Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht myxomyceten. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht myxomyceten. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

dinsdag 5 november 2024

Herfst 2024.......Paddenstoelentijd deel 6: Van alles wat

Afgelopen week brachten we een bezoek aan de Herenboeren in Altweerterheide. Herenboeren is een snelgroeiende burgerbeweging, die wil aantonen dat de productie van ons dagelijks voedsel anders, beter en vooral duurzamer kan. Elke Herenboerderij is eigendom van een coöperatie bestaande uit huishoudens, die gezamenlijk de oogst verdelen. De verwachtingen waren vooraf niet erg hoog, maar het resultaat was meer dan uitstekend. We vonden meer dan 30 soorten, waaronder enkele interessante. 
witpootglinsterkopje
 Het begon al meteen goed met de vondst van ontelbare zwammetjes op de vrij vochtige composthoop, van bladeren, takken, snoeihout, groenteafval en houtsnippers. Bij zoiets kleins en massaals denkt menigeen niet meteen aan paddenstoelen, maar dit zijn slijmzwammetjes (myxomyceten) die WITPOOTGLINSTERKOPJE (Diachea leucopodia) worden genoemd.  Leucopodia betekent "witte voet"
witpootglinsterkopje (jonge exemplaren)
Een bijzondere vondst. Het is geclassificeerd als lid van de Stemonitales en leeft saprotroof op kruidachtige plantendelen. Het is een soort waar ook onder andere de netpluimpjes en parelmoerkopjes onder vallen. Het is een echte kosmopoliet, want het komt bijvoorbeeld ook voor op de Filipijnen, Brazilië en Australië. Hier is het kleine knotsvormige slijmzwammetje echter vrij zeldzaam. Dat is o.a. na te gaan op de NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen
witpootglinsterkopje (sterk vergroot)
De miniscuul kleine zwammetjes zijn minder dan 2 mm groot. Het was dus een hele kunst om ze scherp in beeld te krijgen. Op deze foto is te zien dat ze nog niet helemaal rijp zijn, want ze zijn nog helemaal wit. 
 
witpootglinsterkopje ( rijpe exemplaren)
 Iets verderop vonden we dezelfde soort, maar die was iets ouder. Bij het ouder worden blijft alleen het stevig taps toelopend en kalkrijke steeltje wit, maar het sporendragende kopje verkleurt tot donker blauw/paars met weerschijnkleuren.
loodkleurig netplaatje
Op een oude boomstam vonden we een andere jonge slijmzwam: het LOODKLEURIG NETPLAATJE (Dictydiaethalium plumbeum). Het leeft saprotroof op dood hout van loofbomen en -struiken. Het komt meestal voor op kort geleden gevelde stammen en snoeihout, maar dat was hier niet het geval. Omdat de kleur roze-rood is, weet je dat het een jonge zwam is. Bij het ouder worden, verandert het namelijk in een vrij sterk afgeplatte loodgrijze zwam met een diameter tot 5 cm. Hier dankt het dus zijn naam aan. 
In de post Herfst 2022......Paddenstoelentijd deel 1 kun je dat bekijken.
mestnestzwammetje
In Paddenstoelentijd deel 4 van dit jaar heb ik het een en ander verteld over nestzwammetjes. Ik had tot dan toe het Gestreept -, Bleek- en Geel nestzwammetje gevonden. Nu vond ik op het zand bij de Herenboeren een andere soort: het MESTNESTZWAMMETJE (cyathus stercoreus).
Puur bij toeval heb ik het gefotografeerd, met in het achterhoofd dat ik die al vaker had gezien, maar  bij thuiskomst zag ik op de PC dat het een andere soort was. Het onderscheidt zich namelijk van de andere soorten vanwege de pikzwárte “eitjes” (peridiolen).  Alle andere nestzwammetjes hebben veel lichter gekleurde peridiolen (grauwwit tot licht grauwbruin of iets gelig). 
mestnestzwammetje
Die gitzwarte “eitjes” zijn slechts 1,5-2 mm en liggen vaak met meer dan 10 in de kelk. Het vruchtlichaam is (slank) kelkvormig, 5-20 x 4-8 mm; de buitenzijde is aanvankelijk grof wollig viltig, later kaal wordend, goud tot donkerbruin; de binnenzijde is glad en grijs; de kelk is aanvankelijk afgesloten door een wit vlies. Hoewel de Nederlandse naam anders doet vermoeden, is het Mestnestzwammetje een paddenstoel die inderdaad vaak op mest en bemeste bodem groeit, maar ook op dode resten, stengels en blad kun je het aantreffen. Aan de duinen (waar hij het meest gevonden wordt) is dat vooral helm.
stinkparasol
Een leuk paddenstoeltje is deze STINKPARASOL (Lepiota cristata). Ik vond deze op het erf van de Herenboeren, naast de boerderij. Bij een parasolzwam denk je waarschijnlijk aan de opvallende Grote Parasolzwam, maar zoals je ziet zijn er ook kleinere soorten. Deze zwam komt voor op een humeuze, voedselrijke bodem in loof- en naaldbossen, stadsparken en lanen. Hij is te zien van de zomer tot de herfst. Deze bruin gevlekte stinkparasol-zwammetjes, worden zo genoemd omdat ze onaangenaam sterk naar gas of verbrande rubber ruiken. Het is een saprofiet. 
stinkparasol
 De gladde hoed is 1 tot 4 cm breed, aanvankelijk halfbolvormig, al snel kegelvormig en uiteindelijk vlak en met een stompe umbo. Het oppervlak is witachtig tot crême met fijne, roodbruine, min of meer concentrisch gerangschikte schubjes, die bij oudere exemplaren zijn verdwenen. De rand is lang gebogen, omzoomd en soms bedekt met velumresten. Bij het ouder worden splijt de hoed. 
De wittige nogal broze steel wordt tot 6 cm lang, is hol van binnen en bevat een vergankelijke ring. Een ringetje dat dus meestal na verloop van tijd verdwenen is. 
stinkparasol
 De witachtige en roze getinte bolvormige lamellen zijn vrij. Later kunnen ze ook gelig worden en roestig worden. De lamelsnedes zijn gekarteld. Het is een giftige soort. De intoxicatie verloopt in drie fasen. Als er niet op tijd wordt ingegrepen, is hospitalisatie op intensieve zorgen noodzakelijk. De behandeling is grotendeels symptomatisch, want er is geen tegengif. De nieren worden beschadigd  en soms is zelfs een levertransplantatie noodzakelijk. In naar schatting 17 % van de intoxicaties is er een fatale afloop.
geaderde leemhoed (oude exemplaren)
Houtsnippers zijn een relatief gemakkelijk substraat voor houtafbrekende paddenstoelen. Het voorwerk is immers al gedaan door ons mensen; de toegang tot het voedsel ligt open. Houtsnippers betekenen dus veel eten, voor weinig moeite. Geen wonder dat veel soorten daar wel een graantje van mee willen pikken. En met zo’n groot voedselaanbod kunnen de schimmels grote, of grote aantallen vruchtlichamen vormen. Zo troffen we bij de composthoop (met veel houtsnippers) meerdere oude GEADERDE LEEMHOEDEN AAN (Agrocybe rivulosa). Leemhoeden vormen met hun dertien soorten in Nederland een relatief klein genus (geslacht). Ongeveer de helft van dat aantal soorten kan op houtsnippers of dood hout groeien en de Geaderde leemhoed is vaak de eerste die de snipperhopen koloniseert. 

 Het is een tamelijk grote paddenstoel die pas in 2003 als nieuwe soort door de wetenschap is beschreven. Hij is vermoedelijk afkomstig uit verre streken, omdat hij in 1999 voor het eerst opdook in een park in havenstad Rotterdam. Hij stamt waarschijnlijk dus uit de tropen of de subtropen en kan op snipper- blad- en compost hopen zo goed gedijen, omdat dit vanwege broei vaak relatief warme plaatsen zijn. 
geaderde leemhoed (oude exemplaren)
 De soort wordt beschouwd als een invasieve exoot, want er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij andere soorten verdringt en dat hierdoor de biodiversiteit van dit bijzondere milieu verarmt. Het gaat hierbij om de achteruitgang van zowel andere recent in Nederland aangekomen soorten, maar ook om oorspronkelijk Nederlandse soorten. Opvallend is bijvoorbeeld de neerwaartse knik in de grafiek van de inheemse Fluweelleemhoed (Agrocybe putaminum) en Houtsnipperstropharia (Psilocybe percevalii) vanaf het moment dat deze Geaderde leemhoed verscheen.
geaderde leemhoed (jong exemplaar)
Iets verderop vonden we enkele jonge exemplaren van deze leemhoed. Het hoedoppervlak is in jonge toestand beige/okergeel tot geelbruin van kleur en gerimpeld tot geaderd, wat zijn Nederlandse naam verklaart. De soortnaam rivulosa ( "aan beekjes groeiend") heeft ook betrekking op de geultjes of rimpels in de hoed, die vooral bij jonge exemplaren duidelijk zichtbaar zijn.  Later spreidt de hoed zich uit en wordt bleker van kleur, hij krijgt dan een umbo (knobbel) in het midden die vrij donker blijft, en een lichtere rand. 
geaderde leemhoed (jong exemplaar)
 De plaatjes aan de onderzijde van de hoed worden in jonge toestand bedekt door een vlies. Bij oudere exemplaren verandert dit vlies in een dunne, hangende ring die een wat rommelige aanblik biedt. De plaatjes zijn aanvankelijk grijswit of geelachtig maar worden bruin na rijping van de sporen. Dat kun  je zien bij de vorige foto's. De steel is aanvankelijk wit, later geelwit, aan de basis iets verdikt en daar voorzien van wit dons en witte rhizomorfen (wortelachtige uitlopers).
blanke champignonparasol
Het mycelium van paddenstoelen zoals de BLANKE CHAMPIGNONPARASOL (Leucoagaricus leucothites) leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal. Het zijn dan ook vooral de grote broeiende composthopen waar ze goed op gedijen. Hij  komt over bijna de hele wereld voor. 
De hoed heeft een diameter van 5 tot 10 cm. Hij begint bolvormig, maar spreidt zich later uit. Het hoedoppervlak is aanvankelijk glad en zuiver wit, barst dan af en toe en krijgt in het midden een vlezige, oker- of bruinachtige tint. Ook ontstaan er dan schubjes of kleine vlokjes. De hoedrand is in het begin ingerold, maar is later teruggeslagen. Hij kan verwisseld worden met de Witte champignonparasol,maar de Blanke verkleurt bruin bij kneuzing, de Witte niet....  
 
blanke champignonparasol
De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk wit om pas in een heel laat stadium lichtroze te verkleuren. De steel van de paddenstoel heeft onderaan een knolvormige verdikking, maar geen beurs. Rond de steel is een witte, dunne en verschuifbare ring aanwezig die bij oude exemplaren kan zijn verdwenen. De vruchtlichamen kunnen een hoogte van 8 cm krijgen, maar blijven dikwijls kleiner. Ze hebben een levensduur van slechts enkele dagen.  Hij is eetbaar, maar niet erg smakelijk en wordt door veel mensen ook niet goed verdragen. Hij groeit ook vaak op sterk vervuilde grond zoals groenstroken langs drukke wegen, of wegbermen vol hondenpoep, dus kun je hem beter laten staan. Bovendien kan hij gemakkelijk verwisseld worden met dodelijk giftige soorten zoals de Kleverige knolamaniet en de Groene knolamaniet.

dinsdag 8 oktober 2024

Herfst 2024.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

Wat betreft paddenstoelen, was "schraalhans in augustus keukenmeester" en dat gold ook nog voor het grootste deel van de maand september. In de nieuwsbrief van september van de Mycologische vereniging werd uitgelegd wat de mogelijke oorzaak daarvan was: "Het was de afgelopen weken droger dan de periode ervoor, die behoorlijk nat was. Wellicht té nat, waardoor bomen met hun wortels onder water stonden. De wortels konden daardoor minder zuurstof opnemen en ook de mycorrhizza’s (netwerken tussen de worteluitlopers van bomen en de schimmeldraden van paddenstoelen) hadden daardoor te lijden van de nattigheid. De vitaliteit van de bomen loopt dan terug en de vorming van vruchtlichamen van schimmels (paddenstoelen) gaat eveneens achteruit. Droogte is niet bevorderlijk voor veel soorten paddenstoelen, maar te veel nattigheid evenmin ". 

Pas de afgelopen weken was het de moeite waard om op zoek te gaan naar de "kinderen van de herfst" en heb ik al enkele interessante vondsten gedaan. Voor ik die laat zien, laat ik je echter eerst een soort  zien, die ik zag tijdens een wandeling in de maand april in het Heijkersbroek in Ell. Het is de Voorjaarspronkridder. 
Voorjaarspronkridder
De eetbare VOORJAARSPRONKRIDDER (Calocybe gambosa) is relatief goed te herkennen aan de vrij compacte, lichtgekleurde vruchtlichamen, smalle lamellen, de meel- of komkommergeur en de meestal vroege verschijning in het jaar. Wat dat eetbare betreft, valt dat tegen, want hij heeft een nogal doordringende meelsmaak, hoewel er een aardig recept schijnt te circuleren in combinatie met asperges, en dat is blijkbaar goed te eten. Let echter goed op, want er zijn meerdere giftige soorten die er op lijken (vooral als ze jong zijn), zoals de Giftige vezelkop. De meest betrouwbare en eetbare paddenstoelen zijn nog altijd de gekweekte soorten, die je in elke winkel kan kopen! 
Voorjaarspronkridder
 Het is een paddenstoel uit de familie Lyophyllaceae, die saprotroof (het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen) op de grond leeft, bij voorkeur in tuinen, parken en loofbossen, langs bosranden en in struwelen. De zwam doet het goed op matig vochtige tot droge, zwak zure tot basische, meestal kalkhoudende, humeuze en vaak enigszins verstoorde zandgrond. Vaak vormt hij grote heksenkringen. In Nederland en België komt hij vrij algemeen voor. 
 De 3 tot 10 cm (zelden tot 15 cm) brede hoed is halfbolvormig als hij jong is, later uitspreidend en vaak onregelmatig gebogen. De rand blijft lang ingerold. Het matte en droge oppervlak heeft een witte tot vuilwitte kleur, is meestal wat vlekkerig en soms gelig of bruinachtig. De 3 tot 10 cm lange en tot 4 cm brede steel is stevig en is wit van kleur. De smalle en dicht op elkaar staan lamellen zijn licht crèmig wit. Ze zijn bochtig aangehecht.

Stekelig  hoornpluimpje
Wat je hier ziet is het STEKELIG HOORNPLUIMPJE (stemonaria pilosa), een Myxomyceet of slijmzwam. De meeste slijmzwammen tref je aan in een vochtige omgeving en op half- of heel vergaan hout of organisme, maar deze vond ik op de stomp van een oude inlandse eik, die jaren geleden is omgezaagd. De boomstomp staat hier de hele dag volop in de zon en de bast is hard en droog. Kurkdroog zelfs. 
Na een stevige speurtocht op het internet kwam ik tot Stemonaria longa, oftewel "Slap hoornpluimpje". Er zijn 14 soorten Stemonaria bekend. Omdat Stemonaria longa zeer zeldzaam is in Nederland en eigenlijk microscopisch onderzocht moet worden, had ik de nodige twijfels en heb ik hem daarom op Waarneming.nl geplaatst als "netpluimpje onbekend". Ik hoopte op een reactie. En die kwam...........
Stekelig  hoornpluimpje
Die kwam van validator Jurgen Nieuwkoop, een deskundige op het gebied van myxomyceten. Hij bevestigde dat het inderdaad een Stemonariasoort was, maar welke was niet duidelijk voor hem. Hij vroeg of ik wat materiaal wilde opsturen, zodat hij microscopisch onderzoek kon doen. 
Stekelig  hoornpluimpje
Dat heb ik gedaan en enige tijd later kreeg ik de volgende  reactie: "Dag Gerard, ik heb je collectie bekeken en denk dat het niet de  'bekende' Stemonaria longa is, maar S. pilosa met kenmerkende stekels op het capillitium. De sporen zijn net iets kleiner dan in de beschrijving en er lijkt soms een oppervlaktenet op het capillitium aanwezig, waardoor eventueel Stemonitis fusca ook een optie is. Maar habitus en stekels wijzen toch vooral op Stemonaria pilosa. Een mooie vondst, de vierde in Nederland na een door Hans van Hooff in 2016 en twee door mij in 2023".

Moeilijke taal voor een leek als ik, maar Jurgen heeft het dus over het Stekelig hoornpluimpje. Op de NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen is inmiddels terug te vinden dat het pas 4 vondsten zijn. 
Toch een reden om een beetje trots te zijn.
Roze kaaszwam
Ook dit is een bijzondere vondst. De Roze kaaszwam (Rhodonia placenta) is namelijk pas vrij recentelijk in Nederland bekend, en dan met name op de arme zandgronden. De afzonderlijke vruchtlichamen breiden zich uit en in verse toestand smelten ze samen tot grote onregelmatige vlekken met heel veel kleine poriën. Het roze of oranje vruchtbare oppervlak is bijzonder kenmerkend, hoewel de fysieke vorm van de vruchtlichamen, en in het bijzonder de vorm van de poriën, zeer variabel kan zijn. 
Roze kaaszwam
 Deze zwam is pas in 2010 voor het eerst op de Veluwe gevonden. Sindsdien is de zwam met een opmars op de zandgronden bezig  (https://www.verspreidingsatlas.nl/0506010).  
De lilaroze of oranje kleur (die bij ouder worden langzaam bleker wordt tot zelfs geelachtig) en de opvallende poriën maken deze soort echter zo onmiskenbaar, dat ze op basis van foto's te determineren is. Wie deze gezien heeft, zal het met mij eens zijn dat het een verrijking is van onze paddenstoelenflora. 
Roze kaaszwam
 Bij aanraking verkleurt de zwam. Ze groeit op dode stammen en stronken van naaldhout; mogelijk heeft de naaldhoutkap van afgelopen jaren ermee te maken, dat deze soort zich kan verspreiden, omdat vaak de stronken zijn blijven staan en stammen blijven liggen. Daar veroorzaken ze bruinrot op. Volgens de literatuur zou dat vooral op Spar zijn, maar ook Larix en Grove den worden genoemd. De eerste 2 zwammen die in Nederland in 2010 werden gevonden, stonden zelfs op een Douglasspar.
Ik vond deze zwam  aan de poten van een oude picknicktafel, die dus nagenoeg zeker is gemaakt van naaldhout..  Helaas worden veel naaldbossen tegenwoordig omgezet in loofbos, waardoor de Roze kaaszwam wel altijd een echte zeldzaamheid zal blijven in Nederland. In verschillende landen zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken staat de soort op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen en in Mediterrane landen wordt ze zelfs niet waargenomen. 
detail van de Roze kaaszwam
 Deze zwam heeft sinds 2010 een hoop verschillende namen gedragen. Zo was ze eerder ingedeeld in de geslachten Poria, (o.a. Breedgerande poria), Oligoporus (o.a. de boompuist) en Postia (de kaaszwammen). Na een moleculaire analyse hoort ze sinds 2005 echter bij het geslacht Rhodonia. Dat alles betekent wel, dat je haar in verschillende boeken dus onder een andere oudere naam kunt tegenkomen. Rhodonia is een geslacht uit de familie Fomitopsidaceae. Enkele bekende soorten in deze familie zijn Berkenzwam, Roodgerande houtzwam, Dennenvoetzwam en Zwavelzwam. 
   
Boomwrat onbekend
Over de BOOMWRAT (Lycogala spec.) heb ik al vaker geschreven. Dat kun je HIER nog eens nalezen.
 Het is een veel voorkomende myxomyceet of slijmzwam. Ze werd voorheen altijd Gewone Boomwrat, Bloedweizwam, of Blotebilletjeszwam genoemd. Uit moleculair onderzoek in 2023 is echter gebleken dat de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum), zoals die tot voor kort werd opgevat, bij een groep behoort, die in ons land minstens negen soorten omvat: naast de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum) zijn dat nog bijvoorbeeld de Dwerg boomwrat (Lycogala conicum), Gekamerde boomwrat (Lycogala confusum), Kleine boomwrat (Lycogala exiguum) en Reuzenboomwrat (Lycogala flavofuscum). De soorten kunnen daarom in het vervolg alleen met behulp van een microscoop worden onderscheiden. Dat is hier niet gebeurd. Hoewel ik vermóed dat het de Gewone boomwrat is, moet ik hem nu officieel "BOOMWRAT ONBEKEND" noemen, omdat ie niet microscopisch is onderzocht...
Radijsvaalhoed
De RADIJSVAALHOED (Hebeloma crustuliniforme) is een schimmel in de familie Hymenogastraceae die in nauwe symbiose leeft met allerlei loofbomen - o.a. berken, wilgen en ratelpopulieren, maar ook met naaldbomen - o.a. fijnsparren. Dit noemt men ectomycorrhiza: een symbiotische relatie tussen een schimmelsymbiont, of mycobiont, en de wortels van verschillende plantensoorten. De hoed van de paddenstoel is vlezig, gebroken wit tot vleeskleurig of lichtbruin, en voelt bij vochtig weer enigszins vettig of kleverig aan. De rand van de hoed is niet gegroefd en heeft geen velum. De steel is witachtig, hol, bedekt met fijne vlokjes en niet voorzien van een ring. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk crèmekleurig, maar nemen spoedig een bleke koffiekleur aan. In jonge toestand "tranen" ze, om daarna bruine vlekjes te ontwikkelen. 
Radijsvaalhoed
 Er zijn meerdere soorten Vaalhoed zoals Witte vaalhoed, Moerasvaalhoed en Populierenvaalhoed. Deze Radijsvaalhoed onderscheidt zich van die soorten door de karakteristieke geur (vooral bij doorbreken) van radijs.  De paddenstoel smaakt bitter en is bovendien giftig. Vandaar de Engelse naam "Poisonpie". Het nuttigen ervan kan aanleiding geven tot langdurige stoornissen van het maag-darmkanaal (misselijkheid, diarree, darmkrampen, etc). De Radijsvaalhoed kan in het veld worden verward met de Grote vaalhoed (Hebeloma sinapizans), die ook die radijsachtige geur en smaak heeft, maar bij die soort tranen de plaatjes niet. 
Oranjebloesemzwam
 Tot slot een paddenstoel, die ik nog niet eerder gezien had en die nauw verwant is aan de Vaalhoeden. Het is de ORANJEBLOESEMZWAM (Hebeloma sacchariolens), Ook deze vormt ectomycorrhiza met loofbomen zoals van els, beuk, eik en wilg. Hij komt voor in struwelen, loofbossen, grienden, parken en lanen, voornamelijk op vochtige tot natte voedselrijke, kalkrijke kleibodems, maar kan ook voorkomen op kalkarme, voedselarme zand- of leembodems en op veen. Als het zwammetje tevoorschijn komt, is het een klein oranje bolletje, vandaar de naam oranje. 
 Oranjebloesemzwam
De hoed heeft een diameter van 2 tot 7 cm. De vorm is aanvankelijk halfbolvormig, later plat-convex, uiteindelijk uitgespreid met een flauwe umbo. Het oppervlak is bij vochtig weer glad, vettig en vlekkerig, met een kleur die varieert van grijscrème tot okerbruin; oudere exemplaren hebben vaak zwartachtige strepen. De hoed is in het midden iets donkerder. De lamellen staan wijd uit elkaar, met witachtige bladen. De lamellen zijn kleibruin en daarna roestig. De steel is iets langer als de hoeddiameter, zonder velum en het oppervlak is droog, glad of wat vezelig. Aan de top scheidt de steel vaak druppeltjes uit. Dat is op deze foto  goed te zien. De kleur is vergelijkbaar met de hoed, met vage witte vezels op het oppervlak. Het vlees is gebroken wit of lichte crème. 

 Geen opvallende soort, maar voor wie mocht twijfelen, is het ook hier de onmiskenbare geur die de doorslag geeft. Het geeft namelijk een sterke, zoete, snoepachtige geur af. Geen typische paddenstoelgeur dus. Het deed me  denken aan een zoet vleugje bloemenparfum, of gebrande suiker. De Fransman noemt hem daarom: "Hébélome à odeur sucrée". De Engelsen noemen hem "Scented Hebeloma" (geparfumeerde hebeloma) en "Sweet poisonpie".. Het woordje  "poison" duidt er op, dat de Oranjebloesemzwam  gevaarlijke toxines bevat en dus net als de Radijsvaalhoed giftig is.

vrijdag 23 augustus 2024

2024.......Paddenstoelentijd deel 2 : Zilveren boomkussen

Dit is na de bijzondere zakjeszwam  Vossenkeutelpenseelschimmel mijn tweede post van het paddenstoelenseizoen 2024. Er gaan er nog meer volgen de komende tijd. Deze keer wil ik het ook weer hebben over één enkele soort, namelijk het Zilveren boomkussen.

In de afgelopen jaren heb ik regelmatig foto's gemaakt van deze slijmzwam. Ik heb er nog niet eerder aandacht aan besteed, want echt boeiend ziet ie er niet uit. Ik laat je nu echter toch een aantal exemplaren  zien in verschillende stadia, met (zoals je van mij gewend bent) een bijbehorend praatje.

Het ZILVEREN BOOMKUSSEN (Reticularia lycoperdon) is eigenlijk geen zwam, maar een van onze grootste slijmzwammen. Een wezenlijk verschil is dat een slijmzwam  een kolonie van eencelligen is, die zich als een slijmerige klodder (plasmodium) kan voortbewegen! Ze zijn in staat om te groeien en zich te verplaatsen in hun zoektocht naar voedsel. Een ander verschil tussen slijmzwammen en zwammen is hun celwand; echte zwammen hebben chitine (een eiwit dat voor stevigheid zorgt) in hun celwand. Slijmzwammen hebben dat eiwit niet. 
Slijmzwammen worden ook wel Myxomyceten genoemd. Ik heb daar al vaker in mijn blog iets over geschreven. Dus..... als je er meer over wil weten, kun je dat onder andere  HIER nalezen.

Als gevolg van een sterke toename van groot en veel dood hout in onze bossen, zien we de laatste decennia een sterke toename van deze slijmzwam. De vruchtlichamen zijn het hele jaar door te vinden, maar vooral in het voorjaar, na de laatste nachtvorst, tref je ze aan op staand of liggend dood hout. Meestal is dat op loofbomen, hoewel ze een enkele keer ook op naaldhout worden aangetroffen.  
Het plasmodium is een witte, slijmerige, korrelachtige massa. In doorvallend licht lijkt het in een vroeg stadium geel. Het kan tot circa 10 cm groot worden. De inhoud is aanvankelijk wit en zacht (veerkrachtig en in te drukken), maar wordt later droog. 
Als de wand, die dun is als papier, begint op te drogen, gaat hij zilver- tot parelmoerachtig glanzen. Daar dankt ie dus ook zijn naam aan.  
Daarna zal het snel verbrokkelen, bruin van kleur worden en open scheuren. Dan wordt ook de cacaobruine sporenmassa zichtbaar. Wind en regen zorgen voor de verspreiding van de sporen. 
 De genusnaam Reticularia betekent "net-" of "maas-vormend", en de soortnaam lycoperdon "wolfsscheet". Dit heeft waarschijnlijk betrekking op de opwolkende bruine sporen die (pas op) bij inademing gevaarlijk kunnen zijn. Maar de naam "scheet" zou ook kunnen slaan op de onaangename gasachtige geur. 

 Het boomkussen is niet giftig, maar wordt in ons land als oneetbaar beschouwd. Ziet er ook niet smakelijk uit. In een land als Mexico denkt men daar anders over. De in dat land gebruikte Spaanse naam voor de variant "Americanum" is "Maanschimmel", die als rijpe sporenbal wel een beetje weg heeft van de in dat land ook als lekkernij beschouwde en populaire Builenbrand (Ustilago maydis). De jonge, verse sporangia worden daar verzameld, gebakken en als delicatesse gegeten. 

Boompuist
Vaak wordt het Zilveren boomkussen nog onterecht als Boompuist aangeduid, maar deze naam is al langer gereserveerd voor een zwam met de naam Postia ptychogaster. Oppervlakkig bezien lijken ze wel wat op elkaar (met name als ze jong zijn) De Boompuist is echter geen slijmzwam, maar een buisjeszwam, hoewel je dat alleen kunt zien bij de geslachtelijke variant.
Een slijmzwam als het Zilveren boomkussen veeg je gemakkelijk weg van de plek waar die groeit en bij een echte zwam zoals de Boompuist is dat vaak lastiger. Bovendien is het Zilveren boomkussen een soort die je al vanaf het voorjaar kunt aantreffen en de Boompuist is meer van de herfst. Ook vind je de Boompuist op takken of stronken van naaldbomen en bij het Zilveren boomkussen is dat voornamelijk op loofbomen. Wil je wat meer over de boompuist weten, dan moet je HIER klikken.

woensdag 1 mei 2024

2024.......Paddenstoelentijd deel 1: Vossenkeutelpenseelschimmel

Ik deed enige tijd geleden een interessante vondst bij de Banen in Nederweert-Eind: heel kleine blauwe zwammetjes op de uitwerpselen van een onbekend dier. Ik dacht dat ik te maken had met een myxomyceet en  kwam na wat speurwerk  zelfs uit bij Kristalkopjes, Er zijn meerdere soorten Kristalkopjes en je moet dus eigenlijk microscopisch onderzoek doen.  Ik heb niet het materiaal daarvoor en zou ook niet weten hoe ik dat zou moeten doen. Het is specialistenwerk zoals ik zei, dus ik had de nodige twijfels en achteraf gezien was dat juist. Ik zat er helemaal naast.....................

Net als paddenstoelen zijn slijmzwammen vaak kleurrijk. Ze worden dan het meest door mensen opgemerkt, maar zijn vaak nog niet te determineren. Pas in de eindfase worden (bewegingsloze) vruchtlichaampjes gevormd. De kleur van het vruchtlichaam is meestal anders dan die van het eerdere plasmodium, maar valt daardoor niet minder op. Het is dan ook schitterend als je ze, ondanks hun kleine formaat, vindt.

Myxomyceten zijn schitterend om te zien, maar oh zo moeilijk om ze te determineren en een naam te geven. In Nederland komen namelijk zo'n 300 soorten slijmzwammen voor. Het loepje laat alleen de uiterlijke kenmerken zien en dat is voor het volledig op naam brengen onvoldoende. Voor determinatie is meestal microscopisch onderzoek noodzakelijk. Te moeilijk voor mij, dus voor mij zit er meestal niks anders op dan ze de naam slijmzwam spec. te geven. Een onbekende soort dus…………

Ik heb de foto’s geplaatst op het internet  en hoopte op reacties. Het heeft even geduurd, maar ik kreeg onlangs een reactie op deze schimmelsoort, waarvan ik dus dacht dat het een Kristalkopje was. NIET DUS !!!
Ik kreeg namelijk te horen dat het zelfs geen myxomyceet was, maar een Penseelschimmel. Of meer specialistisch: een Penicillium. Dat is een zakjeszwam; het geslacht van zakschimmels.  De naam Penseel danken zij aan de vorm van hun sporen. Onder de microscoop lijken die namelijk op een penseelkwastje. 
 Dit soort schimmels zijn voedselbedervers die bijvoorbeeld sinaasappels groen doen kleuren en appels bruin laten wegrotten, maar die ook gebruikt worden bij de productie van camembert, brie, roquefort en vele andere kaassoorten. Ook vormen ze antibacteriële stoffen (denk o.a. aan Flemings ontdekking van penicilline). 

Voor mij was dat iets totaal onbekends, dus ik heb me er wat in verdiept en op internet gezocht. Afgaande van wat ik erover las, denk ik dat die  suggestie die ik kreeg juist was. De schimmel die ik vond, groeit  zoals ik zei, op dierlijke uitwerpselen. Ik weet niet van welk dier. Afgaande op de haren die je op de foto's ziet, zou het van een roofdier afkomstig moeten zijn.  

De Nederlandse naam die ik uiteindelijk vond, was VOSSENKEUTELPENSEELSCHIMMEL (Penicillium vulpinum). Ik heb begrepen dat deze soort niet perse op vossenkeutels wordt gevonden, maar ook op bijvoorbeeld honden-, herten- en konijnenkeutels. 
Soms “zweten” zwammen . Vooral houtzwammen en spijkerzwammen hebben er last van, maar ook bij deze schimmelsoort zie je dat. Het verschijnsel wordt guttatie genoemd en ontstaat als de zwam in de groei grote hoeveelheden vocht opzuigt en het overschot aan water kwijt moet. Het resultaat zijn dan druppels vocht aan de rand van de groeiende zwam. Dat zagen we ook bij een eerder geplaatste post over de Toefige labyrintzwam. Ook die perst zijn “tranen” massaal naar buiten. Ik vertelde, dat hij daar groeide op de wortels van een levende eik. Het is bekend dat eikenhout een rode kleurstof bevat. Die kan de zwam niet gebruiken, dus wordt die “uitgezweet”.
Het is echter voor mij niet helemaal duidelijk of de heldere druppels die je hier ziet zulke guttatie- of dauwdruppels zijn. Aangezien het niet had geregend of mistig was, ga ik uit van het eerste. Het schijnt overigens gemakkelijk te zijn om dat na te gaan. De smaak van guttatiedruppels is namelijk vaak prikkelend en een beetje zuur en bitter; een beetje onaangenaam. Regen- en dauwdruppels hebben geen smaak. Maar wie wil dat uitproberen? Houd er rekening mee dat de guttatiedruppels van lagere schimmels antibiotica kunnen bevatten (en dus giftig zijn). 
De suggestie die ik kreeg klopt dus naar mijn mening, hoewel voor 100% zekerheid nog microscopisch onderzoek nodig is. Penseelschimmels behoren tot de lagere soorten schimmel (myxomyceten zijn dat overigens ook) en worden daarom niet betrokken in het verspreidingsonderzoek naar paddenstoelen, maar de soort wordt wel o.a. op de site van de NMV in januari 2017 vermeld in "Paddenstoel van de maand" Voor mij reden om deze interessante vondst daarom toch als een paddenstoel te beschouwen.
Ook vond ik deze Penicillium vulpinum op Waarneming.nl, Daar staat hij vermeld als "penicillium spec." Als een onbekende soort dus.

Blogarchief