Wat betreft paddenstoelen, was "schraalhans in augustus keukenmeester" en dat gold ook nog voor het grootste deel van de maand september. In de
nieuwsbrief van september van de Mycologische vereniging werd uitgelegd wat de mogelijke oorzaak daarvan was: "
Het was de afgelopen weken droger dan de periode ervoor, die behoorlijk nat was. Wellicht té nat, waardoor bomen met hun wortels onder water stonden. De wortels konden daardoor minder zuurstof opnemen en ook de mycorrhizza’s (netwerken tussen de worteluitlopers van bomen en de schimmeldraden van paddenstoelen) hadden daardoor te lijden van de nattigheid. De vitaliteit van de bomen loopt dan terug en de vorming van vruchtlichamen van schimmels (paddenstoelen) gaat eveneens achteruit. Droogte is niet bevorderlijk voor veel soorten paddenstoelen, maar te veel nattigheid evenmin ".
Pas de afgelopen weken was het de moeite waard om op zoek te gaan naar de "kinderen van de herfst" en heb ik al enkele interessante vondsten gedaan. Voor ik die laat zien, laat ik je echter eerst een soort zien, die ik zag tijdens een wandeling in de maand april in het Heijkersbroek in Ell. Het is de Voorjaarspronkridder.
De eetbare VOORJAARSPRONKRIDDER (Calocybe gambosa) is relatief goed te herkennen aan de vrij compacte, lichtgekleurde vruchtlichamen, smalle lamellen, de meel- of komkommergeur en de meestal vroege verschijning in het jaar. Wat dat eetbare betreft, valt dat tegen, want hij heeft een nogal doordringende meelsmaak, hoewel er een aardig recept schijnt te circuleren in combinatie met asperges, en dat is blijkbaar goed te eten. Let echter goed op, want er zijn meerdere giftige soorten die er op lijken (vooral als ze jong zijn), zoals de Giftige vezelkop. De meest betrouwbare en eetbare paddenstoelen zijn nog altijd de gekweekte soorten, die je in elke winkel kan kopen!
Voorjaarspronkridder
Het is een paddenstoel uit de familie Lyophyllaceae, die saprotroof (het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen) op de grond leeft, bij voorkeur in tuinen, parken en loofbossen, langs bosranden en in struwelen. De zwam doet het goed op matig vochtige tot droge, zwak zure tot basische, meestal kalkhoudende, humeuze en vaak enigszins verstoorde zandgrond. Vaak vormt hij grote heksenkringen. In Nederland en België komt hij vrij algemeen voor.
De 3 tot 10 cm (zelden tot 15 cm) brede hoed is halfbolvormig als hij jong is, later uitspreidend en vaak onregelmatig gebogen. De rand blijft lang ingerold. Het matte en droge oppervlak heeft een witte tot vuilwitte kleur, is meestal wat vlekkerig en soms gelig of bruinachtig. De 3 tot 10 cm lange en tot 4 cm brede steel is stevig en is wit van kleur. De smalle en dicht op elkaar staan lamellen zijn licht crèmig wit. Ze zijn bochtig aangehecht.
Stekelig hoornpluimpje
Wat je hier ziet is het STEKELIG HOORNPLUIMPJE (stemonaria pilosa), een Myxomyceet of slijmzwam. De meeste slijmzwammen tref je aan in een vochtige omgeving en op half- of heel vergaan hout of organisme, maar deze vond ik op de stomp van een oude inlandse eik, die jaren geleden is omgezaagd. De boomstomp staat hier de hele dag volop in de zon en de bast is hard en droog. Kurkdroog zelfs.
Na een stevige speurtocht op het internet kwam ik tot
Stemonaria longa, oftewel "Slap hoornpluimpje". Er zijn 14 soorten Stemonaria bekend. Omdat Stemonaria longa zeer zeldzaam is in Nederland en eigenlijk microscopisch onderzocht moet worden, had ik de nodige twijfels en heb ik hem daarom op
Waarneming.nl geplaatst als "netpluimpje onbekend". Ik hoopte op een reactie. En die kwam...........
Stekelig hoornpluimpje
Die kwam van validator Jurgen Nieuwkoop, een deskundige op het gebied van myxomyceten. Hij bevestigde dat het inderdaad een Stemonariasoort was, maar welke was niet duidelijk voor hem. Hij vroeg of ik wat materiaal wilde opsturen, zodat hij microscopisch onderzoek kon doen.
Stekelig hoornpluimpje
Dat heb ik gedaan en enige tijd later kreeg ik de volgende reactie: "Dag Gerard, ik heb je collectie bekeken en denk dat het niet de 'bekende' Stemonaria longa is, maar S. pilosa met kenmerkende stekels op het capillitium. De sporen zijn net iets kleiner dan in de beschrijving en er lijkt soms een oppervlaktenet op het capillitium aanwezig, waardoor eventueel Stemonitis fusca ook een optie is. Maar habitus en stekels wijzen toch vooral op Stemonaria pilosa. Een mooie vondst, de vierde in Nederland na een door Hans van Hooff in 2016 en twee door mij in 2023".
Moeilijke taal voor een leek als ik, maar Jurgen heeft het dus over het Stekelig hoornpluimpje. Op de
NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen is inmiddels terug te vinden dat het pas 4 vondsten zijn.
Toch een reden om een beetje trots te zijn.
Roze kaaszwam
Ook dit is een bijzondere vondst. De Roze kaaszwam
(Rhodonia placenta) is namelijk pas vrij recentelijk in Nederland bekend, en dan met name op de arme zandgronden. De afzonderlijke vruchtlichamen breiden zich uit en in verse toestand smelten ze samen tot grote onregelmatige vlekken met heel veel kleine poriën. Het roze of oranje vruchtbare oppervlak is bijzonder kenmerkend, hoewel de fysieke vorm van de vruchtlichamen, en in het bijzonder de vorm van de poriën, zeer variabel kan zijn.
Roze kaaszwam
De lilaroze of oranje kleur (die bij ouder worden langzaam bleker wordt tot zelfs geelachtig) en de opvallende poriën maken deze soort echter zo onmiskenbaar, dat ze op basis van foto's te determineren is. Wie deze gezien heeft, zal het met mij eens zijn dat het een verrijking is van onze paddenstoelenflora.
Roze kaaszwam
Bij aanraking verkleurt de zwam. Ze groeit op dode stammen en stronken van naaldhout; mogelijk heeft de naaldhoutkap van afgelopen jaren ermee te maken, dat deze soort zich kan verspreiden, omdat vaak de stronken zijn blijven staan en stammen blijven liggen. Daar veroorzaken ze bruinrot op. Volgens de literatuur zou dat vooral op Spar zijn, maar ook Larix en Grove den worden genoemd. De eerste 2 zwammen die in Nederland in 2010 werden gevonden, stonden zelfs op een Douglasspar.
Ik vond deze zwam aan de poten van een oude picknicktafel, die dus nagenoeg zeker is gemaakt van naaldhout.. Helaas worden veel naaldbossen tegenwoordig omgezet in loofbos, waardoor de Roze kaaszwam wel altijd een echte zeldzaamheid zal blijven in Nederland. In verschillende landen zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken staat de soort op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen en in Mediterrane landen wordt ze zelfs niet waargenomen.
detail van de Roze kaaszwam
Deze zwam heeft sinds 2010 een hoop verschillende namen gedragen. Zo was ze eerder ingedeeld in de geslachten Poria, (o.a. Breedgerande poria), Oligoporus (o.a. de boompuist) en Postia (de kaaszwammen). Na een moleculaire analyse hoort ze sinds 2005 echter bij het geslacht Rhodonia. Dat alles betekent wel, dat je haar in verschillende boeken dus onder een andere oudere naam kunt tegenkomen.
Rhodonia is een geslacht uit de familie Fomitopsidaceae. Enkele bekende soorten in deze familie zijn Berkenzwam, Roodgerande houtzwam, Dennenvoetzwam en Zwavelzwam.
Over de BOOMWRAT (
Lycogala spec.) heb ik al vaker geschreven. Dat kun je
HIER nog eens nalezen.
Het is een veel voorkomende myxomyceet of slijmzwam. Ze werd voorheen altijd Gewone Boomwrat, Bloedweizwam, of Blotebilletjeszwam genoemd. Uit moleculair onderzoek in 2023 is echter gebleken dat de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum), zoals die tot voor kort werd opgevat, bij een groep behoort, die in ons land minstens negen soorten omvat: naast de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum) zijn dat nog bijvoorbeeld de Dwerg boomwrat (Lycogala conicum), Gekamerde boomwrat (Lycogala confusum), Kleine boomwrat (Lycogala exiguum) en Reuzenboomwrat (Lycogala flavofuscum). De soorten kunnen daarom in het vervolg alleen met behulp van een microscoop worden onderscheiden. Dat is hier niet gebeurd. Hoewel ik vermóed dat het de Gewone boomwrat is, moet ik hem nu officieel "BOOMWRAT ONBEKEND" noemen, omdat ie niet microscopisch is onderzocht...
Radijsvaalhoed
De RADIJSVAALHOED (Hebeloma crustuliniforme) is een schimmel in de familie Hymenogastraceae die in nauwe symbiose leeft met allerlei loofbomen - o.a. berken, wilgen en ratelpopulieren, maar ook met naaldbomen - o.a. fijnsparren. Dit noemt men ectomycorrhiza: een symbiotische relatie tussen een schimmelsymbiont, of mycobiont, en de wortels van verschillende plantensoorten. De hoed van de paddenstoel is vlezig, gebroken wit tot vleeskleurig of lichtbruin, en voelt bij vochtig weer enigszins vettig of kleverig aan. De rand van de hoed is niet gegroefd en heeft geen velum. De steel is witachtig, hol, bedekt met fijne vlokjes en niet voorzien van een ring. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk crèmekleurig, maar nemen spoedig een bleke koffiekleur aan. In jonge toestand "tranen" ze, om daarna bruine vlekjes te ontwikkelen.
Radijsvaalhoed
Er zijn meerdere soorten Vaalhoed zoals Witte vaalhoed, Moerasvaalhoed en Populierenvaalhoed. Deze Radijsvaalhoed onderscheidt zich van die soorten door de karakteristieke geur (vooral bij doorbreken) van radijs. De paddenstoel smaakt bitter en is bovendien giftig. Vandaar de Engelse naam "Poisonpie". Het nuttigen ervan kan aanleiding geven tot langdurige stoornissen van het maag-darmkanaal (misselijkheid, diarree, darmkrampen, etc). De Radijsvaalhoed kan in het veld worden verward met de Grote vaalhoed (Hebeloma sinapizans), die ook die radijsachtige geur en smaak heeft, maar bij die soort tranen de plaatjes niet.
Oranjebloesemzwam
Tot slot een paddenstoel, die ik nog niet eerder gezien had en die nauw verwant is aan de Vaalhoeden. Het is de ORANJEBLOESEMZWAM (Hebeloma sacchariolens), Ook deze vormt ectomycorrhiza met loofbomen zoals van els, beuk, eik en wilg. Hij komt voor in struwelen, loofbossen, grienden, parken en lanen, voornamelijk op vochtige tot natte voedselrijke, kalkrijke kleibodems, maar kan ook voorkomen op kalkarme, voedselarme zand- of leembodems en op veen. Als het zwammetje tevoorschijn komt, is het een klein oranje bolletje, vandaar de naam oranje.
Oranjebloesemzwam
De hoed heeft een diameter van 2 tot 7 cm. De vorm is aanvankelijk halfbolvormig, later plat-convex, uiteindelijk uitgespreid met een flauwe umbo. Het oppervlak is bij vochtig weer glad, vettig en vlekkerig, met een kleur die varieert van grijscrème tot okerbruin; oudere exemplaren hebben vaak zwartachtige strepen. De hoed is in het midden iets donkerder. De lamellen staan wijd uit elkaar, met witachtige bladen. De lamellen zijn kleibruin en daarna roestig. De steel is iets langer als de hoeddiameter, zonder velum en het oppervlak is droog, glad of wat vezelig. Aan de top scheidt de steel vaak druppeltjes uit. Dat is op deze foto goed te zien. De kleur is vergelijkbaar met de hoed, met vage witte vezels op het oppervlak. Het vlees is gebroken wit of lichte crème.
Geen opvallende soort, maar voor wie mocht twijfelen, is het ook hier de onmiskenbare geur die de doorslag geeft. Het geeft namelijk een sterke, zoete, snoepachtige geur af. Geen typische paddenstoelgeur dus. Het deed me denken aan een zoet vleugje bloemenparfum, of gebrande suiker. De Fransman noemt hem daarom: "Hébélome à odeur sucrée". De Engelsen noemen hem "Scented Hebeloma" (geparfumeerde hebeloma) en "Sweet poisonpie".. Het woordje "poison" duidt er op, dat de Oranjebloesemzwam gevaarlijke toxines bevat en dus net als de Radijsvaalhoed giftig is.