Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht Weerterbos. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht Weerterbos. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

woensdag 26 juni 2013

TOP-gebieden in Weert e.o.

Als ik één woord bij natuurbeheer misleidend vind, dan is dat het woord "TOP-gebied". De gebieden waar het namelijk over gaat, staan niet (zoals je zou verwachten) positief aan de "top". Ze staan aan de top van de prioritaire gebieden t.a.v. aanpak verdroging.......

Top-lijst voor Weert en Nederweert
Het Rijk heeft al jaren geleden (2006) aan alle Nederlandse Provincies gevraagd een prioriteiten lijst, een zogenoemde 'TOP-lijst', voor de verdrogingsbestrij- ding op te stellen. Op die lijst staan natuurgebieden waar de Provincie tussen 2007 en 2015 met voorrang moet gaan inzetten op natuurherstel.
Het Rijk draagt via de ILG financieel 50% bij aan uitvoeringsmaatregelen in deze gebieden. Het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied) is een subsidie- regeling om het landelijk gebied mooi en vitaal te houden. Met het ILG is een groot aantal subsidie- regelingen in één keer vervangen.

Gedeputeerde staten van Limburg heeft in 2008 een TOP-lijst met 48 gebieden vastgesteld. Zoals je op het (deel)kaartje kunt zien, zijn de Weerter (en Nederweerter) natuurgebieden helaas goed vertegenwoordigd. Je ziet dat er verdrogingsproblemen zijn in het Weerter Bos, de Kruispeel, Wijffelterbroek, Areven, Krang, Moeselpeel, Kootspeel, Roeventerpeel, Sarsven-de Banen, grote- en Kleine Moost, de Zoom en Kruisvennen. En niet te vergeten de 372 ha. grote Groote Peel.

Verdroging in het Weerterbos  door o.a. de aanleg van rabatten
Ooit bestond Nederland uit vlakten met beken en rivieren die vrij door het landschap slingerden. Dijken ontbraken nog. Ons land was een weelderige moerasrijke delta met broekbossen en omvangrijke hoog- en laagveengebieden. Maar Nederland is inmiddels verdroogd. In grote delen van Nederland is de natuur- lijke waterhuishouding gewijzigd door menselijke ingrepen. De grondwaterstand en kwel in natuurgebieden is veranderd en verdroging is een van de hardnekkigste milieuproblemen geworden.

Verdroging in de Hoort op de grens Weert - Dorplein
Al in de jaren zeventig verschenen studies (Grootjans, 1979; Gijsen, 1979; Beintema en Van den Berg, 1979; Molenaar, 1980) waarin gemeld werd, dat er “iets mis was met de grondwaterstanden in Nederland”.
En in 1994 werd circa 600.000 ha natuur- gebied als verdroogd gekenmerkt!!!!!

De belangrijkste oorzaken van verdroging  (aldus Beugelink en Claessen, 1995) zijn:
• ontwatering en versnelde afwatering ten behoeve van de landbouw (60%);
• grondwateronttrekkingen voor drink- en industriewater en beregening (30%);
• overige oorzaken zoals de toename van verhard oppervlak, bebossing (toename verdamping, met name door naaldbos) en zandwinning (10%).
Over de oorzaken en effecten kun je meer lezen op de site Compendium voor de Leefomgeving.

De verdrogingsproblematiek heeft ook (vooral) grote gevolgen voor veelal zeldzame planten- en diersoorten. Verdroging bedreigt circa 40% van onze inheemse planten. Ook dieren, die voor hun voortplanting zijn aangewezen op specifieke grondwater- en/of kwel- afhankelijke plantensoorten (bijvoorbeeld insecten) worden in hun voortbestaan bedreigd. De bijzondere natuur mag niet verdwijnen en men dient er voor te zorgen dat het gebied zo sterk mogelijk wordt gemaakt. Het beheer moet snel verbeterd worden en er moeten weer sterke, aaneengesloten natuurgebieden komen door de watersituatie optimaal te maken.

afvoer van kwelwater aan de rand van  het Stramproyerbroek
Afwateringssloot in het Weerterbos

Er is de afgelopen jaren al veel werk verzet in de Weerter natuurgebieden. Over de behaalde resultaten heb ik in mijn blogs al een en ander verteld, maar men is er nog lang niet.....
In een van de genoemde gebieden, namelijk de Krang, is men momenteel bezig met de laatste fase bij en om de Leukerbeek. De werkzaamheden in het deelgebied Roukespeel zijn van groot belang voor het oplossen van de verdrogingsproblematiek aldaar. In een volgende blog zal ik hier wat meer over vertellen.

donderdag 16 mei 2013

"De oude Meulenstat van Hugten"

We hebben er (te) lang op moeten wachten, maar eindelijk zet het voorjaar toch door; het groeizaam weer zorgt a.h.w. voor een ware "explosie" in de plantenwereld. Ook de dieren blijven niet achter en zorgen voor nieuw leven. De veranderingen in de natuur gaan nu zo snel, dat het amper is bij te benen. De natuur kleurt in snel tempo op veel plaatsen geel van de boterbloem, wit van het fluitenkruid, lila van de pinksterbloem, of het ziet pluizig wit van de reeds uitgebloeide paardenbloem. Tijdens mijn wandelingen kom ik dan ook ogen te kort om al die uitbundige lentebodes te volgen.

Gisteren was ik voor een wandeling in het Weerterbos. De naam Weerterbos werd voor het eerst al op kaarten uit 1666 gebruikt. Het gebied ligt op de grens van Limburg en Noord-Brabant, ten noordwesten van Weert. Het gebied, waarvan 705 ha eigendom is van Het Limburgs Landschap, bevindt zich sinds de grondruil in 1969 vanwege aanleg van de autosnelweg op het grondgebied van de gemeente Nederweert. Naast het eigenlijke Weerterbos behoren nog verschillende deelgebieden bij het reservaat. "Hugterbroek" is de naam van het middelste deel, "In den Vloed" de naam voor het noordoostelijk gelegen deelgebied.
Ik ben om het afgerasterde gedeelte bij de voormalige landbouwenclave in het Hugterbroek, de Grashut, gelopen en ondanks een voorzichtig zonnetje, heb ik kunnen genieten van de frisse ontluikende natuur; bomen kleuren fris groen, vogels laten overal van zich horen, bij een gigantische mierenhoop zijn rode bosmieren druk bezig en edelherten doen zich te goed aan het malse gras.

Tijdens deze wandeling loop je via de Bossevaartweg (een smal wandelpaadje) ook langs het Sterkselsch Kanaal, waar zich een oude granieten grenspaal bevindt. In deze blog wil ik daar wat meer over vertellen.
Al in de middeleeuwen kwamen de grenzen van Budel- Maarheeze (Cranendonck), Someren en Weert- Nederweert (Land van Horne) hier in Hugten bij elkaar. De grens werd ooit aangegeven door een oude zogenaamde “Kruiseik”. Waarom deze boom in oude geschriften “cruytz eyck” wordt genoemd, is mij niet duidelijk. Mogelijk dat het hier een meerstammige zomereik, of eikenstoof (een soort knotboom) betreft!!
De naam van dit historisch grenspunt, dat de "Oude Meulenstat" wordt genoemd, herinnert aan de plaats (“stat”) waar ooit een oude watermolen (“meulen”) aan de Sterkselse Aa stond.
Het landgoed Hugten was van 1223 tot 1771 eigendom van de kloosterorde der Cisterciënzers.
De molen werd al eind 12e eeuw vermeld, maar was aan het begin van de 16e eeuw verdwenen. Namen als Molenhorst, Hoeve de Molenhorst en Molenbrugweg herinneren nog aan dit verleden.

Het toponiem -horst is een historische benaming voor een met kreupelhout of hakhout begroeid, hoger gelegen stuk grond. De grond is meestal zandgrond en de houtbegroeiing kan zowel op als rondom het stuk grond voorkomen. Het woord horst is afkomstig van het Germaanse woord hursti, dat beboste opduiking in moerassig terrein betekende (bron: Wikipedia).

“ d’oude Meulenstaet van Hugten”
Om een einde te maken aan voortdurende grensge- schillen (nadat de eik het loodje had gelegd), werd in 1548 besloten op dit toentertijd vijf-heerlijkheden-punt
“eenen seer grooten ende swaeren blauwer steen, een weenigh gebeught ende van onderen in stucken, edoch omringht met twee ijsere banden" met de naam “ d’oude Meulenstaet van Hugten” te plaatsen, met daarop de wapens van Brabant (naar de kant van Someren) en van Horne (naar Weert).

In 1745 is deze grenspaal door de toenmalige magistraat van Weert vervangen door een "bequaemen blauwen steen, eenen voet breet in 't vierkant".
Het is deze steen die je hier nog steeds kunt zien.

In 1916 werd pal naast dit grenspunt het Sterkselsch Kanaal gegraven. De grenssteen werd in 1987 gerestau- reerd, nadat deze door een ongeluk was afgebroken.
De laatste restauratie dateert van 1997.

Nu komen op dit historische grenspunt de provincies Noord-Brabant en Limburg met de gemeenten Cranendonck, Someren en Nederweert bij elkaar. Het is uiteraard een beschermd monument.

de huidige grenssteen
Pentekening van de grenssteen van A. Glaudemans.
Kunstschilder Adriën Glaudemans woonde in Budel. Hij werd in 1907 geboren en stierf in 1977.

De grenspaal staat op deze kaart aangegeven bij de letter C.
Bron: J. Biemans, De grenspaal "De oude Meulenstat (van Hugten)”, Stichting Historisch Onderzoek



Grotere kaart weergeven

woensdag 1 mei 2013

Bakewells Pieëlke

boerderij "Bakewell" eind jaren '60 van de vorige eeuw
In een vorige post schreef ik dat er ook kleinschalig venherstel plaatsvindt bij het “Bakewells Pieëlke”.

Bakewell is, zeker voor de oudere Weerte- naren, bekend als de onbewoonbaar ver- klaarde boerderij die tot begin 70'er jaren te zien was als je vanaf de E9 Weert binnen- reed. Geen goede reclame voor Weert toen- tertijd. Bij de baanverdubbeling van de E9 in 1972 (nu Eindhovenseweg) en de aanleg van het viaduct is de boerderij afgebroken. Over de geschiedenis van Bakewell en de boerderij, wil ik in een volgende post wat meer vertellen.
 
Uit economische overwegingen is in de jaren 70 van de vorige eeuw en de daarop volgende jaren, veel moois verdwenen. Niet alleen wat betreft gebouwen, zoals landgoed Bakewell, maar ook in de ons omringende Weerter natuurgebieden is veel kwaad geschied. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het ven dat vlak bij de boerderij lag, zoals je op onderstaande foto uit eind jaren '80 van de vorige eeuw kunt zien.
"Bakewells Pieëlke" eind jaren 80
Het "Bakewells Pieëlke" dat achter de boerderij lag, is mogelijk ontstaan omdat daar leem werd afgegraven voor de bouw van de boerderij, hoewel ik dat niet heb kunnen achterhalen. In de nabije omgeving waren namelijk genoeg mogelijkheden daartoe. Dan denk ik o.a. aan het nabijgelegen Speckebroek en iets verderop lagen in de omgeving van de Maarheezerhutten nog de "Leemkuilen" en het "Aardbrandsven". Van deze plaatsen is in elk geval bekend dat daar leem werd uitgegraven.
Op de Ferrariskaart van het gebied te zien dat er aan de overkant van kiezelweg ("de Chemin de Maarhees a Weert") ook een plas lag. Dus ook hier is mogelijk de benodigde leem uitgegraven, maar dat is niet te achterhalen. Op die kaart staat de boerderij overigens al aangegeven. Die moet dus vóór het jaar 1771 zijn gebouwd. Toen Jacobus Smits in 1841 van de graven van Caraman (de erfgenamen van de Prinsen van Chimay) ook aan de overkant van de kiezelweg grond kocht (perceelnummers 573,574, 575 en 924), was van deze plas niks meer te zien en was er een dennenbos en heide voor in de plaats gekomen.
 
Het  pieëlke achter de boerderij  is omgeven door eikenbomen, foto uit  de jaren '50
Het was Anthonius Coenen (1852-1890) die bij de boerderij een tuin aanlegde naar Engels model en de kleine plas vergroot heeft tot een vijver met een doorsnede van ongeveer 100 meter en 80 cm diep.
In dit water zat in latere jaren ook veel vis zoals snoek en paling, want het Bakewells Pieëlke werd in 1920 aangesloten op de Oude Graaf. De Oude Graaf ontspringt nabij Sluis 16 vanuit het kanaal, doorloopt het Russelsbroek, gaat nabij het vroegere Kernieës Pieëlke (nu schietbaan de Wildenberg) onder het huidige spoor en autoweg door, om uiteindelijk, door het Weerter Bos stromend, uit te monden in de Sterkselse Aa. Het vennetje is nu echter afgesloten van de Oude Graaf en krijgt alleen nog “natuurlijk water”: regenwater en het belangrijkste, het eigen kwelwater. 
 
het deels droogvallende ven in oktober 2013
Er vindt ook geen afvoer van oppervlaktewater meer plaats via sloten en watergangen. Gevolg van dit alles is dat het vennetje in een hete, droge zomer deels of zelfs geheel droog komt te staan. Zodoende zit er geen vis meer in, wat weer gunstig is voor amfibieën. 

Het vennetje ligt tussen het Weerterbos en de Weerterheide. Het door landbouwgronden omringde rustig gelegen broekgebiedje ligt tussen de spoorlijn en de autoweg en wordt door weinig mensen bezocht.
Voor grondgebonden dieren zijn het spoor en autoweg grote barrières om er te geraken, maar het is er vooral ornithologisch (voor vogels) interessant; voor water- en moerasvogels is het een ideaal broedbiotoop en geschikt als fourageer- en pleisterplaats. Het schijnt, zo heb ik gelezen, ook het leefgebied van de bedreigde kam- salamander te zijn. Verder vind je er ook o.a. de beek- oeverlibel, kleine ijsvogelvlinder en het bont dikkopje.


Om die redenen heeft de (niet meer bestaande) Natuurbeschermingsraad in de 70'er jaren geadviseerd dit peelven met omgeving (loof- en naaldhoutbosjes) als één natuurgebied te beschouwen. Bij de ruilverkaveling van 1978 is de grond, zoals vermeld, inderdaad als natuurgebied gereserveerd en is nu eigendom van Natuurmonumenten.

via het knuppelbruggetje kom je midden in de plas op een schiereilandje

Van het oorspronkelijke ven, dat op het circa 32 ha. grote gebied ligt en omgeven is door elzen, eiken en berken, is steeds minder overgebleven door een jarenlange sterke verlanding. Rondom de plas zag je vooral heel veel schietwilg, vuilboom ("pinnekeshout") en een aantal populieren. Het wordt daarom door Natuurmonumenten en een aantal enthousiaste vrijwilligers van de lokale scouting Hubovra en IVN-Weert, tweejaarlijks flink onder handen genomen voor kleinschalig kappen en snoeien van struiken en bomen en opschoning van de plas. Meer hierover kun je lezen in de niet meer bestaande maandelijkse nieuwsbrief Wulpenvlucht nummer 34.

Voor Antonius Coenen was landbouwkundige Robert Bakewell (Leicester, 1725-1795) hét grote voorbeeld. Vandaar dat hij de boerderij naar hem genoemd heeft.  Maar zijn voorliefde voor Bakewell , ging verder. Midden in de plas ligt namelijk een schiereilandje, dat via een knuppelbruggetje en een in spiraalvorm aangelegd paadje te bereiken is. Deze plas met eilandje is ook namelijk aangelegd naar Engels voorbeeld. In de tweede helft van de 18e en begin 19e eeuw was een Engelse tuin namelijk als landschapstuin in de mode. Deze landschapsstijl werd ook wel “Engelsch Werk” en “Engelsch Bosch” genoemd.

het Sinte Merteshuuske dat helaas is afgebroken bij de baanverdubbeling van de weg. Foto GAW

Nabij het iets verderop gelegen "Sinte Merteshuuske", lag vroeger een stukje grond, dat als herinnering aan Bakewell in de volksmond  "d'n Ingelse Hoof" werd genoemd. (bron: Hushoven, Namen en bijnamen )

slingerend paadje naar eilandje

Zo’n Engelse tuin kenmerkt zich door een a-symmetrische aanleg, een slingerend patroon van paden en waterpartijen, uitzichten op de landelijke omgeving, kunstmatige ruïnes en vooral veel afwisseling met kleurrijke beplanting en vrij groeiende bomen en struiken. Heel anders dan zijn tegenhanger, de Franse tuin, die gemodelleerd is zoals de tuinen van Versailles, de Europese steden en hoven. Een Franse tuin heeft gazons, paden, bloemperken en hagen in perfect geordende symmetrische patronen. Wil je je echter in je tuin in een natuurlijk aandoend landschap wanen, dan moet je een Engelse tuin laten aanleggen.

In de Engelse tuinen vind je behalve slingerpaadjes en beekjes ook vijvers en kunstmatig aangelegde “bergen” die bereikbaar zijn via spiraalpaadjes. Die spiraalpaadjes hebben mogelijk ook een spirituele betekenis; geesten/zielen kunnen namelijk alleen maar over rechte paden bewegen en hebben bij kronkelpaden dan ook heel veel moeite om in "onze wereld" te komen......

Op het eilandje staan een aantal dennen en er broedt momenteel een grauwe gans. Dus het is beter dit even te mijden.

Door de eutrofiering (te voedselrijk water door (over)bemesting van de omringende landbouwgronden) zie je in de plas toch al weer erg veel grote lisdodde, mattenbies en waterlelie verschijnen. Ook nu, al na amper een jaar, zie je dat het vennetje zal verlanden en dicht zal groeien, met vooral in het water staande wilg en lisdodde, als er niets zou gebeuren. Jaarlijks onderhoud blijft dus noodzakelijk.


Langs de oever groeien onder andere verschillende soorten zegge (scherpe- en zwarte zegge) die nu in bloei staan. Ook vind je er russen, gele lis, moeraswalstro en kattenstaart.

een van de aangelegde kleine poelen
kamsalamander
Doordat er een drietal kleine poelen aangelegd zijn in de de directe omgeving, weet de populatie kamsala- manders, ook wel 'grote water- salamander' genoemd, zich hier goed te handhaven en breidt zich zelfs langzaam uit.

Het is een salamander die voorkomt in kleinschalige, deels agrarische, landschappen vooral bij overgang van bos naar grasland, gebieden met houtwallen, rietkragen, vochtige bosjes en poelen. De volwassen kamsalamander verblijft doorgaans van maart tot juli in het water, gaat vanaf juli tot september het land op en trekt naar de overwinteringsplaats in de directe omgeving (< 400m.).
via een slingerpaadje kom je op het eilandje

Bakewells Pieëlke op 5 april 2018


dinsdag 30 april 2013

Venherstel

Weert is altijd rijk aan vennen of “pieëlkes” geweest. Ontstaan in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang dus vanwege een gevarieerde flora en rijke fauna, ook al vanwege de rust die er meestal heerste. Veel van deze vennetjes zijn helaas de afgelopen decennia verdwenen, gedempt omdat ze “overbodig” waren, met name ook vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. De versnelde afvoer van water, is ook geen goede ontwikkeling geweest en zorgde voor drooggevallen vennen die uiteindelijk verzandden en dichtgroeiden.

vennetje bij het Blaakven
Het meestal van oorsprong matig voedsel- rijke (kwel)water en voedselarme bodem van de vennen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit wordt eutrofiëring genoemd.
Dit vanwege vermesting of overbemesting van de omliggende landbouwgrond.

Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Er is sprake van “vergrassing” van natuur- gebiedjes. Grassen die veel stikstof gebruiken, verdringen andere plantensoorten. Gevolg is dat het ecosysteem wordt aangetast.
Dit zie je bijvoorbeeld in een bosvennetje bij het Blaakven, gelegen vlakbij het gelijknamige horecabedrijf. Omgeven door hoge sparren is er van een ven, dat vroeger ook dienst heeft gedaan als brandkuil, in mijn ogen geen sprake meer.
Hoewel ik toch nog 2 eenden aan trof op de plas van zo’n 10 m. doorsnee, was hier (wat mij betreft) geen “leven” meer in dit vennetje te bespeuren. Het is letterlijk en figuurlijk ten dode opgeschreven, of is het al.

Paddenpoel bij "Bakewells Pieëlke"
Zo zijn ook de talloze natuurlijk gevormde poelen, die je vroeger overal zag en vaak gebruikt werden als drinkplaats voor het vee, verdwenen. Je ziet ze her en der weer verschijnen, omdat Natuurmonumenten en andere milieugroepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien. Vooral voor kikkers en padden zijn dit soort poelen belangrijk.

Persoonlijk vind ik dit soms te “gemaakt” en soms is het dan ook geen succes, omdat de omstandigheden in de nabije omgeving niet optimaal zijn voor een goede ontwikkeling. Dat is trouwens niet het geval met de poel op deze foto. Omdat er een aantal geschikte poelen aangelegd zijn in de omgeving van het "Bakewells Pieëlke", kan de populatie kamsalamanders zich hier namelijk handhaven en breidt zich zelfs langzaam uit.

Sarsven in de gemeente Nederweert
Momenteel zijn in het Kempen-Broekgebied in Weert en ook in de gemeente Nederweert tal van initiatieven op het gebied van venherstel. Denk maar aan de Banen, de Kwegt, Schoorkuilen en Sarsven in Nederweert. Het meest geslaagde voorbeeld van deze vorm van natuurherstel is wat mij betreft het Sarsven. Het nagenoeg dichtgegroeide en dichtgeslibde Sarsven is door het Limburgs Landschap en Waterschap Midden-Limburg nog niet zo lang geleden opgeschoond en de voedselrijke humuslaag is verwijderd. De herstelmaatregelen hebben al snel geleid tot een spectaculaire terugkeer van tal van (zeer) zeldzame planten en dieren. Dit is zoals je het graag overal zou willen zien.

Ook in het Weerterbos heeft men het herstel van enkele vennen de afgelopen jaren voortvarend aangepakt. Te denken valt aan het Koolespieëlke, Kleinven, Grootven en Rietven. Dan zijn er natuurlijk de vennen in Roukespeel en Roeventerpeel. In het IJzerenmangebied vind je het Geurtsven, Eendenven, Zwanenven en het minder bekende kleine Koorsven. Het kleine "Bakewells Pieëlke", gelegen tussen spoorweg en autoweg, heeft men ook in 2011 onder handen genomen. In mijn volgende blog wil ik hier wat meer over vertellen.
"Koolespieëlke in het Weerterbos"
Koorsven in het IJzerenmangebied
"Bakewells Pieëlke"

dinsdag 19 februari 2013

Exmoorpony op de Loozerheide

In mijn vorige blog over de laatste ontwikkelingen op de Loozerheide, heb ik al vermeld dat er sinds 8 februari, 6 Exmoorpony’s rond lopen. De Exmoorpony behoort naast het przewalskipaard tot de laatste rassen van wilde oerpony's.



In het afgerasterde gedeelte van de voormalige Nyrstargrond lopen al Maremmana runderen. Begrazing wordt door Ark namelijk gezien als een sleutelproces voor “zelfredzame” natuur in Kempen-Broek.
Stichting Taurus, de eigenaar van deze paarden, en Ark hebben bewust voor Exmoorpony’s gekozen, omdat deze paarden vooral jonge boompjes en pijpenstrootje eten. Deze Exmoorpony’s vormen een ideale aanvulling op het graasgedrag van de runderen, want een groot deel van het gebied is begroeid met dit pijpenstrootje. Met de komst van deze kleine kudde Exmoorpony’s zullen weer open plekken ontstaan, die weer kans bieden aan de heide en andere verdwenen of zeldzame planten als galigaan, klokjesgentiaan en snavelbies, of insecten zoals de veldkrekel.
In april zal bij de Grashut in het Weerterbos ook een kleine kudde Exmoorpony’s losgelaten worden. In deze blog wil ik aandacht schenken aan dit prachtige dier.

Ze zijn nogal mensenschuw en erg op zichzelf. Dat moet je echter als een pluspunt opvatten; er hebben zich namelijk met Exmoorpony's (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Konikpaarden) waarschijnlijk daardoor nog geen incidenten voorgedaan in terreinen die zijn opengesteld voor het publiek. Het dier is levenslustig, intelligent, vriendelijk en vlug. Een genot om te zien en een verrijking voor Kempen-Broek.

Deze ‘oerpony’ is vernoemd naar het in het zuidwesten van Engeland gelegen “Exmoor”, waar hij de laatste eeuwen in het (half)wild heeft overleefd. Het Nationale Park Exmoor werd al in 1954 gesticht en is vernoemd naar de rivier Exe die door het park stroomt. Het gebied Exmoor is zeer heuvelachtig en bestaat voor het grootste deel uit heide en moerassen.

De Exmoorpony wordt gekenmerkt door een elegant hoofd met wijde neusgaten, sprekende ogen en kleine oren. De hals is kort en sterk, geplaatst op een stevig, middellang lichaam. De vacht heeft ’s zomers een koperglans en is ’s winters mat en ruw. De haarkleur varieert van donkerbruin tot lichtbruin, met zwarte punten rond de ogen, op de neus en op de flanken. De buik en de binnenkant van de dijen zijn lichter van kleur. Rondom de neusgaten heeft de pony een grijsbruine kleur dat op meel lijkt, de meelsnuit. De schofthoogte is gemiddeld 1,23m. De pony's zijn erg taai en sterk en ze hoeven niet beslagen te worden. De pony is goed winterhard en kan zich zelfs in strenge winters redden zonder beschutting of extra voedsel.

De Exmoorpony is geen door de mens geschapen ras, maar een wilde diersoort. Vroeger waren er nog echt wilde kuddes, maar na de Tweede Wereldoorlog was het ras bijna geheel verdwenen.
Na een fokprogramma lopen er nu wereldwijd gelukkig weer zo’n 2000 raszuivere Exmoors rond, waarvan circa 200 in Nederland. Samenwerkingsverband Exmoorpony is in 2007 opgericht om vanuit Nederland en Vlaanderen een bijdrage te leveren aan het behoud van de wilde West-Europese oerpony. Inmiddels is zo'n 90% van alle Exmoorpony's in Nederland en Vlaanderen opgenomen in hun stamboek.
Door het onderling uitwisselen en nauwe samenwerking met de Engelse Exmoor Pony Society, wordt de genetische diversiteit zo groot mogelijk gehouden en de raszuiverheid behouden.

Hans Hovens, van ecologisch advies- en onderzoeks- bureau Fauna Consult, is in 2009 nagegaan welke bewijzen er zijn, die aantonen dat we inderdaad te maken hebben met een nog niet uitgestorven “oerpony”.

In zijn artikel laat hij zien dat er meerdere bewijzen zijn voor de rechtstreekse afstamming van de Exmoorpony uit het kleinere type oerpony, dat in het Laat- Pleistoceen in Noordwest- Europa voorkwam. (ongeveer 100.000 tot 10.000 jaar geleden). De meeste Europese oerpony's hadden een bruine grondkleur, meelsnuit, lichte buik en donkere onderbenen. Dit zien we bij zowel de Exmoorpony als de oerpony's op rotstekeningen in Frankrijk (Lascaux) en Spanje. Hij haalt nog meer bewijsmateriaal aan, zoals overeenkomsten van botten en gebit. Maar de doorslaggevende bewijzen zijn de unieke bloedeiwitten van de Exmoors en het DNA dat op heel veel punten overeen komt met gevonden paardenfossielen uit het Laat-Pleistoceen.

Ik ga  er in deze blog niet verder over uitwijden, maar mocht je interesse hebben, dan kun je het artikel van Hans Bovens hier lezen.

Tot slot wil ik je nog attenderen op een uitzending van "Vroege Vogels" (een uitzending van april 2011).



Grotere kaart weergeven

Blogarchief