Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht grote peel. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht grote peel. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

dinsdag 5 april 2016

Lentekriebels

Voorjaar maakt blij en de lentekriebels gieren bij mens en dier door het lijf. Blijkbaar heeft zonlicht een erg grote impact op ons mensen en in de natuur. Wij worden alerter en actiever en de dieren zijn druk bezig met te zorgen voor nageslacht.

Meerbaansblaak
De Groote Peel verveelt nooit en het is altijd weer een genoegen om er naar toe te gaan en nieuwe dingen te ontdekken. Er was voor mij zoveel te zien, dat ik niet verder gekomen ben dan een wandeling om het Meerbaansblaak. Dat is de grote plas die vlak bij het Bezoekerscentrum "Mijl op Zeven" ligt. Tegenwoordig wordt dat trouwens "Buitencentrum De Pelen" genoemd.

Al kan het terrein erg drassig zijn, de vele paden (o.a. de voormalige peelbanen waarover de turf werd afgevoerd) en de knuppelbruggetjes maken het gebied goed toegankelijk. Zelfs voor rolstoelers is het pad rondom het Meerbaansblaak toegankelijk. Een groot deel van de Peel is trouwens van 15 maart tot en met 15 juli niet toegankelijk vanwege het broedseizoen, maar er zijn nog genoeg mooie plekjes voor de bezoekers.

Ook dit winterkoninkje had momenteel duidelijk last van de lentekriebels. Hij was druk bezig met de bouw van een nestje onder de veel bezochte vlonder bij het Meerbaansblaak. Echt schuw was hij dus niet.
Met amper 10 cm is het winterkoninkje het een na kleinste vogeltje in ons land. Omdat hij zo klein en licht is, wordt hij in de volksmond ook wel 'klein Jantje' genoemd. Het is een vrij algemene vogelsoort in ons land, maar omdat hij zo klein is en zich voornamelijk op houdt in het lage struikgewas, krijg je hem zelden goed te zien.
De beestjes zijn super beweeglijk en blijven zelden lang stil zitten, zodat ik er normaal gesproken met mijn cameraatje geen foto van kan maken. Geduld is echter een schone zaak. Het viel mij na namelijk na enige tijd op dat ie steeds vanaf een zelfde takje richting nest vloog. Dat maakte het voor mij wat gemakkelijker om er een foto van te maken.

Hoewel de paartijd van de heikikker nagenoeg voorbij is, was hier en daar nog het karakteristieke “woep-woep”geluid te horen. Een teken dat ze nog actief waren. Afgaande op dat geluid heb ik nog een enkel exemplaar weten te vinden.
Het unieke aan deze kikker is dat tijdens de paartijd het mannetje blauw wordt. De felheid van de kleur kan nogal variëren, want dat is afhankelijk van de temperatuur. Hoe blauwer de kikker wordt, hoe aantrekkelijker het vrouwtje hem vindt. Deze baltskleur is echter maar korte tijd te bewonderen. Na een tijdje verdwijnt de blauwe tint weer en nemen de mannen hun vertrouwde, bruine kleur weer aan.
In Nederland wordt de heikikker beschouwd als een kwetsbare soort en staat hij op de rode lijst. Hij komt voor in vochtige heidegebieden, waar veenvorming plaatsvindt en in hoog- en laagveengebieden.

Het zonnetje liet zich steeds nadrukkelijker zien en midden op een pad trof ik deze gewone of bruine padden aan. Het veel kleinere mannetje hield het vrouwtje stevig vast in de paargreep (amplexus). Beiden reageerden niet op mij en het leek wel of ze in een soort trance verkeerden. Wel prettig als je ze eens goed wil bekijken.

Het gehele lichaam is bedekt met wratachtige structuren; de slijmklieren. Deze "wratten" zijn vooral op de flanken erg talrijk, die op de rug zijn het grootst en het duidelijkst te zien. Bij sommige exemplaren zijn de wratten rood van kleur zodat ze duidelijk afsteken. Ik vond de huid opvallend glanzend. De structuur van de huid is normaal zeer ruw en droog, maar in de paartijd schijnt die gladder te worden.

Padden leven op het land en zijn alleen in het water te vinden als de eitjes gelegd worden. Als een vrouwtje op weg is naar het water, bespringt een mannetje haar en omklemt haar stevig. Om zijn greep op het vrouwtje vol te houden, beschikt het mannetje over enkele speciale aanpassingen. Zo zijn zijn voorpoten stevig gespierd en heeft hij aan de duimen van zijn voorpoten speciale wrattige kussentjes, waarmee ze meer grip hebben op de gladde huid van het vrouwtje. Die omklemming kan soms wel enkele dagen duren. Het is vrijwel onmogelijk hem van het vrouwtje te scheiden zonder één van beiden te schaden.

Als het vrouwtje na een wandeling het water bereikt en eitjes afzet, bevrucht het mannetje deze met zijn sperma. Zolang hij zich aan het vrouwtje vasthoudt, is het vrijwel onmogelijk voor een ander mannetje om de eitjes te bevruchten. Als het mannetje na enige tijd weer los laat, is het meteen over en uit met de liefde en gaat ieder zijns weegs.

De gewone pad wordt in uiteenlopende habitats gevonden en is zelfs aangepast op drogere plaatsen. Omdat ze een grotendeels verborgen levenswijze leven, kom je ze overdag niet veel tegen. Alleen in de paartijd komen ze te voorschijn, omdat ze water nodig hebben voor de voortplanting. De dril moet namelijk in het water worden gelegd, omdat de eieren op het land snel zouden uitdrogen. Meestal is het het waterpartijtje waar ze zelf ter wereld kwamen en daar moeten soms grote afstanden voor af worden gelegd.
Het vrouwtje wordt groter dan het mannetje (13 à 14 cm), maar is daardoor ook plomper en langzamer. Zeker als ze op weg is naar het water en een mannetje op haar rug moet meezeulen. Padden springen trouwens niet zoals een kikker, maar lopen.

Ik wilde haar wel eens zien lopen, maar moest meerdere zetjes geven, voordat ze besloot op "pad" te gaan.
Na een metertje hield ze het weer voor gezien, maar dat was voor mij voldoende. Daarna heb ik ze maar met rust gelaten.

zaterdag 26 september 2015

Kruispeel en Eigen Erf

In mijn vorige post schreef ik al over de nieuwe plannen die er voor de CZW aan de Lozerweg  ("het Blauwe Meertje") klaar liggen en de onrust die dat teweeg brengt bij de natuurverenigingen.

Afgelopen donderdag, 24 september 1915, las ik in Dagblad de Limburger dat de wethouder van ruimtelijke zaken  in Weert een poging gaat doen de natuurverenigingen en ontgronder Kuypers van de CZW op één lijn te laten komen. De krant heeft het over een verschil van mening omtrent het al dan niet aanpassen van het bestemmings- plan en de afstand die minstens moet worden aangehouden tot de Kruispeel.
Als men niet tot overeenstemming komt en de plannen dreigen door te gaan, zullen de natuurverenigingen dat ongetwijfeld juridisch aanvechten, dus het eind is nog niet in zicht.


Panorama van de Kruispeel vanaf het uitkijkpunt aan de Zuid-Willemsvaart
Oorspronkelijk was de Kruispeel, evenals de Kalverpeel/ SpekkeWijffelterbroek en de Kettingdijk, een laaggelegen doorstroommoeras in Altweerterheide, dat enkel gevoed werd door kwel en regenwater.
De Kruispeel is ruwweg het gebied tussen de Zuid-Willemsvaart, Heihuisweg, Diesterbaan, Vetpeelweg.
Het hoogveen in de Kruispeel is door turfwinning (tot eind 19e eeuw) volledig verdwenen en het laagveen grotendeels.

Kruisbergen tussen Herenvennenweg - Heihuisweg
Kruisbergen tussen Herenvennenweg en Heihuisweg
De Kruispeel is genoemd naar de nabijgelegen Kruisbergen. Deze zandrug loopt ten zuidwesten van de voormalige zandverstuiving Lichtenberg tot aan de Heihuisweg, dus ongeveer het gebied tussen Voorhoeveweg en Kruispeelweg. Ook "Resort de IJzeren man" (de camping)  ligt in de Kruisbergen.

In een dennenbos langs de Herenvennenweg tot aan de Heihuisweg  hadden de "Pruuse begiêne" (zusters Ursulinen ) uit de stad hun buitengoed. Deze zusters uit Dorsten (Westfalen) hadden zich in 1876 in Weert gevestigd, omdat ze vanwege de zogenaamde "Kulturkampf" in Duitsland moesten uitwijken.

Kloosterorde der Ursulinen  in Weert in 1937
De Kulturkampf was de strijd die de overheid van het pas opgerichte Duitse Keizerrijk onder leiding van rijkskanselier Otto von Bismarck van 1872 tot 1879 voerde tegen de invloed van de Katholieke Kerk. Weerspannige priesters en bisschoppen werden gevangen genomen, of het land uitgezet. In juli 1872 werden de Jezuïeten uit Pruisen verbannen. Later werden de andere kloosterordes opgeheven (waaronder dus ook de Ursulinen) en eveneens het land uitgezet.

In Weert werden ze met open armen ontvangen, want ondanks de inspanningen van de Birgittinessen, bleek, dat een aanzienlijk deel van de meisjes nog geen onderwijs kreeg. Er waren te weinig zusters met onderwijsbevoegdheid. Daarom nodigde deken Boermans de zusters uit naar Weert te komen, om hier onderwijs te geven.

Poort die toegang geeft tot het voormalige buitengoed
Deze zusters wijdden zich niet alleen aan het onderwijs aan meisjes, maar ook aan parochiewerk en catechese. Tot 1956 hadden ze een buitenverblijf nabij de Maarheezerhuttendijk, maar ze moesten dat afstaan als oefenterrein voor militairen. Door bemiddeling van burgemeester van Grunsven kon een nieuw verblijf aangekocht worden aan de Kruisberg.
Ongeveer in het midden van het bos stonden verschillende gebouwtjes met centraal gelegen een soort “Calvarieberg”; een heuvel met daarop een groot houten kruis.

Restanten van het buitengoed der Zusters Ursulinen
Laatste restanten van een gebouwtje.
Door de toenemende vergrijzing en het niet meer aanwezig zijn van pensionaires, werd het nog maar weinig gebruikt en deed men het van de hand in 1986. Zo hier en daar vind je nog restanten uit die periode.

Op deze kaart van 1901 zie je de recht gegraven beek in het Kruispeelgebied
Op deze militaire kaart is te zien dat er al in 1901 een recht gegraven beek vanaf de Zuid-Willemsvaart tot aan de Diesterbaan was aangelegd. In die jaren was er echter nog geen sprake van afwatering vanwege ontginning van de Kruispeel. Die ontginning begon namelijk pas in 1920.

Ook op onderstaande kaart van 1892 zie je de gegraven bovenloop van de Tungelroyse beek. De beek die door de Kruispeel stroomt is dus toentertijd niet gegraven voor de afwatering vanwege ontginningen door Eigen Erf, zoals wel eens beweerd wordt. Waarom dan wel, zo kun je je afvragen? De reden daarvan ligt aan de andere kant van het kanaal. Dat was echter niet vanwege de zinkfabriek, want die startte in 1892.  Nee, dat was vanwege een vloeiweidencomplex ten zuiden van Hamont en de vloeiweiden op de Belgische Lozerheide.  Het water dat vrij kwam na de bevloeiing moest afgevoerd worden en dat kon door de  "Tungelroyse beek" in de Kruispeel te graven die verder stroomafwaarts uitmondde in de Kalverpeel en Spikke. Daarvoor moest wel een duiker geplaatst worden onder de Zuid-Willemsvaart. Op een waterschapskaart van 1877 van waterschap Valkenswaard-Oost  is dat gedeelte van de recht gegraven  beek al te zien. In een eerdere blog heb ik daar al iets over geschreven. Je vindt in die post ook de betreffende kaart.

Ook op deze militaire kaart van 1892 zie je de beek al door de Kruispeel lopen.
Toen de Zinkfabriek zich in 1892 in Budel-Dorplein vestigde, kon men wel goed gebruik maken van deze beek. Men had niet alleen het water van het Ringselven nodig in het productieproces, maar moest ook naar een oplossing zoeken voor het lozen van het koel- en afvalwater. Het water lozen in de Zuid-Willemsvaart was geen optie. Daarom koos men voor het moerasgebied aan de overzijde van het kanaal. Via de duiker en de gegraven beek door de Kruispeel kwam het koel- en afvalwater terecht in de Spekkebeek in de doorstroommoerassen Kalverpeel en Spikke,  om uiteindelijk terecht te komen in de Tungelroyse beek. Op de kaart is goed te zien dat die beek dicht bij de Heltenboschbrug ("Bakskesbrug")  begon. Welke gevolgen dit voor de toekomst zou hebben realiseerde men zich toen niet.


Hoewel er al in 1904 een plan van de Heidemaatschappij klaar  lag voor de ontginning van de Kalverpeel en Spekke, is daarmee pas begonnen in 1914. De grond werd gepacht door de NV Hollandia. Toen is ook het laatste stuk beek van de Diesterbaan tot aan de uitmonding van de Tungelroyse beek gegraven. Dit gebeurde onder meer door de Spekkebeek, (vanaf het punt waar die bij de Diesterbaan onder de Weerterbeek door liep tot aan de Wijffelterbroekdijk), te normaliseren en uit te diepen. Tijdens de ontginning van het Wijffelterbroek waren de Spekkebeek en een andere kleine beek (de Rietloop) al vanaf dat punt tot aan de Heltenboschdijk rechtgetrokken, verbreed en uitgediept. Hoewel er oorspronkelijk ook plannen waren om visvijvers in de Spekke aan te leggen, heeft men hier uiteindelijk toch van af gezien (*bron: Kanton Weert, 24 september 1904). De NV. Hollandia had andere plannen met het gebied.

NV Hollandia was een fabriek in Vlaardingen die gecondenseerde melk produceerde. Vanwege de benodigde grote hoeveelheid bietsuiker, had ze grond nodig voor de productie van suikerbieten en ze liet o.a. haar oog vallen op de Kalverpeel in Altweerterheide. De pachtprijs en de nabijheid van de Zuid-Willemsvaart (transport) speelden hierin waarschijnlijk de grootste rol. Het ontginningsgebied in de Kalverpeel wordt daarom "Hollandia" genoemd. Aan de bouwstijl van de boerderijen (Centrum, Peel-, Biet- Beekwoning en Voorhoeve) is deze westelijk Zuid-Hollandse invloed nog merkbaar. Deze bouwstijl behoort tot het hallehuistype. Vooral Centrum verkeert nog zo goed als in originele staat.

Als je de volledige geschiedenis van Ontginning Hollandia wil lezen, moet je op deze link klikken.

Als je het natuurgebied verlaat, begint bij Golfbaan Crossmoor de beek te meanderen.
Door de ontginning van het Wijffelterbroek, de Kalverpeel/Spekke  en de aanleg van de Tungelroyse beek, werd het ook mogelijk de Kruispeel te ontginnen.

In de tijd van voedselschaarste gedurende de Eerste Wereldoorlog kwam de beweging "Eigen Erf" op. De Limburgse afdeling ontstond in 1917 met als zetel Roermond. Boerenleiders en bevorderaars van ontginningen in Limburg waren de leidende krachten. Anders dan elders in Nederland had de organisatie in Limburg eigen statuten. Men kocht, pachtte of nam gronden in erfpacht teneinde deze, eventueel na ontginning of verbetering, op gemakkelijke betalingsvoorwaarden weer door te geven aan land- en tuinbouwers, in het bijzonder voor het kleinbedrijf. In feite was de vereniging een soort grondbank. Men gaf aandelen à f 100,- uit (in 1925 waren er ongeveer 1275 geplaatst en de Centrale Boerenleenbank verleende een crediet van f100.000,-).

In 1920 begon de Provinciale Limburgsche Vereniging “Eigen Erf” met de ontginning van een groot deel van de Kruispeel namelijk 59 ha. Dit was hun eerste aankoop in Limburg.  Afwateringssloten werden aangesloten op de beek en zorgden voor de noodzakelijke afwatering van het gebied.

Het gehele terrein van 210 ha. was voorheen eigendom van J.M.L. (Leo) de Sauvage Vercour, chevalier uit Luik (bron:  Nieuwe Koerier 28/3/1891). Het goed werd beheerd door rentmeester/opzichter Peter Ceresa. Diens vader Franciscus Ceresa (1785-1868) kwam uit een familie van glazenmakers, die oorspronkelijk in Verdabbio (Zwitserland) woonde en zich omstreeks 1810 in Neeritter vestigde. Franciscus trouwde daar voor de derde keer met Anna Elisabeth Linssen uit Neeritter. Hij kreeg in totaal 18 kinderen. Peter is geboren in 1844 en was het 16e kind in het 3e huwelijk.
Ceresa in 1990
Ruïne Ceresa in 2015
Naar deze Peter is de tussen "Les Beaux Champs" en CZW gelegen boerderij "Ceresa" genoemd.  Deze boerderij is door verkoop in eigendom overgegaan aan Eigen Erf en werd daarna bewoond door Frans en Sjaak Ceresa.
De laatste die boerderij Ceresa bewoonde was de familie Tonnaer die uit België kwam. Deze familie kwam oorspronkelijk uit Thorn. Tonnaer is met het boerenwerk gestopt, omdat er geen opvolger was en is in de jaren '70 verhuisd naar Someren. Ceresa werd verkocht aan een zekere Gruythuyzen, die het weer verkocht aan Pierre Wolters (Stienekes Pier) uit Stramproy. Deze was getrouwd met een "hei-jer maegdje"  namelijk Mien Bosch (van Duuër Bosch).  Ze deden daar aan koudegrondtuinbouw, o.a. bonen, spruiten en later ook asperges. Nadien is Ceresa overgenomen door zoon Jan. Enkele jaren geleden heeft er een grondruil plaatsgevonden met de CZW, die daar nu verder kan gaan met haar zandwinning.
Pierre en later ook zoon Jan zijn in Stramproy blijven wonen, zodat de boerderij al die jaren onbewoond is gebleven en verworden is, tot wat je op de foto’s ziet: een ruïne. Het zou toch mooi zijn als het voormalige statige huis behouden zou blijven als herinnering aan het verleden, maar ik vrees het ergste........

Sint Janshoeve, afgebroken

Eigen Erf plaatste bij voorkeur grote gezinnen op de boerderijen: om ze van een kant te steunen en bij het groter worden van de kinderen hadden de ouders ook voldoende goedkope (hulp-) krachten!
Op de 59 ha. in cultuur gebrachte grond van Eigen Erf kwamen slechts twee boerderijen te liggen, namelijk de Sint Janshoeve en de Sint Petrushoeve. De resterende grond was alleen geschikt voor dennencultuur (70 ha.) en de overige 80 ha. moest nog ontgonnen worden.

Op donderdag 5 juli 1923 was de plechtige inzegening van de boerderijen en landerijen (bron: Kanton Weert). Ze werden bewoond door Pier Jacobs (uit Obbicht) en Wullem Peeters (uit Stevensweert).

Later woonden hier Sjeng Rietjens (Dikke Zjeng) die trouwde met To (dochter van Wullem Peeters) en Zjang Jacobs, die trouwde met Lies Halfers (van Wieke Duur van de Voorhoeve).

Sint Jozefhoeve, 1990
In 1939 is aan de Kruispeelweg door Harry Seegers(1890-1992) uit Stevensweert de Sint Jozefhoeve gebouwd. Hij was getrouwd met Marie Mestrom (1899-1985). Hij moest noodgedwongen Stevensweert verlaten en op zoek naar een andere woon- en werkplek, vanwege de aanleg van het Julianakanaal. Zijn zoon Herman (1924-1972), getrouwd met zijn buurmeisje Lies Jacobs, nam de boerderij over toen pa stopte met het boerenwerk en ging genieten van zijn pensioen. Eerst in een woning in het dorp aan de Bocholterweg en toen dat vanwege de ouderdom en lichamelijke klachten niet meer ging in Bejaardenhuis Stramproy. Hij werd liefst 102 jaar oud en werd naast zijn vrouw begraven op het kerkhof van Altweerterheide. Na het overlijden van Herman, die slechts 48 jaar oud werd, werd Cor van den Bogaard de nieuwe eigenaar. Zijn zonen hebben de boerderij verbouwd tot een groepsaccommodatie voor jeugdgroepen, verenigingen, familie- en vriendengroepen. Dit alles terzijde, want de St. Jozefhoeve was privé gebouwd en had dus niets met Eigen Erf te maken.

Sinds 1988 ligt op dit, nog geen 100 jaar geleden ontwikkeld landbouwgebied, Golfbaan "Crossmoor".  De St Jozefhoeve maakt daar geen deel van uit.  "Dankzij" de nieuw geplande activiteiten rondom de CZW , zal het gebied rondom Ceresa straks nog uit één waterplas bestaan en zijn er, als er niet  opgepast wordt, problemen te voorzien voor de waterhuishouding in de Kruispeel.

Na de ontginningen in het oorspronkelijke Kruispeelgebied is uiteindelijk nog slechts zo’n 35 ha. natuurgebied over gebleven. Het is eigendom van Natuurmonumenten en het beheer van de Tungelroyse beek gebeurt door Waterschap Peel en Maasvallei. Hoewel het gebied bij het kanaal wat opener is gemaakt, bestaat het grotendeels nog uit (berken)bos met een ruige onderbegroeiing aan de ene, en aangeplante eiken, berken, dennen en sparren aan de andere kant van de beek.

Vanaf de Lozerweg is de vernatting aan de westkant door afplaggen goed te zien.

Door de lage ligging ten opzichte van de omgeving en het kanaal ontvangt de Kruispeel kwel uit de Hoge Kempen en kanaalkwel van de Zuid-Willemsvaart. Door de geringe ontwatering, moet het gebied oorspronkelijk dan ook een hoge waterstand hebben gehad en kletsnat zijn geweest.
Om het gebied te ontwateren, werden voor de ontginning ervan rond 1920 (ontwaterings)sloten aangelegd en aangesloten op de Tungelroyse beek. Ook de (industriële) grondwaterwinning rond Weert en in Budel-Dorplein (vanaf de jaren ‘50 tot 2003) had een grondwaterdaling van maar liefst 60-100 cm tot gevolg.

Verder zuidelijk zie je in het bos vooral pitrus en pijpenstrootje als bodembedekkers
Door deze activiteiten is de Kruispeel ernstig verdroogd. Het staat dan ook niet voor niks op de lijst van TOPgebieden (een top-lijst van verdrogingsgebieden, wel te verstaan). Op die lijst staan natuurgebieden waar de Provincie tussen 2007 en 2015 met voorrang moet gaan inzetten op natuurherstel. Dat is dus dit jaar!!!!!! Van natuurherstel is hier echter nog niet veel te merken.......

Aan de erg droge oostkant groeien met name eiken, berken en sparren. Je ziet er veel varens.
De verdrogingsproblematiek heeft ook (vooral) grote gevolgen voor veelal zeldzame planten- en diersoorten. Hierover heb ik in de blog over TOPgebieden iets geschreven. Door de voorgenomen plannen bij de CZW, zo is de verwachting, zal de situatie in plaats van te verbeteren, alleen maar verergeren.

Een in 2000 aangelegd ven gezien vanaf de Lozerweg
Rond 2000 is men begonnen met natuurherstel door het afplaggen van een gedeelte, het afdichten van (afwaterings)sloten en slootjes en  venherstel. Twee vennen aan weerszijden van de beek zijn aangepakt. Dit alles met de bedoeling de vennen op te schonen, het water langer vast te houden en het gebied te vernatten . Hetzelfde is al eerder gebeurd met het iets zuidelijker gelegen ca. 10 are grote bosven, dat dichtgeslibd was en nagenoeg droog stond. De maatregelen daar hebben er voor gezorgd dat het waterpeil daar wat hoger is komen te staan.....

De beek door het natuurgebied heeft men recht gegraven over een lengte van ongeveer 1 km .

Een ander groot probleem is dat de bodem en het grond- en oppervlaktewater ernstig vervuild zijn geraakt door de jarenlange lozing van vervuild water (cadmium en zink) door de Zinkfabriek en eutrofiëring door (over)bemesting van de (landbouw)gronden in de naaste omgeving.
De grote sanering van de Tungelroyse beek die in 2012 werd afgesloten, heeft (nog) niet het effect dat men voor ogen heeft. De historische verontreiniging van de bodem en het grondwater in het bovenstroomse gebied (dus ook de Kruispeel) is blijkbaar dusdanig groot, dat ondanks dit miljoenenproject het water toch steeds weer verontreinigd wordt.

Het water kan bezinken in deze slib- zandvang
Om de verspreiding van de verontreiniging vanuit de Kruispeel naar benedenstroomse delen van de beek enigszins te beperken, heeft het Waterschap in 2010 o.a. iets verderop een slib- zandvang aangelegd. Een slib-zandvang is een flinke verbreding van de beek. Hierdoor stroomt het water langzamer en kunnen vervuilde deeltjes naar de bodem zinken. Het schonere water kan vervolgens verder stromen.

Het Bosven is rond 2000 opgeschoond. Het waterpeil stond bij mijn bezoek op 32,10 m.
De verdroging en verontreiniging hebben de Kruispeel tot een kwetsbaar gebied gemaakt. Het is dan ook niet vrij toegankelijk.

Hoewel de beek gesaneerd en heringericht is, is de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater nog steeds niet goed en is van vernatting in het gebied door een (gewenste) peilverhoging van minimaal 50 cm nog absoluut geen sprake. Het is niet alleen van belang het vervuild water in de beek te laten stromen, maar zolang de Zinkfabriek haar afvoerwater met zware metalen via de beek afvoert, is stuwing en/of waterinlaat door de Tungelroyse beek niet mogelijk of in elk geval beperkt. Om die reden heeft men de beek in het gebied over een lengte van 1 km. niet laten meanderen, maar heringericht met een 2 fasenprofiel (te vergelijken met een zomerbed en een winterbed van een rivier). Zo is de af- en doorstroommogelijkheid beter en wordt voorkomen dat water uit de beek in het gebied terecht kan komen.

Het begin van deze beverdam bestaat hier vooral uit riet
Dat is ook de reden dat de activiteit van een bever aldaar niet gewenst is en elke nieuw ontstane dam wordt dan ook consequent verwijderd.

 
Het grootste deel van het "broekbos" aan de westkant (wat het in mijn ogen niet meer is), met vooral zachte berk, heeft een bijna ondoordringbare onderbegroeiing van met name pitrus en pijpenstrootje. Ook de afgedichte slootjes staan droog en zijn dichtgegroeid. Vlak bij het bosven vond ik hier en daar wat plukjes galigaan, drijvend fonteinkruid en haakveenmos. Niet om echt vrolijk van te worden wat je hier ziet.

moerashertshooi
Aan de rand van het afgeplagde en natste gedeelte (aan de kanaalkant) vond ik behalve een ruige rietkraag hier en daar wat galigaan, drijvend fonteinkruid, moerasandoorn en zowaar op enkele plekjes moerashertshooi. Moerashertshooi staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en matig afgenomen. Het is een plant van ondiep water en periodiek droogvallende, matig voedselarme grond.

Een sterk vervuilde afwateringssloot bij landgoed Beauchamps.
Aan de oostkant, tussen landgoed Les Beaux Champs (“D'n  Advekoat”) en de beek vind je aangelegde sloten en slootjes met rabatten en een aanplant van met name eiken, berken, sparren en dennen. Door de aanleg van een regelbare stuw en een vaste overlaat in de Beauchamplossing (parallel lopend met de Lozerweg en bij de duiker uitmondend in de Tungelroyse beek ), heeft Natuurmonumenten al in 1994 geprobeerd het water vast te houden. Dit is echter bij lange na niet voldoende......
De sloot op bovenstaande foto mondt hierin uit. De kleur van het water is veelbetekenend!!!!!

In het gedeelte tussen Beauchamps staan opvallend veel varens (brede stekelvaren) tussen de bomen. Hier is goed te zien hoe droog het gebied is.

De vervallen monumentale woning op het landgoed
Overleg over de aankoop van landgoed Beauchamps en verplaatsing van het Straalbedrijf duurt al vele jaren, maar stilaan komt men tot overeenstemming.

Na een paar bezoekjes aan de Kruispeel is duidelijk geworden dat hier nog veel moet gebeuren. Met name het oplossen van de verontreiniging met cadmium en zink is er een van de lange adem. Nu de al ernstige verdroging van het gebied mogelijk alleen maar zal toenemen door de plannen bij de CZW, ziet het er niet rooskleurig uit.


*************************************** 22 Januari 2016 was voor Grenspark Kempen~Broek een gedenkwaardige dag. Op die dag werd namelijk in bijzijn van o.a. provincie Limburg, de gemeentes Weert en Cranendonck en vertegenwoordigers van Ark Natuur- ontwikkeling, Natuurmonumenten en andere belanghebbenden door Straalbedrijf Cuijpers getekend voor een kavelruil. Eindelijk..................Toch duurde het nog tot april 2018 voordat alles in kannen en kruiken was en men kon beginnen met de werkzaamheden.
Meer weten? Lees dan: "Landgoed de Advocaat" van 25 maart 2020.
***************************************

maandag 9 februari 2015

Moeselpeel #2

In mijn vorige blog heb ik al het nodige verteld over de Moeselpeel. In deze blog laat ik er nog wat meer van zien. Ik ben op de Schans geweest en laat wat foto's zien van beversporen. Ook nog wat foto's van het rietmoeras, zodat je een idee hebt hoe "ruig" dat deel is.

De Moeselschans is tegenwoordig weiland
De vroegere Schans in de Moeselpeel is niet meer als zodanig te herkennen. Dit hoger gelegen deel van de peel is nu in gebruik als weiland met vooral eiken en populieren er omheen. Je kon er voorheen komen via de Moeselschansweg, die begon bij de Maaseikerweg. Tegenwoordig ligt die echter binnen de Ringbaan op de Graswinkel. De Moeselschans is nu bereikbaar via een modderig pad vanaf de Moeselpeelweg.

 

Gebleekte steeg
Via de Gebleekte Steeg kun je gemakkelijk bij de Moeselpeel komen. Meerdere verklaringen voor "gebleekte" zijn mogelijk. Zoals "blinkend" of "schitterend", (vanwege het helderwitte zand op het zandpad in vroeger tijden),of van het Middelnederlandse woord "blec" dat de betekenis heeft van "land dat even boven het water uitkomt". Persoonlijk denk ik echter dat het is afgeleid van het Vroeg-Middelnederlands woord 'blecken' = ontschorsen of hout schillen.
Dit "blecken" gebeurde in mei/juni, als de sapstroom van de eiken in volle gang was.
De schors van armdik hakhout van 12-15 jaar oude eikenbomen werd vroeger namelijk geschild met een blekbijl en vervolgens gedroogd en in een zogenaamde runmolen vermalen om gebruikt te worden in leerlooierijen. Die waren er in vroeger tijden 4 of 5 in Weert, dus er was zeker een markt voor.

De vermalen schors (run) bevat looizuur (tanine), dat werd gebruikt om het leer soepel en houdbaar te maken. De geschilde stammen konden daarna als hakhout gebruikt worden en de stobben liepen dan weer uit. Na 12-15 jaar kon het blecken dan weer herhaald worden. Het is bekend dat de eiken in het Weerterbos hiervoor vroeger werden gebruikt en aangezien er met name in de nabije omgeving van de Schans en de Gebleekte steeg nu nog oude eiken en eikenstoven te vinden zijn, is deze verklaring voor die naam een mogelijkheid.

Rondom de weilanden op de schans is het erg nat en vind je er behalve eiken vooral elzen, wilgen en berken. Er is vanaf de schans naar het rietmoeras geen doorkomen aan vanwege de afwateringsslootjes en verruiging door braam en brandnetel. De foto's spreken voor zich......

De beverdam in de Houtstraatlossing met links de Moeselpeel en rechts de Kievitpeel
In de vorige blog vertelde ik al dat de bever de Moeselpeel ook "gevonden" heeft. Hij is er erg actief en probeert steeds weer een dam in de Houtstraatlossing aan te leggen, die echter ook steeds weer na verloop van tijd verwijderd wordt!!!! Eigenlijk vreemd dat de dam steeds wordt weggehaald, terwijl het beheer uitnodigt tot de komst van dit dier. Blijkbaar spelen er nog andere belangen......

 
Voor de bever is een hoge waterstand in de Houtstraatlossing van belang, omdat zo de ingang naar zijn hol onder water ligt en niet zichtbaar (dus veilig) is. Door de lagere waterstand komt die te voorschijn.

 
Deze bever geeft echter zo te zien (nog) niet op. Vooral de jonge berken, eiken en hazelaars in het ca. 12 ha. grote "Landgoed Knapesbert" moeten er aan geloven. Dit in 2008/2009 aangelegd nieuwe bos is door de eigenaar voor vijftig jaar verhuurd aan Nationaal Groenfonds, dat de huursom kan betalen met geld uit het Bosklimaatfonds. Hoewel besloten is dat de natuur op termijn haar eigen gang kan gaan, zodat een volwassen bos-ecosysteem kan ontstaan, ben ik benieuwd hoe de instanties over deze "natuurarchitect" denken. Ik zou 'm trouwens graag eens willen zien, maar dat gaat me waarschijnlijk niet lukken.

 
Niet alleen jonge boompjes worden geveld, maar ook het grotere werk in de Moeselpeel schuwt hij niet. Afgaande op de (knaag)sporen denk ik dat we hier met een groot volwassen dier te maken hebben.


In mijn vorige blog vertelde ik al dat het bijna onmogelijk is om tot bij het rietmoeras te geraken. Deze foto's laten je ook zien waarom. Op de achtergrond zie je al iets van het rietmoeras.

Er ligt een vlot, dat door rietsnijders wordt gebruikt en mogelijk ook door medewerkers van Staatsbosbeheer en/of 't Waterschap om tot bij de meetpunten te geraken.

Het centrale deel van de Moeselpeel bestaat uit rietmoeras
Hoewel ik er even aan dacht het vlot te gebruiken om wat dichter bij het rietmoeras te komen, heb ik dat toch maar niet gedaan. Ik ben er met enige moeite toch best dicht bij kunnen komen, zodat je ook een idee hebt hoe het er daar uit ziet.

 
Het is wel duidelijk dat als hier niet regelmatig onderhoud wordt gepleegd, dit gedeelte zeker zal dichtgroeien en verlanden. Een voortschrijdende verlanding heeft een negatieve invloed op de toch al matige (grond)waterkwaliteit van de Moeselpeel. In het OGOR meetnet rapport van 2012 was die trouwens nog slecht(vooral een te hoog sulfaat- en chloridegehalte)...... Wat dat betreft gaat het dus de goede kant op.

In de blog "Moeselpeel#3" laat ik je kennismaken met de westkant van de Moeselpeel en vertel of het me vanaf die kant wél gelukt is om tot bij het rietmoeras te geraken.........

Blogarchief