Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


donderdag 24 maart 2016

Mossen op Smeetshof

In de nieuwsbrief van de Slobkousjes las ik dat ze een bezoekje zouden gaan brengen aan de Smeetshof in Bocholt. Bijna een thuiswedstrijd voor mij, dus dinsdag de 8e ben ik op tijd opgestaan en ging het richting België. Ook Frans van de Ecologische Werkgroep Weert Zuid was aanwezig.

De Slobkousjes beginnen al om 9:00 uur. Best wel vroeg voor mijn doen, maar als ik eenmaal actief ben, is dat verder geen probleem. Het had die nacht licht gevroren en het was, zoals je ziet op de foto, nog mistig. Een frisse ochtend dus, maar een goede manier om snel wakker te worden…….....

Boomstam met meerdere mossoorten en doolhofzwammen
We bezochten enkele natte percelen en een droog perceel en de aandacht ging met name uit naar (korst)mossen. Maar natuurlijk werd er ook uitvoerig stil gestaan bij de zwammen, die we op ons pad tegen kwamen. Op de foto zie je een boomstam met talloze Doolhofzwammen.

Ook deze betrekkelijk zeldzame wasslakzwam wil ik je nog laten zien. Zelden heb ik die namelijk zo mooi van kleur en zo glanzend gezien. Alsof hij gevernist was. Je kon er bijna je haren in kammen, zo spiegelde hij…..........

Zandhaarmos met de pronkende heren op de voorgrond en de dames op de achtergrond.....
En nu dan over naar het eigenlijke onderwerp: de mossen.......
In de loop van de morgen liet het zonnetje zich steeds meer zien. Dit had vooral effect op het Zandhaarmos dat nu in "bloei" staat en dat we aantroffen op een droog verschraald gedeelte van de Smeetshof. Daar zagen we ook onder andere het Grijs Kronkelsteeltje, Heidestaartje en Bekermos.

Het Gewoon Sikkelsterretje met lichtbruine sporenkapsels wordt vaak op dood hout aangetroffen
Zoals gezegd, ging het niet om de paddenstoelen, maar om de blad- en korstmossen. Toen we tegen 12 uur naar huis togen, hadden we 38 waargenomen. Je ziet de gevonden soorten in onderstaande tabel. Met dank aan de Slobkousjes, die feilloos wisten te vertellen hoe ze heten. Chapeau....

Bleek Dikkopmos
Gewoon Bronmos
Grijze Haarmuts
Kronkelheidestaartje
Bonte Haarmuts
Gewoon Dikkopmos
Groot Dooiermos
Lichtvlekje
Bruin Bekermos
Gewoon Haakmos
Groot Laddermos
Lindeschildmos
Duinsterretje
Gewoon Muisjesmos
Groot Rimpelmos
Melig Takmos
Fijn Laddermos
Gewoon Purperschaaltje
Groot Schildmos
Rijpschildmos
Gaaf Kantmos
Gewoon Purpersteeltje
Heksenvingermos
Vals Dooiermos
Gebogen Schildmos
Gewoon Schildmos
Helmroestmos
Verstop-schildmos
Gestippeld Schildmos
Gewoon Sikkelsterretje
Knotskroesmos
Witte Schotelkorst
Gevorkt Heidestaartje
Grauw Rijpmos
Kopjes-bekermos
Zandhaarmos
Gewone Poederkorst
Grijs Kronkelsteeltje






Uiteraard laat ik die niet allemaal zien. Een aantal fraai gefotografeerde en interessante soorten zie je hieronder. De andere foto's die ik maakte, heb ik in het album Mossen op de site Flickr geplaatst.

Bonte haarmuts
Groot Schildmos
Heksenvingermos en Grijsgroene steenkorst
Melig Takmos
Vals dooiermos
Zandhaarmos en Bruin Bekermos
Gewoon Purperschaaltje
Grauw Rijpmos
Groot dooiermos
Heksenvingermos en Groot Dooiermos
het vrij zeldzame en kwetsbare Lindeschildmos

zaterdag 20 februari 2016

ARK neemt advies Taurossen over

Op de site van "Weert de gekste" stond onlangs dit artikel. Ook Dagblad de Limburger schreef er over.
"Het door de Commissie "Verbetering Begrazingsbeheer" opgestelde advies moet leiden tot een groter veiligheidsgevoel van bezoekers in door Taurossen begraasde gebieden. In gebieden groter dan 100 hectare blijven Taurossen gehandhaafd. Die gebieden blijven opengesteld voor publiek. Voor gebieden kleiner dan 100 hectare zal ARK in overleg met de Klankbordgroep Kempen~Broek een alternatief runderras kiezen".

nieuwe dieren op Siëndonk
Nadat Stichting Taurus en Ark vorig jaar maart besloten de hele kudde op perceel "'t Brook" te verplaatsen vanwege “ongewenst gedrag” van een aantal dieren, werd het nodig gevonden enkele dieren af te schieten.
Hierdoor is toen de nodige commotie ontstaan. Zie mijn blog “taurossen verwijderd” .
Om het heersende gevoel van onveiligheid weg te nemen en te bezien welke maatregelen genomen moesten worden, werd een onafhankelijke Commissie "Verbetering Begrazingsbeheer" ingesteld. Deze Commissie, onder voorzitterschap van Marleen Gresnigt-Raemaekers, is begin februari met een gedegen advies naar buiten gekomen, dat door Ark en de Stichting Taurus is overgenomen. Het hele advies kun je HIER lezen.
Interessant om te lezen, hoewel ik een aantal punten ook al ter sprake bracht in mijn blogs.

Een deel van de kudde op Siëndonk

Kort samengevat zijn er 5 overwegingen en voorwaarden om deze stap te nemen:
1.  Een rustige natuurlijke kudde runderen bestaat uit een leidkoe, melkgevende koeien en hun kalveren, jongvee, droge koeien en één of enkele stieren. Op een groot perceel komt een natuurlijke kudde het best tot zijn recht. Het is dan wel zaak er op te letten dat er sprake is van “evenwicht” in de kudde. Nu zie je dat dat niet altijd het geval is (vanwege het fokbelang???). Begrazingsbelang en fokbelang kunnen mijns inziens niet goed samengaan. Lees "Taurossen op Siëndonk en Lieëg Hei".
2.  In grotere gebieden is het gemakkelijker om rust in een kudde te handhaven, zodat die zich kan ontwikkelen tot een sociale kudde. Een sociale kudde vertoont wijkgedrag en op een klein perceel is dat vaak niet mogelijk. Gevolg is onrust bij de dieren, wat zal leiden tot een sterk verminderd veiligheidsgevoel van de omwonenden en bezoekers. Op een groot perceel geef je grazers de ruimte om bezoekers uit de weg te gaan.
3.   In- of uitplaatsen van dieren omwille van voedseltekort, of het fokprogramma zal vanwege de onrust, die dit ongetwijfeld met zich meebrengt, goed overdacht en uitgevoerd moeten worden en zo min mogelijk dienen te gebeuren. Op een groot perceel is verplaatsen niet zo snel nodig.

Bijvoeren zoals hier op 't Luuëke kan leiden tot opdringerige en afhankelijke dieren.
4.  Op een klein perceel, zoals bijvoorbeeld 't Luuëke, is al gauw niet voldoende voedsel en is er sprake van overbegrazing. Op een klein perceel moet dus noodgedwongen bijgevoerd worden, of moeten dieren worden verplaatst. Op een groot perceel is dat niet nodig. Lees ook eens “Taurossen smachten naar vers gras”.

't Kalfje op perceel 't Luuëke is in oktober 2015 nog niet geoormerkt
Zo te zien is dat in februari 2016 nog steeds niet  gebeurd....
5.  Vanwege de “honderd hectare regelgeving”, hoef je pasgeboren dieren niet meer te oormerken binnen 3 dagen. Ook dit zorgt namelijk voor onrust in de kudde. De kalfjes kunnen later in het jaar geoormerkt worden als er zich een goede gelegenheid voor doet. Bijvoorbeeld bij verplaatsing. Ik schreef hierover in "Taurossen op Kwaoj Gaât/Wisseblök".

De grote gebieden die de Adviescommissie voor ogen heeft zijn: natuurgebied Loozerheide, natuurgebied Laurabossen, Weerter Kempen (die Q-percelen worden genoemd????) en Kettingdijk, natuurgebied Graus, gebied Ooms en Smeetshof (B.), Wijffelterbroekbos, Kwaoij Gaat en Raamweiden. Dit zijn de gebieden waarvan ik al eerder opmerkte, dat daar het meest sprake is van een natuurlijke kudde.
't Luuëke, Siëndonk, Lieëg hei, d'n Oetslaag, Brook en Baks vallen buiten de voorgestelde gebieden.

Ik vraag me nu af wat er met de kudde gaat gebeuren die nu (weer) op Siëndonk loopt. Hier loopt namelijk de kudde die in mijn ogen het meest wenselijk gedrag vertoont. Wees daar zuinig op en ga daar goed mee om....... Deze kudde liep in augustus op Siëndonk, in november op de Lieëg Hei en nu in februari weer op Siëndonk. Binnenkort wordt dat dus weer een ander gebied.
Gaat die kudde in zijn geheel over naar een groot perceel, of wordt die opgesplitst?
Ik heb vernomen dat de oude Tudanca leidkoe dat helaas niet meer gaat meemaken, omdat ze onlangs is overleden vanwege kalf- of melkziekte.

Nieuwe dieren op de Graus
Op dit moment is Ark al bezig met herplaatsen. Ik zag gisteren dat onder andere op Siëndonk en de Graus al andere dieren lopen en dat bij de Raamweiden alle dieren zijn weggehaald. Omdat men beseft dat dit verplaatsen met beleid en tact dient te gebeuren, zal dat waarschijnlijk meerdere maanden in beslag nemen.

Jong Heckrund op de Graus
Ik heb bij mijn bezoek gisteren dan ook al gemerkt dat er niet veel meer klopt van wat ik de vorige blogs schreef over de percelen, de aantallen en welke dieren het zijn. Dat is nu echter van geen belang; ik denk dat de stappen die nu genomen gaan worden van veel groter belang zijn voor het welbevinden van de dieren, die zich nu eindelijk kunnen gaan ontwikkelen tot een natuurlijke, sociale kudde......

Wat betreft het Wijffelterbroek, vraag ik me af of je dat gebied wel helemáál toegankelijk moet maken voor de runderen. Ik ben namelijk bang dat dat gevolgen zal hebben voor het toch al kwetsbare ecosysteem.
Liever zou ik dan ook zien dat Ooms/Smeetshof met Kwaoj Gaât/Wisseblök verbonden wordt via een corridor.

Ik vermoed dat deze stier op 't Luuëke een gekruiste Maronesa is.....
(SayagueseX Tudanca) X Limia stier????????
Tot slot:
De commissie wees er ook op, maar ik wil Ark en Stichting Taurus er nogmaals op attenderen hoe belangrijk het is de dialoog aan te blijven gaan met direct betrokkenen (omwonenden en Dorpsraden) en vaker en meer openheid van zaken te gaan geven. Zo krijg je namelijk een breed draagvlak. Zonder dat is het project m.i. gedoemd te mislukken. Het zou ook voor mij en andere geïnteresseerden en belanghebbenden prettig zijn, aangezien je nu vaak moet gissen wat er gebeurt en welke dieren het zijn.

zondag 14 februari 2016

Kettingdijk in februari 2016

Vorig jaar januari schreef ik een blog over de Kettingdijk, waarin ik vertelde dat het natuurherstelproject aldaar afgerond was. De opzet van dit project was het afvoeren van de voedselrijke landbouwgrond en aanpassing van de waterhuishouding, zodat kwelwater en regenwater langer worden vasthouden in deze nieuw gecreëerde natte natuur. En het mag gezegd worden dat deze opzet geslaagd is.... Tenminste wat betreft de oostkant.

dinsdag 26 januari 2016

Herfst 2016........Paddenstoelentijd:Judasoor

De Judasoor (uricularia auricula judae) heeft de vorm van een geaderd, enigszins doorzichtig oor.
Als je tijdens een wandeling een vreemd voorwerp aan een vlier of es ziet hangen en je eerste ingeving is, dat het oren zijn, is dat zo goed als zeker een "Judasoor."

Met een doorsnee van ca. 5 - 10 cm. valt deze judasoor in de wintermaanden niet op
De zwam komt best veel voor, maar valt zeker in de wintermaanden vanwege de kleur en het formaat niet zo op. Hoewel hij op de foto's groot lijkt, is dat niet het geval. Hij varieert nogal in grootte, nl. van zo'n 2 tot maximaal 10 cm.

Ik heb in  Paddenstoelentijd deel 1 al iets over deze bijzondere soort geschreven. Daarin heb ik ook geschreven over een christelijke legende, waarin wordt verteld hoe hij aan die naam komt. Je kunt dat ook eens nalezen op Natuurverhalen.nl.  Zoals elke legende is hier uiteraard niets van waar. Zeker als je bedenkt dat die bomen niet eens in Palestina voorkomen. Daardoor weet je ook dat deze legende van Europese makelij is.
Maar het is altijd leuk om zo iets te lezen.

Foto genomen in september bij het NMC in Weert
Hoewel je hem ook op andere bomen aan treft, is de Judasoor een trilzwam die een voorkeur heeft voor grote levende of dode vlieren die op een schaduwrijke plaats staan en dood essenhout. Opgezwollen trilzwammen strooien kwistig met hun sporen als de vruchtlichamen trillen!  Als er tegenaan wordt geduwd, of als de tak beweegt door bijvoorbeeld de wind, gaat die namelijk wat schommelen/trillen, als een soort plumpudding. Vandaar de naam trilzwam.

Het vruchtlichaam van deze zwam bestaat uit een propje van gelatineuse, slappe hersenachtige geplooide "lobben", die er vochtig uit zien, glad aanvoelen en verrassend veerkrachtig zijn. Dat merk je als je er zachtjes in knijpt.

Foto van deze Judasoor op een vlier is van december
na een periode met vorst en zonder regen zie je enkele Judasoren al verschrompelen
De herfst is uiteraard de periode dat je de meeste kans hebt hem aan te treffen, maar je kunt hem het hele jaar vinden. Hij kan namelijk weken van sneeuw en (strenge) vorst overleven, omdat er een soort natuurlijk antivries in zit.

Foto genomen in januari bij het NMC
Foto genomen in januari bij het NMC
Op de vorige foto's zie je dat hij een mooie satijnige donkerroze kleur heeft, maar later in het jaar verkleurt hij van bruinachtig naar lila-achtig tot bijna zwart. Op deze foto van januari ziet hij er dan ook heel wat minder rooskleurig uit en begint hij het wat moeilijker te krijgen. Vooral links en rechts zie je dat al gebeuren. De reden daarvan is in dit geval niet vanwege de vorst, want die hadden we nog niet gehad, maar uitdroging.

Foto van 15 februari 2013, genomen op de Loozerheide
Uiteindelijk verschrompelt deze zwam tot niet meer dan een taai lila-achtig velletje.
Dit is echter geenszins het einde voor deze zwam, want na de vorst en vooral na een regenbuitje,
zal hij weer opzwellen en krijgt hij weer zijn oorspronkelijke vorm en kleur.
In een vorige blog noemde ik hem niet voor niks "een taaie mysterieuze rakker".................

zondag 10 januari 2016

Bladmossen deel 2

In eerste instantie had ik dit gedeelte bij de vorige blog staan, maar ik vond het achteraf gezien te uitgebreid en heb daarom besloten van de laatst genoemde soorten een deel 2 te maken.

Dit grijs uitziend landschap, veroorzaakt door het grijs kronkelsteeltje, vind je op meerdere plekken in de Tungelerwallen. Dat grijze uiterlijk wordt veroorzaakt door de lange doorzichtige glasharen die aan elk blad zitten. Zo'n glashaar weerkaatst het zonlicht en beschermt op die manier de plant tegen uitdroging.
Het mos gedijt hier en daar zó goed, dat het andere mossen, die er eigenlijk thuishoren, dreigt te verdringen. Het is dan ook een gruwel voor de terreinbeheerders.

één groot tapijt met het grijs kronkelsteeltje aan de Telheideweg
Het grijs kronkelsteeltje is in Nederland voor het eerst in 1961 gevonden. Deze van het zuidelijk halfrond afkomstige soort heeft zich sindsdien razendsnel verspreid en is zeer algemeen. Terwijl de zure regen de voortplantingssnelheid van de meeste mossen afremt, bevordert neerslag van stikstof (depositie) en luchtverontreiniging de verspreiding van het kronkelsteeltje.

Foto genomen na herstelwerkzaamheden aan de Telheideweg in december 2012
Soms wordt het ook in de hand gewerkt door beheermaatregelen zoals te ondiep plaggen, frezen, eggen of begrazing door grote grazers. Dit zorgt voor verstoring van de grond, waardoor het kaal humeus zand aan het oppervlak komt te liggen. Dit is mogelijk ook gebeurd bij het natuurherstel aan de Telheideweg in 2012.

De verwachting is dat met een schonere lucht het grijs kronkelsteeltje ook weer op zijn retour zal gaan. Je ziet nu echter de grote tapijten op met name zand, dat direct in de zon staat en op plekken waar de bodem verstoord is. Het mos kan slecht tegen beschaduwing en je vindt het dan ook vooral op open zandgronden in de duinen en op de heide, maar ook op bijvoorbeeld rieten daken. Omdat de zeer dichte grijze zoden de groei van andere soorten vaak onmogelijk maken, heeft het bij ons de bijnaam Tankmos en Mospest gekregen. De Duitsers hebben het over "Heidepest" . Ook dat zegt genoeg.........

gewoon muisjesmos
Een veelvoorkomend mosplantje wat in bolletjes op oudere muren is te vinden, is het gewoon muisjesmos. Het is wel zo dat de muur kalk moet bevatten, want de tegenwoordige specie is zuur (bevat portlandcement). Het plantje wordt ca. 3 cm. hoog. De naam heeft het te danken aan de grijze harige kussentjes, die wel iets op muisjes lijken. Dat wordt veroorzaakt door de glasharen welke uitsteken.

Gewone Haarmuts (li)  en Gewoon Muisjesmos (re) met sporenkapsels
De kussentjes bevatten bijna altijd sporenkapsels. Jong zijn die geelgroen en zitten ze op gekromde steeltjes weggedoken tussen de blaadjes. Rijp steken ze op een rechte kapselsteel net buiten de kussentjes uit en zijn ze bruin.

gewoon muursterretje
Je vindt Gewoon muisjesmos vaak in gezelschap van muurmos. Het muurmos, of gewoon muursterretje is één van onze algemeenste mossen. Je vindt het overal waar menselijke bebouwing in de buurt is. Terwijl het vroeger alleen voor kwam op kalkstenen, groeit het tegenwoordig bijna overal. Het groeit zowel op verticale als horizontale vlakken en heeft een voorkeur voor droge standplaatsen. Het is één van de weinige mossen die zo goed in de blakende zon standhoudt.

Het plantje onderscheidt zich van het ook veel voorkomende gewoon muisjesmos door de lange kapselsteel, waardoor de sporenkapsels hoog boven alles uit steken..... Het kapseltje van het muisjesmos zit, zoals ik al vertelde, in het begin verscholen tussen de blaadjes. In het begin zijn de sporenkapsels van het gewoon muursterretje geelachtig van kleur en bij het ouder worden zijn ze donkerpurper tot bruin.

Mocht je daar mijn posts geïnteresseerd zijn in dit onderwerp, dan moet je zeker eens kijken op de site Flickr. Daar heb ik namelijk bijna 150 foto's geplaatst van zowel blad- als korstmossen. Even klikken op "de site Flickr" en je komt er op terecht. Als je op een foto klikt wordt die uitvergroot weergegeven. De muiscursor is dan verandert in een loepje. Als je dus nog eens op de foto klikt, wordt die nog eens extra vergroot.

dinsdag 5 januari 2016

Bladmossen

Hoewel ik me in een eerdere blog beperkt heb tot de bekendste korstmossen, is me gaandeweg duidelijk geworden hoe specialistisch het "vak" van bryoloog is en hoe moeilijk het is de soorten te determineren.
Zo is bijvoorbeeld de wijze waarop de kapselstelen groeien kenmerkend voor een bepaalde soort. Ook de vorm van het sporenkapsel, huikje, dekseltje en tandjes is bij elke mossoort weer anders. Voor de determinatie zijn dat vaak belangrijke kenmerken. Je krijgt enig idee wat er bij komt kijken, als je deze site opent.

Hoewel mossen sporen vormen, hebben ze bladgroen en "bladeren". Ze verschillen daarin fundamenteel met korstmossen en worden tot de "hogere" planten gerekend. Ze hebben geen wortels en hechten zich met kleine celdraadjes ("rhizoide") aan de ondergrond. Ze kunnen echter snel en gemakkelijk vocht en mineralen opnemen en vasthouden via het bladoppervlak. Een mosblad functioneert dus als blad en wortel tegelijk.
Er zijn 3 groepen: Blad-, Lever- en Hauwmossen.

Gewoon haakmos is een veel voorkomende mossoort in onze gazons
Mens en mos lijken niet goed samen te gaan. Begin over mos en gegarandeerd vraagt iemand wat er aan dat gespuis tussen de stoeptegels of in het gazon gedaan kan worden. Om je te laten zien hoe jammer dat eigenlijk is, moest ik een "diepe buiging" voor enkele mossen maken, maar ik had het er graag voor over.

Mossen vormen een ideale voedingsbodem voor tal van organismen
Ik wil je namelijk laten zien dat mossen een belangrijke schakel in ecosystemen zijn: ze produceren zuurstof, beschermen tegen erosie, houden water vast, scheppen een gunstig klimaat voor het ontkiemen van allerlei soorten zaden en vruchten en bieden leefruimten aan kleine insecten.

Gewoon haarmos aan de rand van de Moeselpeel
Op de site van het Nederlands Soortenregister worden alleen al 430 soorten  Bryopsida of bladmossen vermeld. In deze blog laat ik je kennis maken met enkele haarmossoorten en Gedraaid Knikmos.
Vanwege de losse structuur bieden de haarmossoorten een goed onderkomen aan allerlei kevertjes e.d.

Gewoon haarmos kan gemakkelijk tot wel 20 cm. hoog worden
Hoewel het topje bestaat uit een stervormig groepje blaadjes, is dit geen Gewoon Sterremos, maar het Gewoon Haarmos. Het is een sterke, altijd groene, tot wel 20 cm. hoge plant, die vooral te vinden is aan bosranden en bosbodems met een vochtige zure bodem met een losse structuur. Andere plekken zijn arme zandgronden, veenmosrietland en kanten van beekjes en greppels. Het wordt nogal eens verwisseld met Fraai Haarmos. Gewoon haarmos kan echter tweemaal zo lang worden als Fraai haarmos en heeft vaak een lichtere groene kleur dan het diep donkergroene Fraai haarmos. Het blad van Gewoon haarmos is ook smaller.

sporendoosjes van Gewoon Haarmos
Gewoon haarmos vind je in zeer uiteenlopende biotopen, zoals naaldbossen, broekbossen en vochtige heide. Maar ook langs oevers van poelen en beken. Zolang het maar niet in de volle zon is en vochtig is, want het is een schaduw/halfschaduwminnende plant. Ze zijn over de hele wereld verspreid, met inbegrip van Antarctica.

echt zandhaarmos
In België en Nederland worden haarmossen vertegenwoordigd door een zevental soorten. Het bepalen van enkele soorten haarmos is specialistenwerk. De verschillen zijn soms namelijk lastig te onderscheiden en kunnen alleen met behulp van de microscoop 100% zekerheid geven. Het zijn echter over het algemeen vrij grote, stevige mossen, die grote aaneengesloten tapijten kunnen vormen.

Het echt zandhaarmos vormt losse, stugge zoden met groene tot roodbruine, tot 5 cm lange, rechtopstaande, onvertakte, stevige stengels. Het is een algemene soort die voornamelijk voorkomt op droge heide en zandverstuivingen.

Haarmos in de Tungelerwallen
Haarmos vind je vooral op droge heide, duinen en zandverstuivingen, maar ook op schrale bermen en zandige bospaden. Het Echt Zandhaarmos kan op open plaatsen uitgestrekte, vlakke zoden  vormen en zelfs bij een te grote uitbreiding een bedreiging voor het stuifzand worden.
   
"Bij een bodembedekking van 30% is de wind namelijk nauwelijks meer in staat zand te verplaatsen en is het eigenlijk noodzakelijk om de vegetatie deels terug te zetten, door te plaggen tot op het "blonde" zand. 
Dan wordt door een voldoende onbelemmerde windwerking tenminste het stuifzand in stand gehouden. Om te voorkomen dat populaties van dieren, die gebonden zijn aan pioniersituaties, uit het gebied verdwijnen, is het belangrijk nooit alle pioniervegetaties in één keer tegelijk te bewerken." (Riksen & Goossens 2005).

Een fopzwam heeft een plekje gevonden tussen de antheridiën van het echt zandhaarmos
Antheridiën zijn de mannelijke organen van het ruig haarmos
Hoewel mos niet kan bloeien, lijkt het er wel op. De rode "bollenvelden" van het ruig haarmos en zand haarmos vind je vooral bij nat winterweer en in het vroege voorjaar. Het zijn tweehuizige planten, die vrij gemakkelijk te herkennen zijn aan deze opvallende rode sporenkapsels. De op kleine, rode roosjes lijkende bekertjes (antheridiën), zijn de mannelijke organen van de mosplant. De vrouwelijke organen heten archegoniën.

vrouwelijke organen van ruig haarmos
Echt zandhaarmos
Op deze foto zie je de prachtige vrouwelijke 'flesvormige' organen van het echt zandhaarmos.
Na bevruchting (de zaadcellen worden door regenwater getransporteerd naar de eicel onderin de 'fles') groeit dit uit tot een sporendoosje, dat openspringt als de sporen rijp zijn. Het doosje is bedekt door een huikje. Dit huikje kan kapvormig zijn, of als een mutsje met slippen over het doosje heen zitten. Het valt na verloop van tijd af. De wind zorgt voor de verspreiding van de duizenden minuscule sporen.

vrouwelijk gedraaid knikmos
Gedraaid knikmos is een algemeen mos dat niet kieskeurig is op zijn standplaats. Deze vond ik in een nat gedeelte aan de rand van de Moeselpeel. Het enige gedraaide, waarop dit mos betrekking heeft, zijn de blaadjes die bij droogte verschrompelen en spiraalsgewijs om de stengel of om hun as draaien. Dan heeft de plant iets weg van een kurkentrekker.

De sierlijk doorknikkende, doorschijnende lichtgroene sporenkapsels staan op rode steeltjes. Die sporenkapsels vind je dus op de vrouwelijke planten. Het gedraaid knikmos is tweehuizig. Als een mosplant alleen mannelijke of vrouwelijke geslachtsorganen heeft - en dus niet beide organen op dezelfde plant - spreek je van een tweehuizig mos.

In de volgende blog wil ik nog een paar soorten bladmossen laten zien.

Blogarchief