Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label distelvlinder. Alle posts tonen
Posts tonen met het label distelvlinder. Alle posts tonen

vrijdag 20 september 2019

Allemaal beestjes #13

Dit wordt mijn laatste "Allemaal beestjes" van dit jaar. Je vindt ze toch steeds minder, want nu de temperatuur daalt en het voedsel voor ze steeds minder of niet meer voorhanden is, gaan ze zich voorbereiden op de winter. De komende tijd ga ik me dus weer verdiepen in paddenstoelen.

Ik wil in deze post beginnen met mijn laatste "aanwinst" een Doodgraver . De Doodgraver (het mannetje dan) laat een klein kadaver in de grond zakken door de aarde eronder weg te graven. Daar dankt ie dus zijn naam aan. Het zijn rovers die voornamelijk de maden van vliegen eten, die men aantreft op aas.

Gewone doodgraver
Pas als het kadaver onder de grond is, gaan de doodgravers paren. Daarna laat het mannetje het vrouwtje alleen. Zij legt haar eitjes niet in het dode dier, maar in kleine holtes in de grond. Tot de eitjes uitkomen, voedt het vrouwtje zich met het dode dier. Ze braakt verteringssappen uit, die een deel van het karkas oplossen zodat er een soort brij ontstaat. Na ongeveer vijf dagen komen de larven al uit het ei. Het vrouwtje lokt de larven naar zich toe door te tsjirpen. Eerst krijgen die de voedselbrij in druppels aangeboden. Als ze iets groter zijn, eten ze ook zelfstandig van het karkas. Kort na elke vervelling moeten de larven weer door het vrouwtje worden gevoerd. Na een week gaan ze zich verpoppen tot volwassen kevers, en zit de taak van deze zorgzame moeder erop.

Gewone doodgraver 
Er zijn in Nederland acht soorten gevonden, waarvan er echter 3 of 4 zeldzaam zijn, of zelfs als in Nederland uitgestorven moeten worden beschouwd. Dit is de Gewone Doodgraver (Nicrophorus vespilloides). Deze soort is herkenbaar aan de geheel zwarte antennen en de niet tot aan de dekschildnaad doorlopende achterste oranje vlek. Het is een algemeen voorkomende soort, hoewel je ze zelden te zien krijgt. Dus dit was wel een tref. De gewone doodgraver is twaalf tot zestien millimeter groot en is daarmee een van de kleinste soorten van het geslacht doodgravers.

Gewone doodgraver met  parasitaire mijten
Het bijzondere op de laatste 2  foto's  vind ik de ca. 1-2 mm. grote beestjes die je op zijn kop ziet zitten. Dat zijn parasitaire mijten (Poecilochirus Carabi) . Er is geen Nederlandse naam voor deze soort. Ze leven van vliegeneitjes en larven. Om te overleven zijn ze afhankelijk van deze doodgraver (symbiose). Het probleem voor deze mijten is namelijk om bij een kadaver te komen waar hun voedsel te vinden is en daar hebben ze een praktische oplossing voor; gewoon meeliften met een doodgraver die naar een nieuw kadaver vliegt.

Distelvlinder
Het is dit jaar een goed jaar voor de Distelvlinder (Vanessa cardui) geweest. Het is een echte wereldreiziger. In de winter kruipen de eerste vlinders in Midden-Afrika uit de pop. Ze vertrekken dan van hun geboortegrond en vliegen over de Sahara. In Noord-Afrika zit de trektocht er voor hen op, zodat ze zich voort kunnen planten. Ongeveer een maand later, het is dan februari, steken de nieuwe distelvlinders de Middellandse Zee over naar Zuid-Europa. En daar herhaalt de cyclus zich nog een keer.
In april gaat de volgende generatie – dit zijn dus al de “kleinkinderen”– nog verder noordwaarts.
Als ze ongeveer eind mei in Nederland aankomen, hebben ze er een reis van 4.000 kilometer op zitten.
Een deel van de langstrekkende vlinders beëindigt in Nederland zijn reis en legt zijn eitjes hier. Anderen trekken verder tot in Engeland en Scandinavië toe.

Distelvlinder
De vlinders die hier aankomen zien er na zo'n lange reis allemaal nogal “afgeleefd” uit. Dat geldt niet voor deze twee, want de foto's zijn in augustus gemaakt. Dus al een nieuwe generatie.
Ze kunnen in geen enkel stadium tegen vorst, dus in het najaar vindt noodgedwongen de remigratie plaats. Het is niet duidelijk in hoeverre die vanuit Nederland en België succesvol verloopt. Omdat ze op een hoogte vliegen van meer dan 500 meter, worden ze tijdens hun trek namelijk zelden door mensen waargenomen.

Dagactieve nachtvlinder: Phegeavlinder
Het verschil tussen dag- en nachtvlinders lijkt simpel: dagvlinders vliegen overdag en nachtvlinders 's nachts.... Maar dat is helaas niet helemaal waar. De meeste nachtvlinders vliegen inderdaad alleen 's nachts, maar er zijn ongeveer 100 soorten nachtvlinders die ook overdag actief zijn. Dat noemen we dagactieve nachtvlinders. Die worden dan ook vaak verward met dagvlinders.

Om echt zeker te weten of je een dagvlinder of een nachtvlinder hebt gezien, kan je het beste kijken naar de voelsprieten en de stand van de vleugels. Zit er een soort "knopje" op het eind van de antenne? Dan is het een dagvlinder. Zijn de antennen lang en draadvormig of geveerd? Dan is het een nachtvlinder.
Een andere verschil waar je op kunt letten, is de stand van de vleugels. Als dagvlinders rusten houden ze hun vleugels meestal dichtgeklapt, boven hun lichaam. Nachtvlinders doen dat anders: zij leggen hun vleugels juist plat op het lichaam.

Nachtvlinder: Gamma uiltje
Vaak hebben nachtvlinders een dichtere beharing om warmte vast te houden en krachtiger vleugelspieren. Hoewel sommige dagactieve nachtvlinders een uitzondering zijn en felgekleurd zijn, hebben nachtvlinders normaal gesproken een camouflagepatroon. Zo zijn ze overdag veilig tegen mogelijke predatoren.

Gewone velduil
Niet alleen het Gamma-uiltje, maar ook de Gewone velduil (Agrotis Segetum) is zo'n soort.
De Gewone velduil is in Nederland en België een veelvoorkomende gewone soort, die verspreid over het hele gebied voorkomt. De vliegtijd is van mei tot halverwege november in twee generaties. In augustus is de piek van waarnemingen. Agrotis betekent “van het veld”, segetum = ”korenveld” of, wat vrijer geïnterpreteerd, een moestuin, veld of akker. Dit verwijst naar de leefomgeving van de rups.

Gewone velduil. mnl.
Het is een onopvallende nachtvlinder uit de familie van de Noctuidae, de uilen. De grondkleur van de voorvleugel varieert van zandkleurig tot zeer donkerbruin; soms met een grijze tint. Hier zie je het mannetje. Dat is gewoonlijk lichter van kleur dan het vrouwtje en heeft antennen die vanaf de basis voor de helft geveerd zijn. De rups leeft in een holte onder de grond en foerageert ´s nachts op wortels en jonge scheuten.
De soort overwintert als rups, (eet als het niet vriest ook langzaam door) en verpopt zich in april in een met spinsel verstevigde holte in de grond. De rups kan schade veroorzaken, vooral in wortelgewassen.

Bruine molmboorder
De Bruine molmboorder (Harpella forficella) is een nachtvlinder uit de familie van de sikkelmotten (Oecophoridae). Het is in Nederland en in België een algemene soort op de zandgronden, maar de meeste mensen zullen hem nog nooit gezien hebben, omdat hij zich overdag verdekt opstelt. De rups van de Bruine molmboorder is tweejarig en vreet (boort) zich een weg in sterk vermolmd hout of in boomzwammen, zoals de kogelhoutskoolzwam. Vandaar de naam.

Bruine molmboorder
Het is een vlindertje dat overdag meestal in rust is, want het is een nachtvlinder.. Als je goed kijkt, zie je dat de palpen (de snuit) de vorm heeft van ( inderdaad) een sikkel. Daar heeft hij er twee van, aan elke zijde één. Op de vorige foto heeft hij die palpen stijf tegen elkaar aan geknepen, dus zijn ze niet heel goed te zien.
Ook de antennes van deze vlinder vallen erg op vanwege hun lengte. Bij de Bruine molmboorder worden die meestal langs het lichaam gehouden, maar bij andere sikkelmotten zoals het Trompetmotje en de Schorsvaandeldrager steken ze naar voren.

Blinde bij
De Blinde bij (Eristalis tenax) komt overal in Nederland algemeen voor. Alles aan deze naam is onjuist,
Dit insect is namelijk geen bij maar een zweefvlieg en is al helemaal niet blind. De naam komt waarschijnlijk voort uit het feit dat deze soort wel erg op een bij lijkt, maar niet kan steken. Daarnaast heeft de blinde bij rijen haren op zijn ogen wat mogelijk tot de gedachte leidde dat hij blind was. Veel andere zweefvliegen lijken net als de Blinde bij op soorten zoals wespen, hommels en bijen. Dit wordt mimicry genoemd. Hierdoor aarzelen hun vijanden soms om ze te vangen, uit angst een steek op te lopen.

Blinde bij
Het lichaam is bruin met heel smalle gele dwarsstrepen. Die zijn hier niet te zien. Er is een lichte en een donkere variant. De Blinde bij heeft een vrij dicht behaarde kop en borststuk, en een lichter behaard achterlijf. Ze heeft ongeveer dezelfde vorm en kleur als de honingbij (Apis mellifera). Het verschil is vooral te zien in de vlucht: bijen maken een vrij vloeiende beweging, terwijl de blinde bij van positie naar positie kan schieten en regelmatig stil blijft hangen in de lucht. Ook de ogen zijn typisch vlieg-achtig, en de Blinde bij mist de voelsprieten die een bij wel heeft. Ten slotte heeft een 'echte' bij 2 paar vleugels in plaats van twee, maar dat is vaak zeer moeilijk te zien. In rust heeft de Blinde bij de vleugels niet op de rug zoals een bij.

TIP. Als je niet zeker bent of het een vlieg of een bij is, kun je hem vangen en als ie níet steekt is het een Blinde bij…………………………

Franse veldwesp
De Franse veldwesp ( Polistes dominula ) is van andere wespen te onderscheiden door het iets afgeplatte, slankere lichaam, oranje voelsprieten en een overwegend zwarte kleur met gele dwarsstrepen. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden doordat ze gekromde uiteinden van de voelsprieten hebben en daarnaast hebben mannetjes groene ogen en de vrouwtjes zwarte ogen. De Franse veldwesp wordt ongeveer 12 tot 18 millimeter lang en is het hele jaar te zien.
Ze leven in kleine kolonies en maken hun nest op beschutte plaatsen. Ze staan er om bekend dat ze de vreemdste plaatsen uit kiezen. Zo zijn er zelfs nesten in auto's aangetroffen. Het nest heeft geen papieren omhulsel maar is open, waardoor de wespen goed te observeren zijn. Er wordt voornamelijk op insecten gejaagd en ze zijn niet geïnteresseerd in zoetigheid, waardoor er zelden problemen met mensen zijn. Ze kunnen steken maar dat doen ze alleen als ze zich bedreigd voelen. De koningin overwintert op beschutte plaatsen in bomen maar ook wel in huizen.
Gallische veldwesp
De Franse veldwesp is moeilijk van de Gallische veldwesp (Polistes gallicus) te onderscheiden, omdat ze er veel op lijkt. (Let op de voelsprieten). In de post “ Allemaal beestjes #3 ” kun je meer over die wesp lezen.

Driehoekeendagsvlieg vrl.
Dit is een Gewone Haft of Driehoekeendagsvlieg (Ephemera vulgata). Vooral herkenbaar aan de opvallende 3 staartdraden. Je kunt ze vinden in mei en juni. De naam driehoek, heeft te maken met de driehoeken op het lijf. Dit is overigens een vrouwtje. Die heeft namelijk kleinere ogen en kortere staartdraden dan het mannetje. Hoewel je dit insect mogelijk niet kent, komen ze veel voor, maar wie let daar op? ( ik dus..........)

Ze leven als volwassen exemplaren slechts enkele uren (vandaar de naam eendagsvlieg), maar planten zich wel enorm snel voort. Dat ze zo kort leven, heeft te maken met hun gedegenereerde monddelen. Dat betekent dat ze niet kunnen eten en daarom ook maar enkele uren leven. De schamele uurtjes die ze hebben, worden alleen gebruikt om tot paring te komen. Om de kans op bevruchting te vergroten, komen ze meestal tegelijk en massaal uit en zwermen dan als één groep boven de oevervegetatie rond. Als ze zich wat verder verspreiden, kan dat soms vervelend zijn voor bijvoorbeeld automobilsten, omdat de lijkjes autoruiten en grillplaat geheel kunnen bedekken.
Driehoekeendagsvlieg (mnl.) Let op de grotere ogen  en grotere staartdraden
Het zijn altijd mannetjes die zwermen vormen. Vrouwtjes worden door zo'n zwerm aangetrokken en door één van de mannetjes bevrucht.. Meteen na de daad sterft het mannetje. Het vrouwtje ontwikkelt zo'n 600 eitjes. Na de bevruchting, vliegt ze korte tijd later laag over het water, duikt zo nu en dan naar beneden, stopt haar achterlijf in het water en laat steeds enkele eitjes los. Zodra ze haar laatste eitjes heeft afgezet, sterft ze. Meestal nog op het wateroppervlak. Voor veel vissoorten is de gewone haft om die reden een dankbare en gemakkelijk te verkrijgen maaltijd. Nu weet je meteen ook waarom kunstvliegvissers vaak een imitatie van deze haft gebruiken.

Houtsluipwesp
Met verwondering zag ik op een blad een insect met een wel heel lange sprietantenne; een sluipwesp. Omdat ze zo beweeglijk was, viel het niet mee er een geslaagde foto van te maken. Na tig pogingen vond ik enkele foto's wel goed genoeg om te laten zien.

Vrouwelijke sluipwespen leggen hun eieren in larven van andere insecten die vaak verborgen zitten in planten, zieke bomen of onder de grond. Om deze insecten te bereiken, gebruiken ze een lange en slanke naaldachtige buis (de legboor) aan het uiteinde van hun achterlijf.

Houtsluipwesp
Dit is om precies te zijn een Houtsluipwesp (Rhyssa persuasoria). De grootste sluipwespsoort. Alleen het lijf al is 35 mm. De legboor is langer dan hun lichaam. Deze wesp zoekt de larven op van wespen die in naaldhout voorkomen. Door het hout boort ze een gaatje (dit kan wel een half uur duren), prikt een houtwesplarve aan en legt er dan een eitje in. Het eitje vloeit als een druppel door het nauwe legboorkanaal. De larve ontwikkelt zich volledig ten koste van de houtwesplarve, die eraan sterft.

Het schijnt dat ze de holle legbuis in elke gewenste richting kunnen uitschuiven en bewegen door het uiteinde van de boor van vorm te veranderen. De legboor bestaat uit drie verschillende schuivende delen, die ze onafhankelijk van elkaar met de spieren in hun achterlijf in elke gewenste richting kunnen bewegen. Deze techniek heeft men bestudeerd en gebruikt men nu als model voor de ontwikkeling van o.a. stuurbare sondes voor medische toepassingen.

Elzenvlieg of slijkvlieg
De Elzenvlieg of Slijkvlieg (Sialis lutaria) is donkerbruin. De lichaamslengte is ongeveer 35 millimeter. Ze heten slijkvliegen omdat de larven op de bodem van plassen en stromend water leven, in het slijk. De vlieg is overdag actief maar vliegt niet veel. Ze wordt meestal zittend op de oevervegetatie aangetroffen. Het grootste deel van het lichaam wordt in rust verborgen onder de relatief grote vleugels. De vleugels hebben een duidelijke vleugeladering en worden in rust als een afdakje over het lichaam gevouwen. Aan de voorzijde van de kop zitten twee antennes die lang en draadvormig zijn.
Elzenvlieg of slijkvlieg
De volwassen insecten hebben vergrote kaken maar leven van nectar dat ze uit bloemen zuigen. De vrouwtjes produceren grote hoeveelheden eitjes die als een soort mat, keurig in rijtjes om een plantenstengel worden afgezet. De larven laten zich na het uitkomen in het water vallen en leven op de bodem waar ze jagen op kleine diertjes. In Europa komen zes soorten elzenvliegen voor. Deze soort heeft geen echte voorkeur voor een voortplantingswater, als het maar niet te snel stroomt. Andere daarentegen hebben juist wel een voorkeur voor snelstromend water en er is zelfs een soort die de grote rivieren als biotoop heeft.

Blauwe oliekever
Over deze Blauwe oliekever heb ik in een eerdere post iets verteld. Het woord Blauw spreekt voor zich. Oliekever dankt hij aan de olie-achtige substantie die wordt afgescheiden als hij zich bedreigd voelt.
Dat kun je HIER nog eens nalezen.

Gewone oliekever
Na een bezoekje aan de Koningssteen in Thorn vond ik weer verschillende exemplaren, maar nu was het de Gewone oliekever. Deze kever is helemaal zwart met (afhankelijk van de lichtinval), een ietwat blauwe glans. Hij is ook te herkennen aan het glanzende, bolle en relatief enorme achterlijf en opvallend korte dekschilden. De mannetjes hebben een kleiner achterlijf, omdat ze uiteraard geen eitjes hoeven te leggen, maar vrouwtjes met bijna volgroeide eitjes lijken soms zelfs op knappen te staan. Ze eten plantendelen als bladeren van onder andere boterbloemen.

Koereiger
Deze Koereiger (Bubulcus ibis) past eigenlijk niet in dit rijtje "ällemaal beestjes". Toch wil ik deze post hiermee eindigen, omdat dit een bijzondere waarneming was. Dat was in het nabijgelegen Belgische natuurgebied de Luysen. Ik ging eigenlijk voor de visarend en de lepelaars die daar momenteel vertoeven, maar die waren zo ver weg, dat 't onmogelijk was een foto met mijn cameraatje te maken. Wel trof ik deze bijzondere vogel aan, waar ik een foto van kon maken.. Een zeldzaamheid in ons land en België.

Van oorsprong komt de koereiger voor in Spanje, Portugal, Marokko en rond de Rode Zee, maar sinds het begin van de 21ste eeuw zijn ze aan een opmars bezig in Zuid-West Europa. In Frankrijk maakt de koereiger hoogtijdagen door en broedt er zelfs. In Nederland komt de soort als gast voor, maar dat blijft tot nu toe beperkt tot slechts enkele waarnemingen per jaar. In de laatste week van augustus 2018 verbleef er echter een groep van liefst elf koereigers in de Biesbosch. Nooit eerder werd er zo’n grote groep van deze soort in Nederland gezien. Over de gehele periode blijken Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Holland de beste provincies te zijn om koereigers te zien. Groningen, Drenthe, Utrecht en Limburg komen er bekaaid vanaf. In de winter trekken ze weer naar Spanje en Noord-Afrika.

maandag 27 augustus 2018

Vlinders in 2018

Het was me het jaartje wel. Helaas ben ik weinig toegekomen aan blogposts op "Weert en natuur", vanwege mijn boek over Altweerterheide. 't Bleek een hele klus te zijn om tot een mooi resultaat te komen.
Er zijn er inmiddels meer dan 250 van verkocht en het gaat richting 300 boeken...........

Het boek kan overigens nog steeds gekocht worden. Voor wie nog een boek wil kopen moet echter niet te lang meer wachten, want er is nog maar een beperkt aantal voorradig. Dit kan bij mij thuis opgehaald worden, bij de Primera op Moesel, de Benelux in Stramproy en bij Bruna op de Nieuwe markt in Weert. Voor wie wil kan het boek natuurlijk ook laten opsturen. A.s. woensdagavond 29 augustus kun je me ook vinden in zaal de Paol op de vertelavond van de wandelvierdaagse in Altweerterheide en komende zondag 2 september, ben ik met mijn boek aanwezig op de Landdag in Altweerterheide. Na dit alles ben ik nog altijd te benaderen via geervannesmeed@gmail.com of ontginningen@gmail.com.

Ik wil je in deze en ook in de volgende post wat vlinders laten zien die ik de afgelopen maanden heb waargenomen. Hoewel we er steeds minder zien, zijn ze door het prachtige weer nog steeds te bewonderen. Zo zag ik afgelopen week bijvoorbeeld nog enkele prachtige distelvlinders in mijn tuin.
Binnenkort ga ik al met de paddenstoelengroep op pad, dus voordat ik op de paddenstoelen overstap, nog maar even snel een aantal van die vrolijke fladderaars!

Distelvlinder
De in het hele land veel voorkomende Distelvlinder (Vanessa cardui) is een vrij grote oranje vlinder, die van de parelmoervlinders onderscheiden kan worden door de grote zwarte driehoekige vlek in de vleugelpunt van de voorvleugel. Ook heeft hij wel wat weg van de Atalanta en de Kleine vos. Al deze vlinders horen bij de Nymphalidae familie.

Distelvlinder
Trekkende distelvlinders worden over heel Europa waargenomen. Elk jaar trekken ze vanuit Afrika, de Canarische eilanden, Madeira en andere warme mediterrane gebieden richting het noorden, tot in Schotland, IJsland en Noord-Noorwegen toe. Ze wachten op gunstige windstromingen en laten zich dan met een gemiddelde snelheid van zo’n 45 kilometer meevoeren. Ze vliegen dan op een hoogte van meer dan 500 meter en worden tijdens hun trek dan ook zelden door mensen waargenomen. Hun jaarlijkse trek tot wel 15.000 kilometer begint voor veel vlinders al in tropisch West-Afrika en eindigt in sommige gevallen tot vlak onder de poolcirkel. De reis kan zodoende wel 3 weken duren.

Een invasie distelvlinders valt vaak samen met het binnenkomen van Sahara-zand. Ze worden in Nederland vanaf april waargenomen. Ze brengen hier in de zomer een nieuwe generatie voort en sterven dan. De grootste piek zien we in augustus en september. In oktober trekt het grootste gedeelte van de vlinders weer terug naar het zuiden. De rest sterft hier, want de vlinder kan de winter niet overleven.

Distelvlinder
De vlinders worden relatief vaak op nectarplanten gezien. Een veel gebruikte nectarplant is de distel maar ook op andere planten zoals de vlinderstruik en koninginnenkruid zijn ze geregeld te zien.
Al meteen als ze in Nederland aankomen, verdedigen de mannetjes van de namiddag tot de vroege avond een territorium, meestal een open zonnige plaats bij een lage vegetatie. De paring, die vaak in de namiddag plaatsvindt, wordt voorafgegaan door een baltsvlucht waarbij mannetje en vrouwtje snel om elkaar heen cirkelen.

Grote weerschijnvlinder
Tot voor kort was de Grote Weerschijnvlinder (Apatura iris) met zijn prachtig blauw oplichtende vleugels een zeldzame standvlinder. Rond de eeuwwisseling waren er nog maar tien of elf populaties in met name Twente, de Achterhoek, Noord-Brabant en Zuid-Limburg. Door een gewijzigd natuurbeleid breidt hij zich de laatste jaren gelukkig weer uit. Hij wordt op steeds meer plekken gezien en lijkt inmiddels uit de grootste gevarenzone.

De bovenkant van de vleugels van het mannetje vertonen bijzondere wisselende kleuren door iriseren; bij de juiste invalshoek van het zonlicht, verkleuren die namelijk van bruin naar een prachtige blauw glanzende gloed. Vooral op de laatste foto (die op mijn slof) zie je dat goed. Daarom heet hij dan ook Weerschijnvlinder. Deze vlinder zag ik op een zonnig, onlangs verhard pad bij de IJzerenman. Een gebied waar hij nog niet eerder was waargenomen.

Grote weerschijnvlinder
Ook met dichtgeklapte vleugels is hij prachtig, zoals je kunt zien. Op deze foto is goed de lange gele roltong te zien. Je moet echter geluk hebben ze te vinden, want ze leven normaal gesproken hoog in de bomen. Dat geldt zeker voor de vrouwtjes. Daar voeden ze zich met honingdauw en sap van bloedende bomen.

Grote weerschijnvlinder
De mannetjes tref je soms echter ook aan op vochtige paadjes en aan beekoevers. Ze zijn daar op zoek naar vochtige “substanties” om er mineralen en zouten uit op te zuigen. Liefst met een doordringende geur zoals bij kadavers en mest. Je kunt hem bijvoorbeeld ook lokken met oude kaas of camembert, rottend fruit en ander "lekkers" met een geurtje, zoals je zweetschoenen of zweetsokken. Dat vindt ie heerlijk! Ook aan mijn instappers zal hij ongetwijfeld wel wat geroken hebben.........................

Phegeavlinder
De wat onbeholpen rondfladderende Phegeavlinder (Amata phegea) komt in Nederland vrijwel alleen voor in Noord- en Midden-Limburg en in het aangrenzende zuidoosten van Noord-Brabant. In Vlaanderen is de verspreiding al net zo beperkt.
Als je het vlindertje goed bekijkt, snap je waarom hij ook wel melkdrupje wordt genoemd. Hoewel de uiteinden van zijn voelsprieten wel wit zijn, maar geen “knopje” vormen, weet je dat het een nachtvlinder is. Alleen dagvlinders hebben dus knopjes aan hun voelsprieten.
Omdat hij echter ook overdag actief is, wordt hij dagactieve nachtvlinder genoemd.

Phegeavlinder
Op het achterlijf loopt een opvallende oranje-gele band. Op het borststuk zit een vlek in dezelfde felle kleur.

Phegeavlinder
Hij mag dan op het eerste oog zwart lijken, als het licht er goed opvalt zul je zien dat ie blauw is. Dat kon je op de vorige foto's al zien, maar hier aan zijn achterkant is dat beter zichtbaar.
Hij houdt zich het liefste op langs bosranden, op open plekken in het bos en op zonnige bospaden. Natuurgebieden waar de overgang tussen bos en bloemrijk grasland, tussen bos en heide of zand geleidelijk verloopt zijn ook een ideaal leefgebied.

Koninginnenpage
Van de mooie Koninginnenpage (Papilio machaon) heb ik al eerder een foto geplaatst. Een prachtige soort, waarvan ik hier graag nog enkele exemplaren wil laten zien. Deze vlinder heeft een relatief grote spanwijdte (tot wel 75 millimeter) en is daarmee een van de grootste en mooiste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden.

Koninginnenpage
Hij kan momenteel door het gehele land worden gevonden, maar is in het zuiden algemener. Ik heb er dit jaar opvallend meer gezien dan voorgaande jaren. Heeft ongetwijfeld met het warme weer te maken, want het is een echte zonaanbidder. De vliegtijd is van maart tot en met oktober. De voorjaarsgeneratie heeft een lichtgele vleugelkleur, terwijl de zomergeneratie wat feller van kleur is.

Koninginnenpage
Het grootste deel van het lijf is zwart behaard, maar de weerszijden van de kop en ook de zijkanten van het borststuk zijn voorzien van een meer gele beharing.
De habitat bestaat met name uit bloemrijke graslanden, vooral velden met vlinderbloemigen zoals luzerne en (zoals op deze foto) klaversoorten. De rupsen daarentegen leven voornamelijk van schermbloemige planten.

Icarusblauwtje
De groep blauwtjes is genoemd naar de blauwe kleur op de bovenkant van de vleugels. Het zijn relatief kleine vlinders (spanwijdte maximaal 30 mm.), die we overal in Europa kunnen aantreffen.
Niet alle blauwtjes zijn overigens blauw; van de meeste soorten heeft het vrouwtje namelijk een bruine bovenkant en er is zelfs een bruin blauwtje….. Binnen deze groep is determinatie dan ook soms lastig, omdat met name die vrouwtjes erg op elkaar lijken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de vrouwtjes van het Icarusblauwtje (Polyommatus icarus). De belangrijkste en gemakkelijkste kenmerken zijn te zien op de onderzijde, dus als de vlinder met de vleugels dicht zit zoals hier.

Icarusblauwtje
Dit nu  is echter nagenoeg zeker het mannetje, want dat is opvallend fel blauw van kleur.
De soort heeft een voorliefde voor bloemrijke graslanden en ruigtes. Hier zit hij op de bloem van de rolklaver, zijn waardplan, maar je vindt ze ook wel op kleine klaver en andere vlinderbloemigen. In augustus kunnen we weer een nieuwe generatie zien.

 
Dan komt nu de laatste vlinder in deze post. Een nachtvlinder. Ze zeggen wel eens "lest best", maar dat geldt zeker niet voor deze soort. Als je deze rupsen in je tuin aantreft, heb je namelijk een probleem. Dit is namelijk de rups van de Buxusmot (Cydalima perspectalis).
Tien jaar geleden nog onbekend, maar sinds de zomer van 2017 kunnen we niet meer om ze heen. Uit de laatste berichten die ik las, begreep ik dat hij inmiddels in het hele land te vinden is. Ook ik heb hem momenteel in de tuin. Helaas….. Ze laat gelukkig (nog?) andere planten ongemoeid.

Buxusmot
De Buxusmot komt van oorsprong voor in Oost-Azië, maar komt door ongewilde introductie nu ook als invasieve exoot voor in West-Europa. Men denkt dat de soort in 2005 in Europa is binnengekomen via verpakkingshout van natuursteen vanuit China naar Duitsland.

Rups en spinsel in de beginfase van verpopping
De mot zelf is niet schadelijk, het zijn de rupsen die de ene na de andere buxusstruik volledig "ontmantelen". Hoewel buxus bekend staat als een plant met een sterk vermogen tot herstel, zal hij het vaak niet overleven als je er niet op tijd bij bent. Het is dus belangrijk de mot te bestrijden en de plant niet opnieuw te laten opeten. Dit zul je van maart tot eind september in de gaten moeten houden, want tot zolang is deze mot actief.

Aantasting van de buxus is te herkennen aan aangevreten of aan elkaar gesponnen takjes en blaadjes, verdorde blaadjes, kale takjes en vooral door de aanwezigheid van spinsels. Zie je in dat spinsel ook nog eens rupsjes en uitwerpselen, dan is het zaak die zo snel mogelijk te verwijderen.

De jonge rupsjes zijn vuilgeel en krijgen bruine lengtestrepen. De volgroeide rupsen daarentegen zijn, zoals je ziet, felgroen met een zwarte kop en zijn zo’n 4 cm groot, ze hebben nu zwarte stippen en zwarte lengtestrepen. Controleren is dan nog niet zo gemakkelijk, want ze kruipen graag weg in de buxusplant en vallen dan niet goed op tussen de groene blaadjes.
cocon van de buxusmot
De rupsen verpoppen tot een lichtgroene pop met donkere strepen en vlekken. De pop zit in een dicht spinsel tussen de samen gesponnen bladeren. Ze verkleurt crèmekleurig bruin naarmate de adulte vorm zich binnenin de cocon ontwikkelt.

Bestrijdingsmiddelen zijn er wel, maar behalve dat ze duur zijn in aanschaf, doden bijvoorbeeld insecticiden ook andere nuttige beestjes. Gebruik dus zeker geen insecticiden. Je zult die bestrijdingsmiddelen overigens langere tijd moeten gebruiken, want zoals gezegd is de mot actief tot eind september. Eén keer bestrijden is dus niet afdoende.

Er is momenteel een milieuvriendelijke "buxuxmottenval" in de handel. Een zogenaamde feromoonval. De capsule bevat het vrouwelijk seksferomoon van de buxusmot, waardoor de mannetjes worden aangetrokken. Als je de feromoonval op tijd uithangt, d.w.z. voor de vluchten van de buxusmot begonnen zijn, kun je de mannetjes grotendeels wegvangen voor ze de aanwezige wijfjes bevrucht hebben. De wijfjes blijven dan onbevrucht achter en kunnen geen eitjes meer afleggen. Geen eitjes betekend ook geen rupsen. Hoewel deze val wel naar behoren werkt, is dat niet voldoende. Omdat er namelijk momenteel een overpopulatie aan buxusmotten aanwezig is, ruiken de mannelijke motten ook échte vrouwelijke motten en kunnen dus kiezen. Zo worden er dus nog steeds vrouwtjes bevrucht en blijf je schade ondervinden. Daarom adviseer ik daarnaast het (arbeidsintensieve) ouderwetse "handwerk".....

Het is normaal dat een soort die nieuw verschijnt schade toebrengt. Maar daar speelt de natuur altijd op in: er komen vanzelf natuurlijke vijanden die regulerend optreden. Kauwen, eksters en mezen krijgen in de gaten dat in de buxussen vaak een lopend buffet klaar staat en zo zal tzt. de dichtheid van de rupsen lager worden. Dan worden de buxussen ook niet zo heftig meer aangetast en gaan niet meer dood. Ook sluipwespen gaan daarbij waarschijnlijk een rol spelen. Zij gaan parasiteren op de rupsen en reguleren zo de aantallen. Daarom is het ook zo belangrijk dat je nooit met gif bestrijdt, want dan dood je deze sluipwespen ook en vererger je juist het probleem. Misschien nu een schrale troost, maar ga er maar van uit dat de schade die de mot veroorzaakt, in de loop van de tijd zal afnemen.

Blogarchief