Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


vrijdag 22 april 2016

Lentekriebels#2

In mijn vorige blog schreef ik al dat zonlicht blijkbaar een erg grote impact heeft op ons mensen en in de natuur. Wij worden alerter en actiever en de dieren zijn druk bezig met te zorgen voor nageslacht. Overal zie je de voorjaarsbloeiers verschijnen en bomen en struiken staan in bloei.

schietwilg, Noorse esdoorn, populier staan nu volop in bloei
In deze tijd van het jaar staan veel gewassen in bloei en ze produceren daarbij een gigantische hoeveelheid stuifmeel. Voor mensen met hooikoorts zou regen nu een welkome afwisseling zijn. Voor even dan......
Door de regen verdwijnen de stuifmeelkorrels, pollen, of stuifmeelpollen uit de lucht, zodat mensen met een allergie weer even opgelucht kunnen adem halen.

bloesem van de haagbeuk
Windbloeiers beschikken over veel meer stuifmeel dan insectenbloeiers. Dat is nodig, omdat bij bestuiving door de wind veel stuifmeel aanwezig moet zijn om de kans op bevruchting te vergroten. De meeste loofbomensoorten en grassen zijn windbloeiers. De meeste wilgensoorten, els en hazelaar zijn al aan de beurt geweest, op dit moment staan o.a. de sleedoorn en (haag)beuk in bloei en o.a. de berk, populier, esdoorn en meidoorn zullen snel volgen. Hooikoortspatiënten ervaren deze periode als een ware plaag.
Lente"kriebels" kun je bij hen dan ook heel letterlijk nemen.....

de schietwilg is later in bloei dan de andere wilgensoorten
De schietwilg is een zeer snel groeiende boom. Hij bloeit in april en mei. De schutblaadjes zijn geelgroen en niet gevlekt. De bloeiwijzen zijn katjes, die tegelijk met de bladeren verschijnen. De schietwilg is tweehuizig: de katjes bestaan of alleen uit mannelijke bloemen of alleen uit vrouwelijke. De stijlen en stempels van de vrouwelijke bloemen zijn kort en de helmknoppen van de mannelijke katjes zijn geel. De schietwilg is een van de wilgensoorten die veel voorkomen in natte natuurgebieden. Hij kan zelfs goed in stromend water staan, maar heeft een hekel aan stilstaand water. Ook komt hij, met name als knotwilg, voor langs sloten en wegen.

De rechtopstaande bloemtuilen van de Noorse esdoorn verschijnen tegelijkertijd met of net na de bladeren. De bloemen zijn vrij klein, onopvallend en groengeel van kleur. De Noorse Esdoorn met frisgroene uitlopende blaadjes, kleurt in de herfst mooi goudgeel. Bij de Gewone Esdoorn is de bloeiwijze meer trosvormig, als een wijnrank, en heeft rood uitlopende jonge bladeren, die in de herfst donker verkleuren. De bloemen van de esdoorn bevatten veel nectar en stuifmeel en worden dan ook druk bezocht door bijen en andere insecten.

dinsdag 5 april 2016

Lentekriebels

Voorjaar maakt blij en de lentekriebels gieren bij mens en dier door het lijf. Blijkbaar heeft zonlicht een erg grote impact op ons mensen en in de natuur. Wij worden alerter en actiever en de dieren zijn druk bezig met te zorgen voor nageslacht.

Meerbaansblaak
De Groote Peel verveelt nooit en het is altijd weer een genoegen om er naar toe te gaan en nieuwe dingen te ontdekken. Er was voor mij zoveel te zien, dat ik niet verder gekomen ben dan een wandeling om het Meerbaansblaak. Dat is de grote plas die vlak bij het Bezoekerscentrum "Mijl op Zeven" ligt. Tegenwoordig wordt dat trouwens "Buitencentrum De Pelen" genoemd.

Al kan het terrein erg drassig zijn, de vele paden (o.a. de voormalige peelbanen waarover de turf werd afgevoerd) en de knuppelbruggetjes maken het gebied goed toegankelijk. Zelfs voor rolstoelers is het pad rondom het Meerbaansblaak toegankelijk. Een groot deel van de Peel is trouwens van 15 maart tot en met 15 juli niet toegankelijk vanwege het broedseizoen, maar er zijn nog genoeg mooie plekjes voor de bezoekers.

Ook dit winterkoninkje had momenteel duidelijk last van de lentekriebels. Hij was druk bezig met de bouw van een nestje onder de veel bezochte vlonder bij het Meerbaansblaak. Echt schuw was hij dus niet.
Met amper 10 cm is het winterkoninkje het een na kleinste vogeltje in ons land. Omdat hij zo klein en licht is, wordt hij in de volksmond ook wel 'klein Jantje' genoemd. Het is een vrij algemene vogelsoort in ons land, maar omdat hij zo klein is en zich voornamelijk op houdt in het lage struikgewas, krijg je hem zelden goed te zien.
De beestjes zijn super beweeglijk en blijven zelden lang stil zitten, zodat ik er normaal gesproken met mijn cameraatje geen foto van kan maken. Geduld is echter een schone zaak. Het viel mij na namelijk na enige tijd op dat ie steeds vanaf een zelfde takje richting nest vloog. Dat maakte het voor mij wat gemakkelijker om er een foto van te maken.

Hoewel de paartijd van de heikikker nagenoeg voorbij is, was hier en daar nog het karakteristieke “woep-woep”geluid te horen. Een teken dat ze nog actief waren. Afgaande op dat geluid heb ik nog een enkel exemplaar weten te vinden.
Het unieke aan deze kikker is dat tijdens de paartijd het mannetje blauw wordt. De felheid van de kleur kan nogal variëren, want dat is afhankelijk van de temperatuur. Hoe blauwer de kikker wordt, hoe aantrekkelijker het vrouwtje hem vindt. Deze baltskleur is echter maar korte tijd te bewonderen. Na een tijdje verdwijnt de blauwe tint weer en nemen de mannen hun vertrouwde, bruine kleur weer aan.
In Nederland wordt de heikikker beschouwd als een kwetsbare soort en staat hij op de rode lijst. Hij komt voor in vochtige heidegebieden, waar veenvorming plaatsvindt en in hoog- en laagveengebieden.

Het zonnetje liet zich steeds nadrukkelijker zien en midden op een pad trof ik deze gewone of bruine padden aan. Het veel kleinere mannetje hield het vrouwtje stevig vast in de paargreep (amplexus). Beiden reageerden niet op mij en het leek wel of ze in een soort trance verkeerden. Wel prettig als je ze eens goed wil bekijken.

Het gehele lichaam is bedekt met wratachtige structuren; de slijmklieren. Deze "wratten" zijn vooral op de flanken erg talrijk, die op de rug zijn het grootst en het duidelijkst te zien. Bij sommige exemplaren zijn de wratten rood van kleur zodat ze duidelijk afsteken. Ik vond de huid opvallend glanzend. De structuur van de huid is normaal zeer ruw en droog, maar in de paartijd schijnt die gladder te worden.

Padden leven op het land en zijn alleen in het water te vinden als de eitjes gelegd worden. Als een vrouwtje op weg is naar het water, bespringt een mannetje haar en omklemt haar stevig. Om zijn greep op het vrouwtje vol te houden, beschikt het mannetje over enkele speciale aanpassingen. Zo zijn zijn voorpoten stevig gespierd en heeft hij aan de duimen van zijn voorpoten speciale wrattige kussentjes, waarmee ze meer grip hebben op de gladde huid van het vrouwtje. Die omklemming kan soms wel enkele dagen duren. Het is vrijwel onmogelijk hem van het vrouwtje te scheiden zonder één van beiden te schaden.

Als het vrouwtje na een wandeling het water bereikt en eitjes afzet, bevrucht het mannetje deze met zijn sperma. Zolang hij zich aan het vrouwtje vasthoudt, is het vrijwel onmogelijk voor een ander mannetje om de eitjes te bevruchten. Als het mannetje na enige tijd weer los laat, is het meteen over en uit met de liefde en gaat ieder zijns weegs.

De gewone pad wordt in uiteenlopende habitats gevonden en is zelfs aangepast op drogere plaatsen. Omdat ze een grotendeels verborgen levenswijze leven, kom je ze overdag niet veel tegen. Alleen in de paartijd komen ze te voorschijn, omdat ze water nodig hebben voor de voortplanting. De dril moet namelijk in het water worden gelegd, omdat de eieren op het land snel zouden uitdrogen. Meestal is het het waterpartijtje waar ze zelf ter wereld kwamen en daar moeten soms grote afstanden voor af worden gelegd.
Het vrouwtje wordt groter dan het mannetje (13 à 14 cm), maar is daardoor ook plomper en langzamer. Zeker als ze op weg is naar het water en een mannetje op haar rug moet meezeulen. Padden springen trouwens niet zoals een kikker, maar lopen.

Ik wilde haar wel eens zien lopen, maar moest meerdere zetjes geven, voordat ze besloot op "pad" te gaan.
Na een metertje hield ze het weer voor gezien, maar dat was voor mij voldoende. Daarna heb ik ze maar met rust gelaten.

donderdag 24 maart 2016

Mossen op Smeetshof

In de nieuwsbrief van de Slobkousjes las ik dat ze een bezoekje zouden gaan brengen aan de Smeetshof in Bocholt. Bijna een thuiswedstrijd voor mij, dus dinsdag de 8e ben ik op tijd opgestaan en ging het richting België. Ook Frans van de Ecologische Werkgroep Weert Zuid was aanwezig.

De Slobkousjes beginnen al om 9:00 uur. Best wel vroeg voor mijn doen, maar als ik eenmaal actief ben, is dat verder geen probleem. Het had die nacht licht gevroren en het was, zoals je ziet op de foto, nog mistig. Een frisse ochtend dus, maar een goede manier om snel wakker te worden…….....

Boomstam met meerdere mossoorten en doolhofzwammen
We bezochten enkele natte percelen en een droog perceel en de aandacht ging met name uit naar (korst)mossen. Maar natuurlijk werd er ook uitvoerig stil gestaan bij de zwammen, die we op ons pad tegen kwamen. Op de foto zie je een boomstam met talloze Doolhofzwammen.

Ook deze betrekkelijk zeldzame wasslakzwam wil ik je nog laten zien. Zelden heb ik die namelijk zo mooi van kleur en zo glanzend gezien. Alsof hij gevernist was. Je kon er bijna je haren in kammen, zo spiegelde hij…..........

Zandhaarmos met de pronkende heren op de voorgrond en de dames op de achtergrond.....
En nu dan over naar het eigenlijke onderwerp: de mossen.......
In de loop van de morgen liet het zonnetje zich steeds meer zien. Dit had vooral effect op het Zandhaarmos dat nu in "bloei" staat en dat we aantroffen op een droog verschraald gedeelte van de Smeetshof. Daar zagen we ook onder andere het Grijs Kronkelsteeltje, Heidestaartje en Bekermos.

Het Gewoon Sikkelsterretje met lichtbruine sporenkapsels wordt vaak op dood hout aangetroffen
Zoals gezegd, ging het niet om de paddenstoelen, maar om de blad- en korstmossen. Toen we tegen 12 uur naar huis togen, hadden we 38 waargenomen. Je ziet de gevonden soorten in onderstaande tabel. Met dank aan de Slobkousjes, die feilloos wisten te vertellen hoe ze heten. Chapeau....

Bleek Dikkopmos
Gewoon Bronmos
Grijze Haarmuts
Kronkelheidestaartje
Bonte Haarmuts
Gewoon Dikkopmos
Groot Dooiermos
Lichtvlekje
Bruin Bekermos
Gewoon Haakmos
Groot Laddermos
Lindeschildmos
Duinsterretje
Gewoon Muisjesmos
Groot Rimpelmos
Melig Takmos
Fijn Laddermos
Gewoon Purperschaaltje
Groot Schildmos
Rijpschildmos
Gaaf Kantmos
Gewoon Purpersteeltje
Heksenvingermos
Vals Dooiermos
Gebogen Schildmos
Gewoon Schildmos
Helmroestmos
Verstop-schildmos
Gestippeld Schildmos
Gewoon Sikkelsterretje
Knotskroesmos
Witte Schotelkorst
Gevorkt Heidestaartje
Grauw Rijpmos
Kopjes-bekermos
Zandhaarmos
Gewone Poederkorst
Grijs Kronkelsteeltje






Uiteraard laat ik die niet allemaal zien. Een aantal fraai gefotografeerde en interessante soorten zie je hieronder. De andere foto's die ik maakte, heb ik in het album Mossen op de site Flickr geplaatst.

Bonte haarmuts
Groot Schildmos
Heksenvingermos en Grijsgroene steenkorst
Melig Takmos
Vals dooiermos
Zandhaarmos en Bruin Bekermos
Gewoon Purperschaaltje
Grauw Rijpmos
Groot dooiermos
Heksenvingermos en Groot Dooiermos
het vrij zeldzame en kwetsbare Lindeschildmos

zaterdag 20 februari 2016

ARK neemt advies Taurossen over

Op de site van "Weert de gekste" stond onlangs dit artikel. Ook Dagblad de Limburger schreef er over.
"Het door de Commissie "Verbetering Begrazingsbeheer" opgestelde advies moet leiden tot een groter veiligheidsgevoel van bezoekers in door Taurossen begraasde gebieden. In gebieden groter dan 100 hectare blijven Taurossen gehandhaafd. Die gebieden blijven opengesteld voor publiek. Voor gebieden kleiner dan 100 hectare zal ARK in overleg met de Klankbordgroep Kempen~Broek een alternatief runderras kiezen".

nieuwe dieren op Siëndonk
Nadat Stichting Taurus en Ark vorig jaar maart besloten de hele kudde op perceel "'t Brook" te verplaatsen vanwege “ongewenst gedrag” van een aantal dieren, werd het nodig gevonden enkele dieren af te schieten.
Hierdoor is toen de nodige commotie ontstaan. Zie mijn blog “taurossen verwijderd” .
Om het heersende gevoel van onveiligheid weg te nemen en te bezien welke maatregelen genomen moesten worden, werd een onafhankelijke Commissie "Verbetering Begrazingsbeheer" ingesteld. Deze Commissie, onder voorzitterschap van Marleen Gresnigt-Raemaekers, is begin februari met een gedegen advies naar buiten gekomen, dat door Ark en de Stichting Taurus is overgenomen. Het hele advies kun je HIER lezen.
Interessant om te lezen, hoewel ik een aantal punten ook al ter sprake bracht in mijn blogs.

Een deel van de kudde op Siëndonk

Kort samengevat zijn er 5 overwegingen en voorwaarden om deze stap te nemen:
1.  Een rustige natuurlijke kudde runderen bestaat uit een leidkoe, melkgevende koeien en hun kalveren, jongvee, droge koeien en één of enkele stieren. Op een groot perceel komt een natuurlijke kudde het best tot zijn recht. Het is dan wel zaak er op te letten dat er sprake is van “evenwicht” in de kudde. Nu zie je dat dat niet altijd het geval is (vanwege het fokbelang???). Begrazingsbelang en fokbelang kunnen mijns inziens niet goed samengaan. Lees "Taurossen op Siëndonk en Lieëg Hei".
2.  In grotere gebieden is het gemakkelijker om rust in een kudde te handhaven, zodat die zich kan ontwikkelen tot een sociale kudde. Een sociale kudde vertoont wijkgedrag en op een klein perceel is dat vaak niet mogelijk. Gevolg is onrust bij de dieren, wat zal leiden tot een sterk verminderd veiligheidsgevoel van de omwonenden en bezoekers. Op een groot perceel geef je grazers de ruimte om bezoekers uit de weg te gaan.
3.   In- of uitplaatsen van dieren omwille van voedseltekort, of het fokprogramma zal vanwege de onrust, die dit ongetwijfeld met zich meebrengt, goed overdacht en uitgevoerd moeten worden en zo min mogelijk dienen te gebeuren. Op een groot perceel is verplaatsen niet zo snel nodig.

Bijvoeren zoals hier op 't Luuëke kan leiden tot opdringerige en afhankelijke dieren.
4.  Op een klein perceel, zoals bijvoorbeeld 't Luuëke, is al gauw niet voldoende voedsel en is er sprake van overbegrazing. Op een klein perceel moet dus noodgedwongen bijgevoerd worden, of moeten dieren worden verplaatst. Op een groot perceel is dat niet nodig. Lees ook eens “Taurossen smachten naar vers gras”.

't Kalfje op perceel 't Luuëke is in oktober 2015 nog niet geoormerkt
Zo te zien is dat in februari 2016 nog steeds niet  gebeurd....
5.  Vanwege de “honderd hectare regelgeving”, hoef je pasgeboren dieren niet meer te oormerken binnen 3 dagen. Ook dit zorgt namelijk voor onrust in de kudde. De kalfjes kunnen later in het jaar geoormerkt worden als er zich een goede gelegenheid voor doet. Bijvoorbeeld bij verplaatsing. Ik schreef hierover in "Taurossen op Kwaoj Gaât/Wisseblök".

De grote gebieden die de Adviescommissie voor ogen heeft zijn: natuurgebied Loozerheide, natuurgebied Laurabossen, Weerter Kempen (die Q-percelen worden genoemd????) en Kettingdijk, natuurgebied Graus, gebied Ooms en Smeetshof (B.), Wijffelterbroekbos, Kwaoij Gaat en Raamweiden. Dit zijn de gebieden waarvan ik al eerder opmerkte, dat daar het meest sprake is van een natuurlijke kudde.
't Luuëke, Siëndonk, Lieëg hei, d'n Oetslaag, Brook en Baks vallen buiten de voorgestelde gebieden.

Ik vraag me nu af wat er met de kudde gaat gebeuren die nu (weer) op Siëndonk loopt. Hier loopt namelijk de kudde die in mijn ogen het meest wenselijk gedrag vertoont. Wees daar zuinig op en ga daar goed mee om....... Deze kudde liep in augustus op Siëndonk, in november op de Lieëg Hei en nu in februari weer op Siëndonk. Binnenkort wordt dat dus weer een ander gebied.
Gaat die kudde in zijn geheel over naar een groot perceel, of wordt die opgesplitst?
Ik heb vernomen dat de oude Tudanca leidkoe dat helaas niet meer gaat meemaken, omdat ze onlangs is overleden vanwege kalf- of melkziekte.

Nieuwe dieren op de Graus
Op dit moment is Ark al bezig met herplaatsen. Ik zag gisteren dat onder andere op Siëndonk en de Graus al andere dieren lopen en dat bij de Raamweiden alle dieren zijn weggehaald. Omdat men beseft dat dit verplaatsen met beleid en tact dient te gebeuren, zal dat waarschijnlijk meerdere maanden in beslag nemen.

Jong Heckrund op de Graus
Ik heb bij mijn bezoek gisteren dan ook al gemerkt dat er niet veel meer klopt van wat ik de vorige blogs schreef over de percelen, de aantallen en welke dieren het zijn. Dat is nu echter van geen belang; ik denk dat de stappen die nu genomen gaan worden van veel groter belang zijn voor het welbevinden van de dieren, die zich nu eindelijk kunnen gaan ontwikkelen tot een natuurlijke, sociale kudde......

Wat betreft het Wijffelterbroek, vraag ik me af of je dat gebied wel helemáál toegankelijk moet maken voor de runderen. Ik ben namelijk bang dat dat gevolgen zal hebben voor het toch al kwetsbare ecosysteem.
Liever zou ik dan ook zien dat Ooms/Smeetshof met Kwaoj Gaât/Wisseblök verbonden wordt via een corridor.

Ik vermoed dat deze stier op 't Luuëke een gekruiste Maronesa is.....
(SayagueseX Tudanca) X Limia stier????????
Tot slot:
De commissie wees er ook op, maar ik wil Ark en Stichting Taurus er nogmaals op attenderen hoe belangrijk het is de dialoog aan te blijven gaan met direct betrokkenen (omwonenden en Dorpsraden) en vaker en meer openheid van zaken te gaan geven. Zo krijg je namelijk een breed draagvlak. Zonder dat is het project m.i. gedoemd te mislukken. Het zou ook voor mij en andere geïnteresseerden en belanghebbenden prettig zijn, aangezien je nu vaak moet gissen wat er gebeurt en welke dieren het zijn.

zondag 14 februari 2016

Kettingdijk in februari 2016

Vorig jaar januari schreef ik een blog over de Kettingdijk, waarin ik vertelde dat het natuurherstelproject aldaar afgerond was. De opzet van dit project was het afvoeren van de voedselrijke landbouwgrond en aanpassing van de waterhuishouding, zodat kwelwater en regenwater langer worden vasthouden in deze nieuw gecreëerde natte natuur. En het mag gezegd worden dat deze opzet geslaagd is.... Tenminste wat betreft de oostkant.

dinsdag 26 januari 2016

Herfst 2016........Paddenstoelentijd:Judasoor

De Judasoor (uricularia auricula judae) heeft de vorm van een geaderd, enigszins doorzichtig oor.
Als je tijdens een wandeling een vreemd voorwerp aan een vlier of es ziet hangen en je eerste ingeving is, dat het oren zijn, is dat zo goed als zeker een "Judasoor."

Met een doorsnee van ca. 5 - 10 cm. valt deze judasoor in de wintermaanden niet op
De zwam komt best veel voor, maar valt zeker in de wintermaanden vanwege de kleur en het formaat niet zo op. Hoewel hij op de foto's groot lijkt, is dat niet het geval. Hij varieert nogal in grootte, nl. van zo'n 2 tot maximaal 10 cm.

Ik heb in  Paddenstoelentijd deel 1 al iets over deze bijzondere soort geschreven. Daarin heb ik ook geschreven over een christelijke legende, waarin wordt verteld hoe hij aan die naam komt. Je kunt dat ook eens nalezen op Natuurverhalen.nl.  Zoals elke legende is hier uiteraard niets van waar. Zeker als je bedenkt dat die bomen niet eens in Palestina voorkomen. Daardoor weet je ook dat deze legende van Europese makelij is.
Maar het is altijd leuk om zo iets te lezen.

Foto genomen in september bij het NMC in Weert
Hoewel je hem ook op andere bomen aan treft, is de Judasoor een trilzwam die een voorkeur heeft voor grote levende of dode vlieren die op een schaduwrijke plaats staan en dood essenhout. Opgezwollen trilzwammen strooien kwistig met hun sporen als de vruchtlichamen trillen!  Als er tegenaan wordt geduwd, of als de tak beweegt door bijvoorbeeld de wind, gaat die namelijk wat schommelen/trillen, als een soort plumpudding. Vandaar de naam trilzwam.

Het vruchtlichaam van deze zwam bestaat uit een propje van gelatineuse, slappe hersenachtige geplooide "lobben", die er vochtig uit zien, glad aanvoelen en verrassend veerkrachtig zijn. Dat merk je als je er zachtjes in knijpt.

Foto van deze Judasoor op een vlier is van december
na een periode met vorst en zonder regen zie je enkele Judasoren al verschrompelen
De herfst is uiteraard de periode dat je de meeste kans hebt hem aan te treffen, maar je kunt hem het hele jaar vinden. Hij kan namelijk weken van sneeuw en (strenge) vorst overleven, omdat er een soort natuurlijk antivries in zit.

Foto genomen in januari bij het NMC
Foto genomen in januari bij het NMC
Op de vorige foto's zie je dat hij een mooie satijnige donkerroze kleur heeft, maar later in het jaar verkleurt hij van bruinachtig naar lila-achtig tot bijna zwart. Op deze foto van januari ziet hij er dan ook heel wat minder rooskleurig uit en begint hij het wat moeilijker te krijgen. Vooral links en rechts zie je dat al gebeuren. De reden daarvan is in dit geval niet vanwege de vorst, want die hadden we nog niet gehad, maar uitdroging.

Foto van 15 februari 2013, genomen op de Loozerheide
Uiteindelijk verschrompelt deze zwam tot niet meer dan een taai lila-achtig velletje.
Dit is echter geenszins het einde voor deze zwam, want na de vorst en vooral na een regenbuitje,
zal hij weer opzwellen en krijgt hij weer zijn oorspronkelijke vorm en kleur.
In een vorige blog noemde ik hem niet voor niks "een taaie mysterieuze rakker".................

Blogarchief