 2e en 3e week van April voorspelt de Deventer Almanak overwegend droog maar wel koud weer.
De Enkhuizer Almanak gaat uit van prima voorjaarsweer passend bij de lente. Voor de laatste week van April 2013 worden temperaturen van rond de 20 graden verwacht.


==============================================================

De voorspelling voor maart is nagenoeg uitgekomen.
Nu ben ik benieuwd welke voorspelling voor april de juiste zal zijn !!!

===============================================================

maandag 18 maart 2013

“ De helende aarde ”.

In Lozen, aan de grens met het Nederlandse Weert langs de Zuid-Willemsvaart, staat een bijzonder kunstwerkje. Het is een uit beton vervaardigde bol op een sokkel, waarin grillig gevormde gaten zitten met daarin een engeltje.
Sjaak Bruijsten, die het gemaakt heeft, noemt zich zelf een “kunstenaar met een boodschap”.
Het monumentje heet “De Helende Aarde”.

Op de sokkel staat: “You must be the change you want to see in the world ”. Dit is het eerste (de belangrijkste?) van de 10 grondbeginselen van Mahatma Gandhi’s “Healing World”. Die wilde hiermee uitdrukken dat de aarde ons geschonken is, om op te leven en dat we daarom ook moeten streven deze weer in zijn volle glorie te herstellen. Met “Wees zelf de verandering, die je in de wereld wenst te zien”, wordt bedoeld, dat we niet moeten wachten om te zien wat anderen doen.
Dus: " Verbeter de wereld, begin bij je zelf.......... "

In de zomer van 2007 maakte een zekere Rob van der Zon een wandel- en fietstocht, in de vorm van een geografische V door Nederland, Duitsland en België. De V staat voor vrijheid, vrede en verbondenheid. Op zaterdag 21 juli 2007 kwam Rob aan op het onderste puntje van de geografische V. Dit was dus in het Belgische Lozen, op de grens met het Nederlandse Weert. Dit gebied wordt "de Kempen" genoemd.
Naar aanleiding van deze fiets- wandeltocht is hier dit kunstwerk geplaatst.



Grotere kaart weergeven

maandag 11 maart 2013

Militair oefenterrein Kruispeel/Achterbroek


Wat een verschil vandaag met het weer van vorige week. De uitdrukking "Maart roert zijn staart" komt helemaal tot zijn recht; vandaag is het hier in Weert -2°C, er is een gure NNO wind met veel bewolking en er valt af en toe sneeuw. De vooruitzichten zijn deze week niet veel beter.
Geen weer dus om er op uit te gaan. Dat was vorige week wel anders tijdens een wandeling op het militair oefenterrein bij de Laurabossen, met een lekker zonnetje en een temperatuur van liefst +15°C.........

Het mil. oefenterrein, Kruispeel/Achterbroek genaamd, ligt aan de Vetpeelweg ( ten oosten van de Laurabossen in Weert). Het vrij toegankelijke gebied is een, duidelijk zichtbare, hoger gelegen, droge "zandkop" en was oorspronkelijk een groot open heide/zandgebied.

Heideterreinen moeten worden begraasd, geplagd en gemaaid om vergrassing en dichtgroeien met bomen en struiken tegen te gaan. Om heide in stand te kunnen houden is dus beheer  noodzakelijk, maar omdat daar geen sprake van is geweest, is er veel verdwenen en is het nog maar een fractie in vergelijking met ongeveer 150 jaar geleden. De grootste afname van de totale oppervlakte aan heide vond plaats in de crisistijd na 1930, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen de heide grootschalig werd ontgonnen voor landbouwgrond en bos.

Van het gedeelte dat Defensie in bezit heeft, wordt (werd?) het zuidelijke deel gebruikt als handgranaat- baan en het noordelijke deel is voorbehouden voor bivak en kleine militaire oefeningen.

Om het oefenterrein en de paden toegankelijk te houden, heeft Defensie steeds het gebied open gehouden en ontwatert. Hier en daar is dan ook te zien dat het hele gebied is doorsneden met slootjes, hoewel die vaak, vanwege de overdadige begroeiing, niet meer te zien zijn.

De eerste zijtak Vetpeellossing, een diepe ontwateringssloot langs de schietbaan richting Vetpeel, zorgt voor de afvoer van het water naar de Vetpeellossing, die vervolgens uitmondt in de Raam. De sterke verdroging in het gebied leidt tot vergrassing en is tevens een bedreiging in het voortbestaan van diverse dier- en plantensoorten.  Om de waterhuishouding in het gebied enigszins op peil te houden, moet deze sloot eigenlijk gedempt worden.

Er is door defensie geen natuurbeheer ge- voerd en het gevolg is dat het pijpenstrootje steeds meer is gaan domineren en de heide op heel veel plaatsen is verdwenen. Er wordt nu nog maar sporadisch gebruik van het oefenterrein gemaakt en je ziet momenteel ook steeds meer dennen verschijnen.

Herstel is alleen mogelijk als nog kiem- krachtig zaad aanwezig is, of als dat van elders aangevoerd wordt. Door middel van kleinschalig plaggen wordt de heidegroei weer gestimuleerd en in stand gehouden.
Dit is goed te zien op een aantal plaatsen.

Grootschalig plaggen levert misschien meer heide op, maar dit is vanuit het oogpunt van toename van de biodiversiteit ook weer niet altijd gunstig. Een groot deel van de oorspronkelijke gevarieerde structuur gaat daarmee namelijk verloren, wat ook verlies van bijzondere plant- en diersoorten met zich mee kan brengen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de onlangs gesignaleer- de blauwe kiekendief (een wintergast), die ik hier zag vliegen. Die brengt namelijk de nacht door op de begane grond en vooral een biotoop met veel pijpenstrootje, waar hij zich goed kan verschuilen, is een van zijn favoriete slaapplekken. Het zou toch jammer zijn als zo'n mooi dier weg zou blijven vanwege grootschalig plaggen.

wilde gagel
In totaal is er 270 hectare omrasterd en Natuurmonumenten werkt, samen met het Ministerie van Defensie, door het inzetten van hooglanders, ook aan een begrazingsproject, om zo de groei van het pijpenstrootje binnen de perken te houden en het heidegebied beetje bij beetje terug te krijgen. Je ziet hier en daar op de wat nattere plaatsen ook weer de wilde gagel verschijnen. Gagel voelt zich thuis in een omgeving die in de zomer droog is, maar heeft wel graag  "natte voeten"  in de winter. De soort, die in april/mei bloeit, staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend, maar is sterk in aantal afgenomen.

Het is een gebied met "potentie". Zoveel is wel duidelijk. Nu het doek definitief gevallen is voor de Koninklijke Militaire School in Weert, vraag ik me af hoe het verder zal gaan met de ontwikkelingskansen en - mogelijkheden van de heide.
Om een heideverbinding door het Kempen~Broek te creëren, zal er in de Laurabossen sowieso gekapt moeten worden. Te denken valt aan een strook ten noorden van het oefenterrein, als verbinding naar de Boshover- en Loozerheide en een strook ten zuidwesten tot aan het nattere gedeelte van de Kettingdijk.


Grotere kaart weergeven

Blogarchief