Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 11 juli 2021

Allemaal beestjes #18

Nu alles volop in bloei staat, is het weer tijd om "op jacht" te gaan naar al die kleine "onderkruipsels".
Vooral schermbloemigen, zoals wilde peen, fluitekruid, gevlekte scheerling, engelwortel en pastinaak worden veel bezocht door onze insecten. Binnenkort staan o.a. ook de berenklauw en koninginnekruid in bloei. Ook op de bloemen van deze planten vind je ze veelvuldig. Dus wil je eens wat insecten ontdekken, let dan vooral op schermbloemigen.

Gewone Citroenzweefvlieg

Zo zag ik onlangs deze GEWONE CITROENZWEEFVLIEG (Xanthogramma pedissequum) op een Pastinaak. Het is een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen. Het is een eenvoudig te herkennen zweefvlieg. Tenminste, dat dacht men een jaar of 10 geleden nog. Het blijkt dat de bijna identieke Zuidelijke citroen- zweefvlieg en Boscitroenzweefvlieg ook steeds vaker in Nederland worden waargenomen. Er zijn enkele kenmerken waarmee deze drie soorten citroenzweefvlieg in het veld herkenbaar zijn, maar er wordt nog steeds volop over gediscusieerd door deskundigen. Dan moet je blijkbaar letten op de gele markeringen, de vleugeltips en de kleur van het achterbeen. Voor een leek gaat dat echter allemaal te ver, dus ook voor mij.Het is een fraaie zwart en felgeel getekende zweefvlieg. De vleugels hebben een gezwarte voorrand. De soort meet 10 tot 12 mm. en komt in Zuid- en Midden-Nederland algemeen voor in de periode mei-september. Soms zweven meerdere mannetjes in elkaars nabijheid.Met zijn gitzwarte achterlijf met citroengele vlekken is het een goede wespenimitator.
Je moet deze vlieg overigens niet verwarren met de Citroenpendelvlieg. Deze zweefvlieg heb ik al in 2016 beschreven in Allemaal beestjes #5.

Grote zeefwesp

Op diezelfde pastinaak zag ik ook nog de GROTE ZEEFWESP (Crabro cribrarius). Zonder W. Dus geen zweefvlieg, maar een insect uit de familie van de graafwespen. Bewoont vooral warme, zandige biotopen (ook in stedelijk gebied). Nestelt meestal in zandige of lemige grond, ook wel in vermolmd hout. Hoe deze soort aan die naam komt, is mij onbekend. Op het eerste gezicht lijken ze op gewone wespen, maar als je even goed kijkt zie je meteen dat het om graafwespen gaat. Een graafwesp is niet gevaarlijk. Ze heeft dan wel een angel waar ze mee kan steken, maar ze gebruikt die alleen om gevangen insecten te verlammen. Gevangen insecten worden aan de wespenlarven gevoerd. Eigenlijk is dit voor ons goed nieuws, want dit betekent dat graafwespen niet geïnteresseerd zijn in gebak of glaasjes limonades op tuintafels en terrasjes. Je hoeft ze dus ook niet dood te meppen.......De vliegtijd van de Grote zeefwesp is van eind mei tot begin september. Het is een grote wesp met uitgebreide gele tekening op achterlijf en enkele gele vlekken op borststuk. Het is de grootste van drie inlandse soorten. Lengte van het mannetje is 9-16 mm, het vrouwtje is 10-16 mm.

Bloedrode bladloper

Hier zie je de BLOEDRODE BLADLOPER (Brachypalpoides lentus) op het Fluitekruid. De naam dankt deze middelgrote zwarte vlieg aan de 2 bloedrode rugplaatjes en lange, geheel zwarte poten. Het is een vliegensoort uit de familie van de zweefvliegen. Zweefgedrag komt dus voor, maar niet vaak en meestal maar kortstondig. Er komen in Nederland 15 soorten bladlopers voor.Deze langwerpige, vrij grote zweefvliegen vertonen een kenmerkend gedrag. Ze lopen namelijk veel over bladeren en doen daarom wel aan bladwespen denken. Op de bladeren likken ze hun voedsel op.
Dit gedrag onderscheidt ze van andere zweefvliegen. Wat ze precies eten is niet duidelijk, maar vermoedelijk is dat het stuifmeel en honingdauw dat op de bladeren is gevallen.Anders dan de meeste andere zweefvliegen zie je bladlopers dus zelden op bloemen. Opvallende uitzondering is deze Bloedrode bladloper. Deze bezoekt namelijk wel regelmatig bloemen zoals je ziet.Bladlopers zijn echte bosdieren. Vooral in loofbossen, met een voorkeur voor enigszins vochtige bossen op matig voedselrijke grond. Dit is vooral omdat de larven zich namelijk in rottend hout ontwikkelen; rottingsholten in oude bomen, rottende boomwortels, oude stronken en nat hout vlak achter de schors:. Die voeden zich daar met bacteriën.

Varenrouwvlieg

De VARENROUWVLIEG (Sciara analis) is een zwart muggetje van slechts enkele milimeters groot, dat in de volksmond ook wel rouwvliegje genoemd wordt. Een "mug" overigens die niet steekt. Een mooi muggetje met een opvallend geel lijfje. Hier zien we er een zitten op het Fluitekruid. Geen probleem dus, maar anders is het als ze binnenshuis weten te komen. Zoals bij mij helaas het geval was. Waarschijnlijk "gekregen" van mijn dochter die mij een potje met een door haar gestekt plantje gaf. Zij kreeg namelijk het zelfde probleem. De larfjes zijn volgens mij binnengehaald door het gebruik van niet voldoende gestoomde potgrond. Stomen van potgrond is nodig om alle schadelijke beestjes en schimmels te doden.Als je de pech hebt dat zo’n beestje binnen komt, dan heb je grote kans dat er iets mis gaat met je kamerplanten. De mugjes zijn zelf niet schadelijk maar de larven die uit de eitjes komen wel. Die larven kunnen schadelijk zijn voor de wortels van planten. De mug legt namelijk zo'n 200 eitjes in de vochtige potgrond van kamerplanten. Na 2 tot 3 dagen heeft het eitje zich ontwikkeld tot een larve die zich tegoed doet aan de wortels.Beschadigde wortels kunnen erg makkelijk worden aangetast door schadelijk schimmels en bacteriën waardoor de plant nog verder verzwakt, of dood gaat, zoals bij mij het geval was. De larve verpoppen zich na 3 tot 5 weken. Dit hangt af van de temperatuur. Na 3 tot 4 dagen komt hieruit de volwassen mug. De volwassen mugjes leven slechts 2 dagen. Lang genoeg om weer voor nageslacht te zorgen. 

Penseelkever
Soms hoef je niet eens op pad te gaan om een mooie soort te vinden. Deze prachtige PENSEELKEVER (Trichius fasciatus) vond ik gewoon op mijn balkon. Uit de nabijgelegen eik gevallen waarschijnlijk.
De Penseelkever is een kever uit de familie bladsprietkevers. De meeste Bladsprietkevers zijn herkenbaar aan een rond, bol lichaam, korte tasters en grote, soms glanzende dekschilden, vaak met lengtegroeven en een enkele keer met beharing, zoals deze Penseelkever.
Enkele andere bekende bladsprietkevers zijn de mestkevers en de mei-, juni- en julikevers. Bladsprietkevers hebben platte, waaiervormige uiteinden aan de tasters. Hiermee sporen mannetjes en vrouwtjes elkaar op om te kunnen paren.
Penseelkevers zijn ongeveer 9–12 mm groot en hebben, zoals je ziet, een felle wollige beharing. Hier danken ze hun naam aan. Door deze beharing draagt hij bij aan de bestuiving van bloemen, tussen de haartjes blijven gemakkelijk stuifmeelkorrels zitten, en die worden dan weer mooi meegenomen naar een volgende bloem… De dekschilden zijn geel met in het midden drie onderbroken, zwarte dwarsstrepen. Door de kleur en tekening lijkt deze soort op een bij of wesp. In het Engels spreekt men dan ook van “Bee beetle” (bijenkever).
In combinatie met de beharing wordt menig vijand op het verkeerde been gezet door deze vorm van mimicry. De beharing heeft ook de overdracht van stuifmeel tot gevolg, waardoor deze kever een rol speelt in de bestuiving van bloemen.
De penseelkever komt voor op open bosplekken in bergachtige streken, maar ook in Oost- en Zuid-Nederland en België in lager gelegen gebieden. Plaatselijk is de soort niet zeldzaam.Hij eet de zachtere delen van planten, bij voorkeur vooral de witte bloemen van schermbloemigen, maar ook andere planten, zoals els, meidoorn, margriet en liguster worden gegeten. De larve leeft in en van rottend hout en is tweejarig; de volwassen kever is van juni tot augustus te zien.
Junikever
Een soort die ik nu in juli ook regelmatig op mijn balkon aantref, is de JUNIKEVER (Amphimallon solstitiale). Deze kever dankt zijn naam aan het feit dat hij voor het eerst wordt waargenomen in juni. Andere kevers die hun naam aan de maand van verschijnen te danken hebben zijn de Meikever en de Julikever.
Meestal tref je ze liggend op hun rug aan. Niets verontrustends trouwens. Waarom dat zo is kun je nog eens nalezen in Allemaal beestjes #3
Roodbaardroofvlieg

Roofvliegen kunnen ineens voor je neus op tafel of op de krant plaatsnemen, om even plotseling en bliksemsnel weer te vertrekken. Dan hebben ze waarschijnlijk een prooi ontdekt. Ze zitten vaak op de uitkijk, rondspiedend naar prooi. Soms zelfs op mensen. Ze hebben uiteraard grote, scherpziende ogen die elkaar overigens nooit raken. Iets wat bij andere vliegen wel het geval is.

Roodbaardroofvlieg met prooi

Ze vangen met hun poten insecten in de vlucht. Die prooien bestaan vaak uit andere vliegen, wespjes, vlinders, kevers, sprinkhanen en zelfs libellen. De borstelige haren op de poten zorgen voor een goede grip. Bij toeval kon ik op mijn balkon een foto maken van een Roodbaardroofvlieg. Een grote bruine soort met zwarte pootborstels en een grote middenknobbel. De baard is meestal rossig, maar dat is hier niet te zien. Afgaande op de afgeschuinde legboor, ga ik er van uit dat dit een vrouwtje is.
Het toeval wil dat ze net een oeverlibel uit de lucht had geplukt. Ze bleef hardnekkig haar prooi vasthouden toen ik haar optilde en op een blaadje legde. Zo kon ik deze foto maken.

In Nederland zijn 40 soorten bekend, met een grootte variërend van 5 tot 30 mm. Een behoorlijk aantal hiervan is zeldzaam tot zeer zeldzaam of zelfs verdwenen. Al eerder heb ik iets over roofvliegen verteld. In "Allemaal beestjes #12" kun je bijvoorbeeld iets lezen over de Gewone roofvlieg en de Ringpootvlieg.

Bosrandroofvlieg

 Ik ga er van uit dat ik op mijn balkon onlangs ook bezoek kreeg van een BOSRANDROOFVLIEG (Neoitamus cyanurus). Vroeger Eikenroofvlieg genoemd. Het is een algemeen voorkomende soort. Haar habitat is het loofbos, tuinen en struikgewas op een droge tot iets vochtige bodem. Maar ook in de stad kun je ze dus aantreffen.Enkele kenmerken van deze vlieg zijn: alleen het tweede pootgedeelte is gelig bruin gekleurd. De andere delen van de pootjes zijn zwart. De vlieg heeft een zwarte lengtestreep op het borststuk. Maar daarnaast heeft ze, zoals je kunt zien, nog een zwarte tekening aan beide zijden van die lijn. Tenslotte zijn alleen de eerste vijf segmenten van het achterlijf bruin bestoven en de overige zwart. Ze heeft (tenminste bij een goede lichtinval) groenige ogen.

Schorsmarpissa
Wat ik ook regelmatig op mijn balkon aantref is dit spinnetje. Het is goed gecamoufleerd en is amper 1 cm groot. Het is dan ook moeilijk om te fotograferen, maar oh zo leuk om het steeds weg te zien springen. Springen ja....... De SCHORSMARPISSA (Marpissa muscosa) is namelijk een in Nederland algemeen voorkomende spin, behorend tot de springspinnen. In Nederland staan zo'n 25 soorten geregistreerd. De Schorsmarpissa is de grootste in zijn soort. Deze soort lijkt wel helemaal ontworpen te zijn om op boomschors te leven. Dat doet ze dan ook, al vind je haar toch ook regelmatig in de omgeving van huizen op muren en hekken, soms ook binnenshuis. De schorsmarpissa loopt met het grootste gemak verticaal tegen een glad oppervlak als bijvoorbeeld een raam. Toch is ze het best in haar element als ze goed gecamoufleerd op boomschors zit. Daar kan ze bij gevaar snel tussen een groef of onder een stuk los zittende schors vluchten.
Ze hebben een redelijk plat en langwerpig behaard lichaam met korte stevige poten. De voorpoten zijn verdikt. De kleur varieert van grijsbruin tot donkerbruin. Een ideale kleur om nagenoeg onzichtbaar te zijn op boomschors. Ze houden zich bij voorkeur op op zonnige verticale vlakken zoals bomen of palen op, mits er tenminste een plekje in de buurt is waar ze bij onraad snel in kunnen wegkruipen. De prooi wordt beslopen en dan onverhoeds besprongen. Voordat ze een sprong waagt, spant ze eerst een veiligheidsdraad, voor het geval ze uit de koers raakt. De sprong is meestal zeer goed berekend, zodat de prooi weinig kans maakt.
Zoals alle springspinnen heeft ook de schorsmarpissa een buitengewoon goed ontwikkeld gezichtsvermogen. Van de acht spinnenogen zijn er twee (de voormiddenogen), veel groter dan de andere. De achterzijogen staan ver naar achteren. Hier helaas niet te zien.

donderdag 24 juni 2021

Bermbeheer

Natuurbeheer is méér dan beheer van (geïsoleerde) natuurreservaten. We staan er niet bij stil, maar wegbermen vormen een groot oppervlak in Nederland: 1,24%  (52.000 ha.) van het totale Nederlandse landoppervlak wordt ingenomen door wegbermen. Dit betekent dat één derde van de "vrije natuur" berm is. Deze wegbermen nemen een belangrijke plaats in; ze vormen vaak de laatste wijkplaats voor bepaalde dieren en planten.

Lange tijd betekende "bermbeheer", beheren als een gazon door het steeds maar weer te maaien, of te klepelen: alles wat hoog opgroeide werd (wordt???) met klepelmaaiers ahw. kapotgeslagen en verhakseld. Het vermorzelde materiaal liet (laat???) men liggen.Dit leidt niet tot verschraling van de grond, maar tot vermesting waardoor planten zoals grassen, woekeraars als brandnetel en kleefkruid alle kansen krijgen en de lagere kruidige planten het onderspit delven.Dit soort "beheer" gaat niet alleen ten koste van onze flora, maar is helaas ook inclusief het dieren- en insectenleven.
In verstedelijkte gebieden en op plaatsen waar akkerland intensief bewerkt wordt, is vrije ruimte weliswaar beperkt, maar bij een goed beheer, kun je de kilometerslange wegbermen wel tot  "de groene bloedvaten van ons land" maken; goed bermbeheer zorgt namelijk ook voor een verbinding tussen natuurgebieden.

berm langs de A2 tussen Nederweert en Kelpen

Al in de jaren 70 en 80 ontstonden nieuwe inzichten in bermbeheer. Hoogleraar vegetatiekunde Piet Zonderwijk gaf in zijn boek "de Bonte berm" (1979) de aanzet tot een nieuwe vorm van bermbeheer: "Maai wegbermen slechts één of twee keer per jaar en voer vooral het maaisel af. Door het verwijderen van dit maaisel (organisch voedsel), wordt de bodem armer, zodat woekeraars als bijvoorbeeld brandnetel en braam en de snel groeiende grassen, minder kans maken en er ruimte kan ontstaan voor een andere en vooral gevarieerdere en bontere begroeiing.".

 Men wilde dus dat de natuur zoveel mogelijk kans zou krijgen zich te ontwikkelen. In 1984 ging het zgn. "Bermbesluit" van kracht. Bij goed ecologisch bermbeheer wordt o.a. het aantal maaibeurten beperkt: de eerste maaibeurt na 15 juni, de tweede na 15 september. Het maaisel dient binnen 10 dagen afgevoerd te zijn. Door het snel afvoeren, wordt de bodem schraler en zal de soortenrijkdom toenemen. Bij het maaien mogen de wortels niet beschadigen en er mogen geen herbiciden worden gebruikt. 

Naarmate een wegberm soorten- en bloemrijker wordt, neemt ook de betekenis voor de fauna toe. Bloeiende planten trekken namelijk insecten aan, zoals vlinders en hommels. In soortenrijk grasland komen ook allerlei andere dieren voor zoals spinnen, sprinkhanen, graafwespen, mieren enz. Een rijk insectenleven trekt dan weer andere dieren aan zoals vogels en amfibieën. De wegberm is zo ook van belang voor evenwicht in het ecosysteem. Helaas is er een verschil tussen "weet hebben van" en het goed uitvoeren!!!!! Hoewel het m.i. de goede kant op gaat, zie ik nog te vaak dat er van goed bermbeheer nog steeds geen sprake is. In de nieuwsbrief van Naturetoday staat over maaibeheer een interessant artikel dat je zeker eens moet lezen.Als je HIER op klikt kom je daar op terecht. Kortgezegd komt het op het volgende neer: "Langs onze infrastructuur is begrazing meestal niet mogelijk. Maaibeheer vervangt hier dus eigenlijk de begrazing. Met maaien zelf als maatregel is niks mis. Er spelen echter twee factoren die cruciaal zijn: de timing van het maaien en de schaal waarop gemaaid wordt. Voor instandhouding van de flora is meestal een tikkeltje ander beheer nodig dan voor fauna. De oplossing zit in verweving: gefaseerd maaibeheer. Bij iedere maaibeurt blijft dus een gedeelte ongemaaid. Dat deel kan dan het volgend jaar natuurlijk wel weer worden mee gemaaid. Dan blijft een ander stuk staan. De uitdaging waar we voor staan is dus dat we met meer aandacht voor de insectenfauna beheren en dat verweven met beheer voor planten. ".

Dat ook spoorbermen rijk zijn aan flora en fauna, is een gegeven dat bij biologen natuurlijk al langer bekend is, maar gelukkig worden ook steeds meer beleidsmakers van rijk en provincies zich bewust van die enorme rijkdom langs het spoor! Het is goed dat intussen iedereen weet welke rijkdom er langs het spoor groeit, maar nog beter is het dat men weet, hoe we die moeten behouden! De Schaapsdijk op Boshoven is daar een mooi voorbeeld van. Meer hierover weten? Daar kun je HIER meer over lezen.......  

Schaapsdijk

dinsdag 8 juni 2021

Gewone dotterbloem

De Gewone dotterbloem (Cáltha palústris) is ook bekend als "Moerasgoudsbloem" en "Koningskop" (Engels: Kingscup). De naam Goudsbloem vind ik persoonlijk nogal verwarrend, aangezien er ook een echte Goudsbloem is, maar dat terzijde. Het is een kleine tot middelgrote overblijvende kruidachtige plant van de Ranonkel- of boterbloemenfamilie. Net zoals de boterbloem, zijn de bladeren en knoppen van de dotterbloem giftig. Je vindt ze in zonnige tot halfbeschaduwde moerassen, vennen , langs beekjes, sloten en in broekbossen. In een natte omgeving dus. Het is geen probleem als ze met de voeten in het water staan. Je treft ze daarom dan ook aan in het rivierengebied en in de laagveengebieden. In de rest van Nederland schijnt de Gewone dotterbloem zeldzaam tot zeer zeldzaam te zijn.  De foto’s die je in deze post ziet heb ik genomen in de Roukespeel in Swartbroek, in het Wijffelterbroek in Altweerterheide en in het Weerterbos.Aan het hele uiterlijk, of habitus, van de plant zie je al meteen dat ze wel op boterbloemen lijkt maar er toch ook wel weer behoorlijk van afwijkt.

De bloem ontleent zijn naam aan het Duitse "Dotter" en het verwante oude Middelnederlandse "doder" (dodre). Dit betekent "dooier", daarmee verwijzend naar zijn gele kleur. De naam "Goudsbloem" daarentegen verwijst niet zozeer naar de kleur van de bloem, maar naar het gebruik ervan in de middeleeuwse kerken met Pasen als eerbetoon aan de Maagd Maria,zoals in "Maria-goud". De Engelsen noemen haar "Marsh marigold bloom".
Zoals gebruikelijk bij de boterbloemfamilie staan er meestal veel meeldraden rondom de vruchtbeginsels. De soort bloeit tussen april en augustus. Afhankelijk van het weer en de standplaats, kun je ze echter ook al aantreffen medio maart. Omdat de bloemen zowel nectar als grote hoeveelheden stuifmeel produceren,is het een dankbare plant voor vroege insectenbezoekers. Ze worden meestal bestoven door zweefvliegen.
De bladeren zijn over het algemeen hart- of niervormig. Er zijn vier tot negen (meestal vijf) bloembladachtige, felgekleurde- dooiergele- en eivormige kelkbladeren. Na de bloei vallen de typische, een beetje peulvormige kokervruchten op. Ze hebben wel iets weg van een soort kroontje op een stengel. Zou dat de verklaring zijn voor de naam "koningskop"???? De rijpe zaden blijven drijven, waardoor de plant zich gemakkelijk langs de oevers van beken en sloten verspreidt.
Speenkruid

De dotterbloem wordt nogal eens verwisseld met een andere ranonkelachtige, namelijk het Speenkruid. In de post van april 2013 over het Speenkruid, heb ik hier ook al op gewezen. De Dotterbloem tref je, zoals ik al zei,  meestal aan in een natte omgeving, terwijl dat bij het speenkruid meestal niet het geval is. De meest opvallende verschillen zijn echter het aantal bloemblaadjes en de vorm ervan. Het speenkruid heeft meer bloemblaadjes en ze zijn puntiger van vorm dan die bij de Gewone dotterbloem. Ze zijn ook kleiner. Ook de bloeitijd is anders; speenkruid laat zich als eerste zien. Meestal al in begin maart, maar in zachte winters kun je ze zelfs al in februari aantreffen.

woensdag 12 mei 2021

Waterdrieblad

In het ondiepe water aan de rand van de kleine vijver achter basisschool “Aan de bron”, staat momenteel een plant in bloei die ik niet eerder ben tegen gekomen. Het is het Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata). Het zijn echte planten voor de natte oever; ze groeien goed in tot 15 cm diep water.
Het is de rijk bloeiende piramidevormige bloemtros die de plant zo opvallend maakt. Je kunt ze bloeiend aantreffen in april en mei. Een echte lentebloem dus, hoewel er een enkele keer nog een tweede bloei in oktober komt.

Het is een moerasplant, die officieel op de Nederlandse Rode Lijst van planten staat, maar sinds 2017 niet meer wettelijk beschermd is. Over het algemeen kun je deze inheemse soort vinden in laagveengebieden. Je vindt ze daar in moerassen, venige weidegebieden, verlandende vennen en poelen en sloten in venige terreinen. Als je ze elders aantreft, is dat meestal door toedoen van vijverliefhebbers. Het is namelijk een ideale waterplant voor een vijver en de gekweekte soort is te koop bij tuiniersbedrijven en speciaalzaken. Waarschijnlijk zijn ze hier dan ook in het vijvertje gedumpt door iemand die ze kwijt wilde.

 De wortelstok kan tot ongeveer 1,20meter lang worden en kruipt over de bodem. Hij krijgt tot 30 cm hoge bloeiende scheuten. Aan het einde van de wortelstok zitten de bladeren altijd in drietallen, vandaar de naam drieblad. Het Latijnse “trifoliata” betekent ook met drie blaadjes.

 Als volksnamen komen voor: waterklaver, beverklaver, drieblad, klaverblad, galkruid, maandbloem, wondklaver en schijtbladeren. Vanwege de 3 blaadjes wordt de link gelegd naar de klaver, maar daar heeft deze plant dus niks mee te maken. Het is namelijk een plant die behoort tot de watergentiaanfamilie.     De naam schijtbladeren is niet onlogisch, want het blad werd vroeger ook o.a. gebruikt als laxeermiddel.

De bloemknoppen zijn roze/rood maar de geopende bloem is wit en heeft een doorsnede van circa 1,5 cm. Opvallend zijn de vijf kroonblaadjes met slippen, die bezet zijn met franjeachtige beharing. Het waterdrieblad draagt een bolvormige doosvrucht. Hierin zitten de boonvormige vruchten. De Engelsen zeggen er “Bogbean”tegen. Dit betekent "moerasboon". De zware zaden zijn glanzend oranjebruin en blijven op het water drijven, zodat ze zich kunnen verspreiden.

zaterdag 3 april 2021

Taurossen op de Weerter Kempen


Vorige week schreef ik een post over de problemen die er zijn/waren met de taurossen op de Kettingdijk, Er is daar namelijk een structureel tekort aan voedsel (dus niet alleen in de winter), met alle nare gevolgen van dien. Niet alleen zijn er enkele dieren gestorven, maar ook is er in mijn ogen een probleem met de biodiversiteit door overbegrazing.Planten krijgen niet de kans om te groeien en te bloeien, want alles wordt meteen opgevreten.

Weerter Kempen gezien vanaf de Lozerweg aan het kanaal

Op de Weerter Kempen (de zgn. Q-percelen) kun je niet anders concluderen. Ook daar is een tekort aan voedsel zodat bijvoeren noodzakelijk is, maar de situatie is daar op het eerste oog wat rooskleuriger. Dit vanwege het kleiner aantal runderen dat daar loopt. Desalniettemin zijn er een paar weken geleden ook een aantal dieren weggehaald. Bij mijn vorig bezoek op 22 februari liepen er namelijk nog enkele "oude" Maremmana's en die waren op 24 maart weg.

Foto genomen op 24 maart vanaf het bospad ten noorden van de Kettingdijk

Ook hier is weinig eetbaars te vinden voor de Maremmana's

Het is zoeken naar wat eetbaars, toch zien ze er nog goed uit.
De runderen die op de Weerter Kempen en het stukje Kettingdijk lopen, zijn dus van het ras Maremmana primitivo. Ik heb er meerdere posts over geschreven. Dit ras is namelijk al sinds november 2012 te vinden op percelen van Kempen~Broek. Het is een rustig ras dat weinig problemen veroorzaakt en een goed wijkgedrag vertoont. Wat niet wil zeggen dat ze "aaibaar" zijn. Dus regel één: houd je aan de geadviseerde afstand, zeker als er jonge kalfjes bij zijn.  De kleur van de vacht varieert van licht- tot donkergrijs. De stier is zwart van kleur. Meer over dit ras kun je lezen op de post: Maremmana runderen.
Een uit Italië geïmporteerde Maremmana is herkenbaar aan het oranje label
 In december 2014 heeft men nog eens 3 raszuivere koeien en 1 stier vanuit Italië (Toscane en Lazio) laten overkomen. Dat kun je HIER nog eens nalezen. Dat zijn de runderen die nu met hun nakomelingen op de Weerter Kempen en ook op de Loozerheide lopen .
  Die oude runderen zijn herkenbaar aan het oranje oorlabel. Dat label zie je ook bij die runderen op de post Maremmana runderen. De koeien die hier in Nederland geboren zijn, hebben een geel label. Deze foto's van die oude koeien heb ik genomen op 22 februari. Op de bovenste 4 foto's, die ik op 24 maart  heb genomen, zul je die koeien niet meer zien. In juli 2019 heeft men rond Kettingdijk enkele veeroosters geplaatst. Zodoende kunnen de dieren die op de Weerter Kempen grazen, ook terecht op een perceel van de Kettingdijk en van daaruit kunnen ze naar de bosaanplant tussen Kempenweg en de boerderij. Daar wordt echter voor zover ik dat kan nagaan niet vaak gebruik van gemaakt. Het zijn nou eenmaal geen bosdieren. Met de andere runderen die op de Kettingdijk lopen, is geen contact mogelijk vanwege een afrastering. De kuddes houdt men strikt gescheiden. Waarschijnlijk wil men het ras Maremmana raszuiver houden.
Ook op de Weerter Kempen is te zien dat de dieren vermagerd zijn, maar dat het t.o.v. de dieren aan de Kettingdijk best mee valt. De koe met haar dikke buik (2e van links) is overigens drachtig. Zoals je ziet zijn het de oude koeien die bepalen wie er bij het hooi kan. De jonge stier links op de foto zal dus nog even geduld moeten hebben en dat geldt ook voor een  jonger dier, dat pogingen deed om ook bij het hooi te komen, maar dat was ook geen succes. Het viel me verder op dat het veel voorkomend pitrus dat je op de achtergrond ziet, door de koeien met rust  wordt gelaten. Niet zo lekker blijkbaar. Bij schapen zou dat wel anders zijn geweest, want die vreten eigenlijk alles wat ze voor de voeten komt.
De jonge stier moet nog even geduld hebben voor hij bij het hooi kan

Ook het kalf wordt steeds weggejaagd en moet afwachten tot de koeien verzadigd zijn en vertrekken
Nog even wachten dus voor ze aan de beurt is.

Blogarchief