Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label vlinders. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vlinders. Alle posts tonen

woensdag 9 juli 2014

Weerter Bos, juli 2014

Op de site van waarneming.nl zag ik dat de afgelopen weken zowel de witte- als de zwarte ooievaar zijn gesignaleerd bij het retentiebekken op 't "Krieëtje" (Laarderheide). Ik was al daar een tijd niet meer geweest, dus dit was een mooie gelegenheid om er nog eens naar toe te gaan en er een glimp van proberen op te vangen.

Bij de plas achter de Daatjeshoeve zag ik hem inderdaad. De witte ooievaar dus. Weliswaar op een dusdanige afstand (ruim 100 meter) dat ik er geen fatsoenlijke foto van kon maken, maar toch bijzonder genoeg om te plaatsen, want dit is iets wat je niet dagelijks tegen komt in onze omgeving. Ik heb niet geprobeerd dichterbij te komen, want ik wilde de vogel niet storen. Toch een teken dat het goed gaat met de ontwikkelingen in het Weerter Bos.

Het Rietven, met achter de bomenrij het niet zichtbare nieuw aangelegde retentiebekken
Daarna ben ik gaan kijken bij het Rietven, dat men vorig jaar heeft opgeschoond en waar men ook een groot retentiebekken heeft aangelegd. Door het herstel van de vennen wordt weer gezorgd voor een sponswerking en een bufferende werking; na het vol lopen van het meest hoog gelegen ven stroomt water langzaam naar het volgende. Er ontstaat een heel systeem van doorstroomvennen in het Weerterbos en het water verlaat pas na langere tijd, en geleidelijk, het gebied.

Ik was gewaarschuwd voor de vele muggen, maar daar had ik geen last van. Wel is het oppassen geblazen voor teken, want daar bleek ik er verschillende van te hebben meegenomen, zo bleek bij thuiskomst.

Geen ooievaar te zien, maar ik “struikelde” bij wijze van spreken, over de talloze koevinkjes.
Het is een algemene standvlinder op de zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland en in de duinen.
Een vreemde naam eigenlijk voor een vlinder. Het is dan ook niet helemaal duidelijk hoe het koevinkje aan die naam komt, maar het heeft er mogelijk mee te maken dat ze vaak in de overgang van grasland naar bos of een houtwal zitten, de plekken waar de koeien zich 's zomers ook vaak ophouden, omdat daar schaduw is. Het mannetje is bijna zwart, het vrouwtje is lichter van kleur en daardoor kun je de “gouden”oogjes bij haar beter te zien als ze haar vleugels heeft dichtgeklapt.

Door vlinderwacht Harrie Vossen en een groep enthousiaste vrijwilligers is in het Weerterbos door gericht onderzoek en prima kleinschalig beheerwerk, zoals het openhakken van paden, hakhoutbeheer en ontwikkelen van geleidelijke bosranden, het leefgebied van verschillende soorten zoals het bontdikkopje, spiegeldikkopje en de kleine ijsvogelvlinder behouden en verbeterd.

Ik heb helaas geen dikkopjes gezien, maar wel vond ik op een zonnig plekje op een pad de kleine ijsvogelvlinder. De kleine ijsvogelvlinder is een echte bosbewoner. Deze vlindersoort, die op de Rode Lijst Dagvlinders staat, heeft het overal moeilijk door de verdroging en het dichtgroeien van bos. Het reageert dan ook heel goed op meer licht in het bos. De vlinders leven eigenlijk vooral hoog in de bomen, maar komen 's morgens naar beneden om te "drinken" van mest, rottende vruchten of vocht van de grond. Vandaar dat je ze vaak op zonnige en vochtige bospaden aantreft. De rups van de kleine ijsvogelvlinder leeft uitsluitend op kamperfoelie in vochtige halfopen loofbossen en dat is in het Weerter bos in voldoende mate voorhanden.

Op de terugweg natuurlijk ook nog even naar het Koolespieëlke geweest. Wat is dit toch een prachtig vennetje geworden. Ik heb er in een eerdere blog al een en ander over verteld.

Aan de rand van het ven vond ik er rijkelijk groeiende en bloeiende moerashertshooi. Het is een plant van ondiep water en periodiek droogvallende, matig voedselarme grond. Hertshooi betekent " hard hooi" . De plant heeft die naam te danken aan de harde en houtige stengels, die behaard zijn. Zoals je kunt zien wordt de plant slechts enkele decimeters hoog en heeft kleine gele bloemetjes. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam. Ook bij het Koolespieëlke is sprake van een goede natuurontwikkeling.

Vlak bij de Daatjeshoeve zag ik nog meer vlinders, waaronder dit verliefd stel. Deze twee zwaargewichten hadden het zo druk met hun zorg voor het nageslacht, dat ze constant moesten blijven fladderen om hun evenwicht te bewaren en niet van de wilde haverstengel te vallen. Gevolg is dat de vleugels zo wat onscherp zijn geworden op de foto, maar ik vind het zo’n bijzondere pose dat ik die toch plaats.

Het is de diepblauwe phegeavlinder, ook wel melkdrupje genoemd. Een onhandige niet al te snelle fladderaar. Dat heeft ongetwijfeld met zijn robuuste lijf te maken. De spanwijdte van de vlinder is tussen de 35 en 40 millimeter. Het is heel bijzonder dat je deze dagactieve nachtvlinder alleen in de grensstreek van Limburg en Brabant aantreft. Volgens Vlindernet komt ie ook nog voor in de buurt van Bergen op Zoom.
In de rest van Nederland is hij vrij zeldzaam. De reden is mij onbekend. Ik heb deze vlinder in elk geval voorheen nooit eerder gezien, maar sinds een aantal jaren zie je hem hier soms zelfs in grote aantallen.

Aan de bosrand zag ik verder nog de gehakkelde aurelia op een braamstruik. Het is een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Hij wordt zo genoemd vanwege de achterrand van zowel de voor- als de achtervleugel die sterk is gekarteld. Met dichtgeklapte vleugels lijkt de vlinder op een dor blaadje, dus wanneer hij zo tussen verdord of afgevallen blad zit, is hij uitstekend gecamoufleerd.
Ook deze vlinder houdt van bosranden en open plekken in het bos. Met de dagpauwoog, atalanta, kleine vos en landkaartje is hij een van de "brandnetelsoorten" onder de dagvlinders, waarvan ook de rupsen vooral op de brandnetel te vinden zijn. De volwassen vlinder voedt zich met nectar van bijvoorbeeld akkerdistel, braam en koninginnenkruid.

donderdag 19 juni 2014

Van alles wat

Na de aanschaf van een Sony Cybershot DSC-H70 ben ik verschillende keren het veld ingetrokken om met name wat close-ups te maken, want dat was toch iets wat ik bij de Canonshot niet goed voor elkaar kreeg. De resultaten stemmen mij tot volle tevredenheid en daar wil ik jullie dan ook in laten meegenieten.

In de door Stichting Ark beheerde Loozerheide bij Dorplein, heeft men afgelopen voorjaar de populieren- aanplant gekapt. Daar zie je nu overal prachtige bloemen verschijnen, die voorheen door de populieren geen kans maakten. Zo bloeien er momenteel weer prachtige damastbloemen (kruisbloem en familie van o.a. koolzaad en pinksterbloem), die hier ooit door imkers zijn gezaaid vanwege hun hoge nectargehalte.
Dit trekt ook andere insecten aan zoals deze KONINGINNENPAGE. Het is een van de grootste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden, maar is hier geen algemene soort. De page heeft een voorkeur voor open, bloemrijke landschappen, dus de kap van de populieren heeft hier zeker een rol in gespeeld.

Wilde ik met mijn nieuwe cameraatje een close-up maken van het mooie walstro, kreeg ik zomaar een JOHANNESKEVER en KOEKOEKSSPUUG, een karakteristiek schuimnest van een cicade (schuimbeestje) cadeau. Daar zei ik natuurlijk geen nee tegen..... De kever lijkt wel wat op de verwante meikever en junikever, maar blijft met 8 tot 12 millimeter kleiner, en is vrij sterk behaard. Zelfs op de dekschilden. De kever eet plantendelen waaronder bloemknoppen en wordt als schadelijk gezien. De larve echter is veel schadelijker en vreet aan de wortels van planten, waaronder grassen. Als je toevallig de pech hebt dat te grote aantallen je gazon bezoeken, kunnen die dat compleet ruïneren; het gras los komt te liggen of sterft af.

Tijdens een van mijn tochtjes over de Loozerheide liep ik door een pijpenstrootjesveld, waar (door het nieuwe beheer van Ark Natuurontwikkeling) overal water "kwelt". Plots zag ik een wel heel bijzondere schuwe kikker wegduiken; een kikker met een antraciet kleur. Het was, een HEIKIKKER. In zijn biotoop zijn vocht, veenvorming en de aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen belangrijk.
De heikikker lijkt op de bruine kikker, maar is kleiner en heeft een grotere graafknobbel op zijn achterpoten. De kleur, en dat is het misleidende, varieert van geelbruin tot rood/groenbruin op de rug met soms een lichte lengtestreep over de rug heen. Ook heeft hij een patroon van donkere vlekken.

Omdat ik deze kever vond in dichte bodembedekking op de Loozerheide, was ik genoodzaakt hem op mijn hand te houden. Het is een KROMPOOTDOODGRAVER, een kever uit de familie van de aaskevers.
De lengte is 12 tot 24 millimeter en de soort is te herkennen aan het overwegend zwarte lichaam, met twee brede vlekkerige oranje dwarsbanden op de dekschilden. Er zijn verschillende soorten, zoals deze "Nicrophorus vespilloides", die uiterlijk lijken op een gewone doodgraver, maar die heeft oranje uiteinden aan de tasters.

De bonte wikke is een plant die druk bezocht wordt door bijen en hommels. Bijen drukken bij een bezoekje de zgn. zwaarden uit elkaar en de kiel naar beneden om de nectar te verzamelen en zorgen zo ook voor de bestuiving, maar hommels doen het op een niet zo bloemvriendelijke wijze. Ze breken als het ware in om bij de nectar te komen. Ze maken, zoals je kunt zien, gewoon een gaatje in de bloemkroon. Wel zo gemakkelijk. Helaas voor de bloem vindt zo geen bestuiving plaats, maar dat zal de hommel een zorg zijn.

Deze grote vlieg, die tot de huisvliegen hoort, is een SCHORSVLIEG.
Ze valt op vanwege de oranje kleur op de vleugels en de voorkant van de kop. Je ziet ze vaak op de schors van bomen zitten zonnen, dus de naam schorsvlieg doen ze wel eer aan. De vrouwtjesvlieg heeft koeien- of paardenpoep nodig om er een eitje in te leggen. In die uitwerpselen zitten meestal larven van andere insecten en dat is dan weer het voedsel van de schorsvlieglarve. Het is heel bijzonder dat deze vlieg maar maximaal 5 legt. Die verdeelt ze over verschillende vlaaien, namelijk slechts 1 eitje per vlaai, zodat de meeste kans op een succesvolle voortplanting wordt bereikt.

De LARVE van het LIEVEHEERSBEESTJE ziet er nogal eng uit en wordt daarom door veel mensen verwijderd onder het mom van "het zijn zo vieze beesten". Daarmee verwijderen ze echter ook de beste luizenbestrijders uit hun tuin, want deze larven zijn geduchte rovers en vreten heel wat bladluizen per dag!
De larven vervellen drie keer en na 6 weken kruipt het kevertje dan uit zijn pop en krijgt het langzaam de kleur die bij hem hoort. Deze is nu voor de tweede keer verveld en ik heb geen idee welke soort dit is, want in Nederland komen ongeveer vijftig soorten lieveheersbeestjes voor.

Hoewel het kenmerkende kruis bij deze dikzak niet erg zichtbaar is, is dit ook een kruisspin. Om precies te zijn: een RIETKRUISSPIN. Het is een soort uit de familie wielwebspinnen en komt voor in heel Europa. Je hebt de meeste kans haar te vinden in vochtige open terreinen, het vaakst langs oevers van stil en stromend water. De spin maakt een web met relatief weinig spaken tussen het gras, hoge kruiden of riet. Dit verklaart de naam.

De Rietkruisspin is moeilijk te ontdekken, omdat ze vooral 's nachts actief is en zich overdag meestal verstopt. Ze laat zich alleen zien als een buit in haar net verstrikt raakt. Als het werk er op zit, trekt ze zich weer terug in haar dicht geweven schuilhoek naast het web. Deze schuilplaats is ballonvormig en best moeilijk te vinden, omdat ze bedekt is met planten en prooirestjes. Via een signaaldraad die vanaf het web naar de opening aan de onderkant van deze schuilplaats loopt houdt ze haar web in de gaten.

Bij deze foto mocht ik echt van een gelukje spreken. Een sprinkhaan die in een hagelwitte bloem van een haagwinde zit, zie je niet elke dag. Normaal vind je ze op wat moeilijker te fotograferen plekjes.
Het is een vrl. SABELSPRINKHAAN. Er komen 16 soorten in Nederland voor, waarvan een aantal zeldzaam.
De sabelsprinkhaan is herkenbaar aan de lange, draadachtige antennen (2 tot 3 maal zijn eigen lichaamslengte), maar vooral aan de grote legboor (bij het vrouwtje dus), waaraan de soort ook zijn naam te danken heeft. Met wat fantasie kun je er inderdaad een zwaard in zien.

dinsdag 7 mei 2013

Oranjetipje

In mijn vorige post over de pinksterbloem, vertelde ik al dat er op weilanden aan de Gebleekte Steeg, die vol stonden met de pinksterbloem, tientallen oranjetipjes vlogen. Het heeft een paar weken langer geduurd, maar nu is toch echt de vlinderlente losgebarsten. Ook voor het oranjetipje zijn het nu "hoogtijdagen". Oranjetipjes zijn lentebodes bij uitstek, hoewel ze het dit jaar in april moesten doen met veel te weinig lenteachtig weer. Vandaar dat ze wat later zijn verschenen.....
Het koude weer is eigenlijk vooral voor de soorten die als vlinder overwinteren (bijvoorbeeld kleine vos) een probleem geweest. Het oranjetipje is een zogenaamde pop- overwinteraar en heeft weinig last van de kou en de regen gehad; hij kwam alleen wat later uit de pop.

vrl. oranjetipje
Het oranjetipje is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes. Planten uit de kruisbloemenfamilie, zoals de pink- sterbloem, worden door veel vlinders uit deze familie en hun meestal groene rupsen als waardplant gebruikt.
Naast nectarplanten hebben vlinders en andere insecten waardplanten nodig. Dit zijn de specifieke planten die een insect nodig heeft voor de voortplanting. Zonder waardplanten geen rupsen, zonder rupsen geen vlinders.

Omdat de smaak van de pinksterbloem wat scherp is, wordt de plant niet graag door dieren gevreten, maar het oranjetipje (Anthocharis cardamines) leeft dus bij voorkeur op de pinksterbloem en zet haar eitje af op deze plant.
Op half beschaduwde plaatsen gebruikt de soort ook wel judaspenning of look zonder look.

Vlak onder de knop wordt slechts één eitje op de bloemsteel afgezet en de rups verschijnt rond half mei-half juni. De rups eet eerst van de bloemen van de waardplant en gaat later over op de zaadjes. De rups heeft hieraan genoeg te eten in zijn eentje. De plant sterft bovendien niet. Wanneer de rupsen uitgegroeid zijn, kruipen ze naar de bosrand om daar tussen de planten te overwinteren als pop.
De bosrand is ook belangrijk voor de vlinders zelf, want de mannetjes gaan daar vooral op zoek naar vrouwtjes. Je snapt het al: het is heel belangrijk voor het oranjetipje dat er graslanden met bosranden in de buurt zijn, dus het Moeselpeelgebied is een bijzonder geschikte omgeving.

Ik dacht trouwens in eerste instantie koolwitjes te zien vliegen, maar het bleken dus nagenoeg allemaal vrouwelijke oranjetipjes te zijn. Het vrouwtje is namelijk wit met een zwarte vlek in de voorvleugels en wordt om die reden vaak met het koolwitje verwisseld. Ze zijn echter een stuk kleiner en vooral met dichtgeslagen vleugels, zie je aan de mooie geel/groen gemarmerde "tekening" dat het geen koolwitjes zijn. De enkele mannetjes die er rondvlogen, waren daarentegen heel duidelijk te herkennen aan de heldere oranje vlek op de vleugels.

Na lang heen en weer gefladder bleef soms een vrouwtje wat langer zitten, zodat ik daar enkele foto’s van heb kunnen maken. Ik vind ze niet echt denderend, maar toch kun je het verschil met het koolwitje op de eerste foto goed zien. Aangezien het leek alsof de mannetjes “patrouilleerden” ,of het gewoon te druk hadden met hun “vrouwenjacht”, hadden ze blijkbaar niet de tijd om even te rusten, dus heb ik daar helaas geen foto van kunnen maken. Knap trouwens dat er mensen zijn die dat wel lukt. Een kwestie van goede apparatuur en veel geduld, en die heb ik beide niet.....

De foto’s die ik hieronder heb geplaatst, zijn dus niet van mij, maar zijn van het internet “geplukt”.
Voor wat meer gegevens en meer geslaagde mooie foto’s van deze vlinder, kun je ook eventueel eens kijken op de site van vlindernet.nl.



donderdag 22 november 2012

Jacobskruiskruid.

jacobskruiskruid met zebrarupsen en sint-jacobsvlinder
Op een braakliggend veld bij de Loozer- heide, zag ik talloze zebrarupsen en de Sint Jacobsvlinders bij het jacobskruiskruid steeds netjes bij elkaar. De vogels en andere dieren laten de rups van deze sint-jacobsvlinder maar al te graag met rust, want ze is giftig, omdat ze van het Jacobskruid eet. Vandaar misschien ook het geel met zwarte strepen als waarschuwing. De mooi rood gekleurde sint jacobsvlinder is een dagactieve nachtvlinder.

Behalve nectarplanten hebben vlinders ook waardplanten nodig. Dit zijn de specifieke planten die een insect nodig heeft voor de voortplanting. Zonder waardplanten geen rupsen, zonder rupsen geen vlinders. Omdat de smaak van Jacobskruiskruid bitter smaakt en giftig is, wordt de plant niet door dieren gevreten, maar de sint jacobsvlinder leeft dus bij voorkeur op deze bloem en zet haar eitjes af op deze plant.



Phegeavlinder op Jacobskruiskruid
Het mooi ogende gele Jacobskruiskruid is bezig met een snelle opmars in Nederland.En “er is geen kruid tegen gewassen”!!!
Jacobkruiskruid is vooral een bedreiging voor de veestapel. Boeren krijgen de afgelopen jaren steeds vaker te maken met vergiftigingen van met name paarden en runderen. Het regelmatig eten van Jacobskruiskruid kan de lever zodanig beschadigen, dat deze niet meer optimaal kan functioneren. Dit heeft een leverziekte tot gevolg en kan uiteindelijk zelfs tot de dood leiden.

"Bitter in de mond,maakt het hart gezond" geldt dus niet voor het jacobskruiskruid....

Zolang de plant groeit en bloeit is er voor paarden, koeien, geiten en schapen weinig risico. Jacobskruis- kruid smaakt bitter en wordt normaal gesproken dan ook niet gegeten. Het probleem doet zich pas voor als het wordt ingekuild of gehooid. De plant verliest dan haar typerende geur, kleur en smaak, waardoor runderen de plant niet meer als giftig herkennen.

Toch is er een uitzondering hierop, namelijk het Hebridean of Saint Kilda schaap. Dit schaap staat er om bekend dat het naast harde grassen, zoals buntgras, pitrus, russen, bochtige smele en pijpenstrootje, ook graag hardere plantensoorten zoals brandnetels, bramen, biezen, allerlei jonge bomen (waaronder o.a. de woekerende Amerikaanse vogelkers en vuilboom) en dus zelfs ook het giftige jacobskruiskruid eet. Het is een aan het Vikingschaap gelieerd primitief schaap, dat vanwege dit weinig selectief graasgedrag naar mijn mening geschikt is voor begrazingsprojecten en natuurbeheer in een gebied zoals de Loozerheide.

De Hebridean dankt zijn naam aan de Hebriden, een eilandengroep ten westen van Schotland, waar het leefde als half gedomesticeerd ras. Door zijn vitaliteit, gehardheid en soberheid was het in de 18e eeuw het meest voorkomende ras in de Schotse Hooglanden. Ze kunnen onder zeer slechte omstandigheden als gezonde dieren overleven, zijn niet schrikachtig, lammeren probleemloos zonder hulp, zijn zeer zelfstandig en goed bestand tegen veel voorkomende ziektes. In de 19e eeuw dreigde uitsterving, maar dankzij zijn latere populariteit is het behouden gebleven. Zeer bijzonder is ook dat rammen en ooien zijn gehoornd met 2, 4 of soms zelfs 6 hoorns….

dinsdag 20 november 2012

Grote beervlinder


Het Jacobskruiskruid dat steeds meer voorkomt in Nederland is voor velen, vanwege het gif, een gruwel en er zijn al voorstellen gedaan deze plant uit te roeien. Uiteraard zal dat nooit lukken.

Veel dieren, met name insecten en rupsen, hebben deze plant als voedselbron en het zou toch doodzonde zijn als deze opgeofferd zouden worden. Dat geldt o.a. voor de zebrarups (de rups van de Sint-Jakobsvlinder) en de wel tot 6 cm grote rups van de Grote beer, die je hier allebei op de foto ziet. Allebei dagactieve nachtvlinders uit de familie der spinneruilen.

De naam Grote beer doet in de eerste plaatst denken aan een sterrenbeeld, maar de grote beervlinder is een dagactieve nachtvlinder uit de familie van de uilen. De naam van de vlinder verwijst naar het uiterlijk van de rups. Die is, zoals je ziet, namelijk sterk behaard met een vacht als een beer.(zegt men..) De haren veroorzaken vrijwel nooit huidirritaties. Pas in juli of augustus verpoppen ze. Tegen de tijd van verpoppen zijn ze bijzonder actief en je komt ze dan ook overal tegen. Deze rupsen raken het gif, dat ze met hun maaltijden van het jakobskruiskruid binnenkrijgen, kwijt door dit in hun huid op te slaan. Na het vervellen zijn ze hun gif kwijt. Prachtig toch....


Blogarchief