Je treft ze onder andere aan langs de Lek, in de Biesbosch, in de nabijheid van Roermond en ik zag ze ook bij de Koningssteen in Thorn. Een blauwe oliekever is gemakkelijk te herkennen aan het glanzende, bolle, plompe en relatief enorme achterlijf en de opvallend korte dekschilden.
Kop, halsschild en achterlijf zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Voor een kever is ie best groot, maar op de foto lijkt ie groter dan in werkelijkheid. Het vrouwtje wordt ongeveer 3,5 centimeter lang, het mannetje blijft met ongeveer 1 cm, veel kleiner.
De kever op de foto is een mannetje. Het vrouwtje heeft namelijk draadvormige, nagenoeg rechte antennen, terwijl het mannetje een merkwaardige knik in de voelsprieten heeft. De verschillen tussen de twee kun je op de volgende foto nog beter zien. Ze zijn van april tot juni te vinden op zandige hellingen, in de duinen en op dijken van klei. De kever is vegetarisch en eet bladeren, stuifmeel en nectar.
Het vrouwtje legt na paring enige duizenden eitjes in kuiltjes in de grond. De zeer kleine larven klimmen instinctief op bloemen (m.n.hondsdraf) en liften vanaf daar met bijen naar hun nest. Niet alle bijensoorten zijn daarvoor geschikt. Alleen bij de solitaire bijen (sachembijen) die hondsdraf als waardplant hebben, kunnen ze zich ontwikkelen. Met hun haak-achtige voorpoten klampen ze zich vast aan de haren van de bij. Eenmaal in het nest eet een larve de bijenlarve op en doodt eventueel meegekomen soortgenoten. Kort daarna vervelt hij in een pootloos made-achtig dier dat zich te goed doet aan de voorraad nectar en stuifmeel.
linksom of rechtsom: het gaat alleen maar achteruit!!!!!!!!!!!! |
Menigeen haalt zijn neus op voor de Scathophaga stercoraria, beter bekend als de Gele Strontvlieg. Hoewel je die meestal in de buurt van koeienflaters vindt, leeft ze niet van mest, maar van nectar. De mestvlaaien worden enkel gebruikt om eitjes in af te zetten. Ook de larve leeft niet van de mest, maar van andere insectenlarven (vooral vleesvliegen), die wél van de mest snoepen.
De paring van de strontvlieg vindt altijd plaats in de buurt van een mestvlaai. Wat je bij de hoop ziet, zijn meestal mannetjes, die geduldig wachten op de komst van een vrouwtje, in de wetenschap dat een vrouwtje met nog onbevruchte eieren, altijd naar een verse koeienflater zal vliegen als de tijd daar is. Bij aankomst ontstaat er even een hevige wedijver tussen de eerst zo rustige mannetjes.
De vorige foto is die van een mannetje. Dit is het vrouwtje, omdat die er groenig uitziet. Meteen na de bevruchting worden de eitjes in de mest gelegd. Het vrouwtje legt ongeveer 150 eitjes per keer. Op de foto zie je die overal om haar heen liggen. Opvallend aan die eitjes zijn de witte zijvleugeltjes. Hiermee wordt voorkomen dat ze meteen in de verse koeienvlaai verdwijnen. Na 1-3 dagen komen de larven uit, die zich al na enkele dagen verpoppen. Hieruit komen na weer enkele dagen de volwassen vliegen.
We zijn de meeste insecten, en zeker deze strontvlieg, liever kwijt dan rijk, maar ze zijn een onmisbare schakel in de voedselketen. Insecten zijn de voedselbron voor vele andere diergroepen, die zonder de insecten geen vorm van bestaan hebben. De vraag is dan ook groot, maar de vliegen bedienen ze op hun wenken; al bij 15 graden planten ze zich namelijk voort en dat is een groot deel van het jaar.