Hoewel ik in mijn blogs eigenlijk meer waarde hecht aan het "praatje dan het plaatje", vond ik het steeds meer een gemis, dat ik met name geen close-ups kon maken van planten en dieren tijdens mijn struintochten in de Weerter natuur. Met mijn oude Canon Powershot was het resultaat teleurstellend.
Ik heb overwogen om een spiegelreflexcamera aan te schaffen, maar zag daar toch uiteindelijk van af.
Ik ben op zoek gegaan naar een klein "binnenzakformaat" cameraatje, waarmee ik ook een mooie macro of close-up kan maken en heb mijn keus laten vallen op een Sony Cybershot DSC-H70. Afmeting: 11x06 cm.....
De eerste resultaten vind ik hoopgevend. Het zijn foto's die ik de afgelopen weken heb gemaakt.
Ik ging, samen met een paar mensen van de
Ecologische Werkgroep Weert-Zuid, libellen inventariseren bij het havengebied naast de Loozerheide, maar het fotograferen van deze superbeweeglijke beestjes was geen gemakkelijke klus. Vooral de soorten als de keizerlibel, vertoonden "adhd-gedrag"; geen moment rust en ze bleven maar vliegen.
Van lieverlee heb ik me deze keer maar beperkt tot de de tragere waterjuffers, lantaarntjes en korenbouten zoals deze VIERVLEK. De Viervlek is een libel die gelukkig wel af en toe uitrust....
Als je het beestje goed bekijkt weet je ook meteen waarom hij Viervlek heet. Dit is het mannetje. Die heeft namelijk achterlijfaanhangselen die uiteenwijken, terwijl ze bij het vrouwtje uitlopen in een spitse punt.
Ik heb al snel gemerkt, dat het moment van de dag en temperatuur belangrijk is bij het fotograferen van libellen. Zolang ze nog niet goed opgewarmd zijn, blijven ze beter en langer zitten.
Ze reageren ook meteen op schaduw, dus het is goed er op te letten van welke kant je ze benadert.
Nu nog proberen te ontdekken welke soorten er allemaal zijn. En dat zijn er een heleboel....
Met behulp van de sites van
de Vlinderstichting en
het Libellennet kom je al een heel eind op weg.
Dit is het vrouwtje van de BRUINRODE HEIDELIBEL. Als de vleugels zo "plastic"achtig zijn dan is de libel net "uitgeslopen" en moeten de vleugels nog uitharden. Vandaar dat hij zo mooi bleef zitten.
|
lege omhulsels na een uitsluiping |
Een libellenlarve blijft meestal een tot twee jaar onder water en ondergaat een aantal vervellingen. De laatste is de vervelling van larve naar libel. Dat noemt men uitsluipen.
De larve kruipt uit het water en zoekt een verscholen plekje tussen de waterplanten om de laatste vervelling te ondergaan. Na enige tijd barst de larvenhuid letterlijk open en na wat duw- en trekwerk sluipt en kruipt de nieuwe libel heel langzaam uit de larvenhuid. Er zit wel een paar uur tussen het uit het water kruipen van de larve en het wegvliegen van de volwaardige libel.
Haar "jasje", het lege omhulsel, blijft als bewijs achter op de plant.
Op het internet vond ik een prachtige
complete macro serie van zo’n uitsluiping.
Of kijk anders eens bij
de Post die ik er over gemaakt heb.
De VUURJUFFER is een algemeen voorkomende soort die zich ook gemakkelijk laat fotograferen, omdat ze vaker stilzit.
Juffers hebben een lang, dun achterlijf. In tegenstelling tot de echte libellen hebben de vleugels van juffers alle vier dezelfde vorm. Ze worden in rust meestal langs of boven het achterlijf samengeklapt.
De Vuurjuffer is met een lengte van bijna 4 cm best een grote juffer. Het is een weinig eisende soort wat het biotoop betreft; ze is tevreden met stilstaand of licht stromend water, zoals beken en poelen. Door haar rode kleur is er slechts verwarring mogelijk met één andere soort, de Koraaljuffer. Deze heeft echter rode poten. Je kunt zien dat dit het mannetje is, omdat de laatste segmenten donkere banden hebben en bij de vrouwtjes zijn alle segmenten zwart getekend.
De GEWONE OEVERLIBEL is een echte libel uit de familie van de korenbouten.
De lengte is 30 tot 35 millimeter, de spanwijdte is 70 tot 80 mm. Dit is een jonger vrouwtje dat nu nog geel van kleur is, maar later bruin wordt. Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengte- strepen. Mannetjes zijn blauw gekleurd met een zwarte achterlijfspunt en bruine beharing op het borststuk. Vanaf hun zitplaatsen maken ze vluchten laag over het water, waarbij ze andere mannetjes verjagen en vrouwtjes proberen te versieren voor de paring. In Nederland is de soort algemeen en je treft hem dan ook aan in veel verschillende leefgebieden met stilstaande of zwak stromende wateren.
Ook de LANTAARNTJES zijn redelijk goed te fotograferen; ze nemen regelmatig rustpauzes en ze zijn niet zo supersnel dan de andere soorten. Het lijkt meer op zweven. Een nadeel is dat ze zo smal en niet erg groot zijn (ca. 30 tot 35 mm), wat met deze camera helaas ten koste gaat van de kwaliteit van de foto.
De Lantaarntjes horen bij de orde der juffers. Ze worden zo genoemd vanwege het achtste segment (het lantaarntje), dat altijd hemelsblauw is. Bij het vrouwtje zie je variatie in de kleur. De kleur van het borststuk kan groen, blauw, paars, oranje of bruin zijn. Ook bij hen is het lantaarntje blauw. De soort komt algemeen voor en heeft van alle Nederlandse soorten de minst uitgesproken habitatvoorkeur. Je vindt ze meestal langs voedselrijk, helder water met gevarieerde oevervegetatie, soms in grote aantallen.
Dit is nagenoeg zeker een VENWITSNUITLIBEL, die ik zag bij een bezoek aan het Weerterbos.
Een soort die op de Rode Lijst staat als kwetsbaar. Dus bijzonder.
Deze libelle hoort ook bij de korenbouten. De soort is tenger gebouwd met een dun achterlijf met lichtere vlekken (geel, rood of bruinrood, afhankelijk van geslacht en leeftijd). Het achterlijf van het mannetje is zwart met een rij kleine rode of donker bruinrode vlekjes. Soms zijn die zo klein en donker, dat het vanaf een afstandje moeilijk zichtbaar is. Bij het vrouwtje is het achterlijf zwart met gele vlekjes. Jonge mannetjes hebben ook nog gele achterlijfsvlekken en zien eruit als vrouwtjes. De achterlijfsaanhangselen zijn zwart.