De afgelopen jaren heb ik al heel wat posts geschreven over paddenstoelen. Dit is nummer 34.
Als je een avondvullend programma wil,moet je
HIER op klikken !!! Daar staan ze allemaal bij elkaar.
Als je op zoek bent naar een specifieke soort, dan kun je beter gebruik maken van de zoekfunctie, Die vind je hierboven net onder de inhoudsopgave.
Hoewel het er een maand geleden niet zo veelbelovend uitzag, heeft de vele regen van de afgelopen tijd en de hoge temperatuur daar gelukkig verandering in gebracht.
De afgelopen weken heb ik dan ook al heel wat paddenstoelen gezien. Veel bekende soorten, maar ook een aantal die ik nog niet eerder had gezien.
Het wordt stilaan moeilijk om je een mooie foto van een bijzondere en nog niet vertoonde soort te laten zien en er iets over te vertellen. Een post moet natuurlijk interessant blijven om te lezen, maar ik denk dat dat deze keer weer gelukt is.
In Nederland zijn totaal zo'n 85 soorten mycena’s bekend. Hoewel verwisseling met enkele Franjehoedjes op de loer ligt, is het meestal niet moeilijk een mycena te herkennen.
Ik heb al eens eerder over mycena’s geschreven. Als je
HIER op klikt, kun je dat eventueel nalezen.
Mycena's zijn leuke sierlijke paddenstoeltjes, die altijd klein zijn, dunvlezig en met een dun steeltje. De sporen zijn wit, of in een enkel geval lichtroze. Veel soorten groeien tussen het strooisel in het bos en er zijn ook typische graslandsoorten, maar de meeste zijn “houtbewoners” en groeien zelfs op sparren- en dennenkegels.
Moeilijker is het om ze op naam te brengen. Zo weet ik nagenoeg zeker dat de middelste een Melksteelmycena is, maar bij de andere twee twijfel ik. Ik denk aan de Draadsteelmycena (li) en de Adonismycena (re), maar weet het niet zeker.
|
Oranje dwergmycena |
De Oranje dwergmycena (mycena acicula) is gelukkig wel goed te herkennen. Het is een van de kleinste mycena's. Je vindt ze op takjes, twijgen en strooisel van loofbomen. De soort is niet zeldzaam, maar vanwege de afmeting wordt ie vaak over het hoofd gezien. Het zwammetje valt op door de oranje tot oranjerode kleur van het hoedje met een geel randje en gele steel. Wie hem eenmaal goed bekeken heeft zal deze dwerg onder de paddenstoelen niet gauw vergeten.
|
Oranje dwergmycena |
Het halfbolvormig hoedje is slechts tussen de 2 en 10 mm, de lamellen zijn bleekgeel met wittige lamelsnede en de helder gele steel is 2 tot 4 cm lang en slechts 1 mm dik. Vanwege het formaat viel het niet mee om deze goed in beeld te krijgen, maar al met al denk ik dat dat gelukt is.
|
Blauwplaatstropharia |
Stropharias leven van de afbraak van dood plantaardig materiaal. Meestal is dat hout dat door mensen is versnipperd of tot zaagsel is vermalen. Deze Blauwplaatstropharia (Stropharia rugosoannulata) vond ik op de met houtsnippers bestrooide paadjes in de tuin van het NMC in Weert. De naam spreekt voor zich.
De Stropharia is vermoedelijk afkomstig uit Australië of Nieuw Zeeland en is via scheepstransporten in West Europa, Engeland en het westen van Noord Amerika terecht gekomen, mogelijk met geïmporteerde bast van Eucalyptus. Vanwege de gewoonte van tuinbezitters en veel gemeentelijke plantsoenendiensten om hout te versnipperen, kon de soort zich uitbreiden.
|
Oranjerode stropharia |
De Oranjerode stropharia (Leratiomyces ceres) is pas sinds 1967 bekend in Nederland. De eerste waarneming in West-Europa is afkomstig uit Engeland, waar ze reeds in 1957 opdook. In de tuin van het NMC vind je ze jaarlijks tussen de houtsnippers. Niet duidelijk is of de zwam met de houtsnippers meekomt, of dat het mycelium nog aanwezig is van voorgaande jaren. Het strooien van houtsnippers stimuleert de schimmel in elk geval om vruchtlichamen te vormen.
|
Oranjerode stropharia |
De hoed van de Oranjerode stropharia is aanvankelijk bol, later vlak uitgespreid, tot 6 centimeter in doorsnee, en aan de rand dikwijls voorzien van witte velumresten. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk gebroken wit, om spoedig via bleekgrijs en olijfgroen naar donker grijsbruin te verkleuren.De steel van de paddenstoel is wit, aan de basis vaak rood aangelopen, in jonge toestand bedekt met vezeltjes of schubjes. De aanvankelijk aanwezig broze ring is bij oude exemplaren meestal verdwenen.
|
Knolparasolzwam |
De hoed van de Gewone knolparasolzwam (Chlorophyllum rhacodesis) in de jeugd bolvormig, waardoor de paddenstoel het uiterlijk heeft van een trommelstok. Weldra breekt de bol open en is dan bedekt met regelmatig verspreide, witte tot bruine schubben op een wittige ondergrond.
|
Knolparasolzwam |
Bij deze foto van een nog niet volledig ontwikkeld, exemplaar zien we goed de dikke knolvoet, waarmee het strooisel opzij wordt geduwd en waar hij de naam aan dankt.
|
Knolparasolzwam |
De kruin van de 5–15 cm grote hoed is meestal glad en donkerbruin. De witte lamellen en steel verkleuren roodbruin bij beschadiging. (op de foto goed te zien). De stevige steel van 10–15 cm lang heeft een verschuifbare ring met franje. De Knolparasolzwam komt algemeen voor met als standplaats bossen, parken en tuinen. De soort komt zowel in naaldbossen als gemengde bossen voor op een humeuze, voedselrijke bodem. Deze soort vormt regelmatig heksenkringen of komt voor in rijen.
|
Oorlepelzwam |
De Oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare) is een paddenstoel die behoort tot de familie Auriscalpiaceae; de stekelzwammen. De soort was vroeger vrij algemeen in dennenbossen, op zeer voedselarme en kalkarme grond gevonden. Na 1960 is die echter sterk afgenomen door verzuring van de bosbodem. Sinds 1980 is het aantal meldingen ervan zelfs gehalveerd. Gelukkig komen we dit bijzonder paddenstoeltje hier regelmatig tegen.
|
Oorlepelzwam |
Het valt niet mee om hem fraai in beeld te krijgen. Hij groeit namelijk verdekt op (ondiep begraven) dennen- en sparrenkegels tussen de dennennaalden. Ik heb er een mee naar huis genomen, zodat ik deze op mijn gemak kon fotograferen.
|
Oorlepelzwam |
De leerachtige hoed is niervormig tot bijna rond en tot 2 centimeter in diameter met een zijdelings aangehechte steel. Het oppervlak is dicht behaard. Afhankelijk van het seizoen waarin de Oorlepelzwam gevonden wordt, varieert de kleur van de hoed van lichtbruin tot beige (jonge ex.), roodbruin tot zwartbruin (oude ex.) Na een overwintering zijn deze zwammen vrij onopvallend bruinzwart gekleurd en vaak met groene algen begroeid.
|
Oorlepelzwam |
Onder de hoed bevinden zich geen lamellen of buisjes, maar stekels van enkele millimeters lang, roze tot grijsbruin van kleur. Het meest opvallend bij deze paddenstoel is de bevestiging van de hoed aan de tot 8 centimeter hoge steel. De steel zit vast aan de zijkant van de hoed, waardoor de vorm van het vruchtlichaam met enige fantasie doet denken aan een oorlepel. Ook de donkerbruine steel is behaard. De sporen zijn wit. Gewoonlijk staan er maar een of twee Oorlepelzwammetjes op een dennenkegel. Bij deze had ik dus wat meer geluk.
|
Zwerminktzwam |
Bij de meeste inktzwammen staan de lamellen zo kort op elkaar dat de sporen niet door de wind meegenomen kunnen worden. Daarom hebben deze paddenstoelen een andere strategie voor het verbreiden van de sporen: vervloeien. De "inkt" die hierbij in druppels ontstaat, heeft de zwarte kleur van de sporen, vandaar de naam inktzwam.
|
Zwerminktzwam |
De algemeen voorkomende Zwerminktzwam (Coprinellus disseminatus) is echter een van de weinige inktzwammen waarvan de hoed niet vervloeit. Door de kleine hoedjes en het voorkomen in "zwermen" zijn ze gemakkelijk te herkennen.
Het is een kleine soort met een hoeddiameter van 12 mm. Het hoedje is gestreept en geplooid, is aanvankelijk grijs-geel/wit dat later bruin wordt. De steel is heel dun en wordt 3 tot 5 cm lang.
|
Zwerminktzwam |
Het is een inktzwammetje dat in grote groepen en opvallend dicht op elkaar staand op het rottende hout van loofhoutsoorten voorkomt. Meestal staan ze op stronken, takken en stammen, maar vaak ook op ondergronds wortelhout. Hoewel "zwermen" eigenlijk meer te maken heeft met vliegende insecten en vogels is de Nederlandse naam goed gekozen. Er is nauwelijks een andere naam voor dit fenomeen te verzinnen.
|
Zwarte viltzwam |
Dit is een zwam die ik toevallig vond en waarvan ik niet wist wat het was. Uiteraard wil ik het toch weten en na een speurtocht op internet vond ik hem: de Zwarte viltzwam (Chaetosphaerella phaeostroma). Ja hoor, hij bestaat echt. Zacht als een molsvelletje. Je vindt hem op dode takken van loofbomen en struiken.
|
Zwarte viltzwam |
|
Zwarte viltzwam |
Deze viltzwam is een ascomyceet of zakjeszwam. Bij de zakjeszwammen denk je misschien aan soorten als bekerzwammen en morieljes, opvallende soorten dus, maar er zijn ook veel kleine onopvallende soorten zoals deze Zwarte viltzwam. Deze soort is niet zeldzaam en één individu mag dan onopvallend zijn, maar door het grote aantal valt ie toch weer op.
|
Pijpenstrootjesmoederkoren |
Grassen kunnen aangetast worden door het zogenaamde Moederkoren. Dit is een zakjeszwam waarvan de banaanvormige sclerotia (harde organen die als voedselreserve fungeren) met wat speurwerk te vinden zijn in de bloeiwijze van sommige grassoorten. Deze vond ik op het Pijpenstrootje. Er komen verschillende soorten moederkoren bij ons voor. Naast het Echt moederkoren (Clavigers purpurea) is dat het Pijpenstrootjesmoederkoren (Clavigers microcephala). Een soort die we hier (als je goed kijkt tenminste) zien. Let op het rode pijltje....
|
Pijpenstrootjesmoederkoren |
|
Pijpenstrootjesmoederkoren |
Moederkoren is een zwam met een complexe leefwijze: de zwarte ‘banaantjes’ die op het gras gevormd worden, vallen af en daaruit groeien in het voorjaar paarsachtige, minuscule paddenstoeltjes die sporen produceren. Maar heel bijzonder is dat deze parasiet zich ook op een ongeslachtelijke wijze kan voortplanten. De schimmel zorgt namelijk voor een zacht, wit weefsel op de bloeiwijze, dat een suikerrijke honingdauwachtige substantie voortbrengt. Dat zien we overigens niet bij deze foto's. Die honingdauw zit vol ongeslachtelijke sporen die niet door de wind, maar door foeragerende insecten verspreid worden. Vooral nachtvlinders( en dan met name uiltjes), worden er door aangetrokken.
|
Bleek nestzwammetje |
In 2018 heb ik in
Paddenstoelentijd deel 4 al e.e.a verteld over het Nestzwammetje. Ik vond in dat jaar in de Tungelroyse wallen het Bleek nestzwammetje. Nooit eerder gezien, hoewel het best veel voor schijnt te komen. Het viel toen niet mee er een mooi geslaagde foto van te maken.
Andere soorten zijn het Mestnetzwammetje, het Gestreept nestzwammetje en het Geel nestzwammetje.
|
Geel nestzwammetje |
Onlangs vond ik het Geel nestzwammetje (Crucibulum crucibuliforme). Omdat er veel exemplaren stonden, vond ik het verantwoord om er een paar mee naar huis te nemen om er beter geslaagde foto's van te maken.
|
Geel nestzwammetje |
|
Geel nestzwammetje |
|
Geel nestzwammetje |
Er zijn verschillende manieren bekend waarmee paddenstoelen hun sporen “afschieten”. Nestzwammetjes schieten hun sporen in pakketjes, de zogenaamde eitjes, af. Waterdruppels, die het 'nestje' raken, zorgen ervoor dat die 'eitjes' uit het nestje vliegen. Aan zo'n eitje is een kleverig knopje bevestigd dat, zodra het een grasspriet of ander voorwerp raakt, daaraan blijft vastzitten. Schitterend toch......................
Dit mooie witte exemplaar is een wasplaat. De familie van de wasplaten zijn echte graslandpaddenstoelen, die bijna allemaal zeldzaam zijn en enkel in “de betere” graslanden voorkomen. Dat zijn in dit geval schrale, droge, ongestoorde en oude graslanden. Wasplaten tref je in het M.Limburgse niet veel aan. Ik vond deze aan de Schaapsdijk, langs de spoorberm. De meeste soorten zijn fel van kleur (geel, rood, oranje, …), maar deze is "gewoon" wit, waar hij dan ook zijn naam aan dankt: het Gewoon Sneeuwzwammetje (Hygrocybe virginea).
In jonge toestand zijn de vruchtlichamen van het Sneeuwzwammetje helemaal wit, later krijgen ze beige tot grijsgele tinten. De hoed is bol met een gestreepte rand, later meer uitgespreid met een centrale bobbel of een deuk. Het hoedoppervlak, de steel en de plaatjes bieden een vettige aanblik.
De plaatjes lopen af op de steel die onderaan dikwijls smaller is dan in het midden. De onderkant van de steel is soms bleekroze of roodachtig. De paddenstoel groeit meestal in vrij grote aantallen bijeen en kan heksenkringen vormen.
Onlangs werd ontdekt dat het mycelium van wasplaten een verbintenis aangaat met de haarwortels van verschillende kruiden. Het Sneeuwzwammetje heeft een dergelijke verbintenis met de Smalle weegbree. De hyphen (zwamdraden) van de wasplaat dringen in de wortels en bovengrondse delen van de plant door, tot in de zaden toe. De betekenis van deze hechte verbintenis tussen plant en schimmel is onduidelijk. Sneeuwzwammetjes hebben mogelijk ook een nauwe band met bepaalde mossen en algen.