Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 25 maart 2021

Dode taurossen op de Kettingdijk

In een artikel met bovenstaande kop, maakte Dagblad de Limburger op 19 februari bekend dat er 2 taurossen aan de Vetpeel/Kettingdijk waren gestorven, omdat er waarschijnlijk door Natuurmonumenten niet tijdig ingegrepen was en er niet voldoende bijgevoerd was. Het betrof een * ouder dier en een stiertje.
Ook Midden Limburg Actueel schreef hierover een artikel.  
Ik had verwacht dat daar heel veel reacties op zouden komen, maar dat was niet het geval. Het bleef rustig aan het front. Veel mensen zijn intussen, zo lijkt het wel, "taurosmoe"...........................
In eerste instantie werd door Natuurmonumenten ontkend dat de situatie schrijnend was en dat het normaal was dat runderen in deze periode kwetsbaarder zijn en vermageren, omdat ze interen op hun vet en dat het ook “gewoon” is dat vooral hoogbejaarde dieren (de koe was 16 jaar) de winter niet overleven. Mocht je overigens wat meer over dat bijvoeren willen weten, lees dan eens mijn post: Taurossen kijken uit naar vers gras. 
* Hoewel ik mijn twijfels heb, was de oude koe die gestorven is, mogelijk de Maremmana leidkoe waar ik in de post van september over schreef en die je op de rechter foto ziet. Ik weet het niet 100% zeker, maar als ik het in september bij mijn bezoek aldaar goed gezien heb, had deze koe ook een kalf. Zou dat misschien het stiertje zijn dat gestorven is?

Zoals Natuurmonumenten zei, is 2 dode dieren in de winter op een kudde van ruim 70 inderdaad te overzien, maar daar moet het dan ook bij blijven. In de twee weken daarop, bleek echter dat nog zo’n zeven runderen uit de kudde sterk vermagerden. Tijd om maatregelen te treffen. Voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit was het in elk geval ook aanleiding om een bezoek aan de Kettingdijk te brengen. Wat ze er aantroffen was voor hen voldoende om Natuurmonumenten op de vingers te tikken vanwege nalatigheid en werd aangeraden om maatregelen te treffen. De NVWA gaf ook het advies om het hooi niet alleen op de grond aan te bieden, maar ook hooiruiven neer te zetten. Niet alleen vanwege vervuiling van het hooi, maar vooral om zwakkere en jongere dieren beter bij het hooi te kunnen laten komen.
Hoewel men al vroeg begon met bijvoeren, is Natuurmonumenten (zo geven ze zelf op hun site nu toe) inderdaad niet genoeg alert geweest op het gewicht en de conditie van de kudde. Nu ze er op gingen letten, zagen ze ook dat vooral jonge en zwakke dieren bijvoorbeeld door dominante dieren bij het voer werden weggeduwd. Dat is ook de reden dat ze het advies van de NVWA hebben (hooiruiven plaatsen) opgevolgdHoewel het eigenlijk de bedoeling is (dat wordt tenminste steeds weer op hun site vermeld), om de dieren zoveel mogelijk met rust te laten en niet bij te voeren, geeft Natuurmonumenten nu toe dat het op de Kettingdijk hard nodig is en dat er te weinig is bijgevoerd. De reden is vooral dat er te veel dieren in het terrein aanwezig waren.
Door de schrale vegetatie blijft bijvoeren nog  tot minstens half april noodzakelijk
De schrale vegetatie biedt gewoon niet voldoende voor een jaarrond begrazing door zoveel dieren. Natuurmonumenten heeft onlangs dan ook noodgedwongen een dertigtal dieren weggehaald en er zijn extra hooiruiven neergezet. Het viel me overigens op, dat de dieren ook zijn verplaatst van het perceel langs het fietspad naar een perceel dichter bij de boerderij. Bang voor “pottenkijkers” of om beter toezicht te hebben?

de Maremmana leidkoe in september 2020 met een deel van haar kudde die haar trouw volgt

In september vorig jaar schreef ik een post over de Taurossen op de Kettingdijk/Vetpeel. Daarin schreef ik dat de dieren toen al bijgevoerd werden, omdat er toen al te weinig voedsel was. Jaarrond begrazen door zo veel dieren (ik telde er toen ruim 70) is, zo schreef ik, te veel van het goede en de door Natuurmonumenten zo geprezen biodiversiteit door begrazing met taurossen, gaat hier zeker niet op.
In plaats van verrijking en variatie is op de Kettingdijk/Vetpeel eerder sprake van VERARMING; de natuur krijgt namelijk door  overbegrazing niet de kans om te herstellen en van structuurrijke vegetatie is totaal niets te merken. De biodiversiteit holt daar achteruit als er niets gebeurt. Elk grassprietje of plantje dat daar nu de kop op durft te steken, wordt door de runderen meteen “weggemaaid”…….  De foto's op de volgende post tonen dat nog eens goed aan. Het is één kaal landschap (met uitzondering van de pitrus dan die ze met rust laten). Planten krijgen dus niet de kans om tot groei en bloei te komen, zodat de zo gewenste insecten ook weg blijven…. Je ziet ook dat de dieren nu niet meer als een kudde functioneren, één kudde dus die gezamelijk optrekt en bij elkaar blijft. Ze lopen namelijk nu verspreid door het gebied, omdat ze op zoek zijn naar dat kleine beetje voedsel dat nog te vinden is.

Ik adviseer Natuurmonumenten om gedeeltes af te sluiten, zodat de achteruitgang van het ecosysteem gestopt wordt en karakteristieke plant- en diersoorten behouden blijven. Daarnaast bieden deze afgesloten gebieden (exclosures) ook nog eens een unieke mogelijkheid om onderzoek te doen wat nou precies de effecten van de overbegrazing zijn en hoe het herstel van het gebied is na beëindiging van deze overbegrazing. 

Wat zullen de dieren naar vers gras smachten. Dus nu is het maar te hopen dat het gras weer snel gaat groeien. Je kunt dan misschien geen voorstander zijn van de tauros, maar zoveel leed wens je geen enkel dier toe. Zij hebben er tenslotte niet om gevraagd........

dinsdag 9 februari 2021

Heijkersbroek 2021

September vorig jaar ben ik naar aanleiding van een bericht over de geplande werkzaamheden in het Heijkersbroek , naar Ell getogen om eens te gaan kijken wat er precies stond te gebeuren.

Het doel van de werkzaamheden was om er een klimaatbuffer aan te leggen. Door de aanleg van een waterbuffer wordt  water als reserve voor droogteperiodes vast gehouden en bij een regenpiek, is het ook de bedoeling om water vast te houden, maar dan om overlast elders te verminderen of zelfs te voorkomen. 
Het water stroomt dus niet meer ongehinderd van het Heijkersbroek in de Tungelroyse beek of andersom.
 
Geplande werkzaamheden in september 2020

De werkzaamheden zijn nu nagenoeg afgesloten. Na de overvloedige regenval van de afgelopen maand was een bezoekje aan het Heijkersbroek een mooie gelegenheid, om eens te gaan kijken wat het resultaat van zo'n buffer is. Om een goed beeld te krijgen wat er nou precies veranderd is, moet je zeker eens even terugkijken naar de post Heijkersbroek 2020. Daar kun je namelijk zien  hoe het in september was; een leuk wandelgebied, maar met eentonige bospercelen, grote droogte, ruige vergetatie en woekeraars als bijvoorbeeld braamstruiken.

.

Het eerst wat ik bij aankomst zag, was dat gelukkig de massale wilgengroei die ik in september in de Waerbrookskoel zag, is verwijderd. Zou iemand van de Bosgroep misschien mijn post gelezen hebben?...... 

Die weelderige wilgengroei zou namelijk zeker ten koste gaan van kwetsbare plantjes die je er groeien. Denk dan onder andere aan Kleine zonnedauw, Teer guichelheil, Kantige basterdwederik, Draadgentiaan, Duizendguldenkruid en  Klokjesgentiaan. Bij de kleine poelen kun je Loos blaasjeskruid,  Moerasweegbree, Kruipende moerasweegbree,  en bruin Cypergras aantreffen.   Wat er verder nog op de Waersbrookskoel is gebeurd, heb ik niet gezien. Dat is iets voor een volgend bezoekje. Wat me vooral echter opviel was hoe drassig het op het lager gelegen  gedeelte was en dat is prima. Gelukkig is er nog een hoger gelegen gedeelte, zodat de ezeltjes  ook kunnen grazen zonder natte voeten te krijgen.

Gebiedseigen kwel- en regenwater kan niet wegstromen naar de ontwateringssloten
Er is aan de zuidoost kant  ruim 2 ha. populieren en opslag van wilg gekapt en de voedselrijke bovenlaag is verwijderd tot op de minerale bodemlaag en afgevoerd. De niet kaprijpe populieren die je op de achtergrond ziet,  zullen waarschijnlijk te zijner tijd gekapt worden, of waarschijnlijk al eerder het loodje leggen, als het gebied (zoals gepland)  te nat blijft.  Er is om deze plek verder nog een lage aarden wal aangelegd, zodat regen- en kwelwater vastgehouden worden en  instroom van gebiedsvreemd  en voedselrijk water voorkomen wordt. Het raster dat je ziet, is aangelegd om straks begrazing mogelijk te maken als het gebied droog staat.

Op meerdere plaatsen zullen bospercelen nog gekapt worden en in het najaar is  herplant van nieuw bos met inheemse soorten gepland.  

 
 Zijsloten naar de hoofdwatergang zijn gedempt en er zijn dammen aangelegd om het water zo lang mogelijk in het gebied te houden.De 2 grote paden die door de werkzaamheden kapot gereden zijn, zullen nog opgeknapt moeten worden, want zoals je ziet zijn die na de overvloedige regen van de afgelopen maand nagenoeg onbegaanbaar geworden.
De hoofdwatergang, die bij mijn vorig bezoek kurkdroog stond en compleet dichtgegroeid was, is opgeschoond, zodat bij piekbuien nog steeds water afgevoerd kan worden, maar door de aanleg van een stuw wordt het water langer vastgehouden. Zo wordt voorkomen dat de Tungelroyse beek verder stroomafwaarts niet voor (of in elk geval minder) wateroverlast zorgt. Zoals je ziet op de laatste foto is de waterstand van de beek erg hoog, maar nog beheersbaar.

In de post van september vorig jaar heb ik deze foto's geplaatst zodat je kon zien  hoe de situatie daar toen was. De hoofdwatergang (foto links) die moet zorgen voor de waterafvoer naar de Tungelroyse beek, stond toen nagenoeg droog en was volledig dicht gegroeid. Het Witbosven (foto rechts), het van oorsprong laagst gelegen perceel, was overwoekerd met ruige vegetatie, bomen en struiken en het was er toen overal kurkdroog. Hoe anders is het nu na de werkzaamheden van de afgelopen tijd.

Water uit het Witbosven en de hoofdwatergang kan niet instromen vanwege een lage zandwal
 De dichte vegetatie van bramen, brandnetels e.d., bomen en struiken en de overgebleven houtopstanden zijn verwijderd. Daarna is de voedselrijke bovenlaag samen met bladafval en jarenlange opeenhoping van afgestorven planten verwijderd. Het vrijgekomen materiaal is deels gebruikt om de sloten en zijsloten te dempen. Om een drassig gebiedje te creëren is meer grond weggegraven.  Om het ca. 750 m2 grote gebied is vervolgens een lage aarden wal gelegd. Dit om te voorkomen dat gebiedsvreemd water via de hoofdwatergang (op bovenstaande foto goed te zien)  instroomt, maar vooral om het kwel- en regenwater binnen het gebied vast te houden. Het ziet er momenteel nog een beetje "triest" uit, maar ik ben reuze benieuwd hoe dit er over enige tijd gaat uitzien.
Om het toekomstige drassige gebied goed te kunnen bekijken, is er voor de wandelaars een vlonderpad aangelegd.
 
Hoge waterstand van de Tungelroyse beek

Meerdere lager gelegen gedeeltes staan nu ook onder water en in de directe omgeving van de Tungelroyse beek zijn ook gedeeltes van het broek onder water komen te staan. Dit heeft echter grotendeels te maken met de hoge waterstand van de beek.

Voor zover ik het nu kan overzien, zal deze ingreep zeker een verrijking voor het voormalige grotendeels eentonig beplante gebied zijn. Zoals het er nu bij ligt, nodigt het echter ook nog niet echt uit om er naar toe te gaan. Het resultaat van deze ingreep zal pas later in het jaar  te zien zijn. Tot zo lang zullen we dus nog even geduld moeten hebben.  

zondag 20 december 2020

Herfst 2020.......Paddenstoelentijd deel 8: Van alles wat

 Nu de winter haar eerste speldenprikken heeft uitgedeeld, is dat voor mij het signaal om het paddenstoelenseizoen af te sluiten.  Hoewel ik nog wat "voorraad" heb, is dit dus mijn laatste post over paddenstoelen in het bewogen jaar 2020. 

Dat wil niet zeggen dat er geen paddenstoelen meer te vinden zouden zijn. Lees daarover maar eens mijn post "Paddenstoelen in de winter".  Veel soorten (met name plaatjeszwammen) geven het nu inderdaad op, maar er zijn nog genoeg "taaie rakkers" die niet terugschrikken voor een beetje vorst. Vaak zijn dat houtzwammen en korstzwammen, zoals onderstaande Waaierkorstzwam, Eikenbloedzwam en Gele korstzwam. Dus voor wie wil, er is in de winter nog genoeg interessants te vinden.

Waaierkorstzwam
De WAAIERKORSTZWAM (Stereum subtomentosum) maakt deel uit van ruim 100 soorten van het geslacht Stereum. Daar horen o.a.  ook de Gele korstzwam en Eikenbloedzwam bij. Soorten die, zoals ik al zei, tegen een stootje kunnen. Het latijnse Stereum betekent "taai" (het  is moeilijk om een stukje van de hoed af te scheuren) en Subtomentosum is afgeleid van het Latijnse woord tomentosa dat "zacht behaard" betekent. Dit vanwege het fluwelige, viltige hoedoppervlak. Het vruchtlichaam heeft dunne ver uitstaande, waaiervormige en golvende schijnhoedjes, Ø 3-7 cm. De bovenzijde van die schijnhoedjes is concentrisch gezoneerd, bruin- of oranje-rood tot okergeel, vaak groen door algen  en met altijd een wittige groeirand.
 
Onderkant van de Waaierkorstzwam
 Een ander typerend kenmerk is dat de onderzijde glad is. Dus zonder buisjes, plooien of stekels. De kleur is geel tot grijsgeel of okerachtig. 
In Engeland wordt de zwam "Yellowing Curtain Crust" genoemd vanwege het feit dat de hoed geel verkleurt als hij wordt ingekrast. Je vindt ze op dode stammen van loofbomen (vooral elzen en wilgen). Het meest in bossen op voedselrijke, vochtige bodem (denk aan bijvoorbeeld een Elzenbroekbos).
 
Eikenbloedzwam
De zeer algemeen voorkomende EIKENBLOEDZWAM (Stereum gausapatum) is een korstvormig leerachtig vruchtlichaam met golvende, viltige, oranje- tot roestbruine, soms wat donkerpaarsachtige “hoed”, met witte rand. De onderkant is glad, heeft ook geen plaatjes of poriën en is okerkleurig tot bleekbruin. Bij beschadiging of vochtig weer wordt ie roodkleurend. Deze korstzwam groeit dakpansgewijs boven elkaar op dood hout van eiken. Deze zeer algemeen voorkomende soort kun je het hele jaar door vinden. 
 
Gele korstzwam
 De GELE KORSTZWAM (Stereum hirsutum) is een soort die ook het hele jaar te vinden is. Zoek bij loofhout wat vaak gestapeld ligt in de bossen. De leerachtige soms grote plakkaten, zijn okergeel gekleurd. Korstzwammen vind je op allerlei dood hout en dode bladeren, maar soms ook op levend hout. Ze worden ook wel schorszwammen genoemd. De korstzwam lijkt als het ware vastgeplakt op het hout. Veel korstzwammen krullen om en vormen dan waaiers, dakjes of hoedjes. Met mooie kleuren als paars, geel, felblauw, roze, oranje of wit zijn ze veel te vinden tussen kreupelhout en op omgewaaide, langzaam vergane bomen.
 
Kleverig koraalzwammetje
  Ook het KLEVERIG KORAALZWAMMETJE (Calocera viscosa) kun je  vaak vroeg in de winter nog aantreffen. Het is geen bijzondere vondst, want ze komen best veel voor, maar het is toch steeds weer leuk om te zien. Het is een zeer algemene soort, dus succes is gegarandeerd als je op zoek gaat in een naaldbos (in een loofbos zul je vergeefs zoeken). Het zwammetje leeft als saprofyt op sterk vermolmde stronken en stammen van naaldbomen. Het vruchtlichaam is 4-8 cm hoog en is vrij variabel qua vorm, hij kan bestaan uit rechte "takjes", maar komt ook regelmatig voor met vrij veel vertakkingen. De kleur is opvallend oranjegeel. Het brengt kleur in de duistere naaldbossen en is vooral tussen het mos een lust voor het oog. 
 
Plooivlieswaaiertje
Je zou het niet verwachten, maar het PLOOIVLIESWAAIERTJE (Plicaturopsis crispa) kwam tot voor enkele decennia nog niet voor op het laagland van Noordwest-Europa. De eerste waarneming in Nederland stamt pas uit 1989 en sindsdien is het aan een snelle opmars bezig. Ook in kille gebieden als Scandinavië, Canada, Japan en China en zelfs op de toendra's van Alaska schijnt het voor te komen.
 
 Iedereen die wel eens in een bos wandelt, komt het plooivlieswaaiertje dan ook vroeg of laat tegen. Ook in een zachte winter is dat nog het geval. Het  is gemakkelijk te herkennen. In grote groepen groeien ze het liefst op de berk, maar ook op beuk, hazelaar, eik en els. De paddenstoel kenmerkt zich door waaiervormige, golvende hoedjes met een doorsnede van 1-2 centimeter. De bovenkant is viltig en wit tot oker- en roodbruin gekleurd. De onderkant kent geen lamellen, maar plooien. Die zijn vuilwit tot grijs-oker gekleurd
 
Gewoon elfenbankje. Links zie je de witte onderkant
ELFENBANKJES (geslacht Tramets) zijn zwammen die volgens mij de meeste verschijningsvormen hebben. Dat geldt zowel voor uiterlijk als kleur. Ik heb al veel elfenbankjes gezien en die waren wat betreft kleur steeds weer anders. Van bijna zwart en blauwachtig naar heel veel tinten bruin,oranje en geel. Het Gewoon elfenbankje heet ook niet voor niets Trametes versicolor. "Versicolor" betekent namelijk: met variabele kleuren. De buitenrand is echter altijd wit. Daarnaast zijn de hoedjes soms halfrond en soms waaiervormig. Op SoortenBank,nl vind je 7 soortnamen die voldoen aan de zoekopdracht "elfenbankje". Het is een eenjarige soort, dat wil zeggen dat het vruchtlichaam maar één seizoen te vinden is. Ze worden dus ieder jaar opnieuw "gevormd". 
 
Gewoon elfenbankje
 Je zou door die verschijningsvormen de weg kwijtraken, maar ze zijn ondanks dat toch goed van andere soorten te onderscheiden. Hoewel..........schijn bedriegt soms. Voor hetzelfde geld heb je te maken met bijvoorbeeld een Waaierkorstzwam, een Witte bultzwam of een Geelbruine plaatjeshoutzwam. Die vind je net als Elfenbankjes ook op de dode stobben van loofhout, maar de onderkant van Elfenbankjes is altijd wit en ze hebben kleine poriën. Het is daarom nodig om te kijken naar de onderkant, of die echt ook wel wit is en poriën bevat...... 
 
Gewoon elfenbankje
 Het meest bekende elfenbankje is het GEWOON ELFENBANKJE (Trametes versicolor). Meestal in grote groepen in rijen of dakpansgewijs groeiend. De bovenzijde is concentrisch gezoneerd, golvend en fluwelig. De zones hebben verschillende kleuren (van zwart via allerlei tinten bruin tot oker of oranjegeel, terwijl olijfgroene, roodachtige en blauwe tinten ook kunnen voorkomen. Soms zijn het net  rozetjes, die mij altijd aan bloemen doen denken. 
 
Fopelfenbankje (links) en Gewoon elfenbankje (rechts)
 Het Gewoon elfenbankje wordt nogal eens verwisseld met het FOPELFENBANKJE (Lenzites betulinus). Dat zie je hier links op de foto. Vaak zie je ze samen. Het koloniseert stompen namelijk pas nadat die door andere elfenbankjes zijn "voorverteerd"; deze paddenstoel parasiteert dus op het mycelium van zijn voorgangers. Uiterlijk is er in eerste instantie weinig tot geen verschil. 
 
Dat zie je pas als je de onderkant bekijkt. Waar Gewone elfenbankjes aan de onderzijde fijne poriën hebben, heeft het Fopelfenbankje langgerekte lamelvormige gleuven met dwarswandjes. Die "plaatjes" aan de onderkant zijn aanvankelijk lichtgeel, maar verkleuren later tot bruingrijs of okergee.
 
Gewone zwavelkop
 Zwavelkopjes zijn in milde zomers al in juni te vinden en ik ben ze in december ook nog tegengekomen. In ieder geval tot de eerste nachtvorst. Ze zitten vol water en hebben aan vorst dus een grote hekel. Ze danken hun naam aan de zwavelgele kleur van de hoed en de steel. Ze groeien meestal in bundels bijeen op (verborgen) dood hout.
Gewone zwavelkop
Dennenzwavelkop

De 3 bekendste zijn de Gewone zwavelkop (Psilocybe fascicularis), die zowel op naaldhout als op loofhout groeit, de Dennenzwavelkop die uitsluitend op dood naaldhout voorkomt en de Rode zwavelkop (Psilocybe sublateritia). De laatste vind je weer alleen op loofhout.

Ze zijn moeilijk te onderscheiden, maar behalve de vindplaats, kun je het beste letten op de plaatjes. Die zijn bij de Gewone zwavelkop eerst geelgroen en later donker olijfbruin, die van de Dennenzwavelkop zijn eerst lichtgrijs en dan grijsbruin, dus zónder de groentint zoals die bij de gewone zwavelkop.  

Rode zwavelkop
De lamellen van de RODE ZWAVELKOP zijn aanvankelijk bleek grijsgroen, maar worden later olijfbruin, zoals je dat ook bij de Gewone zwavelkoppen ziet.De Rode zwavelkop komt algemeen voor op zandgronden en groeit enkel op dood loofhout. Vooral op eiken. De hoed is in het midden steenrood en naar de rand toe lichter. Aan die rand zitten meestal talrijke groengele vezelige velumresten. Vooral bij jonge exemplaren. De steel heeft soms een vezelige ringzone en is aan de top geel van kleur en is naar de basis toe roder. Net als de Gewone zwavelkop is deze soort giftig. Dit in tegenstelling tot de Dennenzwavelkop, die weer wel eetbaar is.

Ik eindig deze laatste post over paddenstoelen met de PIJPKNOTSZWAM (Macrotyphula fistulosa). Ook deze onopvallende houtzwam kun je tot laat in het jaar aantreffen. De soort is volgens Wikipedia te vinden in de maanden september - oktober, maar ik vond vorige week, na enkele nachten lichte vorst, nog meerdere exemplaren op de Houtsberg. Lichte vorst is dus geen probleem. 
 
Hoewel dit zwammetje zeer algemeen voor komt, wordt het vanwege de afmeting vaak niet opgemerkt. Het is smal en ietwat knotsvormig. De naam "fistulosa" betekent buisvormig. Het wordt 3-20 cm hoog en is slechts enkele mm breed, okergeel van kleur, daarna geelbruin tot zeemleerkleurig. Jong heeft het nog een spitse top, maar die wordt later stomp.Het zwammetje is glad, of is soms ook wel fijn overlangs gerimpeld. 

Pijpknotszwam
Je vindt ze alleenstaand of in een klein groepje op liggende of begraven takken en takjes van loofbomen, vooral berken en elzen. Het lijkt er op dat vocht bepalend is voor de vormen die je kunt vinden. Als het erg nat is, en er dus een hoge luchtvochtigheidsgraad is, vind je bijna geen gedrongen vormen. Als het echter langere tijd droog blijft, ontstaan vaker gedrongen vormen. De zwammetjes op deze foto zijn amper 2 cm.

Blogarchief