Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers

COPYRIGHT.. Zonder mijn toestemming mag geen gebruik worden gemaakt van mijn foto's en tekst.......


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht myxomyceten. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht myxomyceten. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

donderdag 4 december 2025

Herfst 2025.......Paddenstoelentijd deel 2: Van alles wat.

Men zegt wel eens dat “paddenstoelen van mensen houden”.... Je hoeft namelijk zelden ver van de gebaande paden te gaan om ze te vinden. Je hoeft dan ook niet bang te zijn dat je grote afstanden moet afleggen. Diep in het bos kom je ze vaak ook niet tegen. Veel (de meeste) paddenstoelen, zijn dan ook vanaf de paadjes waargenomen. 

Het was eigenlijk een prima jaar, met mooie, interessante soorten.  De afgelopen weken ben ik met de paddenstoelenwerkgroep 7 keer op pad geweest. De eerste weken viel het wat tegen vanwege de droogte, maar na een paar pittige regenbuien hebben we veel, interessante, en niet eerder geziene soorten gevonden. Het hoogste aantal was 84 verschillende soorten op één voormiddag. Daar wil ik er in deze post en volgende weer wat van laten zien.

Conisch kalkbekertje
Ook nu weer heb ik leuke en niet eerder waargenomen myxomyceten (slijmzwammen) gevonden. Het is niet duidelijk tot welke groep van organismen myxomyceten (slijmzwammen) eigenlijk behoren: ze zijn geen dier, geen plant en geen paddenstoel. Hun vruchtlichamen lijken op die van echte schimmels, maar hun erfelijke eigenschappen laten zien dat ze meer verwant zijn aan eencellige organismen en amoeben.
Omdat ze net als paddenstoelen vruchtlichaampjes en sporen vormen, worden ze toch bij die groep gerekend.
Dit is het CONISCH KALKBEKERTJE (Craterium leucocephalum). Het is een slijmzwammetje behorend tot de familie Physaridae. Het plasmodium dat hier niet meer zichtbaar is, is geel. Het leeft saprotroof op (takken van) loofbomen en -struiken. In Nederland komt het vrij zeldzaam voor.
Langstelig kroeskopje
Hoewel microscopisch onderzoek nodig is voor een zekere determinatie, is dit nagenoeg zeker het LANGSTELIG KROESKOPJE (Comatricha nigra). Een sierlijk slijmzwammetje van slechts enkele mm. hoog . Je kunt ze meestal talrijk vinden op dood hout en schors, ook op rottende planten. 
Langstelig kroeskopje
De onrijpe vruchtlichaampjes zijn wit tot roze en staan op slanke, zwarte steeltjes. Al vrij snel kleuren de vruchtlichamen zwart. De steeltjes worden uiteindelijk 2-6 maal zo lang als de diameter van het vruchtlichaam.
variabel kristalkopje
Het VARIABEL KRISTALKOPJE (Didymium squamulosum) is een slijmzwammetje in de familie Didymiaceae. Het zwammetje, met een lengte van slechts 2 mm., groeit saprotroof op bladeren en uitwerpselen van herbivoren. Ik vond deze tussen het mos op de laatste resten van zwavelkopjes. 
In Nederland komt de soort vrij algemeen voor. Door de geringe afmeting was het moeilijk fotograferen.
 Hier zijn de hoedjes nog wit, maar 2 dagen later waren ze blauw..... Over variabel gesproken. 
Microscopische controle is eigenlijk nodig voor zekere determinatie, maar is door myxomycetenkenner Jurgen Nieuwkoop op waarneming.nl goedgekeurd.
bruinsnede-mycena
Ik laat nu nog wat andere "gewone" soorten zien. Dit leuke paddenstoeltje is de BRUINSNEDEMYCENA (Mycena olivaceomarginata). Het is een saprotrofe schimmel; een organisme dus dat leeft van dood organisch materiaal, zoals dode bladeren of hout, en het afbreken daarvan. Ze zijn cruciaal voor het opruimen van dood materiaal en het recyclen van voedingsstoffen in een ecosysteem. Ik vond deze in het Weerterbos. Hij komt voor in naald- en gemengde bossen, op open plekken, parken, langs bermen en bosranden. De vruchtlichamen ontwikkelen zich op dode plantenresten, op dennennaalden, bosafval en gras. Ze verschijnen van zomer tot herfst. De soort komt voor in Europa en Noord-Amerika. De lamellen zijn buikig, smal aangehecht, kleur variërend van witachtig tot grijs of olijfgrijs.  In totaal reiken 13 tot 20 lamellen tot aan de steel.
holleboomkaaszwam
Ik ging er na enig zoekwerk op internet van uit dat het hier een Sneeuwwitte- of Getande kaaszwam betrof. Deze soort wordt namelijk aangetroffen op naaldbomen en dat was hier het geval.  Bij invoering op waarneming.nl werd echter 100% zeker dat het de HOLLEBOOMKAASZWAM (Postia ceriflua) moest zijn. 
holleboomkaaszwam
Volgens literatuur is hij bekend van spleten en holten van sterk vermolmde stronken, of stammen van naaldbomen. Ik had de afgelopen 13 jaar nog nooit van deze soort gehoord....... Niet zo vreemd eigenlijk, want deze soort staat op de NMV verspreidingsatlas namelijk bekend als ZZ = zeer zeldzaam, dus .......... 
Voor een zekere determinatie is ook hier eigenlijk microscopisch onderzoek nodig. Dat geldt overigens voor de meeste kaaszwammen. 
holleboomkaaszwam
Een van de kenmerken van deze buisjeszwam zijn de guttatiedruppels en vooral de ronde gaatjes in de buisjeslaag waar guttatiedruppels hebben gezeten. Die guttatiedruppels verschijnen omdat de paddenstoel in de groei grote hoeveelheden vocht opzuigt en het overschot aan water kwijt moet. 
brandnetelklokje
Dit kleine paddenstoeltje is het BRANDNETELKLOKJE (Calyptella capula). Zoals de naam suggereert zou je deze moeten vinden op brandnetels, maar het komt ook voor op andere kruidachtige planten of op bladeren. Ik kon niet meer achterhalen wat voor soort takje dit was. 
brandnetelklokje
Kenmerkend voor alle brandnetelklokjes zijn de kleine, kelkvormige vruchtlichamen die aan een korte steel vanaf hun substraat naar beneden hangen. Het geheel is nog geen centimeter lang en de kelkjes zijn nog geen 5 mm in doorsnee; meestal groeien ze in zwermen, waardoor ze ondanks hun geringe grootte toch behoorlijk op kunnen vallen.

dinsdag 21 oktober 2025

Herfst 2025.......Paddenstoelentijd deel 1: Myxcomyceten

Het paddenstoelenseizoen is weer begonnen. Ik ben de afgelopen weken al een paar keer op stap geweest met een groepje mycologen en er zijn al een aantal interessante vondsten gedaan. Hoewel ik nog niet helemaal in goede doen ben, zijn deze uitstapjes lekker relaxed en vergen niet veel van mijn energie. 
Ik wil in deze eerste post van het seizoen een aantal nieuw gevonden myxomyceten (slijmzwammen dus) laten zien.  Hoewel niet de gemakkelijkste groep, vind ik deze namelijk heel interessant.
Netvormig langdraadwatje
  Wat je hier ziet is een draadwatje. De slijmzwam Trichia of Draadwatjes omvat liefst veertien soorten die veel op elkaar lijken. Met name de onrijpe groep gesteelde en ongesteelde soorten en min of meer gele vruchtlichamen zoals het Goudgeel draadwatje en Gezellig draadwatje kunnen alleen betrouwbaar worden bepaald op basis van hun microscopische kenmerken, aangezien de vruchtlichamen van wit en olijfgroen via geel tot goudbruin elke kleurtint kunnen aannemen.

Het draadwatje op deze foto  is echter nauwelijks te verwarren met andere soorten vanwege het opvallende netpatroon. Het is het NETVORMIG LANGDRAADWATJE (Hemitrichia serpula). Dat netpatroon kan verspreid worden over een oppervlakte van maximaal 100 vierkante centimeter, maar is meestal kleiner. Dat is hier ook het geval. Het zal maximaal 10 cm2 zijn geweest. 
Deze mooie slijmzwam komt vooral voor in de nazomer tot herfst en lente en “leeft” in loof- en naaldhout, waarbij loofhout de voorkeur heeft. Deze vonden we bij toeval op een oude omgevallen beuk. Bij toeval ja, want het vruchtlichaam is slechts tussen de 0,4 en 0,6 millimeter breed en hoog, waarbij de netmazen 0,3 tot 5 millimeter groot zijn. De vlechtdraden zijn goudgeel tot oranje gekleurd. Het is elastisch en kan van de vruchtlichamen worden getild, ontrafelt worden als wollen draden, breekt niet en is gedraaid. Dat is niet uitgeprobeerd. Het zou zonde zijn om deze zeldzame soort te “vernachelen”, zodat andere eventuele liefhebbers er niet meer van kunnen genieten.
Gebundeld kelkpluisje
Op dezelfde oude beuk vonden we meerdere soorten slijmzwammen zoals het GEBUNDELD KELKPLUISJE (Metatrichia vesparia). Dit slijmzwammetje is ingedeeld bij de familie Trichiaceae. Een familie waar o.a. ook goudkussentjes, draadwatjes, langdraadwatjes en netwatjes bij horen. 
macro gebundeld kelkpluisje
Het komt matig algemeen voor in ons land. Twee jaar geleden vond ik die daar ook al en heb ik daar al iets over verteld. Wil je dat nog eens  lezen, dan moet je even op deze link klikken.
peervormig draadwatje (?)
Verder troffen we er nog enkele andere soorten draadwatjes aan. Ik vermoed dat je op deze foto het PEERVORMIG DRAADWATJE (Trichia decipiens) ziet, maar er is enige twijfel. Eigenlijk kun je het pas definitief bevestigen na rijping en kan het pas door microscopisch onderzoek aangetoond worden. 
Van het Peervormig draadwatje is bekend dat ze in de eerste fase wit zijn , in de 2e fase roze of oranje, in de 3e fase bruin. Bij de 4e fase gaat aan de bovenzijde een kapje open en verschijnt een draderige pruikje oftewel de draadwatjes.  Onder andere op de site "Alles over paddenstoelen"  kun je een vergelijkbare foto vinden en de rijpe fase met de watjes.
myxomyceet indet= onbekende slijmzwam
Ook dit zijn hoogstwaarschijnlijk weer draadwatjes, maar ik kreeg op waarneming.nl van expert Jurgen Nieuwkoop te horen, dat dat met de foto alleen niet aan te tonen is vanwege de onrijpe fase en dat het daarom wat hem betreft beter "Myxomyceet indet"  genoemd kan worden, wat zoveel betekend als onbekende soort.................
fopdraadwatje
Ook hier dacht ik met peervormige draadwatjes van doen te hebben, maar toen ik deze foto op waarneming.nl plaatste, kreeg ik van myxomycetenexpert Jurgen Nieuwkoop te horen dat het geen “gewoon” peervormig draadwatje is, maar het FOPDRAADWATJE (Trichia varia). Ben ik er dus mooi ingetuind.... Het fopdraadwatje groeit in kleine of grote groepen, soms op een heel kort donkerbruin tot zwart steeltje (van 0,1 tot 0,5 mm), maar meestal liggend of zittend (dus zónder steeltje). 
Het leeft saprotroof (levend van dood organisch materiaal, in dit geval dus een vermolmde beuk). Op hout dus. Zeldzamer komt het voor op bladeren. De vruchtlichamen kun je het hele jaar door vinden. Je vindt ze opvallend wit (in het eerste stadium), daarna verkleuren ze naar licht okergeel, oranjegeel, geel of geelbruin en zelfs grijs tot bijna zwart. Door al die verschillende kleuren word je dus misleid, of met andere woorden  "gefopt".............
boomwrat onbekend
Over de BOOMWRAT  heb ik al vaker foto's laten zien en er over geschreven. Het is een veel voorkomende myxomyceet.  Ik noemde haar toen nog Gewone Boomwrat, Bloedweizwam, of Blotebilletjeszwam. Uit moleculair onderzoek in 2023 is echter gebleken dat die "Gewone" boomwrat (Lycogala epidendrum), zoals die tot voor kort werd opgevat, bij een groep behoort, die in ons land minstens negen andere soorten omvat; naast de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum) zijn dat nog bijvoorbeeld de Dwergboomwrat (Lycogala conicum), Gekamerde boomwrat (Lycogala confusum), Kleine boomwrat (Lycogala exiguum) en Reuzenboomwrat (Lycogala flavofuscum). De soorten kunnen daarom in het vervolg alleen met behulp van een microscoop worden onderscheiden. Dat is hier niet gebeurd. Hoewel ik vermóed dat het de Gewone boomwrat is, moet ik hem nu officieel "BOOMWRAT ONBEKEND" (Lycogala spec.) noemen, omdat ie niet microscopisch is onderzocht...
dwergboomwrat
Dat onderzoek is niet nodig voor deze kleine DWERGBOOMWRAT (Lycogala conicum). Ook een boomwrat dus, maar deze is  op naam te brengen vanwege haar opvallende afwijkende uiterlijk en kleur. Ondanks de onaantrekkelijke naam "wrat" vind ik het een heel aantrekkelijke en vooral ook een fotogenieke verschijning. 
Zij leeft saprotroof op rottend hout van vooral loofbomen. In dit geval dus een beuk. Wat je op deze foto ziet is in feite een opeenhoping van vruchtlichaampjes, die min of meer kegel- tot eivormig vergroeid zijn. Zij wordt slechts 1 tot 4 mm. hoog. De wand is stevig en scheurt bij rijpheid aan de bovenzijde open om de sporen vrij te laten. 
dwergboomwratjes met op de achtergrond waarschijnlijk fopdraadwatjes
Dit zijn nog zeer jonge boomwratjes. Dat is te zien aan de helder roze kleur. Later verkleuren ze naar beige. Het oppervlak is aanvankelijk bedekt met blaasjes, die uiteindelijk indrogen tot zeer karakteristieke donkere, grillige, vertakte schubjes. Die schubjes zitten vooral aan de bovenzijde en variëren in grootte, kleur en vorm. Op de detailfoto kun je dat wat beter zien. Deze soort staat te boek als zeldzaam en dit was dan ook de eerste keer dat ik dat mooie zwammetje vond.
netwatje (g), mogelijk het karmijnrood netwatje
Tot slot nog rijpe NETWATJES (G). Omdat niet duidelijk is om welke soort het gaat, is (G) toegevoegd. Hiermee bedoelt men de héle groep netwatjes. "Netwatjes" is de Nederlandse naam voor een groep schimmels, specifiek van het geslacht Arcyria. Afgaande op de kleur van deze rijpe exemplaren denk ik aan het Karmijnrood netwatje, maar om te weten of dit klopt, is in dit geval ook weer microscopisch onderzoek nodig. Een vaardigheid die ik niet beheers. 
Arcyria is een geslacht van slijmzwammen uit de orde van de Trichiida. Ze staan bekend om hun netachtige structuur, vandaar de naam. Die structuur is hier overigens niet te zien. Met enkele van zijn soorten is het geslacht een van de meest geografisch en ecologisch verspreide geslachten, die bestaat uit meer dan 25 soorten. 
lang netwatje
Om je enig idee te geven hoe een netwatje en de netachtige structuur er uit kan zien, laat ik hier een soort zien, die ik eerder vond en waar ik iets over geschreven heb in oktober 2023. Het is het LANG NETWATJE (Arcyria obvelata). Vanwege de opvallende eigenschappen, is dit een soort waar een veldwaarneming ook weer voldoende is om te weten wat het is. Als je op de naam klikt, kun je dat alles nog eens nalezen.

dinsdag 5 november 2024

Herfst 2024.......Paddenstoelentijd deel 6: Van alles wat

Afgelopen week brachten we een bezoek aan de Herenboeren in Altweerterheide. Herenboeren is een snelgroeiende burgerbeweging, die wil aantonen dat de productie van ons dagelijks voedsel anders, beter en vooral duurzamer kan. Elke Herenboerderij is eigendom van een coöperatie bestaande uit huishoudens, die gezamenlijk de oogst verdelen. De verwachtingen waren vooraf niet erg hoog, maar het resultaat was meer dan uitstekend. We vonden meer dan 30 soorten, waaronder enkele interessante. 
witpootglinsterkopje
 Het begon al meteen goed met de vondst van ontelbare zwammetjes op de vrij vochtige composthoop, van bladeren, takken, snoeihout, groenteafval en houtsnippers. Bij zoiets kleins en massaals denkt menigeen niet meteen aan paddenstoelen, maar dit zijn slijmzwammetjes (myxomyceten) die WITPOOTGLINSTERKOPJE (Diachea leucopodia) worden genoemd.  Leucopodia betekent "witte voet"
witpootglinsterkopje (jonge exemplaren)
Een bijzondere vondst. Het is geclassificeerd als lid van de Stemonitales en leeft saprotroof op kruidachtige plantendelen. Het is een soort waar ook onder andere de netpluimpjes en parelmoerkopjes onder vallen. Het is een echte kosmopoliet, want het komt bijvoorbeeld ook voor op de Filipijnen, Brazilië en Australië. Hier is het kleine knotsvormige slijmzwammetje echter vrij zeldzaam. Dat is o.a. na te gaan op de NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen
witpootglinsterkopje (sterk vergroot)
De miniscuul kleine zwammetjes zijn minder dan 2 mm groot. Het was dus een hele kunst om ze scherp in beeld te krijgen. Op deze foto is te zien dat ze nog niet helemaal rijp zijn, want ze zijn nog helemaal wit. 
 
witpootglinsterkopje ( rijpe exemplaren)
 Iets verderop vonden we dezelfde soort, maar die was iets ouder. Bij het ouder worden blijft alleen het stevig taps toelopend en kalkrijke steeltje wit, maar het sporendragende kopje verkleurt tot donker blauw/paars met weerschijnkleuren.
loodkleurig netplaatje
Op een oude boomstam vonden we een andere jonge slijmzwam: het LOODKLEURIG NETPLAATJE (Dictydiaethalium plumbeum). Het leeft saprotroof op dood hout van loofbomen en -struiken. Het komt meestal voor op kort geleden gevelde stammen en snoeihout, maar dat was hier niet het geval. Omdat de kleur roze-rood is, weet je dat het een jonge zwam is. Bij het ouder worden, verandert het namelijk in een vrij sterk afgeplatte loodgrijze zwam met een diameter tot 5 cm. Hier dankt het dus zijn naam aan. 
In de post Herfst 2022......Paddenstoelentijd deel 1 kun je dat bekijken.
mestnestzwammetje
In Paddenstoelentijd deel 4 van dit jaar heb ik het een en ander verteld over nestzwammetjes. Ik had tot dan toe het Gestreept -, Bleek- en Geel nestzwammetje gevonden. Nu vond ik op het zand bij de Herenboeren een andere soort: het MESTNESTZWAMMETJE (cyathus stercoreus).
Puur bij toeval heb ik het gefotografeerd, met in het achterhoofd dat ik die al vaker had gezien, maar  bij thuiskomst zag ik op de PC dat het een andere soort was. Het onderscheidt zich namelijk van de andere soorten vanwege de pikzwárte “eitjes” (peridiolen).  Alle andere nestzwammetjes hebben veel lichter gekleurde peridiolen (grauwwit tot licht grauwbruin of iets gelig). 
mestnestzwammetje
Die gitzwarte “eitjes” zijn slechts 1,5-2 mm en liggen vaak met meer dan 10 in de kelk. Het vruchtlichaam is (slank) kelkvormig, 5-20 x 4-8 mm; de buitenzijde is aanvankelijk grof wollig viltig, later kaal wordend, goud tot donkerbruin; de binnenzijde is glad en grijs; de kelk is aanvankelijk afgesloten door een wit vlies. Hoewel de Nederlandse naam anders doet vermoeden, is het Mestnestzwammetje een paddenstoel die inderdaad vaak op mest en bemeste bodem groeit, maar ook op dode resten, stengels en blad kun je het aantreffen. Aan de duinen (waar hij het meest gevonden wordt) is dat vooral helm.
stinkparasol
Een leuk paddenstoeltje is deze STINKPARASOL (Lepiota cristata). Ik vond deze op het erf van de Herenboeren, naast de boerderij. Bij een parasolzwam denk je waarschijnlijk aan de opvallende Grote Parasolzwam, maar zoals je ziet zijn er ook kleinere soorten. Deze zwam komt voor op een humeuze, voedselrijke bodem in loof- en naaldbossen, stadsparken en lanen. Hij is te zien van de zomer tot de herfst. Deze bruin gevlekte stinkparasol-zwammetjes, worden zo genoemd omdat ze onaangenaam sterk naar gas of verbrande rubber ruiken. Het is een saprofiet. 
stinkparasol
 De gladde hoed is 1 tot 4 cm breed, aanvankelijk halfbolvormig, al snel kegelvormig en uiteindelijk vlak en met een stompe umbo. Het oppervlak is witachtig tot crême met fijne, roodbruine, min of meer concentrisch gerangschikte schubjes, die bij oudere exemplaren zijn verdwenen. De rand is lang gebogen, omzoomd en soms bedekt met velumresten. Bij het ouder worden splijt de hoed. 
De wittige nogal broze steel wordt tot 6 cm lang, is hol van binnen en bevat een vergankelijke ring. Een ringetje dat dus meestal na verloop van tijd verdwenen is. 
stinkparasol
 De witachtige en roze getinte bolvormige lamellen zijn vrij. Later kunnen ze ook gelig worden en roestig worden. De lamelsnedes zijn gekarteld. Het is een giftige soort. De intoxicatie verloopt in drie fasen. Als er niet op tijd wordt ingegrepen, is hospitalisatie op intensieve zorgen noodzakelijk. De behandeling is grotendeels symptomatisch, want er is geen tegengif. De nieren worden beschadigd  en soms is zelfs een levertransplantatie noodzakelijk. In naar schatting 17 % van de intoxicaties is er een fatale afloop.
geaderde leemhoed (oude exemplaren)
Houtsnippers zijn een relatief gemakkelijk substraat voor houtafbrekende paddenstoelen. Het voorwerk is immers al gedaan door ons mensen; de toegang tot het voedsel ligt open. Houtsnippers betekenen dus veel eten, voor weinig moeite. Geen wonder dat veel soorten daar wel een graantje van mee willen pikken. En met zo’n groot voedselaanbod kunnen de schimmels grote, of grote aantallen vruchtlichamen vormen. Zo troffen we bij de composthoop (met veel houtsnippers) meerdere oude GEADERDE LEEMHOEDEN AAN (Agrocybe rivulosa). Leemhoeden vormen met hun dertien soorten in Nederland een relatief klein genus (geslacht). Ongeveer de helft van dat aantal soorten kan op houtsnippers of dood hout groeien en de Geaderde leemhoed is vaak de eerste die de snipperhopen koloniseert. 

 Het is een tamelijk grote paddenstoel die pas in 2003 als nieuwe soort door de wetenschap is beschreven. Hij is vermoedelijk afkomstig uit verre streken, omdat hij in 1999 voor het eerst opdook in een park in havenstad Rotterdam. Hij stamt waarschijnlijk dus uit de tropen of de subtropen en kan op snipper- blad- en compost hopen zo goed gedijen, omdat dit vanwege broei vaak relatief warme plaatsen zijn. 
geaderde leemhoed (oude exemplaren)
 De soort wordt beschouwd als een invasieve exoot, want er zijn duidelijke aanwijzingen dat hij andere soorten verdringt en dat hierdoor de biodiversiteit van dit bijzondere milieu verarmt. Het gaat hierbij om de achteruitgang van zowel andere recent in Nederland aangekomen soorten, maar ook om oorspronkelijk Nederlandse soorten. Opvallend is bijvoorbeeld de neerwaartse knik in de grafiek van de inheemse Fluweelleemhoed (Agrocybe putaminum) en Houtsnipperstropharia (Psilocybe percevalii) vanaf het moment dat deze Geaderde leemhoed verscheen.
geaderde leemhoed (jong exemplaar)
Iets verderop vonden we enkele jonge exemplaren van deze leemhoed. Het hoedoppervlak is in jonge toestand beige/okergeel tot geelbruin van kleur en gerimpeld tot geaderd, wat zijn Nederlandse naam verklaart. De soortnaam rivulosa ( "aan beekjes groeiend") heeft ook betrekking op de geultjes of rimpels in de hoed, die vooral bij jonge exemplaren duidelijk zichtbaar zijn.  Later spreidt de hoed zich uit en wordt bleker van kleur, hij krijgt dan een umbo (knobbel) in het midden die vrij donker blijft, en een lichtere rand. 
geaderde leemhoed (jong exemplaar)
 De plaatjes aan de onderzijde van de hoed worden in jonge toestand bedekt door een vlies. Bij oudere exemplaren verandert dit vlies in een dunne, hangende ring die een wat rommelige aanblik biedt. De plaatjes zijn aanvankelijk grijswit of geelachtig maar worden bruin na rijping van de sporen. Dat kun  je zien bij de vorige foto's. De steel is aanvankelijk wit, later geelwit, aan de basis iets verdikt en daar voorzien van wit dons en witte rhizomorfen (wortelachtige uitlopers).
blanke champignonparasol
Het mycelium van paddenstoelen zoals de BLANKE CHAMPIGNONPARASOL (Leucoagaricus leucothites) leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal. Het zijn dan ook vooral de grote broeiende composthopen waar ze goed op gedijen. Hij  komt over bijna de hele wereld voor. 
De hoed heeft een diameter van 5 tot 10 cm. Hij begint bolvormig, maar spreidt zich later uit. Het hoedoppervlak is aanvankelijk glad en zuiver wit, barst dan af en toe en krijgt in het midden een vlezige, oker- of bruinachtige tint. Ook ontstaan er dan schubjes of kleine vlokjes. De hoedrand is in het begin ingerold, maar is later teruggeslagen. Hij kan verwisseld worden met de Witte champignonparasol,maar de Blanke verkleurt bruin bij kneuzing, de Witte niet....  
 
blanke champignonparasol
De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk wit om pas in een heel laat stadium lichtroze te verkleuren. De steel van de paddenstoel heeft onderaan een knolvormige verdikking, maar geen beurs. Rond de steel is een witte, dunne en verschuifbare ring aanwezig die bij oude exemplaren kan zijn verdwenen. De vruchtlichamen kunnen een hoogte van 8 cm krijgen, maar blijven dikwijls kleiner. Ze hebben een levensduur van slechts enkele dagen.  Hij is eetbaar, maar niet erg smakelijk en wordt door veel mensen ook niet goed verdragen. Hij groeit ook vaak op sterk vervuilde grond zoals groenstroken langs drukke wegen, of wegbermen vol hondenpoep, dus kun je hem beter laten staan. Bovendien kan hij gemakkelijk verwisseld worden met dodelijk giftige soorten zoals de Kleverige knolamaniet en de Groene knolamaniet.

dinsdag 8 oktober 2024

Herfst 2024.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

Wat betreft paddenstoelen, was "schraalhans in augustus keukenmeester" en dat gold ook nog voor het grootste deel van de maand september. In de nieuwsbrief van september van de Mycologische vereniging werd uitgelegd wat de mogelijke oorzaak daarvan was: "Het was de afgelopen weken droger dan de periode ervoor, die behoorlijk nat was. Wellicht té nat, waardoor bomen met hun wortels onder water stonden. De wortels konden daardoor minder zuurstof opnemen en ook de mycorrhizza’s (netwerken tussen de worteluitlopers van bomen en de schimmeldraden van paddenstoelen) hadden daardoor te lijden van de nattigheid. De vitaliteit van de bomen loopt dan terug en de vorming van vruchtlichamen van schimmels (paddenstoelen) gaat eveneens achteruit. Droogte is niet bevorderlijk voor veel soorten paddenstoelen, maar te veel nattigheid evenmin ". 

Pas de afgelopen weken was het de moeite waard om op zoek te gaan naar de "kinderen van de herfst" en heb ik al enkele interessante vondsten gedaan. Voor ik die laat zien, laat ik je echter eerst een soort  zien, die ik zag tijdens een wandeling in de maand april in het Heijkersbroek in Ell. Het is de Voorjaarspronkridder. 
Voorjaarspronkridder
De eetbare VOORJAARSPRONKRIDDER (Calocybe gambosa) is relatief goed te herkennen aan de vrij compacte, lichtgekleurde vruchtlichamen, smalle lamellen, de meel- of komkommergeur en de meestal vroege verschijning in het jaar. Wat dat eetbare betreft, valt dat tegen, want hij heeft een nogal doordringende meelsmaak, hoewel er een aardig recept schijnt te circuleren in combinatie met asperges, en dat is blijkbaar goed te eten. Let echter goed op, want er zijn meerdere giftige soorten die er op lijken (vooral als ze jong zijn), zoals de Giftige vezelkop. De meest betrouwbare en eetbare paddenstoelen zijn nog altijd de gekweekte soorten, die je in elke winkel kan kopen! 
Voorjaarspronkridder
 Het is een paddenstoel uit de familie Lyophyllaceae, die saprotroof (het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen) op de grond leeft, bij voorkeur in tuinen, parken en loofbossen, langs bosranden en in struwelen. De zwam doet het goed op matig vochtige tot droge, zwak zure tot basische, meestal kalkhoudende, humeuze en vaak enigszins verstoorde zandgrond. Vaak vormt hij grote heksenkringen. In Nederland en België komt hij vrij algemeen voor. 
 De 3 tot 10 cm (zelden tot 15 cm) brede hoed is halfbolvormig als hij jong is, later uitspreidend en vaak onregelmatig gebogen. De rand blijft lang ingerold. Het matte en droge oppervlak heeft een witte tot vuilwitte kleur, is meestal wat vlekkerig en soms gelig of bruinachtig. De 3 tot 10 cm lange en tot 4 cm brede steel is stevig en is wit van kleur. De smalle en dicht op elkaar staan lamellen zijn licht crèmig wit. Ze zijn bochtig aangehecht.

Stekelig  hoornpluimpje
Wat je hier ziet is het STEKELIG HOORNPLUIMPJE (stemonaria pilosa), een Myxomyceet of slijmzwam. De meeste slijmzwammen tref je aan in een vochtige omgeving en op half- of heel vergaan hout of organisme, maar deze vond ik op de stomp van een oude inlandse eik, die jaren geleden is omgezaagd. De boomstomp staat hier de hele dag volop in de zon en de bast is hard en droog. Kurkdroog zelfs. 
Na een stevige speurtocht op het internet kwam ik tot Stemonaria longa, oftewel "Slap hoornpluimpje". Er zijn 14 soorten Stemonaria bekend. Omdat Stemonaria longa zeer zeldzaam is in Nederland en eigenlijk microscopisch onderzocht moet worden, had ik de nodige twijfels en heb ik hem daarom op Waarneming.nl geplaatst als "netpluimpje onbekend". Ik hoopte op een reactie. En die kwam...........
Stekelig  hoornpluimpje
Die kwam van validator Jurgen Nieuwkoop, een deskundige op het gebied van myxomyceten. Hij bevestigde dat het inderdaad een Stemonariasoort was, maar welke was niet duidelijk voor hem. Hij vroeg of ik wat materiaal wilde opsturen, zodat hij microscopisch onderzoek kon doen. 
Stekelig  hoornpluimpje
Dat heb ik gedaan en enige tijd later kreeg ik de volgende  reactie: "Dag Gerard, ik heb je collectie bekeken en denk dat het niet de  'bekende' Stemonaria longa is, maar S. pilosa met kenmerkende stekels op het capillitium. De sporen zijn net iets kleiner dan in de beschrijving en er lijkt soms een oppervlaktenet op het capillitium aanwezig, waardoor eventueel Stemonitis fusca ook een optie is. Maar habitus en stekels wijzen toch vooral op Stemonaria pilosa. Een mooie vondst, de vierde in Nederland na een door Hans van Hooff in 2016 en twee door mij in 2023".

Moeilijke taal voor een leek als ik, maar Jurgen heeft het dus over het Stekelig hoornpluimpje. Op de NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen is inmiddels terug te vinden dat het pas 4 vondsten zijn. 
Toch een reden om een beetje trots te zijn.
Roze kaaszwam
Ook dit is een bijzondere vondst. De Roze kaaszwam (Rhodonia placenta) is namelijk pas vrij recentelijk in Nederland bekend, en dan met name op de arme zandgronden. De afzonderlijke vruchtlichamen breiden zich uit en in verse toestand smelten ze samen tot grote onregelmatige vlekken met heel veel kleine poriën. Het roze of oranje vruchtbare oppervlak is bijzonder kenmerkend, hoewel de fysieke vorm van de vruchtlichamen, en in het bijzonder de vorm van de poriën, zeer variabel kan zijn. 
Roze kaaszwam
 Deze zwam is pas in 2010 voor het eerst op de Veluwe gevonden. Sindsdien is de zwam met een opmars op de zandgronden bezig  (https://www.verspreidingsatlas.nl/0506010).  
De lilaroze of oranje kleur (die bij ouder worden langzaam bleker wordt tot zelfs geelachtig) en de opvallende poriën maken deze soort echter zo onmiskenbaar, dat ze op basis van foto's te determineren is. Wie deze gezien heeft, zal het met mij eens zijn dat het een verrijking is van onze paddenstoelenflora. 
Roze kaaszwam
 Bij aanraking verkleurt de zwam. Ze groeit op dode stammen en stronken van naaldhout; mogelijk heeft de naaldhoutkap van afgelopen jaren ermee te maken, dat deze soort zich kan verspreiden, omdat vaak de stronken zijn blijven staan en stammen blijven liggen. Daar veroorzaken ze bruinrot op. Volgens de literatuur zou dat vooral op Spar zijn, maar ook Larix en Grove den worden genoemd. De eerste 2 zwammen die in Nederland in 2010 werden gevonden, stonden zelfs op een Douglasspar.
Ik vond deze zwam  aan de poten van een oude picknicktafel, die dus nagenoeg zeker is gemaakt van naaldhout..  Helaas worden veel naaldbossen tegenwoordig omgezet in loofbos, waardoor de Roze kaaszwam wel altijd een echte zeldzaamheid zal blijven in Nederland. In verschillende landen zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken staat de soort op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen en in Mediterrane landen wordt ze zelfs niet waargenomen. 
detail van de Roze kaaszwam
 Deze zwam heeft sinds 2010 een hoop verschillende namen gedragen. Zo was ze eerder ingedeeld in de geslachten Poria, (o.a. Breedgerande poria), Oligoporus (o.a. de boompuist) en Postia (de kaaszwammen). Na een moleculaire analyse hoort ze sinds 2005 echter bij het geslacht Rhodonia. Dat alles betekent wel, dat je haar in verschillende boeken dus onder een andere oudere naam kunt tegenkomen. Rhodonia is een geslacht uit de familie Fomitopsidaceae. Enkele bekende soorten in deze familie zijn Berkenzwam, Roodgerande houtzwam, Dennenvoetzwam en Zwavelzwam. 
   
Boomwrat onbekend
Over de BOOMWRAT (Lycogala spec.) heb ik al vaker geschreven. Dat kun je HIER nog eens nalezen.
 Het is een veel voorkomende myxomyceet of slijmzwam. Ze werd voorheen altijd Gewone Boomwrat, Bloedweizwam, of Blotebilletjeszwam genoemd. Uit moleculair onderzoek in 2023 is echter gebleken dat de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum), zoals die tot voor kort werd opgevat, bij een groep behoort, die in ons land minstens negen soorten omvat: naast de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum) zijn dat nog bijvoorbeeld de Dwerg boomwrat (Lycogala conicum), Gekamerde boomwrat (Lycogala confusum), Kleine boomwrat (Lycogala exiguum) en Reuzenboomwrat (Lycogala flavofuscum). De soorten kunnen daarom in het vervolg alleen met behulp van een microscoop worden onderscheiden. Dat is hier niet gebeurd. Hoewel ik vermóed dat het de Gewone boomwrat is, moet ik hem nu officieel "BOOMWRAT ONBEKEND" noemen, omdat ie niet microscopisch is onderzocht...
Radijsvaalhoed
De RADIJSVAALHOED (Hebeloma crustuliniforme) is een schimmel in de familie Hymenogastraceae die in nauwe symbiose leeft met allerlei loofbomen - o.a. berken, wilgen en ratelpopulieren, maar ook met naaldbomen - o.a. fijnsparren. Dit noemt men ectomycorrhiza: een symbiotische relatie tussen een schimmelsymbiont, of mycobiont, en de wortels van verschillende plantensoorten. De hoed van de paddenstoel is vlezig, gebroken wit tot vleeskleurig of lichtbruin, en voelt bij vochtig weer enigszins vettig of kleverig aan. De rand van de hoed is niet gegroefd en heeft geen velum. De steel is witachtig, hol, bedekt met fijne vlokjes en niet voorzien van een ring. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk crèmekleurig, maar nemen spoedig een bleke koffiekleur aan. In jonge toestand "tranen" ze, om daarna bruine vlekjes te ontwikkelen. 
Radijsvaalhoed
 Er zijn meerdere soorten Vaalhoed zoals Witte vaalhoed, Moerasvaalhoed en Populierenvaalhoed. Deze Radijsvaalhoed onderscheidt zich van die soorten door de karakteristieke geur (vooral bij doorbreken) van radijs.  De paddenstoel smaakt bitter en is bovendien giftig. Vandaar de Engelse naam "Poisonpie". Het nuttigen ervan kan aanleiding geven tot langdurige stoornissen van het maag-darmkanaal (misselijkheid, diarree, darmkrampen, etc). De Radijsvaalhoed kan in het veld worden verward met de Grote vaalhoed (Hebeloma sinapizans), die ook die radijsachtige geur en smaak heeft, maar bij die soort tranen de plaatjes niet. 
Oranjebloesemzwam
 Tot slot een paddenstoel, die ik nog niet eerder gezien had en die nauw verwant is aan de Vaalhoeden. Het is de ORANJEBLOESEMZWAM (Hebeloma sacchariolens), Ook deze vormt ectomycorrhiza met loofbomen zoals van els, beuk, eik en wilg. Hij komt voor in struwelen, loofbossen, grienden, parken en lanen, voornamelijk op vochtige tot natte voedselrijke, kalkrijke kleibodems, maar kan ook voorkomen op kalkarme, voedselarme zand- of leembodems en op veen. Als het zwammetje tevoorschijn komt, is het een klein oranje bolletje, vandaar de naam oranje. 
 Oranjebloesemzwam
De hoed heeft een diameter van 2 tot 7 cm. De vorm is aanvankelijk halfbolvormig, later plat-convex, uiteindelijk uitgespreid met een flauwe umbo. Het oppervlak is bij vochtig weer glad, vettig en vlekkerig, met een kleur die varieert van grijscrème tot okerbruin; oudere exemplaren hebben vaak zwartachtige strepen. De hoed is in het midden iets donkerder. De lamellen staan wijd uit elkaar, met witachtige bladen. De lamellen zijn kleibruin en daarna roestig. De steel is iets langer als de hoeddiameter, zonder velum en het oppervlak is droog, glad of wat vezelig. Aan de top scheidt de steel vaak druppeltjes uit. Dat is op deze foto  goed te zien. De kleur is vergelijkbaar met de hoed, met vage witte vezels op het oppervlak. Het vlees is gebroken wit of lichte crème. 

 Geen opvallende soort, maar voor wie mocht twijfelen, is het ook hier de onmiskenbare geur die de doorslag geeft. Het geeft namelijk een sterke, zoete, snoepachtige geur af. Geen typische paddenstoelgeur dus. Het deed me  denken aan een zoet vleugje bloemenparfum, of gebrande suiker. De Fransman noemt hem daarom: "Hébélome à odeur sucrée". De Engelsen noemen hem "Scented Hebeloma" (geparfumeerde hebeloma) en "Sweet poisonpie".. Het woordje  "poison" duidt er op, dat de Oranjebloesemzwam  gevaarlijke toxines bevat en dus net als de Radijsvaalhoed giftig is.

Blogarchief