Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label mestnestzwammetje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label mestnestzwammetje. Alle posts tonen

dinsdag 5 november 2024

Herfst 2024.......Paddenstoelentijd deel 6: Van alles wat

Afgelopen week brachten we een bezoek aan de Herenboeren in Altweerterheide. Herenboeren is een snelgroeiende burgerbeweging, die wil aantonen dat de productie van ons dagelijks voedsel anders, beter en vooral duurzamer kan. Elke Herenboerderij is eigendom van een coöperatie bestaande uit huishoudens, die gezamenlijk de oogst verdelen. De verwachtingen waren vooraf niet erg hoog, maar het resultaat was meer dan uitstekend. We vonden meer dan 30 soorten, waaronder enkele interessante. 
witpootglinsterkopje
 Het begon al meteen goed met de vondst van ontelbare zwammetjes op de vrij vochtige composthoop, van bladeren, takken, snoeihout, groenteafval en houtsnippers. Bij zoiets kleins en massaals denkt menigeen niet meteen aan paddenstoelen, maar dit zijn slijmzwammetjes (myxomyceten) die WITPOOTGLINSTERKOPJE (Diachea leucopodia) worden genoemd.  Leucopodia betekent "witte voet"
witpootglinsterkopje (jonge exemplaren)
Een bijzondere vondst. Het is geclassificeerd als lid van de Stemonitales en leeft saprotroof op kruidachtige plantendelen. Het is een soort waar ook onder andere de netpluimpjes en parelmoerkopjes onder vallen. Het is een echte kosmopoliet, want het komt bijvoorbeeld ook voor op de Filipijnen, Brazilië en Australië. Hier is het kleine knotsvormige slijmzwammetje echter vrij zeldzaam. Dat is o.a. na te gaan op de NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen
witpootglinsterkopje (sterk vergroot)
De miniscuul kleine zwammetjes zijn minder dan 2 mm groot. Het was dus een hele kunst om ze scherp in beeld te krijgen. Op deze foto is te zien dat ze nog niet helemaal rijp zijn, want ze zijn nog helemaal wit. 
 
witpootglinsterkopje ( rijpe exemplaren)
 Iets verderop vonden we dezelfde soort, maar die was iets ouder. Bij het ouder worden blijft alleen het stevig taps toelopend en kalkrijke steeltje wit, maar het sporendragende kopje verkleurt tot donker blauw/paars met weerschijnkleuren.
loodkleurig netplaatje
Op een oude boomstam vonden we een andere jonge slijmzwam: het LOODKLEURIG NETPLAATJE (Dictydiaethalium plumbeum). Het leeft saprotroof op dood hout van loofbomen en -struiken. Het komt meestal voor op kort geleden gevelde stammen en snoeihout, maar dat was hier niet het geval. Omdat de kleur roze-rood is, weet je dat het een jonge zwam is. Bij het ouder worden, verandert het namelijk in een vrij sterk afgeplatte loodgrijze zwam met een diameter tot 5 cm. Hier dankt het dus zijn naam aan. 
In de post Herfst 2022......Paddenstoelentijd deel 1 kun je dat bekijken.
mestnestzwammetje
In Paddenstoelentijd deel 4 van dit jaar heb ik het een en ander verteld over nestzwammetjes. Ik had tot dan toe het Gestreept -, Bleek- en Geel nestzwammetje gevonden. Nu vond ik op het zand bij de Herenboeren een andere soort: het MESTNESTZWAMMETJE (cyathus stercoreus).
Puur bij toeval heb ik het gefotografeerd, met in het achterhoofd dat ik die al vaker had gezien, maar  bij thuiskomst zag ik op de PC dat het een andere soort was. Het onderscheidt zich namelijk van de andere soorten vanwege de pikzwárte “eitjes” (peridiolen).  Alle andere nestzwammetjes hebben veel lichter gekleurde peridiolen (grauwwit tot licht grauwbruin of iets gelig). 
mestnestzwammetje
Die gitzwarte “eitjes” zijn slechts 1,5-2 mm en liggen vaak met meer dan 10 in de kelk. Het vruchtlichaam is (slank) kelkvormig, 5-20 x 4-8 mm; de buitenzijde is aanvankelijk grof wollig viltig, later kaal wordend, goud tot donkerbruin; de binnenzijde is glad en grijs; de kelk is aanvankelijk afgesloten door een wit vlies. Hoewel de Nederlandse naam anders doet vermoeden, is het Mestnestzwammetje een paddenstoel die inderdaad vaak op mest en bemeste bodem groeit, maar ook op dode resten, stengels en blad kun je het aantreffen. Aan de duinen (waar hij het meest gevonden wordt) is dat vooral helm.
stinkparasol
Een leuk paddenstoeltje is deze STINKPARASOL (Lepiota cristata). Ik vond deze op het erf van de Herenboeren, naast de boerderij. Bij een parasolzwam denk je waarschijnlijk aan de opvallende Grote Parasolzwam, maar zoals je ziet zijn er ook kleinere soorten. Deze zwam komt voor op een humeuze, voedselrijke bodem in loof- en naaldbossen, stadsparken en lanen. Hij is te zien van de zomer tot de herfst. Deze bruin gevlekte stinkparasol-zwammetjes, worden zo genoemd omdat ze onaangenaam sterk naar gas of verbrande rubber ruiken. Het is een saprofiet. 
stinkparasol
 De gladde hoed is 1 tot 4 cm breed, aanvankelijk halfbolvormig, al snel kegelvormig en uiteindelijk vlak en met een stompe umbo. Het oppervlak is witachtig tot crême met fijne, roodbruine, min of meer concentrisch gerangschikte schubjes, die bij oudere exemplaren zijn verdwenen. De rand is lang gebogen, omzoomd en soms bedekt met velumresten. Bij het ouder worden splijt de hoed. 
De wittige nogal broze steel wordt tot 6 cm lang, is hol van binnen en bevat een vergankelijke ring. Een ringetje dat dus meestal na verloop van tijd verdwenen is. 
stinkparasol
 De witachtige en roze getinte bolvormige lamellen zijn vrij. Later kunnen ze ook gelig worden en roestig worden. De lamelsnedes zijn gekarteld. Het is een giftige soort. De intoxicatie verloopt in drie fasen. Als er niet op tijd wordt ingegrepen, is hospitalisatie op intensieve zorgen noodzakelijk. De behandeling is grotendeels symptomatisch, want er is geen tegengif. De nieren worden beschadigd  en soms is zelfs een levertransplantatie noodzakelijk. In naar schatting 17 % van de intoxicaties is er een fatale afloop.
geaderde leemhoed (oude exemplaren)
Houtsnippers zijn een relatief gemakkelijk substraat voor houtafbrekende paddenstoelen. Het voorwerk is immers al gedaan door ons mensen; de toegang tot het voedsel ligt open. Houtsnippers betekenen dus veel eten, voor weinig moeite. Geen wonder dat veel soorten daar wel een graantje van mee willen pikken. En met zo’n groot voedselaanbod kunnen de schimmels grote, of grote aantallen vruchtlichamen vormen. Zo troffen we bij de composthoop (met veel houtsnippers) meerdere oude GEADERDE LEEMHOEDEN AAN (Agrocybe rivulosa). Leemhoeden vormen met hun dertien soorten in Nederland een relatief klein genus (geslacht). Ongeveer de helft van dat aantal soorten kan op houtsnippers of dood hout groeien en de Geaderde leemhoed is vaak de eerste die de snipperhopen koloniseert. 

 Het is een tamelijk grote paddenstoel die pas in 2003 als nieuwe soort door de wetenschap is beschreven. Hij is vermoedelijk afkomstig uit verre streken, omdat hij in 1999 voor het eerst opdook in een park in havenstad Rotterdam. Hij stamt waarschijnlijk dus uit de tropen of de subtropen en kan op snipper- blad- en compost hopen zo goed gedijen, omdat dit vanwege broei vaak relatief warme plaatsen zijn. 
geaderde leemhoed (oude exemplaren)
 De soort wordt beschouwd als een invasieve exoot, want er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij andere soorten verdringt en dat hierdoor de biodiversiteit van dit bijzondere milieu verarmt. Het gaat hierbij om de achteruitgang van zowel andere recent in Nederland aangekomen soorten, maar ook om oorspronkelijk Nederlandse soorten. Opvallend is bijvoorbeeld de neerwaartse knik in de grafiek van de inheemse Fluweelleemhoed (Agrocybe putaminum) en Houtsnipperstropharia (Psilocybe percevalii) vanaf het moment dat deze Geaderde leemhoed verscheen.
geaderde leemhoed (jong exemplaar)
Iets verderop vonden we enkele jonge exemplaren van deze leemhoed. Het hoedoppervlak is in jonge toestand beige/okergeel tot geelbruin van kleur en gerimpeld tot geaderd, wat zijn Nederlandse naam verklaart. De soortnaam rivulosa ( "aan beekjes groeiend") heeft ook betrekking op de geultjes of rimpels in de hoed, die vooral bij jonge exemplaren duidelijk zichtbaar zijn.  Later spreidt de hoed zich uit en wordt bleker van kleur, hij krijgt dan een umbo (knobbel) in het midden die vrij donker blijft, en een lichtere rand. 
geaderde leemhoed (jong exemplaar)
 De plaatjes aan de onderzijde van de hoed worden in jonge toestand bedekt door een vlies. Bij oudere exemplaren verandert dit vlies in een dunne, hangende ring die een wat rommelige aanblik biedt. De plaatjes zijn aanvankelijk grijswit of geelachtig maar worden bruin na rijping van de sporen. Dat kun  je zien bij de vorige foto's. De steel is aanvankelijk wit, later geelwit, aan de basis iets verdikt en daar voorzien van wit dons en witte rhizomorfen (wortelachtige uitlopers).
blanke champignonparasol
Het mycelium van paddenstoelen zoals de BLANKE CHAMPIGNONPARASOL (Leucoagaricus leucothites) leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal. Het zijn dan ook vooral de grote broeiende composthopen waar ze goed op gedijen. Hij  komt over bijna de hele wereld voor. 
De hoed heeft een diameter van 5 tot 10 cm. Hij begint bolvormig, maar spreidt zich later uit. Het hoedoppervlak is aanvankelijk glad en zuiver wit, barst dan af en toe en krijgt in het midden een vlezige, oker- of bruinachtige tint. Ook ontstaan er dan schubjes of kleine vlokjes. De hoedrand is in het begin ingerold, maar is later teruggeslagen. Hij kan verwisseld worden met de Witte champignonparasol,maar de Blanke verkleurt bruin bij kneuzing, de Witte niet....  
 
blanke champignonparasol
De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk wit om pas in een heel laat stadium lichtroze te verkleuren. De steel van de paddenstoel heeft onderaan een knolvormige verdikking, maar geen beurs. Rond de steel is een witte, dunne en verschuifbare ring aanwezig die bij oude exemplaren kan zijn verdwenen. De vruchtlichamen kunnen een hoogte van 8 cm krijgen, maar blijven dikwijls kleiner. Ze hebben een levensduur van slechts enkele dagen.  Hij is eetbaar, maar niet erg smakelijk en wordt door veel mensen ook niet goed verdragen. Hij groeit ook vaak op sterk vervuilde grond zoals groenstroken langs drukke wegen, of wegbermen vol hondenpoep, dus kun je hem beter laten staan. Bovendien kan hij gemakkelijk verwisseld worden met dodelijk giftige soorten zoals de Kleverige knolamaniet en de Groene knolamaniet.

gewoon donsvoetje
Donsvoetjes (Tubaria) zijn algemeen voorkomende saprotrofe paddenstoeltjes die je kunt aantreffen in parken en plantsoenen, in loofbossen (zelden in naaldbossen), struwelen, wegbermen en tuinen. Ze worden vooral gevonden op houtsnippers, takjes en twijgen. Vooral op de favoriete houtsnippers kunnen grote groepen van deze paddenstoelen worden gevonden. Het mycelium leeft van de afbraak daarvan. Ook bij de Herenboeren vonden we ze op de houtsnipperpaadjes die er zijn aangelegd tussen de groenten. 
gewoon donsvoetje
 Het GEWOON DONSVOETJE behoort tot een groep van elf soorten. Nog niet zo lang geleden werden er nog dertien soorten donsvoetjes onderscheiden. De oorzaak van deze afname komt omdat soorten een andere status hebben kregen, ondersteund door modern genetisch onderzoek. Ze kunnen in het veld vaak niet met zekerheid van elkaar worden onderscheiden, dus zit er niets anders op dan ze microscopisch te controleren. Het oranjebruine en bij vocht roodbruine zwammetje heeft een hoedbreedte van een tot vier centimeter. De hoed is bij jonge exemplaren half kogelvormig, later vlak tot ingedrukt. Het oppervlak is mat tot glad, hygrofaan en fijn radiaal gestreept, vaak met wittige vlekken. Hygrofaan wil zeggen dat vlees verkleurt naar gelang het droog of vochtig is. 
gewoon donsvoetje
 De 2 tot 5 cm. lange steel is cilindrisch, vol en okerbruin. In lengterichting is de steel enigszins fijn wit gestreept en aan de voet opvallend donzig witviltig. Aan dit donzige voetje heeft het zijn Nederlandse naam te danken. In Nederland en België is het vrijwel het gehele jaar algemeen tot zeer algemeen te vinden.

Blogarchief