Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


dinsdag 26 januari 2016

Herfst 2016........Paddenstoelentijd:Judasoor

De Judasoor (uricularia auricula judae) heeft de vorm van een geaderd, enigszins doorzichtig oor.
Als je tijdens een wandeling een vreemd voorwerp aan een vlier of es ziet hangen en je eerste ingeving is, dat het oren zijn, is dat zo goed als zeker een "Judasoor."

Met een doorsnee van ca. 5 - 10 cm. valt deze judasoor in de wintermaanden niet op
De zwam komt best veel voor, maar valt zeker in de wintermaanden vanwege de kleur en het formaat niet zo op. Hoewel hij op de foto's groot lijkt, is dat niet het geval. Hij varieert nogal in grootte, nl. van zo'n 2 tot maximaal 10 cm.

Ik heb in  Paddenstoelentijd deel 1 al iets over deze bijzondere soort geschreven. Daarin heb ik ook geschreven over een christelijke legende, waarin wordt verteld hoe hij aan die naam komt. Je kunt dat ook eens nalezen op Natuurverhalen.nl.  Zoals elke legende is hier uiteraard niets van waar. Zeker als je bedenkt dat die bomen niet eens in Palestina voorkomen. Daardoor weet je ook dat deze legende van Europese makelij is.
Maar het is altijd leuk om zo iets te lezen.

Foto genomen in september bij het NMC in Weert
Hoewel je hem ook op andere bomen aan treft, is de Judasoor een trilzwam die een voorkeur heeft voor grote levende of dode vlieren die op een schaduwrijke plaats staan en dood essenhout. Opgezwollen trilzwammen strooien kwistig met hun sporen als de vruchtlichamen trillen!  Als er tegenaan wordt geduwd, of als de tak beweegt door bijvoorbeeld de wind, gaat die namelijk wat schommelen/trillen, als een soort plumpudding. Vandaar de naam trilzwam.

Het vruchtlichaam van deze zwam bestaat uit een propje van gelatineuse, slappe hersenachtige geplooide "lobben", die er vochtig uit zien, glad aanvoelen en verrassend veerkrachtig zijn. Dat merk je als je er zachtjes in knijpt.

Foto van deze Judasoor op een vlier is van december
na een periode met vorst en zonder regen zie je enkele Judasoren al verschrompelen
De herfst is uiteraard de periode dat je de meeste kans hebt hem aan te treffen, maar je kunt hem het hele jaar vinden. Hij kan namelijk weken van sneeuw en (strenge) vorst overleven, omdat er een soort natuurlijk antivries in zit.

Foto genomen in januari bij het NMC
Foto genomen in januari bij het NMC
Op de vorige foto's zie je dat hij een mooie satijnige donkerroze kleur heeft, maar later in het jaar verkleurt hij van bruinachtig naar lila-achtig tot bijna zwart. Op deze foto van januari ziet hij er dan ook heel wat minder rooskleurig uit en begint hij het wat moeilijker te krijgen. Vooral links en rechts zie je dat al gebeuren. De reden daarvan is in dit geval niet vanwege de vorst, want die hadden we nog niet gehad, maar uitdroging.

Foto van 15 februari 2013, genomen op de Loozerheide
Uiteindelijk verschrompelt deze zwam tot niet meer dan een taai lila-achtig velletje.
Dit is echter geenszins het einde voor deze zwam, want na de vorst en vooral na een regenbuitje,
zal hij weer opzwellen en krijgt hij weer zijn oorspronkelijke vorm en kleur.
In een vorige blog noemde ik hem niet voor niks "een taaie mysterieuze rakker".................

zondag 10 januari 2016

Bladmossen deel 2

In eerste instantie had ik dit gedeelte bij de vorige blog staan, maar ik vond het achteraf gezien te uitgebreid en heb daarom besloten van de laatst genoemde soorten een deel 2 te maken.

Dit grijs uitziend landschap, veroorzaakt door het grijs kronkelsteeltje, vind je op meerdere plekken in de Tungelerwallen. Dat grijze uiterlijk wordt veroorzaakt door de lange doorzichtige glasharen die aan elk blad zitten. Zo'n glashaar weerkaatst het zonlicht en beschermt op die manier de plant tegen uitdroging.
Het mos gedijt hier en daar zó goed, dat het andere mossen, die er eigenlijk thuishoren, dreigt te verdringen. Het is dan ook een gruwel voor de terreinbeheerders.

één groot tapijt met het grijs kronkelsteeltje aan de Telheideweg
Het grijs kronkelsteeltje is in Nederland voor het eerst in 1961 gevonden. Deze van het zuidelijk halfrond afkomstige soort heeft zich sindsdien razendsnel verspreid en is zeer algemeen. Terwijl de zure regen de voortplantingssnelheid van de meeste mossen afremt, bevordert neerslag van stikstof (depositie) en luchtverontreiniging de verspreiding van het kronkelsteeltje.

Foto genomen na herstelwerkzaamheden aan de Telheideweg in december 2012
Soms wordt het ook in de hand gewerkt door beheermaatregelen zoals te ondiep plaggen, frezen, eggen of begrazing door grote grazers. Dit zorgt voor verstoring van de grond, waardoor het kaal humeus zand aan het oppervlak komt te liggen. Dit is mogelijk ook gebeurd bij het natuurherstel aan de Telheideweg in 2012.

De verwachting is dat met een schonere lucht het grijs kronkelsteeltje ook weer op zijn retour zal gaan. Je ziet nu echter de grote tapijten op met name zand, dat direct in de zon staat en op plekken waar de bodem verstoord is. Het mos kan slecht tegen beschaduwing en je vindt het dan ook vooral op open zandgronden in de duinen en op de heide, maar ook op bijvoorbeeld rieten daken. Omdat de zeer dichte grijze zoden de groei van andere soorten vaak onmogelijk maken, heeft het bij ons de bijnaam Tankmos en Mospest gekregen. De Duitsers hebben het over "Heidepest" . Ook dat zegt genoeg.........

gewoon muisjesmos
Een veelvoorkomend mosplantje wat in bolletjes op oudere muren is te vinden, is het gewoon muisjesmos. Het is wel zo dat de muur kalk moet bevatten, want de tegenwoordige specie is zuur (bevat portlandcement). Het plantje wordt ca. 3 cm. hoog. De naam heeft het te danken aan de grijze harige kussentjes, die wel iets op muisjes lijken. Dat wordt veroorzaakt door de glasharen welke uitsteken.

Gewone Haarmuts (li)  en Gewoon Muisjesmos (re) met sporenkapsels
De kussentjes bevatten bijna altijd sporenkapsels. Jong zijn die geelgroen en zitten ze op gekromde steeltjes weggedoken tussen de blaadjes. Rijp steken ze op een rechte kapselsteel net buiten de kussentjes uit en zijn ze bruin.

gewoon muursterretje
Je vindt Gewoon muisjesmos vaak in gezelschap van muurmos. Het muurmos, of gewoon muursterretje is één van onze algemeenste mossen. Je vindt het overal waar menselijke bebouwing in de buurt is. Terwijl het vroeger alleen voor kwam op kalkstenen, groeit het tegenwoordig bijna overal. Het groeit zowel op verticale als horizontale vlakken en heeft een voorkeur voor droge standplaatsen. Het is één van de weinige mossen die zo goed in de blakende zon standhoudt.

Het plantje onderscheidt zich van het ook veel voorkomende gewoon muisjesmos door de lange kapselsteel, waardoor de sporenkapsels hoog boven alles uit steken..... Het kapseltje van het muisjesmos zit, zoals ik al vertelde, in het begin verscholen tussen de blaadjes. In het begin zijn de sporenkapsels van het gewoon muursterretje geelachtig van kleur en bij het ouder worden zijn ze donkerpurper tot bruin.

Mocht je daar mijn posts geïnteresseerd zijn in dit onderwerp, dan moet je zeker eens kijken op de site Flickr. Daar heb ik namelijk bijna 150 foto's geplaatst van zowel blad- als korstmossen. Even klikken op "de site Flickr" en je komt er op terecht. Als je op een foto klikt wordt die uitvergroot weergegeven. De muiscursor is dan verandert in een loepje. Als je dus nog eens op de foto klikt, wordt die nog eens extra vergroot.

dinsdag 5 januari 2016

Bladmossen

Hoewel ik me in een eerdere blog beperkt heb tot de bekendste korstmossen, is me gaandeweg duidelijk geworden hoe specialistisch het "vak" van bryoloog is en hoe moeilijk het is de soorten te determineren.
Zo is bijvoorbeeld de wijze waarop de kapselstelen groeien kenmerkend voor een bepaalde soort. Ook de vorm van het sporenkapsel, huikje, dekseltje en tandjes is bij elke mossoort weer anders. Voor de determinatie zijn dat vaak belangrijke kenmerken. Je krijgt enig idee wat er bij komt kijken, als je deze site opent.

Hoewel mossen sporen vormen, hebben ze bladgroen en "bladeren". Ze verschillen daarin fundamenteel met korstmossen en worden tot de "hogere" planten gerekend. Ze hebben geen wortels en hechten zich met kleine celdraadjes ("rhizoide") aan de ondergrond. Ze kunnen echter snel en gemakkelijk vocht en mineralen opnemen en vasthouden via het bladoppervlak. Een mosblad functioneert dus als blad en wortel tegelijk.
Er zijn 3 groepen: Blad-, Lever- en Hauwmossen.

Gewoon haakmos is een veel voorkomende mossoort in onze gazons
Mens en mos lijken niet goed samen te gaan. Begin over mos en gegarandeerd vraagt iemand wat er aan dat gespuis tussen de stoeptegels of in het gazon gedaan kan worden. Om je te laten zien hoe jammer dat eigenlijk is, moest ik een "diepe buiging" voor enkele mossen maken, maar ik had het er graag voor over.

Mossen vormen een ideale voedingsbodem voor tal van organismen
Ik wil je namelijk laten zien dat mossen een belangrijke schakel in ecosystemen zijn: ze produceren zuurstof, beschermen tegen erosie, houden water vast, scheppen een gunstig klimaat voor het ontkiemen van allerlei soorten zaden en vruchten en bieden leefruimten aan kleine insecten.

Gewoon haarmos aan de rand van de Moeselpeel
Op de site van het Nederlands Soortenregister worden alleen al 430 soorten  Bryopsida of bladmossen vermeld. In deze blog laat ik je kennis maken met enkele haarmossoorten en Gedraaid Knikmos.
Vanwege de losse structuur bieden de haarmossoorten een goed onderkomen aan allerlei kevertjes e.d.

Gewoon haarmos kan gemakkelijk tot wel 20 cm. hoog worden
Hoewel het topje bestaat uit een stervormig groepje blaadjes, is dit geen Gewoon Sterremos, maar het Gewoon Haarmos. Het is een sterke, altijd groene, tot wel 20 cm. hoge plant, die vooral te vinden is aan bosranden en bosbodems met een vochtige zure bodem met een losse structuur. Andere plekken zijn arme zandgronden, veenmosrietland en kanten van beekjes en greppels. Het wordt nogal eens verwisseld met Fraai Haarmos. Gewoon haarmos kan echter tweemaal zo lang worden als Fraai haarmos en heeft vaak een lichtere groene kleur dan het diep donkergroene Fraai haarmos. Het blad van Gewoon haarmos is ook smaller.

sporendoosjes van Gewoon Haarmos
Gewoon haarmos vind je in zeer uiteenlopende biotopen, zoals naaldbossen, broekbossen en vochtige heide. Maar ook langs oevers van poelen en beken. Zolang het maar niet in de volle zon is en vochtig is, want het is een schaduw/halfschaduwminnende plant. Ze zijn over de hele wereld verspreid, met inbegrip van Antarctica.

echt zandhaarmos
In België en Nederland worden haarmossen vertegenwoordigd door een zevental soorten. Het bepalen van enkele soorten haarmos is specialistenwerk. De verschillen zijn soms namelijk lastig te onderscheiden en kunnen alleen met behulp van de microscoop 100% zekerheid geven. Het zijn echter over het algemeen vrij grote, stevige mossen, die grote aaneengesloten tapijten kunnen vormen.

Het echt zandhaarmos vormt losse, stugge zoden met groene tot roodbruine, tot 5 cm lange, rechtopstaande, onvertakte, stevige stengels. Het is een algemene soort die voornamelijk voorkomt op droge heide en zandverstuivingen.

Haarmos in de Tungelerwallen
Haarmos vind je vooral op droge heide, duinen en zandverstuivingen, maar ook op schrale bermen en zandige bospaden. Het Echt Zandhaarmos kan op open plaatsen uitgestrekte, vlakke zoden  vormen en zelfs bij een te grote uitbreiding een bedreiging voor het stuifzand worden.
   
"Bij een bodembedekking van 30% is de wind namelijk nauwelijks meer in staat zand te verplaatsen en is het eigenlijk noodzakelijk om de vegetatie deels terug te zetten, door te plaggen tot op het "blonde" zand. 
Dan wordt door een voldoende onbelemmerde windwerking tenminste het stuifzand in stand gehouden. Om te voorkomen dat populaties van dieren, die gebonden zijn aan pioniersituaties, uit het gebied verdwijnen, is het belangrijk nooit alle pioniervegetaties in één keer tegelijk te bewerken." (Riksen & Goossens 2005).

Een fopzwam heeft een plekje gevonden tussen de antheridiën van het echt zandhaarmos
Antheridiën zijn de mannelijke organen van het ruig haarmos
Hoewel mos niet kan bloeien, lijkt het er wel op. De rode "bollenvelden" van het ruig haarmos en zand haarmos vind je vooral bij nat winterweer en in het vroege voorjaar. Het zijn tweehuizige planten, die vrij gemakkelijk te herkennen zijn aan deze opvallende rode sporenkapsels. De op kleine, rode roosjes lijkende bekertjes (antheridiën), zijn de mannelijke organen van de mosplant. De vrouwelijke organen heten archegoniën.

vrouwelijke organen van ruig haarmos
Echt zandhaarmos
Op deze foto zie je de prachtige vrouwelijke 'flesvormige' organen van het echt zandhaarmos.
Na bevruchting (de zaadcellen worden door regenwater getransporteerd naar de eicel onderin de 'fles') groeit dit uit tot een sporendoosje, dat openspringt als de sporen rijp zijn. Het doosje is bedekt door een huikje. Dit huikje kan kapvormig zijn, of als een mutsje met slippen over het doosje heen zitten. Het valt na verloop van tijd af. De wind zorgt voor de verspreiding van de duizenden minuscule sporen.

vrouwelijk gedraaid knikmos
Gedraaid knikmos is een algemeen mos dat niet kieskeurig is op zijn standplaats. Deze vond ik in een nat gedeelte aan de rand van de Moeselpeel. Het enige gedraaide, waarop dit mos betrekking heeft, zijn de blaadjes die bij droogte verschrompelen en spiraalsgewijs om de stengel of om hun as draaien. Dan heeft de plant iets weg van een kurkentrekker.

De sierlijk doorknikkende, doorschijnende lichtgroene sporenkapsels staan op rode steeltjes. Die sporenkapsels vind je dus op de vrouwelijke planten. Het gedraaid knikmos is tweehuizig. Als een mosplant alleen mannelijke of vrouwelijke geslachtsorganen heeft - en dus niet beide organen op dezelfde plant - spreek je van een tweehuizig mos.

In de volgende blog wil ik nog een paar soorten bladmossen laten zien.

woensdag 30 december 2015

Taurossen op de Kettingdijk 2015

De afgelopen 2 maanden ben ik flink bezig geweest op mijn blog. Gemiddeld maar liefst 2 posts per week.........
Te veel volgens mijn eega!!!! Daar ben ik het mee eens, maar ik had me voorgenomen om nog voor het eind van het jaar van elk perceel waar Taurossen grazen, een post te plaatsen. En dat is bij deze dus gelukt. Het was meer "werk" dan ik dacht. Niet alleen wat betreft het bezoeken van de percelen, maar om er een post van te maken.

Ik ben ook nog eens een aantal keren terug moeten gaan, omdat de foto's niet naar mijn zin waren. Het weer werkte niet altijd mee om goed geslaagde foto's te maken en vaak was het zo ver weg dat de foto's te onduidelijk waren. Bij een aantal posts ben ik nog steeds niet zo tevreden over de kwaliteit, maar ik moest het er mee doen. Aangezien er momenteel geen dieren bij 't "Brook" lopen, is deze post van de Kettingdijk de laatste van dit jaar. Ik telde op alle percelen in totaal 106 dieren. Ik heb er ongetwijfeld een paar vergeten, maar 't zal er dicht bij in de buurt zijn.

Deze post gaat dus over de Taurossen die op de Kettingdijk grazen. De enige foto die ik er tot nou toe van had, heb ik op de site Flickr geplaatst. Het is een foto van februari 2015. De dieren lopen hier al langer, maar altijd zo ver weg, dat het me niet lukte er goede duidelijke foto's van te maken. Ook bij de Kettingdijk waren deze keer de omstandigheden niet optimaal, maar ik heb toch besloten deze post te maken. Mocht je denken: "die foto is niet zo duidelijk", dan kan ik je alleen maar gelijk geven. Ik ben echter niet van plan om het weiland in te gaan....

dinsdag 29 december 2015

Taurossen beej Baks 2015

Op het kaartje van de begrazingsgebieden, heb ik bij de Heltenboschdijk  (* hilsenbosch, heltenbosch of eltenbosch= hoog bos) de naam "beej Baks" gezet.  Op een militaire kaart van 1939 wordt de brug over de beek trouwens Beltenboschbrug (*belt=bult) genoemd. Wij noemen ze ook wel "Baksbrug".
Consortium AHV (ARK Natuurontwikkeling, Habitura en Rentmeester Van Soest), heeft dit perceel dat langs de Tungelroyse beek ligt via koop verworven. De aankopen in Kempen~Broek zijn er op gericht om een "ketting" van aaneengesloten natuurgebieden te krijgen. Dit heet Ecologische Hoofd Structuur.

Door deze aankoop, komt er aansluiting van het Wijffelterbroek met de Tungelerwallen en het functioneert tevens als bufferzone voor het achterliggende moerasgebied. Ark noemt dit perceel ook 't "Brook", maar ik noem het liever "beej Baks" of  "op Baks". Hoewel deze naam nergens officieel wordt vermeld, heb ik die plek zo genoemd, omdat de bewoner bij de lokale bevolking bekend was als  "Baks Sjang".

Op de achtergrond de Baksbrug. Links van de beek ligt het perceel "beej Baks".
Er zijn twee verklaringen voor het woord BAKS, namelijk varken/rug of welving/hoogte.
(bronnen o.a. www.taaltutor.nl en de Etymologiebank)

***"Baks" is afgeleid van het oud-Franse "Baco" en de vroeger in Zuid-Nederland en Duitsland gebruikte woorden "Baka", "Bake" en "Bax". Een "bake" was een varken, dat in het verleden in bossen werd gehoed of daar gehouden werd vanwege het aldaar aanwezige voedsel (m.n. eikels en beukennootjes).

***"Baka" of "Bake" (rug, welving, hoogte) is echter ook een toponiem, dat verwijst naar een geografisch hoger gelegen plek, waar varkens werden gehouden of gehoed. Mogelijk is het eerst ook Bake-bos genoemd en later verbasterd tot Baks. Je vindt die betekenis van bult, rug, welving of verhoging ook terug in plaatsen als Bakel (bake+lo), Bakenbos, Bakenberg, Baxbos en Baksheide (bij Beesel). Bake en de afgeleiden daarvan hebben, met uitzondering van Baksheide, een link met bos of heuvelrug.
En wat te denken van "achterbaks" in de betekenis van achter iemands rug om (= stiekem)?
De voormalige boerderij Bakewell aan de Eindhovenseweg heeft overigens niets met dit toponiem te maken.
de kaart van 1830-1850 laat zien hoe open en onbebost Altweerterheide toen was
De naam "Baks" heeft ook geen betrekking op de persoon Sjang Niessen. De boerderij is van omstreeks 1900 en toen Sjang die uit Tungelroy kwam (bijnaam Sjang van Stelders Driek) de boerderij eind jaren dertig, begin jaren 40 kocht, kreeg hij van het ene moment op het andere een andere bijnaam cadeau!! Ik neem dus aan dat de boerderij of het gebied toen al Baks werd genoemd.
Wie de vorige eigenaar was is mij niet bekend en ik weet ook niet sinds wanneer de boerderij of het gebied zo genoemd wordt.

Officiële áchternamen als Baks, Backs en Bax zijn afgeleid van het beroep varkensfokker. Dat zou dus ook kunnen gelden voor iemand die die bijnaam heeft. Ook dat is echter in het geval van Baks Sjang niet het geval.  Hij was zeker geen varkensfokker. Hij had, net zoals de meeste boeren in zijn omgeving, een klein gemengd bedrijf. Te klein om een groot gezin te onderhouden, zodat hij gedurende meerdere uren per week zijn geld elders ging verdienen.

Hoe logisch mijn uitleg over  "op baks" of "beej baks"  als een boerderij op een hoger gelegen plek, of het hoger gelegen gebied zelf misschien ook klinkt, ik kan dit dus niet hard maken.....
Wie het weet mag het zeggen......................

Als het betrekking heeft op de hoger gelegen plek, is het hier in elk geval niet in combinatie met bos, want dat zou niet kloppen met wat je op bovenstaande kaart ziet en wat W. Lenaers in 1948 schreef in "veldnamen in en rond Stramproy":  Volgens de overlevering behoeven we maar enkele eeuwen terug te gaan om vanaf “het Indj” (* bij het Nûnkske kruûs op Bergerroth) met het blote oog het Heihuis bij de tegenwoordige Diesterbaan te kunnen zien.  Zo troosteloos en onbebost was destijds Altweert!”........

Wil je de volledige tekst van deze verklaring lezen, klik dan op deze link.

"Op Baks" wordt begraasd door Maremmana runderen en Exmoor paarden.  De Exmoors  lopen ook op de Loozerheide en in het Weerterbos. 

De kudde Exmoors is in een jaar tijd flink uitgebreid. Er lopen momenteel 11 dieren. Een prachtig oud ras.

Hoewel er al lange tijd een Maremmana stier op o.a. Siëndonk en Kwaoj Gaât voor nakomelingen heeft gezorgd en er Maremmana koeien op de Loozerheide lopen, zijn de Maremmana's op Baks pas één jaar hier. Eind oktober 2014 heeft Stichting Taurus namelijk 15 koeien van dit ras vanuit Toscane over laten komen. De dieren zijn afkomstig van een vijftal boeren, waarvan één zelfs had aangegeven er helemaal mee te stoppen. Precies een jaar geleden schreef ik al over deze pas geïmporteerde koeien. Klik HIER als je dat wil nalezen.

Drie dieren werden "op Baks" geplaatst en begrazen samen met de Exmoors het grote perceel. Waarom er niet meer dieren worden geplaatst is mij niet duidelijk.

Twee koeien hebben inmiddels wel een kalf. Dankzij de Pajuna stier, die er nadien geplaatst is. Dus de kalfjes zijn Maremmana X Pajuna kruisingen. Het is mij niet duidelijk of deze Pajuna nog raszuiver is.

Maremmana's zijn koeien van een oud ras dat niet meer past in de moderne veeteelt. Omdat dit dier in zijn zuivere vorm steeds minder voorkomt en zonder tegenmaatregelen mogelijk zelfs zou kunnen verdwijnen, heeft de Stichting deze dieren over laten komen om hier in het TaurOs project in te passen en over enkele jaren ook weer dieren terug te kunnen zetten in Italiaanse natuurgebieden.

Het Maremmana ras is tegenwoordig een niet veel voorkomend rund uit de Podolische langhoornvee groep. Het ras zou afstammen van runderen die met de Hunnen uit Mongolië, via de Oekraïense steppe, in Italië kwamen in 452 voor Christus. Het rund werd vooral gebruikt als trekdier en pas in tweede instantie voor rundvlees en zuivelproducten.

Bij de koeien zie je veel variatie in de kleur van de vacht, die kan variëren van wit tot donkergrijs. Een ander kenmerk is hun halskwab en een lichtgewicht skelet met slanke benen en sterke poten. De hoorns kunnen wel tot 100 cm lang worden. Bij de stieren is dat in een typische halve maan vorm en de koeien hebben liervormige horens.

maandag 21 december 2015

Taurossen op Siëndonk en de Liëeg Hei 2015

De rassen in het Taurosprogramma zijn niet alleen geselecteerd op hun gelijkenis met het oerrund, maar ook op hoe een ras haar eigenschappen overerft in een kruising met een ander ras. In eerdere blogs vertelde ik al over onder andere het vertonen van kuddegedrag met een leidende koe, late geslachtsrijpheid, gemakkelijk kalven zonder hulp en het aanleggen van vetreserves.

Runderen zijn echte kuddedieren en gedijen van nature het best in groepen met sociale banden en een hiërarchie. Je ziet dit "kuddegedrag" trouwens niet alleen bij runderen, maar ook bij bijvoorbeeld paarden, herten, varkens, stokstaartjes en gnoes. Of je nu naar stokstaartjes, hyena's of varkens kijkt, het doel staat altijd voorop en voor vrijwel alle kuddedieren geldt dat veiligheid en voedsel die doelen zijn.

Hoewel kuddegedrag door ons mensen vaak als negatief bestempeld wordt vanwege het domweg volgen van de rest, is het voor groepen dieren in de vrije natuur van levensbelang.

Foto van de kudde op Siëndonk in augustus 2015
Kuddegedrag bij de runderen is te herkennen als zogenaamd synchroon gedrag: ze blijven in elkaars nabijheid, grazen, herkauwen, schuilen, rusten en “vluchten” gelijktijdig. Dat versterkt de onderlinge band en biedt bescherming tegen roofdieren of ander “gevaar” van buitenaf. Daar is een groot perceel en een groter aantal dieren voor nodig, want op een omheinde kleine weide en met weinig dieren zijn ze al dicht bij elkaar en is dat gedrag ook minder/niet noodzakelijk. Een kudde op een klein perceel leidt ook eerder tot onrust, omdat de dieren te weinig uitwijkmogelijkheden hebben. Een groot perceel heeft verder als voordeel dat er weinig, of niet bijgevoerd hoeft te worden en dat de kalveren niet geoormerkt hoeven worden vanwege de "honderd hectare regeling". Hierover heb ik het al eerder in de blog over de Taurossen op het Kwaoj Gaât gehad. Kortom: op een groot perceel zal er minder onrust zijn in de kudde. Van Schotse Hooglanders is overigens bekend dat het natuurlijk kuddegedrag matig ontwikkeld is en dat ze minder als groep functioneren.

Ik vind dat het kuddegedrag van de taurossen het beste te zien is op Siëndonk. Op de Loozerheide en Kettingdijk is dat ook herkenbaar, maar op de andere (kleinere) percelen valt me dat eigenlijk niet op. De kudde op Siëndonk, die trouwens sinds oktober/november op de "Liëeg Hei" loopt, functioneert duidelijk zichtbaar als één groep. Het is een gevarieerde grote kudde van zo'n 20 dieren.

Een natuurlijke kudde runderen bestaat uit melkgevende koeien en hun kalveren, jongvee, droge koeien, "oppastantes" en één of enkele stieren. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, heeft de stier weinig te vertellen; het is een koe die de dienst uit maakt. Dit noemt men “matriarchaat”. Op Siëndonk is die matriarch of leidkoe overduidelijk de oudere (en meest ervaren) grijze Tudanca koe. Op onderstaande foto's is ze gemakkelijk terug te vinden.

Het lijkt wel of alle dieren van de kudde het eens zijn met het natuurlijke leiderschap van deze oude en blijkbaar meest wijze "grande dame". Je ziet haar op zeker moment even op- en rondkijken, “nadenken” en zonder er woorden aan vuil te maken het besluit nemen om op een bepaald moment de plek te verlaten.

Hoewel het er op de eerste foto op lijkt of er vooraf even “overleg” plaats vond, volgt de kudde haar naar de door haar gekozen locatie zo'n 50 tot 100 meter verderop. Prachtig om dat eens op je gemak te bekijken.

foto met de leidende Tudanca koe op de Liëeg Hei in november 2015
Deze foto's zijn eind november gemaakt, nadat de kudde is overgeplaatst van Siëndonk naar de Liëeg Hei. De reden van dat verplaatsen kan tweeërlei zijn; of het voedsel op Siëndonk is te schaars geworden, óf de Liëeg Hei moest nodig begraasd worden. Ook op deze foto's zie je dat de Tudanca koe weer het initiatief neemt om wat verder het weiland in te lopen als ze mij heeft zien staan. In een sliert lopen de andere dieren rustig achter haar aan, terwijl ze me steeds goed in de gaten blijven houden.

Dit is wijkgedrag zoals we het graag zien;  als de afstand met bezoekers te klein wordt, moet het rund zich terug trekken en niét zijn/haar "mannetje" willen staan. Het mag niet dreigen of dreigend over komen.
Er moet in het TaurOsproject dus niet alleen gekeken worden naar uiterlijk en geschiktheid in de vrije natuur, maar ook streng geselecteerd worden op publieksvriendelijkheid. "Hun karakter moet rustig zijn en passen bij de mogelijke ontmoeting tussen mens en rund", aldus Ark. Een leidkoe speelt hierin een rol van betekenis.

Tot slot laat ik nog wat foto's zien die ik ook in november op de Liëeg Hei heb gemaakt. Het zijn dus foto's van dezelfde kudde als op Siëndonk.

Zo te zien is dit een Tudanca X Maremmana stierkalfje


**** In de nieuwsbrief van Nature Today van 12 april 2020 staat over sociale kuddes een interessant artikel met als titel "Ook dieren nemen afscheid". Ze schrijven onder andere:
"Sociale kuddes hebben niet alleen een betekenis voor het landschap, maar ook voor de grazers zelf. Kuddevorming vergroot de mogelijkheden om te overleven in de natuur. Kuddedieren beschermen elkaar, waarschuwen elkaar, helpen elkaar en leren van elkaar. Ze werken samen. Er is sprake van hiërarchie, leiderschap en taakverdeling, en van communicatie, vriendschap en afhankelijkheid. De relaties zijn hecht. Sterfte van een kuddegenoot gaat dan ook niet onopgemerkt aan de dieren voorbij. Het wegvallen van een kuddegenoot kan zelfs sterk ontregelend werken; in ieder geval voor de meest naaste dieren, maar soms ook voor de hele kudde" .

Blogarchief