Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label paddenstoelen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label paddenstoelen. Alle posts tonen

donderdag 23 november 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 6: Van alles wat

Afgelopen week zijn we op pad geweest in de Tungelerwallen.  Helaas weer geen Gele ridderzwam gezien, maar wel vonden we er o.a. talloze nevelzwammen. Het zijn grote grijze paddenstoelen die je bijna nooit alleen ziet staan. Wanneer het einde van het paddenstoelenhoogseizoen in zicht is, vormen ze vaak grote heksenkringen op het dichte bladerdek in het bos. In november 2020 heb ik een post aan deze zwam gewijd, dus daar ga ik het nu niet over hebben. Wil je die toch eens lezen, dan moet je HIER op klikken.

Dit is trouwens al weer mijn zesde post over paddenstoelen. Het is tevens de laatste van dit jaar, want het hoogseizoen van de paddenstoelen loopt zo stilaan af. 
Ook nu wil ik weer beginnen met een paar heel aparte myxomyceetjes die ik onlangs vond. Ook over myxomyceten heb ik overigens al vaker geschreven. Dat kun je HIER nalezen.
gebundeld kelkpluisje
Ik zag dit prachtige groepje bij toeval verdekt tussen het mos op een oude omgevallen beukenboom. Het  is het  GEBUNDELD KELKPLUISJE (Metatrichia vesparium). Dit slijmzwammetje is ingedeeld bij de familie Trichiaceae. Een familie waar o.a. ook goudkussentjes, draadwatjes, langdraadwatjes en netwatjes bij horen. Het komt matig algemeen voor in ons land. 
Hoewel ze op de foto groot lijken, zijn de vruchtlichaampjes slechts 0,4-0,9 cm in doorsnee. Je ziet ze op deze foto in meerder stadia: zwartbruin als bramen, later worden ze roodbruin. De knotsvormige vruchtlichamen zijn gesteeld of zittend en groeien in gebundelde groepjes op dood hout, vooral van loofbomen, dicht tegen elkaar aangedrukt. 
Het eventuele steeltje is slechts tot 1 mm lang, gegroefd, vrij dun, rood en doorschijnend.  Soms zijn die steeltjes versmolten tot één geheel. Dat kun je op deze foto goed zien. De kleur van het sporangium is donkerrood, donker roodbruin of zwart, de vorm is cilindrisch, kegel- of knotsvormig.
Het beschermend laagje (peridium) om de vruchtlichaampjes bestaat eigenlijk uit 2 laagjes. Ze zijn "dik" en bros. De binnenste laag is glad, dun, oranjegeel en glanzend. De bolle bovenkant van het vruchtlichaampje is voorzien van een richeltje waarlangs het laagje opengaat bij rijping. De bovenkant wordt dan als een kapje afgeworpen. Er is echter niet altijd zo′n dekseltje aanwezig. Het peridium scheurt dan gewoon aan de bovenkant open. Dat is in deze fase niet te zien omdat de vruchtlichaampjes nog niet rijp zijn.
Op diezelfde beuk vond ik nog Zilveren schijnpluimpjes en meerdere onbekende  draadwatjes. Ik vermoed dat je op de foto's hierboven het Peervormig draadwatje (Trichia decipiens) ziet, maar ik twijfel. Eigenlijk kan dat ook alleen pas na rijping en door microscopisch onderzoek aangetoond worden. Op de eerste foto zie je op de achtergrond wel nog enkele met mos bedekte Gebundelde kelkpluisjes.
gewone heksenboleet
 Wat een verschil met de vorige foto's, al zeg ik het zelf !!!! Deze GEWONE HEKSENBOLEET (Boletus erythropus) is nou niet bepaald moeders mooiste, maar je komt hem niet elke dag tegen en vandaar dat ik ‘m toch plaats. De Heksenboleet behoort tot de roodporieboleten. Kenmerkend zijn de buikige, bleek gelige steel, die meestal bedekt is met rode vlokjes en de roodoranje gekleurde poriën. De hoed is eerst halfbolvormig, later uitspreidend tot gewelfd, rand eerst ingebogen, later golvend. Centrum soms iets ingedrukt. Kleur is egaal roodbruin en soms bij het ouder worden met olijftinten, langs de rand soms met gelige vlekjes. Daar is hier overigens niets van te zien. 
Ze verkleuren direct blauw bij kneuzing. Om dat te ontdekken heb ik ‘m doorgesneden en je ziet het resultaat. De poriën zijn klein, ongeveer 2 per mm, rondachtig, oranje tot rood, aan de rand van de hoed vaak gelig, sterk blauw verkleurend bij kneuzing. Het vlees verkleurt snel naar indigoblauw bij kneuzing. Mycorrhizasymbiont (symbiose vormend) van loofbomen, vooral eik, beuk en linde, in schrale wegbermen en lanen op zand- en leemgrond, vooral op de hogere zandgronden. 
inktboleet
Ook deze INKTBOLEET (Boletus pulverulentus) is een mycorrhizasymbiont van loofbomen ,vooral Eik en Beuk, zelden bij andere bomen. Je kunt 'm vinden op matig zure tot basische grondsoorten. Hij wordt zo genoemd omdat alle delen onmiddellijk en diep blauw tot blauwzwart verkleuren bij aanraking. De hoed wordt tot 10 cm doorsnee, roodbruin, met een droog, bepoederd-viltig oppervlak. 
Buisjes aangehecht, geel tot geelgroen. Poriën relatief groot tot 1 mm doorsnee, rond tot hoekig, heldergeel. Steel cilindrisch tot iets buikig, geel aan top, roodbruin in onderste deel, viltig. Vlees bleek, onmiddellijk blauw verkleurend bij kneuzing en aansnijden. Deze kleine tot middelgrote boleet is door zijn sterke blauwverkleuring, bruine hoed en gele poriën gemakkelijk te herkennen. 
bundelmosklokje
Het BUNDELMOSKLOKJE (Galerina marginata) kan men vooral vinden in bossen, op zwak zure, (matig) voedselrijke zand- en kleibodems. Het groeit op dode stronken en afgevallen takken van voornamelijk naaldbomen zoals de den en de fijnspar. Het heeft een lieftallige naam, maar dat is het zeker niet. Het is namelijk een dodelijk giftige paddenstoel. Hij bevat een groep giftige verbindingen die bekend staan als "amatoxines", dezelfde toxines die verantwoordelijk zijn voor de giftigheid van bijvoorbeeld de "Death angel" oftewel de Groene knolamaniet (Amanita phalloides). Kleine hoeveelheden kunnen al tot een ernstige vergiftiging leiden. Er bestaat ook geen tegengif, dus behandeling bestaat enkel uit het bestrijden van symptomen. 
stobbenzwammetje
Verwisseling met het eveneens op dood hout groeiende éétbare Stobbenzwammetje (Kuehneromyces mutabilis) ligt op de loer. Maar deze is heel erg schubbig onder het ringetje en ruikt niet melig. Als je het niet 100%  zeker weet, zou ik het je afraden om te eten, want voor hetzelfde geld............
bundelmosklokje
 Het Bundelmosklokje is een middelgrote soort met een koepelvormige hoed, die aan de rand gestreept is. De hoed heeft een diameter van 1 tot 4 cm. Verse exemplaren zijn licht stroperig tot vochtig en bruin tot geelbruin van kleur. Naarmate de paddenstoel veroudert vervaagt de kleur van de hoed tot bruin of bleekgeel. Als hij droog is, ziet de hoed er echter geelbruin uit. 
bundelmosklokje
De lamellen zitten recht aan de steel vast of lopen er kort af, staan dicht op elkaar en zijn smal. Aanvankelijk licht oker, met de dagen verkleuren ze bruin tot roestbruin. De steel is net als de lamellen bruin gekleurd. De cilindrische steel heeft een witte vezelige basis. Soms is er een vezelachtige ring zichtbaar. Onder de meestal bederfelijke manchet is het bedekt met een paar lichtgekleurde vlokken en ziet het er in de lengte zijdeachtig vezelig en glanzend zilver uit. Het ruikt vooral melig, maar de geur wordt ook omschreven als "muf, ziekelijk en vergelijkbaar met rottend hout". 
bundelmycena
 De bundelmycena (Mycena arcangeliana) is een schimmel behorend tot de familie Mycenaceae. Hij leeft saprotroof op hout. Hij komt voor op takken en stronken van loofhout, met voorkeur voor beuken en essen. Ik vond deze overigens voor zover ik in de omgeving zag op een Amerikaanse eik. Hij groeit in kleine groepjes. In Nederland komt hij zeer algemeen voor en is hij geen bedreigde soort. De hoed heeft een diameter van 1 tot 4 cm. De kleur is wittig-gelig tot grijsbruin met een olijfgroene tint. De randzone lichter van kleur en doorschijnend gestreept. 
De vorm is klokvormig tot vlak gewelfd, soms met stompe umbo (bultje). Het oppervlak is droog of wat vettig. De lamellen staan dicht opeen. Ze zijn opstijgend, vrijwel vrij. De kleur is wittig, bleek roze, gelig of grijzig. 
De steel heeft een lengte van 2 tot 4 cm en een dikte van 1 tot 2 mm. De steel is langer dan de diameter van de hoed. De kleur is licht tot donker grijs met een witdonzige basis. De steel is fijn bepoederd. De steelbasis bevat kenmerkende dons (hier niet te zien). De geur is melig of radijsachtig. Bij opdrogen ruikt deze mycena naar jodoform. Ze zijn niet eetbaar. 
dennenharszwam
  Wie een stronk van een naaldboom bedekt ziet met een dikke laag onregelmatig “kaarsvet”, heeft waarschijnlijk te maken met de DENNENHARSZWAM (Phlebiopsis gigantea). De dennenharszwam ziet er niet alleen qua kleur als kaarsvet uit, maar voelt ook even vettig aan. Deze korstzwam heeft een zeer taaie structuur die wordt veroorzaakt, doordat (microscopisch gezien) de hyfen in een gelatineuze laag sterk met elkaar verbonden zijn. Als je een deel mee wilt nemen om thuis nader te onderzoeken, is de kans dan ook groot, dat je een hele reep van de stronk trekt. 
De dennenharszwam komt vooral saprotroof (levend van dood organisch materiaal) voor in naaldbossen op voedselarme zandgrond, op dode stammen en stronken, voornamelijk van Den,  maar het kan ook op de grond liggende, ontschorste stammen van naaldbomen gaan overdekken. 
Limburg telt vele naaldhoutpercelen, en gezien de grootschalige kap van naaldbomen met achterblijven van de stronken, is de dennenharszwam hier een vrij algemene verschijning. 
violette gordijnzwam
 Met ongeveer 300 soorten zijn de gordijnzwammen (het geslacht Cortinarius) het meest soortenrijke paddenstoelengeslacht van Nederland en België. In de vorige post heb je er al een paar kunnen zien. Een gemeenschappelijk kenmerk van alle soorten is dat jonge exemplaren een "gordijn" (een spinnenachtig weefsel) hebben tussen de hoed en de steel. De naam van het geslacht is ook afgeleid van het Latijnse cortina, wat gordijn betekent. Het gordijn beschermt de lamellen bij jongere exemplaren en verdwijnt meestal na een tijdje. Het laat weinig tot geen spoor van zichzelf achter naarmate de paddenstoel verder groeit. Vaak moet er de microscoop aan te pas komen om te bepalen welke soort het is. Dat geldt echter niet voor deze Violette gordijnzwam. 
 De VIOLETTE GORDIJNZWAM (Cortinarius violaceus) is behalve door zijn kleur bij jonge exemplaren namelijk ook goed te herkennen aan de vezelige schubjes op de hoed. De kleur en schubjes verdwijnen echter snel bij droog weer. Deze gordijnzwam is namelijk hygrofaan (het droge hoedje heeft een andere kleur dan het natte hoedje). Na een tijdje zie je het hoedje bruiner worden met soms het oker oranje sporenpoeder op de hoed en op de naburige vegetatie. Deze gordijnzwam is tevens ectomycorrhizavormend (leeft in symbiose met de buitenkant van boomwortels ) met vooral de eik, maar ook de den in loof- en naaldbossen op humusarm zuur zand of leem. Op de Rode Lijst 2008 staat deze soort vermeldt als zeldzaam en Ernstig bedreigd (EB), maar op NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen weer als vrij algemeen en Thans Niet Bedreigd (TNB). 

***************
-  Mocht je geïnteresseerd zijn in mijn andere 68 posts over paddenstoelen, dan moet je HIER  klikken. Wil je wat gerichter zoeken naar een bepaalde soort, dan kun je in het beginscherm onder de inhoudsopgave de betreffende naam intikken. Ik kan niet garanderen dat ik er al iets over schreef............
-  Tot slot: ik heb ook álle paddenstoelenfoto's van dit jaar op de site van Flickr geplaatst. Die kun je HIER allemaal eens rustig bekijken................

donderdag 16 november 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 5: Van alles wat

Ook deze post wil ik wat myxomyceten laten zien. Deze intrigerende slijmzwammen zijn prachtig om te zien, maar wat zijn ze moeilijk op naam te brengen........ Voor de meeste soorten is ook microscopisch onderzoek nodig, want alleen op uiterlijk zijn ze vaak moeilijk of niet te benoemen. Zeker als de zwam niet “rijp” is. Ze krijgen dan de toevoeging "spec. bij de soortnaam of  “Myxomyceet indet" als helemaal niet bekend is welke soort het zou kunnen zijn.
Trichia spec. = onbekende draadwatjes. Ik vermoed het fopdraadwatje en het peervormig draadwatje.
Myxomyceet indet = onbekende myxomyceet" (geen glanzend druivenpitje dus)
Stemonites spec. = onbekend netpluimpje
 Netpluimpjes ( Stemonitis) behoren tot de opvallendste en elegantste slijmzwammen. De vruchtlichaampjes van het Netpluimpje zijn slank en staan in bundels. Ze zijn gesteeld en staan aanvankelijk rechtop, maar later hellen ze over. Ze zijn slechts 7-20 mm lang. De vorm is vaak wat spoelvormig (voet en top zijn smaller dan de rest). De kleur is in verse toestand wit tot roestkleurig, later wordt de kleur donkerder, meer rood, bruin, of roodbruin, tot uiteindelijk bijna zwart. De steeltjes zijn glanzend, zwart, 1,5- 6 mm lang en ondoorschijnend. Hoewel ik dacht te maken te hebben met het Roodbruine netpluimpje, omdat er in de buurt daarvan rijpe exemplaren stonden, is het op waarneming.nl door validator Jürgen aangepast als: Stemonites spec. Met andere worden: het is een inderdaad een netpluimpje, maar niet duidelijk welk. 
Okergele gordijnzwam
 Ook het determineren van gordijnzwammen (geslacht Cortinarius) is een ingewikkelde klus. Vooral omdat door DNA-onderzoek het hele geslacht op de schop is gegaan en veel informatie inmiddels is achterhaald. 

Ze zijn als soort te herkennen aan het "gordijn". Dit is een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel en dient om de in ontwikkeling zijnde lamellen met de sporen te beschermen. Wanneer de jonge paddenstoel groeit breekt het wit of bruin weefsel (velum) en kunnen er restjes weefsel als vlokjes achterblijven langs de hoedrand en aan de voet van de steel. De steel heeft dan een ring (" paddenstoel met rokje"). Deze ring kleurt weldra oranje door de sporen die erop vallen. Deze oranje ring is wel het handigste kenmerk van de gordijnzwammen. 
 
Gewone Pelargoniumgordijnzwam  
De GEWONE PELARGONIUMGORDIJNZWAM (Cortinarius flexipes) is een schimmel die voorkomt in naaldbossen op een zure ondergrond en waar mossen de benodigde hoeveelheid vocht vasthouden. De hoed van deze gordijnzwam is hygrofaan. Dat wil zeggen dat die onder invloed van vocht verkleurt: bij droogte donkerbruin van kleur en bedekt met witte schubjes. In het centrum zit een duidelijke umbo (bultje). Op het onderste deel van de steel zit wit velum. 

Deze soort wordt nogal eens verwisseld met de Witschubbige gordijnzwam en Paarse pelargoniumgordijnzwam. Alle drie hebben een wollig, wit ringetje, dat echter vaak niet zichtbaar is, of ontbreekt. Het verschil tussen deze 3 zwammetjes zit 'm in de geur en de ectomycorrhiza. De Witschubbige gordijnzwam (ectomycorrhiza met berk en wilg) heeft geen opvallende geur, de Paarse pelargoniumgordijnzwam (ectomycorrhiza met eik, maar soms ook bij berk en els) ruikt naar citroen en deze Gewone pelargoniumgordijnzwam  ruikt naar het blad van geraniums (oftewel pelargonium).  Dat is vooral goed te ruiken als je een droog exemplaar wat langer in een gesloten doosje bewaart. 
 
Paarse pelargoniumgordijnzwam 
 In Nederland komt deze PAARSE PELARGONIUMGORDIJNZWAM (Cortinarius paleifer) algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en hij is niet bedreigd. Het is een schimmel die behoort tot de familie Cortinariaceae. Hij vormt dus ectomycorrhiza met loofbomen (meestal eik, soms ook met berk en els), struwelen en langs lanen op droog tot vochtig zand of leem.  Het hoedje is spits, donker violetbruin, is geheel bedekt met kleine witte schubjes en heeft een diameter van 10 tot 40 mm. De steel heeft  witte velumvlokjes in gordeltjes gerangschikt. 
 
baardige melkzwam                 en                      vissige melkzwam
 Al eerder heb ik over melkzwammen geschreven. In Nederland en België zijn er zo’n 60 melkzwammen bekend, waarvan er echter slechts 18 algemeen zijn. Het zijn, net zoals russula’s, broze paddenstoelen die bij beschadigingen “melksap” afgeven. De kleur en verkleuring van de melk is een belangrijk determinatiekenmerk. 

Melkzwammen danken hun naam onder andere aan de boom waarmee ze in symbiose leven (bijv. de beuken- en populierenmelkzwam). Anderen danken hun naam aan de geur of smaak van het melksap (bijv. viltige maggizwam en vissige melkzwam). Weer anderen danken hun naam aan hun uiterlijk (zoals rimpelende- baardige- en donzige melkzwam) of kleur. Wil je het naadje van de kous weten, dan kun je een Lactarius determineertabel raadplegen.

In deze post wil ik jullie kennis laten maken met enkele soorten, die hun naam te danken hebben aan hun KLEUR. 
kaneelkleurige melkzwam
 De meest voorkomende en vrij gemakkelijk herkenbare melkzwam is KANEELKLEURIGE MELKZWAM (Lactarius quietus). Bij een kneuzing stroomt het crèmekleurig, wat waterig wit melksap vrijelijk. Bij blootstelling aan lucht wordt het onmiddellijk romig geel, zoals verse room. Het smaakt mild, met een licht bittere nasmaak. Deze soort komt voor op allerlei bodemsoorten en leeft via ectomycorrhiza in symbiose met verschillende soorten eiken.  Bij ectomycorrhiza groeien de schimmeldraden alleen om de buitenkant van de plantenwortel heen. Ze dringen dus niet door in de cellen van het schorsweefsel van de plantenwortel. De paddenstoel absorbeert mineralen uit de bodem en staat die via de schimmeldraden af aan de boom. In ruil daarvoor krijgt hij suikers terug voor de eigen voeding.
   De hoed is 3 tot 10 cm in diameter. De hoedrand is aanvankelijk ingerold en blijft dit ook bij oudere exemplaren nog lange tijd. De hoed is vrij vlezig en lang bol. Later wordt hij meer uitgespreid, in het midden ingedrukt en uiteindelijk plat verdiept zoals een trechter. Een umbo (bult) wordt zelden gevormd. Het meest opvallende kenmerk van deze Kaneelkleurige melkzwam is de geur die in boeken wordt beschreven als een vochtige linnen doek of wantsen. Aangezien die geur voor veel mensen onbekend is, wordt er ook vaker “oud frietvet” van gemaakt. Deze soort lijkt wel wat op de Vaaloranje melkzwam, maar die groeit uitsluitend bij dennen en heeft oranje melksap . 
zwartgroene melkzwam
 De ZWARTGROENE MELKZWAM (Lactarius turpis) komt zeer algemeen voor in de maanden augustus tot november. Je kunt hem vinden op zure, venige bodem in de buurt van naaldbomen zoals sparren en bij berken. De soortaanduiding "turpis" verwijst naar de lelijke kleur (olijfgeelgroen tot donkergrijsgroen) van de hoed die met zwarte smeer lijkt te zijn beklad. Het is een kleverige gebolde, platte hoed (5-15 cm), waarvan naarmate de paddenstoel ouder wordt, het kuiltje in het midden groeit.
 
De plaatjes zijn crèmekleurig tot olijfgelig, staan dicht opeen en scheiden bij beschadiging een wit melksap af, dat bij drogen groenachtig wordt ((dat duurt wel een tijdje). De steel is kort en recht, vlekkerig en wat lichter dan de hoed. Vlees broos, smaakt zeer bitter en is niet eetbaar. De paddenstoel bevat namelijk een mutagene giftige stof. Mutagene stoffen zijn stoffen die (langzaam) het DNA in de celkern veranderen, waardoor ze kankerverwekkend kunnen zijn of een miskraam kunnen veroorzaken. 
rossige melkzwam
 Ook de ROSSIGE MELKZWAM (Lactarius rufus) is niet eetbaar. Deze paddenstoel wordt voornamelijk aangetroffen in de buurt van naaldbomen, zoals sparren, maar hij kan ook voorkomen nabij berken. Hij is te vinden van de late lente tot de late herfst. De soortaanduiding "rufus" (Latijn voor rossig) refereert aan de kleur van de paddenstoel.. De paddenstoel heeft een mooie roodbruine, zeemleerachtige hoed, die trechtervormig kan worden naarmate ze groter wordt. Een bijzonder kenmerk is het kleine bultje op de kruin van de hoed. De hoed kan een diameter van circa 10 cm bereiken. 
Bij een jonge paddenstoel zijn de lamellen, die veelal duidelijk zichtbaar zijn door de trechtervorm van de hoed, vaal gelig, later worden ze qua kleur ongeveer zoals de hoedhuid, maar iets bleker. De bleek roodbruine steel is 4 tot 8 cm lang en 1 tot 2 cm dik. Het vlees is wit. 
Ook bij deze zwam wordt uiteraard melksap uitgescheiden. Het stroomt vrij overvloedig en is waterig wit, mild van smaak, maar laat een bittere nasmaak achter. Bij oudere exemplaren is dat minder, of blijft zelfs achter. Tijdens het drogen blijft de kleur van de melk wit. 
elzenweerschijnzwam
 De  ELZENWEERSCHIJNZWAM (Mensularia radiata) is een schimmel behorend tot de familie Hymenochaetaceae.  Deze zwam infecteert de boom via wonden. Bestrijding is niet mogelijk, want deze zwam veroorzaakt witrot in het kern- en spinthout van stam en takken en dan is de boom ten dode opgeschreven. Bij een gevorderde aantasting ontstaat een verhoogd risico op stam- of takbreuk. De boom zal uiteindelijk zoals ik al zei afsterven. 
We wetenschappelijke naam "Radiata" is afgeleid van het Latijnse radiatus en betekent “voorzien van stralen”. Dat heeft dus te maken met de weerschijn. De onderkant van jonge exemplaren vertoont bij een bepaalde lichtinval namelijk een licht zilverachtige glans of een lichtweerschijn. Dat is goed te zien op de foto's. 

Deze consolevormende, dakpansgewijs groeiende zwam zit op stammen en takken van voornamelijk de Els (Alnus glutinosa), maar ook op andere loofbomen zoals de Berk. Het vruchtlichaam is eenjarig en heeft de vorm van een halve cirkel met een golvende rand. Het groeit meestal dakpansgewijs of consolevormig. Hij heeft een breedte van 2-8 cm, hoogte van 2-6 cm en een dikte van 1-2 cm. 
De hoed is kaneelbruin tot oranjeroodbruin van kleur en is voorzien van een geelwitte rand. Het oppervlak is in het begin fluwelig, maar wordt later radiair gerimpeld en is voorzien van een golvende rand. De buisjes lopen af. De poriën zijn vrij grof, rond tot hoekig, lichtgrijs tot iets gelig. 
  
berkenzwam of berkendoder
 De BERKENZWAM (Piptoporus betulinus) is belangrijk voor onder andere insecten en geleedpotigen die er in leven of overwinteren. De berk is op zijn beurt een boomsoort waarbij een zeer groot aantal in symbiose levende (mycorrhiza's vormende) paddenstoelsoorten voorkomen. Een daarvan is deze Berkenzwam of Berkendoder. Die laatste benaming heeft hij niet voor niks. Het is namelijk een dodelijke zwakteparasiet die uitsluitend voorkomt op de berk en wordt beschouwd als de belangrijkste doodsoorzaak van de berk. Berken die kwijnen door verdroging, verdringing door andere boomsoorten, veroudering of beschadiging, maken een grote kans op besmetting door de Berkenzwam via wondplekken (bijvoorbeeld door afgezaagde of afgewaaide takken). 

Het bruinrot breidt zich via de myceliumdraden stamwaarts uit en vaak breekt het aangetaste deel van de boom af, waardoor een enkele meters hoge dode stam blijft staan, die verder wordt verteerd. Pas nadat de boom is afgestorven, verschijnen de zwammen. Ze kunnen nog een tijd doorleven op het dode hout totdat het hout door bruinrot volledig is opgesoupeerd.. 
Leuk weetje:  Als de dode boom omvalt, draaien de hoeden zich weer geleidelijk horizontaal, dus evenwijdig aan de grond, zodat de sporen vrij uit de buisjes kunnen vallen.
             
poederige kussentjeszwam aan de ónderkant van de berkenzwam
En als de Berkenzwam zijn “beste tijd” heeft gehad, komt soms een andere parasiet om de hoek kijken. Deze zwam parasiteert dus óp de rottende berkenzwam. Het is de POEDERIGE KUSSENTJESZWAM (Hypocrea pulvinata Fuckel ). Het is een soort die niet vaak gevonden wordt. Het begint namelijk als witte zwammetjes voornamelijk op de ónderkant en ontwikkelt zich daar dan tot gele, poederachtige kussentjes. Om die te ontdekken, zul je deze berkenzwammen dus om moeten draaien en dat is iets wat meestal niet gedaan wordt. 
       
poederige kussentjeszwam aan de bóvenkant van de berkenzwam
Zoals je hier kunt zien, kun je deze kussentjeszwam echter soms ook aantreffen op de bóvenkant. 
De kans is  het grootst deze zwam aan te treffen op oude berkenzwammen die op de grond gevallen zijn of laag bij de grond aan de stam zitten, omdat een hoge luchtvochtigheid voorwaarde is voor het ontwikkelen van deze kussentjeszwam. Het blijkt dat de soort ook soms op andere houtzwammen voor komt, zoals de Roodgerande houtzwam en eigenlijk is ook microscopische controle nodig, want sinds 2010 is bekend dat er meer kussentjeszwammen op oude houtzwammen kunnen groeien.

zondag 29 oktober 2023

Herfst 2023.......Paddenstoelentijd deel 4: Van alles wat

Ik wil deze post beginnen met een bijzondere soort die precies 10 jaar geleden de "Paddenstoel van het jaar" was; de Hanenkam of Catharel. Het is een van de slechts 7 soorten uit de familie Cantharellaceae. De soort wordt ook “Dooierzwam” of op z'n Frans “Girolle” genoemd. Het is een eetbare paddenstoel met een licht peperachtige smaak. Door deze pepersmaak, zijn lange houdbaarheid en goede herkenbaarheid is het (helaas) een geliefde paddenstoel voor wildplukkers, ondanks dat hij ook als gekweekte soort in de winkel gekocht kan worden. En daar is het zonder ongedierte..........
Hanenkam (helaas aangevreten, dus minder mooi)
De HANENKAM (Cantharellus cibarius) komt tegenwoordig veel minder voor dan in het verleden. Dat is niet alleen vanwege het overmatig plukken ervan, maar waarschijnlijk ook door verzuring, stikstof en vermesting. Hij staat dan ook op de Rode Lijst in de categorie “kwetsbaar” en staat symbool voor de grote achteruitgang van veel soorten paddenstoelen vanaf de vijftiger jaren van de vorige eeuw. 
 Hoewel hij op zure zandgrond in naald- en loofbossen (vooral bij eik, maar ook bij den, beuk en berk) van juni tot oktober nog vrij algemeen schijnt voor te komen, heb ik er al de nodige jaartjes tevergeefs naar uit gekeken. Eindelijk heb ik er  een paar weken geleden voor het eerst een paar gevonden. 
 De 3-10 cm brede hoed van de hanenkam is in de jeugd bolvormig, maar wordt later (ondiep) trechtervormig met een wat ingerolde rand. 
De kleur van de hoed varieert van wittig tot dooiergeel, felgeel en een enkele keer zelfs oranje. De dooiergele lijsten (de adervormige plooitjes) aan de onderkant van de hoed zijn onregelmatig gevorkt en lopen ver op de steel af. De 3-8 cm lange steel heeft de kleur van de hoed en wordt naar beneden smaller. Het witte vlees heeft de geur van abrikozen. 
Valse hanenkam
 Verwisseling kan plaatsvinden met de VALSE HANENKAM (Hygrophoropsis aurantiaca), die onsmakelijk is, maar niet giftig. Deze paddenstoelen zijn oranjegeel en soms zelf diep-oranje, maar zij kunnen ook bleker zijn, wat verklaart dat zij door leken verwisseld worden met de echte Hanenkam.
Hét verschil zit ‘m echter in lamellen in plaats van de smalle lijsten aan de onderkant.
Je kunt HIER meer lezen over deze Valse hanenkam.
Bruine bundelridderzwam
De BRUINE BUNDELRIDDERZWAM (Lyophyllum decastes)  is een paddenstoelsoort die leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal en in dichte en vaak omvangrijke bundels bij elkaar groeit op het zand. De paddenstoel verschijnt dikwijls op grazige plaatsen aan bosranden, op open plekken, in wegbermen, parken en tuinen. Hij gedijt goed op bodems die door menselijk ingrijpen zijn verstoord. De hoed is licht of donker bruingrijs van kleur en kan een diameter van 5 tot 12 cm bereiken. 
Bij jonge exemplaren is de rand omgekruld.

 De plaatjes aan de onderkant zijn wit of cremekleurig en staan dicht opeen. Ze zijn uitgebocht aangehecht aan de steel. Bij veroudering nemen ze een grijze of vleeskleurige tint aan. De steel is taai, witachtig en aan de basis meer bruinig getint, daar is hij vaak smaller dan hogerop. 
De wetenschappelijke soortnaam decastes betekent "in tientallen".  De genusnaam lyophyllum is van twee Griekse woorden afgeleid: het voorvoegsel lyo-, dat "los" of "vrij", en het woord phyllon dat "blad" betekent. Vermoedelijk heeft dit betrekking op het feit dat de paddenstoelen niet op hout groeien, maar "los" op de grond, tussen afgevallen bladeren of gras. 

Bruine bundelridderzwammen worden beschouwd als eetbare en smakelijke paddenstoelen. Echter alleen de hoeden kunnen worden gebruikt (dus niet de stelen). De paddenstoel wordt voor dit doel ook gekweekt op compost, o.a. in Mexico en Japan. 
Bleke borstelkurkzwam
De BLEKE BORSTELKURKZWAM (Trametes trogii) is een schimmel behorend tot de familie Polyporaceae. Polyporaceae is een grote familie van schimmels behorend tot de orde van Polyporales. Het is een omvangrijke familie met in totaal 1750 soorten en 141 geslachten. Daar horen bijvoorbeeld elfenbankjes, echte tonderzwam, roodporiehoutzwam en dennenvoetzwam bij, De meeste soorten parasiteren op dood hout. De Bleke borstelkurkzwam leeft saprotroof op dode stammen en dikke takken van loofbomen met relatief zacht hout zoals populier en wilg. 
Hij lijkt wel wat op het Ruig elfenbankje, maar de vruchtlichamen zijn zoals je ziet aanmerkelijk forser, tot 12 cm breed en 1-3 cm dik. Deze bleke borstelkurkzwam kun je met name aantreffen op zachte houtsoorten, meestal populier en wilg. Er zijn echter ook waarnemingen bekend bij andere soorten loofbomen (esdoorn, berk, beuk, eik en iep). 
Ze staan vaak dakpansgewijs boven elkaar. Het hoedoppervlak is droog, borstelharig, licht bruin en niet gezoneerd. Jonge vruchtlichamen zijn behaard. Bij oudere worden klonten gevormd, waardoor het vruchtlichaam een ruw uiterlijk krijgt. De hebben een lengte van 1 cm. De bleek beige poriën zijn iets hoekig tot doolhofachtig en hebben een diameter van 1 mm (15 a 20 per cm). Het vruchtvlees is ongeveer 1 cm dik, ook bleek beige en stevig kurkachtig, maar meer vezelig meteen onder het hoedoppervlak. 
Aan de onderkant zie je buisjes met  grove, onregelmatige poriën, crèmekleurig tot bruinachtig. In Nederland komt hij algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en wordt niet bedreigd. De soort lijkt sterk op de zeldzamere bruine borstelkurkzwam. Maar daarvan is het vlees bruin en bij de bleke is dat bleek. Met een KOH-reactie kleurt het bij de bruine borstelkurkzwam tijdelijk zwart en bij de bleke vindt er geen verkleuring plaats.
kussenvormige houtzwam
De latijnse naam voor deze KUSSENVORMIGE HOUTZWAM is "Skeletocutis amorpha" en is als volgt uit te leggen: Skeletocutis = skeletachtige huid, Amorpha =vormloos. Dat skeletachtige kan ik niet ontdekken, maar vormloos is duidelijk als je de vele vormen bekijkt. Er is geen steel aanwezig. 
 In Nederland komt de kussenvormige houtzwam algemeen voor. Hij staat niet op de rode lijst en is niet bedreigd. Deze paddenstoel is giftig. De grijswitte, golvende consolevormige hoed heeft soms een wat rimpelig oppervlak. De hoedhuid reageert intens violet op KOH = Kaliumhydroxide. dat is een chemische stof die gebruikt wordt in producten, zoals schoonmaakmiddelen, cosmetica.  
De vruchtlichamen kunnen gemakkelijk worden losgemaakt van het substraat als geheel, maar zijn van zichzelf taai kraakbeenachtig gelatineus. De Kussenvormige houtzwam behoort in de Houtzwammentabel tot de buisjeszwammen zonder korst, waarbij de buisjes niet gelaagd zijn. In die groep zit bijvoorbeeld ook de Zwavelzwam * en de Vermiljoenhoutzwam *. De kleine ronde, witte poriën, verkleuren later wat oranjeroze achtig. Ook bij druk of beschadiging kleuren de poriën oranje. (Op de foto goed te zien). 
*Wil je meer over de Zwavelzwam en/of Vermiljoenhoutzwam weten, klik dan even op de namen.
kogelwerper of sterrenbol
Een heel bijzondere soort die we vorig jaar al vonden in de Tungeler Wallen, maar die ik nog niet geplaatst had, is deze KOGELWERPER (Sphaerobolus stellatus) of Sterrenbol. Dit paddenstoeltje, met slechts een doorsnede van 1 tot 3 mm, komt in Nederland (nog) algemeen voor, maar staat op de rode lijst in de categorie "gevoelig". Vanwege het formaat is het een tref als je het vindt. Dat is dan altijd op vochtig vermolmd loof- en naaldhout, soms ook op plantenresten of mest. 
Het heeft zonlicht en vocht nodig om te groeien. De vruchtlichamen ontwikkelen zich echter niet meer wanneer temperaturen hoger worden dan 25 graden. Je vindt hem dan ook vooral bij koel voorjaars- en najaarsweer in een temperatuurbereik tussen 10 en 20 graden Celsius. 

Ze komen vaak in grote groepen voor, maar omdat de vruchtlichamen zo klein zijn, vallen ze nauwelijks op. Het is een schimmel dat behoort tot de orde Buikzwammen (Gasteromycetes). Tot deze orde behoren ook bijvoorbeeld de aardsterren en  nestzwammetjes.
 Het jonge wit viltig tot okergelig vruchtlichaam  is gesloten nog kogelvormig. De kogelwerper hoopt vloeistof op in zijn rijpende vruchtlichamen. Het vocht wordt in het vruchtlichaam verder opgehoopt zodat het open barst. Het splijt sterrvormig open in 5 tot 9 goud- of oranjegele slippen waardoor een bruinzwart bolletje (met daarin de sporen), zichtbaar wordt.  
Enkele uren na dit proces worden de rijpe sporen de lucht in geschoten en dat in de richting van het sterkste licht. De sporen hebben een kleverige laag waardoor ze zich vasthechten aan alles waarop ze landen. De kogelwerper kan het kogeltje afschieten tot een hoogte van vier meter en een afstand overbruggen van vijf meter. Nadat het bolletje is weggeschoten, blijft er een glazig wit, bol, omgeklapt vlies achter.
troskalknetje
Op 14 oktober, twee posts geleden , heb ik een aantal myxomyceetjes geplaatst, maar daar zat dit TROSKALKNETJE (Badhamia utricularis) niet bij. Het komt wereldwijd voor en is ook een algemene soort in Nederland, maar pas afgelopen week zag ik het bij toeval voor het eerst. Hoewel het misschien niet zo lijkt is het namelijk erg klein. De vruchtlichamen bereiken een diameter van slechts 0,4 tot 1,5 millimeter en een lengte van één tot twee millimeter.

Met gevaar voor eigen leven trotseerde ik de vele glad geworden, dode en met mos begroeide stammen, maar uiteindelijk lukte het om er een redelijke foto van te maken...... 
Uiteraard wil ik jullie dit mooie slijmzwammetje in deze post laten zien. Het is een slijmzwam uit de familie van Physaraceae. Daar hoort bijvoorbeeld ook het veel gelijkend Glanzend druivenpitje bij.
Het leeft saprotroof en koloniseert de schors of het dode hout van loof- en naaldbomen. Het dooiergele plasmodium kruipt langdurig en ver over het substraat. De vruchtlichamen vormen talrijke druifvormige trosjes die dicht opeengepakte groepen vormen. De vorm van de vruchtlichamen is bolvormig (meestal ovaal), maar kan ook ei- of peervormig zijn. De kleur van deze slijmzwammen is in jonge stadium geel tot geel/oranje en in latere stadium worden ze blauwgrijs. Een enkele keer zijn ze diep donkerblauw getint. Dat heeft te maken met een calciumgebrek. Soms heeft hun oppervlak ook een metaalachtig uiterlijk. Op de site van het Nederlands soortenregister kun je zien hoe gevarieerd van kleur en vorm dit Troskalknetje kan zijn.  Ze bevinden zich (zoals je hier kunt zien) op dunne, draadachtige tot lintachtige stengels, waaraan ze meestal hangen.

Blogarchief