Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht schoorkuilen. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht schoorkuilen. Sorteren op datum Alle posts tonen

vrijdag 24 juni 2022

de Kwegt; "bijzondere" flora, juni 2022

De Banen, Sarsven, Schoorkuilen en Kwegt (de zgn. Peelvennen) noemt men zwakgebufferde vennen. Dit habitattype heeft betrekking op voedsel- en mineraalarme vennen met enkel gebiedseigen regen- en lokaal grondwater.

Een kenmerk van vennen zoals de Kwegt is, dat je er zeldzame planten aantreft. Planten die er oorspronkelijk waren, maar door het dempen van het ven in 1926 ( met zand van kanaal Wessem-Nederweert) verdwenen zijn. Het zijn zeldzame soorten van het zgn. oeverkruidverbond en fonteinkruidklasse. Nadat zaadbankonderzoek omstreeks 2000 uit had gewezen dat de zaden in de voormalige venbodem nog voldoende kiemkrachtig waren en er in een proefplas aan de oostzijde de gehoopte watervegetatie te voorschijn kwam, is men de afgelopen jaren begonnen met de herstelwerkzaamheden en komen die planten inderdaad weer tevoorschijn. 
In mijn post “de Kwegt; een tijdlijn” heb ik die ontwikkeling beschreven.
uitkijkpost bij de opgebroken weg aan de noordzijde van de plas
Het zijn plassen met een zandbodem en soortenarme begroeiingen in en aan het water en met een brede flauw aflopende schrale oeverzone. Een kenmerk van zwak gebufferde vennen is, dat die slechts langzaam dichtgroeien en dat er nauwelijks of geen verlanding op treedt. Andere oorzaken van het niet verlanden, zijn de sterk wisselende waterstanden en golfslag door windwerking. Sterke windwerking treedt vooral op in vennen met een grote omvang die in een open landschap liggen.
Omdat delen van de oever gedurende het jaar onder water staan  of helemaal droog vallen, zien we hier planten die zich hebben aangepast aan wisselende waterstanden. Omdat naast deze ene soorten ook meer andere plantengemeenschappen aanwezig zijn die kenmerkend zijn voor zwak gebufferde vennen, wordt het gehele ven als een mozaïek van beide habitattypen beschouwd. 

Ik ben de afgelopen 2 weken een paar keer naar het gebied gegaan om te inventariseren wat er momenteel zoal te zien is en heb een aantal soorten aangetroffen die op de Rode lijst als zeldzaam en/of bedreigd staan vermeld. Dat zijn: Moerashertshooi, Kruipende moerasweegbree, Loos blaasjeskruid, Kleverige ogentroost, Wilde marjolein, maar ook vond ik meer algemene soorten als Moerasrolklaver, Kleine zonnedauw, Zwarte toorts, Glidkruid, Oranje havikskruid, Egelboterbloem, Muskuskaasjeskruid, Brede lathyrus , Prikneus en Grijskruid. De meeste planten die ik er zag, heb ik op Waarneming.nl geplaatst. Die kun je bekijken als je wil. Wel even HIER klikken.

In deze post ga ik de zeldzame soorten die ik net noemde, beschrijven. In de volgende post laat ik  foto’s zien van een aantal andere soorten die ik er aantrof.
In optimale omstandigheden worden drijvende matten moerashertshooi gevormd
Moerashertshooi (Hypericum elodes) staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en matig afgenomen. Hertshooi betekent hard hooi. De plant heeft die naam te danken aan de harde en houtige stengels. Het is een overblijvende kruipende plant van ondiep water en periodiek droogvallende, matig voedselarme grond. De soort vormt dichte soms drijvende matten. Dat je die in de Kwegt aantreft is dus een goed teken. 
 Moerashertshooi bloeit van juni tot september met 6-8 mm grote bloemen. De citroengele klokvormige bloemen gaan niet geheel open, alleen in de middag bij voldoende warme zonneschijn. 
Het aantal kelk en kroonbladen bedraagt 5, De bladeren en stengel zijn viltig behaard. De vrucht is een eenhokkige doosvrucht. Het zaad wordt door wind en water verspreid. De plant vermeerdert zich echter vooral door de wortelstokken. De kruipende stengels wortelen op knopen. Als het water voedselrijker wordt of verzuurt, zal de kwetsbare Moerashertshooi verdrongen worden door moerasplanten als Gewone waternavel, Pitrus, Riet en Knolrus.
Ook de Kruipende moerasweegbree (Baldellia ranunculoides subsp. Repens) is op zandige, vochtige open terreinen in Nederland (en ook België) een zeldzame plant. Ze is sterk achteruit gegaan door grondwateronttrekking en toegenomen eutrofiëring. Ze komt vooral voor in en langs voedselarme wateren (met name vennen en poelen) Ze groeit in voedselarm water of aan de waterkant van plassen, sloten en heidevennen. Ze staat op open, zonnige, grond die periodiek overstroomt. Kruipende moerasweegbree is vrijwel beperkt tot de Kempen (in Belgie en Noord Brabant) en aangrenzend  Limburg.
De soort is te herkennen aan de dunne stengels en bloempjes. De tot ongeveer 1 mm brede stengels zweven in het water of kruipen over de grond. Ze vormen uitlopers tot wel 40 cm. en wortelen op de knopen en zo ontstaan er weer nieuwe rozetten. De bladeren van de plant zijn smal spatelvormig en naar de voet geleidelijk in de steel versmald. De bladschijf is vaak langer dan de steel. De tere bloemen zijn tweeslachtig en vormen (vrijwel) zittende schermen. Elk scherm zit te midden van een bladrozet en bevat een klein aantal bloemen (kransen van twee tot zes, of soms alleenstaand). De bloempjes zijn wit of lila en 1½-2,2 cm. Na de bloei kromt de top van de bloemsteel zich omlaag.De vruchthoofdjes zijn ongeveer 5 mm breed en bevatten gemiddeld ongeveer vijftien vruchtjes met zeer kleine haartjes.
Ook Kleverige ogentroost (Parentucellia viscosa) is in Nederland vrij zeldzaam en in België staat deze zelfs op de Vlaamse Rode Lijst.  Bij de Kwegt zag ik hem echter overal staan. Het is een eenjarige plant. Zoals de naam al zegt is de plant kleverig behaard. Viscosa betekent kleverig. 
De stengel is rechtopstaand, niet of weinig vertakt, vrij sterk bebladerd. De bladen zijn langwerpig of lancetvormig, gekarteld-getand, met klierachtige tanden. De plant dankt zijn naam aan de geneeskracht (troost) bij oogziektes. Lang (vanaf de veertiende eeuw) heeft men gedacht dat de gekleurde aders in de bloem leken op de aders in het menselijk oog dus de plant zou voor oogkwalen geschikt zijn. Je treft ze aan op zonnige, vrij open plaatsen ( vrij schraal grasland en als pionier op opgespoten grond ) op natte tot vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, humusarme zandgrond.
De bloemen zijn groot, geel en staan in verlengde, vrij ijle trossen. De onderste schutbladen zijn lancetvormig, getand, langer dan de bloemen. De kelk is buisvormig, tot het midden gespleten met 4 lijn-lancetvormige slippen. De bloemkroon is 2-lippig, 2 cm en meer lang, 2 maal zo lang in elk geval als de kelk. De bovenlip is helmvormig, de onderlip is 3-lobbig, 2 maal zo lang als de bovenlip, met gewelfd gehemelte. De meeldraden zijn 2-machtig met behaarde helmknopjes en ook de doosvrucht is behaard. 
Het is een halfparasiet die behoort tot de Bremraapfamilie. Soorten als Hengel, Moeraskartelblad en Ratelaar horen ook bij deze familie. Deze planten maken gebruik van de voedingsstoffen van andere planten door met hun wortels water en opgeloste stoffen te onttrekken aan de wortels van andere planten. Als kiemplantje boort de plant zich al in de wortel van de gastplant en groeit vandaar uit omhoog. Ook de nieuwe wortels hechten zich aan de gastplant. Ze doden de plant echter niet. Kleverige ogentroost bloeit in Mei tot en met September. De soort heeft meestal een rechtopstaande en gewoonlijk niet vertakte stengel, die klierig behaard is. De bladen zijn lancetvormig en grof getand.De bloemen groeien in trossen.
Moerashertshooi (li.) en Loos blaasjeskruid (re.)
In de Kwegt vond ik ook meerdere exemplaren van het Loos Blaasjeskruid (Utricularia australis). Het is een soort uit de fonteinkruidklasse. De soort is niet zeldzaam, maar als je die in een water vindt, is dat wel een goed teken. Deze soort tref je namelijk alleen aan in zeer schoon, voedselarm water bijvoorbeeld in plassen in vennen, waar alleen regenwater als watertoevoer te zien is. Bij Loos blaasjeskruid zijn in ons land nog nooit vruchten aangetroffen; daar ontleent de plant ook zijn naam aan.
Bloeiend Loos blaasjeskruid herken je aan de trossen met opvallende tweezijdig symmetrische oranjegele bloemen, die boven het water uitsteken, terwijl de rest van de plant in het water drijft. Het is een overblijvende, drijvende, waterplant. Blaasjeskruiden missen een wortelstelsel. De enkele bladeren staan verspreid aan de stengel en bestaan uit lijnvormige slippen.
Sommige van de blad-aanzetten ontwikkelen zich onder water tot bol- of eivormige blaasjes. De naam Utricularia is afgeleid van utriculus, dat zakje betekent. Helemaal links boven in het hoekje is dat het geval, maar helaas heb ik daar geen fatsoenlijke foto van kunnen maken. Met die blaasjes worden op een wel heel bijzondere manier prooien gevangen zoals kleine watervlooien, muggenlarven, raderdiertjes en eencelligen. 
Ieder blaasje heeft een opening die wordt afgesloten door een klep. Deze kan alleen naar binnen openen en niet naar buiten. Binnen het blaasje heerst een onderdruk. Wanneer een kleine waterbewoner de omgeving van het blaasje nadert wordt de klep gestimuleerd om te openen. Er wordt namelijk een sein gegeven via aanraking van een van de voelhaartjes die op de buitenkant van de klep groeien. De wanden van het blaasje expanderen en zuigen vanwege de onderdruk water naar binnen, waarmee de prooi meegezogen wordt.
De Wilde marjolein (Origanum vulgare) is een vaste plant uit de lipbloemenfamilie. Familie dus van bijvoorbeeld de dovenetel, hondsdraf, hennepnetel en veldsalie. De plant op deze foto komt je misschien bekend voor en dat kan wel eens kloppen. In supermarkten en tuincentra staat hij namelijk te koop als oregano. Het onderscheid met de echte inheemse populatie is soms nog moeilijk vast te stellen. De oorspronkelijke soort die in de vrije natuur voorkomt, is echter een in België wettelijk beschermde plant vanwege de bedreigde status. Hier is de soort sinds 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd. Op Waarneming.nl wordt de soort nog vermeld als zeldzaam, maar op de Nederlandse Rode lijst van planten staat hij vermeld als algemeen voorkomend en stabiel en lokaal zelfs toegenomen. 
Wilde marjolein met op de achtergrond het Boerenwormkruid.
Op de Kwegt zag ik deze plant ook veelvuldig op de drogere matig voedselrijke oever, maar vooral langs de nabijgelegen Einderbeek. Hij stond nog niet overal volop in bloei. Dat zie je eigenlijk pas over enkele weken. Toch is hij zonder bloem goed herkenbaar vanwege de typische aromatische geur. 

Tot zover mijn post over bijzondere zeldzaam voorkomende planten aan de Kwegt. Op mijn volgende post laat ik wat minder zeldzame soorten zien die ik er aantrof.


vrijdag 14 juni 2013

Oeverzwaluw 2

In de vorige blog over de oeverzwaluw vertelde ik dat deze luchtacrobaat op de Rode Lijst staat vanwege de duidelijke afname en de geringe verspreiding. De reden daarvan is dat de leefomstandigheden niet goed zijn; de twee belangrijkste voorwaarden zijn een kale, zanderige of leemachtige steile wand en er moeten veel insecten rondvliegen. Een kolonie eet per dag al gauw enkele kilo’s muggen! De vogel is dus water gebonden en is vooral bij natte weilanden en natte natuurgebieden te vinden. Er wordt dan ook meestal boven en bij water gevlogen. Voedsel is waarschijnlijk niet het probleem, maar vooral het ontbreken van een geschikte steile wand.

Foto's van de kolonie oeverzwaluwen bij de Smeetshof

Veel van de oorspronkelijke afkalvende beekoevers, afgravingen, grond-depots, lage aarden walletjes e.d waren nl. hét terrein. De oeverzwaluw was in mijn jeugd een vertrouwd beeld en je vond de witte eitjes dan ook in menige kralenkrans boven het jongensbed. Door menselijk ingrijpen zijn veel van deze natuurlijke oevers helaas verloren gegaan, waardoor de oeverzwaluw ook in de Weerter natuurgebieden en omgeving nagenoeg niet meer te vinden is. Voor zover ik heb kunnen na gaan, tref je ze nog aan bij het Blauwe Meertje in het IJzerenman gebied, Schoorkuilen en net over de Belgische grens bij de Smeetshof in Bocholt.
De nesten worden hoofdzakelijk in de bovenste 100 cm. van een steile oever of wand gemaakt. Dit heeft te maken met het oorspronkelijke broedgedrag langs meanderende beken. Door hevige regenval kan namelijk het water in de beek behoorlijk omhoog komen. Hoe hoger nu de nestgang gebouwd is, hoe langer men droge voeten behoudt. Het komt ook wel eens voor dat een gedeelte van een wand of oever instort. Ook hier geldt weer, hoe hoger men zit, hoe minder zand men op het hoofd krijgt. Als dit gebeurt kan de vogel zich trouwens uitgraven.

De oeverzwaluw is een vogelsoort uit de orde der zangvogels. Net als de gierzwaluw, de boerenzwaluw en de huiszwaluw overwintert deze vogel in Afrika. (Sahel). De oeverzwaluw verschijnt al vroeg in het voorjaar en is al vaak in maart of begin april te zien. In september trekt hij weer terug naar zijn overwintergebied.

Hij lijkt veel op de huiszwaluw, maar is anders van kleur. De oeverzwaluw is op zijn rug grijsbruin van kleur, op de buik wit en op zijn borst heeft hij een duidelijke bruine borstband. Een ander kenmerk is de licht gevorkte staart. Met een grootte van ca. 12 cm is het de kleinste zwaluw soort.
Hij maakt een droog, raspend geluid.

Ik ben gaan kijken bij de Smeetshof, maar om de kolonie niet te verstoren, ben ik niet te dichtbij gekomen. Van deze kundige vlieger zou ik trouwens sowieso geen close-up hebben kunnen nemen. De foto is van de site "natuurfotografie door Ed van Zoonen".. Deze heeft een prachtige natuursite, met hierop ook een serie van de oeverzwaluw. Ik kan je van harte aanbevelen deze eens te bekijken. Knap dat er mensen zijn die dit zo mooi in beeld kunnen brengen.


Ze broeden in een kolonie en graven zelf hun nest in steile oevers. De nestgangen worden met de pootjes gegraven. Een hele prestatie, want de gangen zijn 60-90 cm diep. Die eindigen in een nestkamer, die wordt bekleed met veertjes en plantendelen. Er zijn één tot twee broedsels per jaar. De 4-5 zuiver witte eitjes worden gelegd van eind april tot midden augustus, met een piek van het eerste broedsel in de tweede helft mei. De ouders broeden deze gezamenlijk uit. De broedtijd is 12-16 dagen. De eerste weken blijven de jongen in de nestkamer, als ze wat ouder zijn, komen ze de ouders tegemoet en zie je ze zitten op het randje van de nestgang en om voedsel bedelen.

donderdag 6 juni 2013

De honderdste blog op "Weert en natuur".

Ik wou vandaag de vervolgblog van de oeverzwaluw plaatsen en kwam tot de ontdekking dat dat mijn honderdste blog zou worden. Daarom wil ik deze blog gebruiken om bij deze kleine mijlpaal even stil te staan. De foto's van de kleurrijke graslandjes heb ik de afgelopen weken her en der in Weert e.o. gemaakt.

In de inleiding vertelde ik dat ik me pas op latere leeftijd ervan bewust ben geworden hoe mooi de natuur in mijn eigen omgeving eigenlijk is en ik wilde dit laten zien in een blog. Ik wilde jullie laten kennismaken met de mooie natuur die Weert e.o. heeft en kan mij bij mijn bezoekjes telkens weer vinden in het gezegde van Guus Urlings dat natuur beleven helemaal niet zo moeilijk is; het is een kwestie van kijken, luisteren, ruiken, vragen stellen en ...... nieuwsgierig zijn. Je moet er alleen de tijd voor hebben en nemen, maar je krijgt er iets moois voor terug en het geeft veel voldoening.


Op 19 november 2012 plaatste ik mijn eerste blog. Blijkbaar vinden steeds meer bezoekers op het World Wide Web mijn blog, want ik zie bij mijn overzicht tot nu toe al 8388 geregistreerde bezoekjes. Niet alleen uit Nederland, maar ook bijvoorbeeld 543 uit België en bezoekjes uit o.a. Duitsland, Frankrijk, Verenigde Staten. Gisteren waren er bijvoorbeeld 126 bezoekjes. Mijn eigen pageviews zijn hier uiteraard niet bijgeteld.
De top 3 is: "Otterontsnippering" met 214 views, "Natuur(gebieden) in Weert" (179) en "Speenkruid" (110).

Over bezoekjes dus allerminst te klagen. Ik heb er al verschillende contacten aan overgehouden, maar vind het desondanks jammer dat er weinig gereageerd wordt. Blijkbaar is er geen aanleiding voor, maar toch.....


Hoewel de bedoeling was de bezoekers van mijn blog kennis te laten maken met de vele natuurgebieden en -gebiedjes, zijn er al snel meer onderwerpen bij gekomen. Niet alleen over gebieden dus, maar ook over bijvoorbeeld planten en dieren, de actuele ontwikkelingen in Grenspark Kempen-Broek, de EHS, het TaurOs project, het Dooddoetleven project en ook de geschiedenis van bijvoorbeeld Dorplein, Bakewell, Tungelroyse beek, de Raam en de watermolens langs de Abeek. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik merk dat ik er steeds meer over/ van wil weten, met als gevolg dat mijn blogs steeds uitgebreider worden. Af en toe denk ik wel eens té uitgebreid. Als het té uitgebreid wordt, heb je kans dat het te langdradig en te saai wordt en dan houden bezoekers het vaak voor gezien. Als dat zo is, zou ik dat trouwens graag vernemen.


Ik vind het prettig om bij mijn blogs foto's te plaatsen als visuele ondersteuning, maar kom regelmatig dat de ontdekking dat mijn digitale camera te weinig mogelijkheden heeft. Met name close-ups van dieren; die blijven nou eenmaal niet stil zitten, of ik kan er niet dicht genoeg bij komen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het oranjetipje en de oeverzwaluw. Een lens zou dan wel prettig zijn geweest. Om echter een ander toestel aan te schaffen, gaat me nog wat te ver. Hoofdzaak blijft toch het verhaal.


Er zijn nog zoveel natuurgebieden waar ik iets over wil schrijven. Zoals bijvoorbeeld Schoorkuilen, Kruispeel, Kootspeel, maar ook onbekendere vennetjes zoals Koorsven. Of over de prachtige natuurgebieden net over de grens zoals Luysen en 't Hasselt. Al met al heb ik nog voldoende te vertellen. Dus op naar de volgende 100.....

dinsdag 30 april 2013

Venherstel

Weert is altijd rijk aan vennen of “pieëlkes” geweest. Ontstaan in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang dus vanwege een gevarieerde flora en rijke fauna, ook al vanwege de rust die er meestal heerste. Veel van deze vennetjes zijn helaas de afgelopen decennia verdwenen, gedempt omdat ze “overbodig” waren, met name ook vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. De versnelde afvoer van water, is ook geen goede ontwikkeling geweest en zorgde voor drooggevallen vennen die uiteindelijk verzandden en dichtgroeiden.

vennetje bij het Blaakven
Het meestal van oorsprong matig voedsel- rijke (kwel)water en voedselarme bodem van de vennen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit wordt eutrofiëring genoemd.
Dit vanwege vermesting of overbemesting van de omliggende landbouwgrond.

Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Er is sprake van “vergrassing” van natuur- gebiedjes. Grassen die veel stikstof gebruiken, verdringen andere plantensoorten. Gevolg is dat het ecosysteem wordt aangetast.
Dit zie je bijvoorbeeld in een bosvennetje bij het Blaakven, gelegen vlakbij het gelijknamige horecabedrijf. Omgeven door hoge sparren is er van een ven, dat vroeger ook dienst heeft gedaan als brandkuil, in mijn ogen geen sprake meer.
Hoewel ik toch nog 2 eenden aan trof op de plas van zo’n 10 m. doorsnee, was hier (wat mij betreft) geen “leven” meer in dit vennetje te bespeuren. Het is letterlijk en figuurlijk ten dode opgeschreven, of is het al.

Paddenpoel bij "Bakewells Pieëlke"
Zo zijn ook de talloze natuurlijk gevormde poelen, die je vroeger overal zag en vaak gebruikt werden als drinkplaats voor het vee, verdwenen. Je ziet ze her en der weer verschijnen, omdat Natuurmonumenten en andere milieugroepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien. Vooral voor kikkers en padden zijn dit soort poelen belangrijk.

Persoonlijk vind ik dit soms te “gemaakt” en soms is het dan ook geen succes, omdat de omstandigheden in de nabije omgeving niet optimaal zijn voor een goede ontwikkeling. Dat is trouwens niet het geval met de poel op deze foto. Omdat er een aantal geschikte poelen aangelegd zijn in de omgeving van het "Bakewells Pieëlke", kan de populatie kamsalamanders zich hier namelijk handhaven en breidt zich zelfs langzaam uit.

Sarsven in de gemeente Nederweert
Momenteel zijn in het Kempen-Broekgebied in Weert en ook in de gemeente Nederweert tal van initiatieven op het gebied van venherstel. Denk maar aan de Banen, de Kwegt, Schoorkuilen en Sarsven in Nederweert. Het meest geslaagde voorbeeld van deze vorm van natuurherstel is wat mij betreft het Sarsven. Het nagenoeg dichtgegroeide en dichtgeslibde Sarsven is door het Limburgs Landschap en Waterschap Midden-Limburg nog niet zo lang geleden opgeschoond en de voedselrijke humuslaag is verwijderd. De herstelmaatregelen hebben al snel geleid tot een spectaculaire terugkeer van tal van (zeer) zeldzame planten en dieren. Dit is zoals je het graag overal zou willen zien.

Ook in het Weerterbos heeft men het herstel van enkele vennen de afgelopen jaren voortvarend aangepakt. Te denken valt aan het Koolespieëlke, Kleinven, Grootven en Rietven. Dan zijn er natuurlijk de vennen in Roukespeel en Roeventerpeel. In het IJzerenmangebied vind je het Geurtsven, Eendenven, Zwanenven en het minder bekende kleine Koorsven. Het kleine "Bakewells Pieëlke", gelegen tussen spoorweg en autoweg, heeft men ook in 2011 onder handen genomen. In mijn volgende blog wil ik hier wat meer over vertellen.
"Koolespieëlke in het Weerterbos"
Koorsven in het IJzerenmangebied
"Bakewells Pieëlke"

zondag 25 november 2012

Sarsven

Het natuurherstel van De Banen vormde de basis voor het verdere landschapsherstel van de overige vennen in het gebied. Door dit grote herstelproject, onderdeel van het Peelvenenproject, zijn De Banen, het Sarsven, de Schoorkuilen en de Kwegt tot één groot aaneengesloten natuurgebied omgevormd. Hoewel er tegenwoordig kanaal Wessem-Nederweert en de autoweg tussen liggen, sloot het Sarsven oorspronkelijk aan op het Roeventerpeelven.


Natuurherstel heeft niet alleen voordelen voor de natuur, maar ook voor de natuurbeléving, want het is hier nu heerlijk toeven in de omgeving. In 2009 heeft Stichting het Limburgs Landschap het laatste deel van het Sarsven aangekocht. Daarna is ook dit ven opgeschoond. Het Sarsven en de Banen krijgen alleen nog natuurlijk water, regenwater en het belangrijkste het eigen kwelwater.


kruipende moerasweegbree
Nu de herstelwerkzaamheden nagenoeg voltooid zijn, kun je er heerlijk wandelen en sinds kort is er een knup- pelbrug, een prachtig uitkijkpunt en vogelkijkscherm.

De herstelmaatregelen leiden tot een spectaculaire terugkeer van tal van (zeer) zeldzame planten en dieren. Al snel hebben verloren gewaande plantjes, zoals de zeer zeldzame kruipende moerasweegbree, moerashertshooi, zonnedauw, grote waterweegbree en gagel zich weer laten zien. Het belooft dus veel voor de toekomst.

Blogarchief