Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label vuurwants. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vuurwants. Alle posts tonen

zaterdag 22 oktober 2016

Allemaal beestjes #7

Er is een enorme diversiteit aan kevers. In het Nederlands Soortenregister staan ruim 4.100 soorten geregistreerd. Zo zijn er bijvoorbeeld Bladsprietkevers, Snuitkevers, Bladhaantjes, Kortschildkevers, Kniptorren, Boktorren en Loopkevers. De grootte kan oplopen van enkele milimeters (o.a. aardvlooien) tot bijna 9 cm (vliegend hert). Ik begin in deze post met enkele opvallend grote kevers.

Gewone streeploopkever
In akkers komen insecten voor die de ontwikkeling van plagen in de kiem smoren en dus helpen bij de biologische bestrijding van landbouwplagen, waardoor het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen kan worden verminderd. Het is bijna niet voor te stellen, maar er is door Wageningen University & Research berekend, dat op een biologische akker van één hectare al gauw 100.000 kevers zitten! Per dag eten die vele duizenden luizen, slakken en andere insecten. En zij worden weer gegeten door vogels en spitsmuizen.

Een zo'n kever is deze gewone streeploopkever. Hij heeft een voorkeur voor het open veld en mijdt grasstroken en heggen, ook al is daar veel voedsel. Om prooi te vinden loopt hij kriskras door het veld en loopt op een dag al zigzaggend een afstand af van (schrik niet) 10-16 meter! Over een heel groeiseizoen van 16 weken komen de kevers niet verder dan 100-170 meter vanaf de plaats waar ze uit de pop kropen. Het type gewas kan mede bepalen hoeveel kevers er in een akker lopen.

donderdag 25 juni 2015

Allemaal beestjes#2

Vandaag weer een post waarin ik een aantal insecten laat zien, waar ik de afgelopen tijd een foto van heb kunnen maken. In tegenstelling tot veel andere bloggers, wil ik per post meer dan één soort tonen, zodat je slechts 1 of 2 foto's van elke soort te zien krijgt. Voorzien met de nodige informatie uiteraard.

Met deze 8 tot 12 millimeter grote ROZENKEVER of Johanneskever, die tot de familie der bladsprietkevers behoort, zal menigeen niet erg blij zijn als die in de tuin gevonden wordt.
Hoewel de kever wat aan de bloemknopjes knabbelt, veroorzaakt hij niet noemenswaardig veel schade. De larven daarentegen zijn gevreesde engerds. Of beter: engerlingen....
De meest bekende is de larve van de meikever, maar ook de larven van de mestkever, neushoornkever en deze rozenkever worden dus engerling genoemd. De larve vreet aan de wortels van planten, waaronder grassen, maar ook andere gewassen kunnen doodgaan ten gevolge van de schade die wordt toegebracht.

Het ORANJETIPJE is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Die van de witjes dus. Het vrouwtje heeft veel weg van het gewone koolwitje en valt niet op, maar het mannetje heeft een grote oranje vlek aan de vleugeltip van de voorvleugel, wat deze voorjaarsvlinder, die in april en mei vliegt, heel herkenbaar maakt.
Je kunt ze vooral vinden bij de zogenaamde waardplanten; de planten waarop het vrouwtje haar eitjes afzet. Sommige vlindersoorten zijn hierin zeer kieskeurig; het verdwijnen van één enkele plantensoort kan al betekenen, dat een vlindersoort mee ten onder gaat. De waardplant van het oranjetipje is de pinksterbloem, maar je vindt ze ook op andere kruisbloemigen zoals bijvoorbeeld look zonder look en de judaspenning. Dit mannetje zat trouwens te snoepen van de nectar van het fluitenkruid.

Het ICARUSBLAUWTJE is een veelvoorkomend dagvlindertje in Nederland en België. De eitjes worden tussen de bovenste bladeren op jonge nog niet bloeiende planten van o.a. de witte klaver en gewone rolklaver afgezet. Deze waardplanten vind je op graslanden, langs bosranden, wegbermen e.d.

Het is een vlindertje dat ik met dichtgeklapte vleugels mooier vind dan met open geklapte vleugels. Met open geklapte vleugels is dan wel goed zichtbaar dat ie een blauwtje is, maar met ingeklapte vleugels zie je de prachtige tekening. Daardoor is hij echter ook moeilijker te vinden.

Deze BOSMESTKEVER of voorjaarskever tref je vooral in april-juni aan op open zanderige gronden zoals heidevelden en verstuivingen, maar ook wel in bossen en langs bosranden.
Het is de bekendste soort mestkever in Nederland en België. Hij lijkt sterk op de gewone mestkever, maar verschilt ervan door de gladdere dekschilden van het achterlijf. Ook is het lichaam boller en hij blijft kleiner, ongeveer 20 millimeter. De kleur is zwart met een blauwe weerschijn. De poten zijn stevig en sterk behaard. Zowel de kever als de larve leven van de mest van planteneters (zoals konijnenkeutels, of droge mest van runderen of paarden). De eitjes worden ondergronds gelegd tussen een ingegraven voorraad mest die dient als voedsel voor de larve.

Op de vorige foto zie je dat de bosmestkever een stevig zwart schild heeft met een ietwat blauwe weerschijn. De kleur aan de onderkant is echter van een heel ander chapiter en menig autobezitter zou wel eens jaloers kunnen zijn op de prachtige metallic blauwe kleur die je dan te zien krijgt. Als hij op zijn rug ligt, is ook goed te zien hoe krachtig hij is gebouwd en hoe stevig de poten zijn; de "tank" onder de kevers. Maar als hij op de rug belandt, is het einde verhaal, want het rolrond lichaam maakt terug rollen nagenoeg onmogelijk. Zeker op een harde bodem, waar hij geen houvast heeft om zich om weer om te rollen, is hij een gemakkelijke prooi, of wordt met enig "gekrikkrak" door een fietser, voetganger of automobilist geplet. Je kunt proberen hem weer liefdevol op zijn pootjes terug te zetten, maar dat heeft zelden zin. Ze zijn gewoon aan het eind van hun latijn en tuimelen dus meestal meteen weer om......

Er is een mei-, een juni- en 2 soorten julikevers. Hoewel het nu juni is, is dit de KLEINE JULIKEVER. Er is ook nog een echte zwartwitte Julikever. Die ziet er echter heel anders uit (zwart en wit gevlekt). De laatste soort is zeldzaam en komt ook alleen maar in de kustgebieden voor.  
Wat je hier ziet is dus de Kleine julikever (Anomala dubia).

Dit drietal vond ik bij een graanveld. Er vlogen daar op dat moment veel van deze kevers rond. De reden zal wel duidelijk zijn als je dit trio ziet. De Kleine Julikever lijkt, vanwege de metaalachtig, glanzend groene kleur, wel iets op de rozenkever. Hij is echter op de bovenkant vrijwel onbehaard. Hij sluipt maar gedurende enkele weken uit en is dan eigenlijk alleen maar bezig met te zorgen voor het nageslacht.

Meteen na de paring kruipen de wijfjes in de grond en graven zich in tot een diepte van 10 tot 25 cm, om er hun eieren te leggen. Na een paar weken komen de schadelijke engerlingen uit de eitjes. Die doen er ruim 2 jaar over om volwassen te worden en zitten al die tijd onder de grond. Deze larven of engerlingen zijn, naast hun vreterij aan graswortels (ook graan is een grassoort), op de Midden-Limburgse zandgrond vooral bekend als beschadigers van asperges.

Wantsen zijn zeer talrijk in soorten. Dit is een VUURWANTS. Het is een opvallend insect; rood en met een "Afrikaans masker" op de rug. De kleur is bedoeld om vogels op afstand te houden, de vuurwants heeft namelijk een klier welke een stof afscheidt en ze oneetbaar maakt. En natuurlijk schrikt het "masker" ook af. Hun voornaamste bezigheid is het leegzuigen van de zaden van met name de linde.

net vervelde  onuitgekleurde nimf van de vuurwants
Wantsen voeden zich op verschillende manieren; van schimmels, van plantensappen of de sappen van zaden. Ook zijn er vruchteneters. Andere, waaronder roofwantsen, leven van dierlijk voedsel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld bladluizen, zitten wantsen nooit massaal op één plek. De vuurwants is een uitzondering op deze regel. Dan betreft het wel de nimfen, zeg maar de jonge vuurwantsen. Die klitten vaak in groepjes bij elkaar. De vuurwants zuigt ook niet alleen sappen op de toppen, maar altijd gespreid over een plant. Dat veroorzaakt, in tegenstelling tot wat vaker wordt beweerd, nauwelijks schade aan de plant.

De ZURINGWANTS heeft een bruin, vrij rond en plat, leerachtig achterlijf. Aan weerszijden van het halsschild zie je uitsteeksels die iets weg hebben van "schouders". De vierledige antennes zijn duidelijk zichtbaar vanwege de roodoranje kleur met een zwart uiteinde. Afgaande op de antennes is de wants op de foto een vrouwtje, want de mannelijke antennes zijn een stuk langer. Deze soort vind je vooral aan bosranden en op vochtige hooilanden met hier en daar dichtere begroeiing. Hun voedsel bestaat uit sap van planten, zoals uiteraard zuring, maar ook duizendknoop staat op hun menu.

Blogarchief