Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers

COPYRIGHT.. Zonder mijn toestemming mag geen gebruik worden gemaakt van mijn foto's en tekst.......


maandag 5 september 2016

Allemaal beestjes #5

Vandaag, 5 september 2016, zag ik dat er op mijn blog meer dan 100.000 pageviews zijn geweest.
De afgelopen maand waren het er liefst 2160. En dat in de vakantie.....
Dat doet me deugd en is een goede reden om er mee door te gaan. Ik heb dan ook nog genoeg te vertellen.

Vanwege de vakantie is het trouwens weer even geleden, dat ik een blog plaatste.
Uiteraard heb ik de camera niet thuisgelaten en heb weer een aantal mooie foto's kunnen maken van insecten. Toch een groep, waar ik (zoals je misschien al gemerkt hebt)in geïnteresseerd ben.
Daar wil ik er in deze blog dan ook een aantal van laten zien.

citroenpendelvlieg
Hoewel het weer van de afgelopen dagen er geen aanleiding toe geeft om zich te laten zien, zijn er nog zweefvliegen actief. Niet zo beweeglijk dan anders, maar dat is voor een foto alleen maar gunstig.
De soort die zich hier, op een pitrus zittend, aan het oppoetsen is, is een pendelzweefvlieg. Deze soort heeft als opvallendste kenmerk de zwarte en geel/witte lengtestrepen op het borststuk (thorax). Hun Latijnse naam “Helophylus” is trouwens ook heel toepasselijk, want dat betekent zoiets als “"bungelende zonaanbidder".
Dat geldt in sterke mate voor deze soort, hoewel er momenteel weinig aanleiding is om te "bungelen".

Er zijn verschillende soorten, maar ik denk dat dit, vanwege het meer langwerpige achterlijf, de lichtere vaalgele vlekken en vooral de wit/gele streep op zijn voorhoofd, de CITROENPENDELVLIEG (Helophilus trivittatus) is. Die streep gaf uiteindelijk de doorslag, want bij de gewone pendelvliegen is die namelijk bruin tot zwart.

grote weerschijnvlinder
Tot voor kort was de GROTE WEERSCHIJNVLINDER (Apatura Iris) een zeldzame standvlinder, maar door een veranderend natuurbeleid breidt hij zich gelukkig weer uit en wordt hij ook in onze omgeving op verschillende plekken gezien, zoals in het Stramproyerbroek en de Zig.
Het is een redelijk grote vlinder met een vleugellengte van ongeveer 40 mm. De vleugels van het mannetje vertonen bijzondere wisselende kleuren door iriseren; bij de juiste invalshoek van het zonlicht, verkleuren die namelijk van bruin naar een prachtig blauwglanzende gloed. Daarom heet hij dan ook weerschijnvlinder.

Je moet echter veel geluk hebben ze te vinden, want ze leven hoog in de bomen. Daar voeden ze zich met honingdauw en sap van bloedende bomen. De mannetjes tref je soms echter ook aan op vochtige paadjes en beekoevers. Ze zijn daar op zoek naar vochtige “substanties” om er mineralen en zouten uit op te zuigen. Liefst met een doordringende geur zoals bij kadavers en mest. Je kunt hem bijvoorbeeld ook lokken met oude kaas of camembert, rottend fruit en ander "lekkers" met een geurtje, zoals je zweetschoenen of zweetsokken.
Dat vindt ie heerlijk…………………

metaalvlinder
Deze ongeveer 1,5 cm groen/blauwe vlinder is een METAALVLINDER (Adscita statices). Hij komt uit de familie der Bloeddrupjes. Ook de Sint Jansvlinder hoort daar bijvoorbeeld bij. Vanwege het irisatie- effect lijkt hij de ene keer wat groener en de andere keer wat meer blauw. Dat effect zie je bijvoorbeeld ook bij bellenblazen en bij benzinevlekken of olievlekken op de weg.
Als je hem ziet vliegen denk je in eerste instantie dat het geen vlinder is. Hij fladdert niet echt als een vlinder, het lijkt meer op een wat “keverachtige” vlucht. Het mannetje heeft iets grotere, bredere en sterker geveerde antennen dan het vrouwtje.

Het is een zogenaamde dagactieve nachtvlinder. Hij gaat namelijk overdag op zoek naar nectar. Deze zit op een distelsoort, de kale jonker. Een dankbare nectarrijke soort voor veel insecten. Deze vlinders blijken niet alleen een vieze smaak te hebben, maar zijn ook giftig. Het schijnt dat ze blauwzuur bevatten.
Dieren laten ze om die reden dan ook graag met rust.

gamma uiltje
Het GAMMA UILTJE (Autographa gamma) is een veel voorkomende, maar onopvallende nachtvlinder. Hoewel het een nachtvlinder is, is hij ook overdag actief. Hij is bij de meeste mensen onbekend. Als je hem zo ziet op de zaden van de boekweit, is meteen duidelijk waarom hij niet zo bekend is; hij is namelijk moeilijk te vinden. Hij heeft in het midden van de voorvleugel een duidelijke geelwitte Y-vormige vlek (Y= gamma) waardoor hij altijd goed te herkennen is. Omdat die gamma-vormige tekening wat gelijkenis heeft met een pistool, heeft hij ook de bijnaam Pistooltje.

In Nederland en België is de gamma-uil een trekvlinder. De vlinders trekken in het voorjaar vanuit het Middellandse Zeegebied naar Midden- en Noord-Europa en die je nu ziet, is een nakomeling daarvan. Een deel van hen trekt in september en oktober weer naar het zuiden.

steenhommelreus
Zweefvliegen weten bijen, wespen en hommels uitstekend na te bootsen. Veel insectenetende vogels en andere dieren laten insecten met bepaalde kleurcodes met rust, omdat ze weten dat er een steek kan volgen. Zweefvliegen hebben geen angel en kunnen dus ook niet steken, maar het nadoen van wespen en hommels heeft wel effect en schrikt af. Er wordt nogal eens een vergissing gemaakt met een zweefvlieg. Men heeft het dan over een bij, wesp of hommel. Dit is dus een vlieg. Een STEENHOMMELREUS (Volucella bombylans bombylans) om precies te zijn.

Op deze foto kun je heel goed zien dat we te maken hebben met een vlieg. De belangrijkste verschillen zijn: een vlieg heeft één stel vleugels, grote ogen en kleine voelsprietjes. Bij de echte bijen, wespen en hommels zie je voor- en achtervleugels, kleine ogen en lange voelsprieten. Er zijn uiteraard nog wel wat verschillen, maar dit zijn de belangrijkste. Als je nog twijfelt, probeer ze dan te vangen en als ze niet steekt is het een vlieg........

steenhommelreus
De bekendste hommelimitator is de hommelzweefvlieg. Hoewel er maar één soort is, doet die verschillende hommelsoorten na, zodat er verschillende vormen van in omloop zijn. Hier zie je dus een soort die de steenhommel imiteert; de Steenhommelreus. Een mannetje om precies te zijn. De ogen van vrouwtjes zijn namelijk kleiner en staan verder uit elkaar.

Nu hij ook nog eens bezig is met het poetsen van zijn tong, ziet hij er nog gevaarlijker uit. Met deze lange tong steekt hij echter niet, maar zuigt hij nectar op. Normaal gesproken zie je die tong niet, want die zit als ze niet gebruikt wordt in een soort schede onder het lichaam gevouwen.

bronzen zandloopkever
Het digitale tijdperk maakt het mogelijk om een zandloopkever goed te kunnen bekijken. Pas op de foto is te zien, hoe mooi van kleur ze zijn. Dan zie je bijveerbeeld dat deze soort blauwe knieën heeft, kleurrijke voelsprieten en flinke beharing. In de vrije natuur krijg je daar de kans niet voor.

bronzen zandloopkever
Hoewel deze ietwat groen van kleur oogt, is het niet de veelvoorkomende groene zandloop- kever, maar de BRONZEN ZANDLOOPKEVER (Cicindela hybrida). Hij heeft namelijk drie grote lichte vlekken op de dekschilden, die zich bijna over de gehele breedte uitstrekken en opvallend lange witte haren op de onderkant van het lichaam en poten. Bij koel weer blijven loopkevers in hun schuilplaats en alleen bij zonnig weer komen ze tevoorschijn. Dan zijn ze razendsnel en je zult ze zelden stil zien zitten. Ik heb dan ook de nodige foto’s moeten maken voordat ik deze mooi in beeld had.

Je treft deze tot 1,5 cm grote kevers aan op zanderige gebieden zoals heide, duinen en zandverstuivingen. Altijd in open terrein, omdat ze daar optimaal gebruik van de zon kunnen maken en er gemakkelijk rennend (bij uitzondering vliegend) achter hun prooi aan jagen, of er vandoor kunnen gaan bij verstoring.
Het zijn echte rovers. Ze jagen op insecten als mieren, vliegen en zelfs spinnen staan op het menu.

rode smalbok
De 10-20 mm RODE SMALBOKTOR (Stictoleptura rubra) is een van de meest voorkomende boktorren in Nederland en België.
De kevers houden zich graag op bloeiende planten op, vooral schermbloemigen. Het vrouwtje legt de eieren bij voorkeur op oude dennen- en sparrenbomen en vaak ook in stobben en dode takken. Omdat deze Rode smalbok geen droog hout aantast, is er geen gevaar dat zij in huis eieren zal afzetten.

De kever op de foto is duidelijk een vrouwtje. Dit is te zien aan de kleur. Bij de meeste kevers zien de mannetjes en de vrouwtjes er zo'n beetje hetzelfde uit, maar bij deze soort is het geslacht van de dieren erg goed te zien. Het mannetje is namelijk kleiner en heeft een andere kleur; geelbruine dekschilden en een zwarte kop en zwart halsschild. De naam Rode Smalbok geldt dus eigenlijk alleen voor het vrouwtje.

citroenvlinder
Niet alleen wij mensen profiteren nog van het mooie weer, ook tal van vlinders zijn dan erg actief. Je ziet momenteel vooral witjes rondfladderen. Ook deze CITROENVLINDER (Gonepteryx rhamni, Met een spanwijdte tot zo'n 55 mm, is uit de familie der witjes (Pieridae). Zowel mannetje als vrouwtje zijn te herkennen aan de oranje-bruine stip op iedere vleugelpunt. Vooral de mannetjes zijn geel, terwijl de vrouwtjes meer groen en bleker van kleur zijn, maar dit is in het veld niet altijd even eenvoudig te zien.

citroenvlinder
Het is een van de langstlevende soorten, die meer dan een jaar oud kan worden. De vliegtijd is van februari tot en met mei en van juli tot en met oktober. In de tussentijd wordt een winterslaap gehouden in holten in bomen of lage, groene struiken, zodat de vlinder moeilijk te vinden en goed gecamoufleerd is. Ook als de vlinder rond juni uit zijn pop komt, wordt al snel een soort zomerslaap gehouden. Hierdoor wordt het grootste deel van zijn "lange" leven al rustend doorgebracht.

tijgerlangpootmug
Deze TIJGERLANGPOOTMUG (Nephrotoma appendiculata)is een insect die behoort bij de muggen. Een mug die overigens niet steekt. Het zijn onschuldige wezentjes die zich overdag vaak in planten ophouden. De larven daarentegen, de emelten, zijn vraatzuchtig en kunnen schade aanrichten bij gewassen.
Ze zijn relatief groot in vergelijking met andere insecten. Het meest opvallend zijn natuurlijk hun poten. Ze worden vanwege die gigantische poten ook wel vliegende hooiwagen genoemd. Ze kunnen deze poten makkelijk af laten breken als deze worden vastgepakt. Omdat een langpootmug met poten en vleugels niet meer vervelt, groeien deze helaas nooit meer aan. De achtervleugels zijn gedegenereerd tot 2 knotsvormige haltertjes. Deze hebben een functie die vergelijkbaar is met een gyroscoop; zijn voor het bewaren van het evenwicht. Op de foto zijn ze goed te zien.

woensdag 29 juni 2016

Kootspeel#3

Na de posts, waarin ik vertelde over de "geschiedenis" van de Kootspeel, nu een post met veel foto's om een idee te krijgen wat je nu in de Kootspeel te zien krijgt bij een bezoek. Zoals ik in de vorige posts al aangaf is bijna overal in de Kootspeel te zien dat door de ontwatering, een groot deel van het moerasgebied helaas verdroogt en het van oorsprong voedselarme ven is verland.

Overzichtsfoto van de huidige Kootspeel, gemaakt met behulp van Google maps.

Uitzicht op het rietveld vanaf de voormalige vuilsrtortplaats
Het "ven" is tegenwoordig omringd door een wilgen- en elzenbroekbos. Door de oprukkende verdroging is geen open water meer aanwezig en kun je bijvoorbeeld zonder problemen door het rietveld lopen. Vanaf de hoger gelegen voormalige vuilstortplaats heb je trouwens een mooi uitzicht op dat rietveld. 
Op de overgang naar de omliggende, hogere dekzandruggen aan de oostkant is het wel nog nat. Hier lag voorheen een afwateringssloot die men gedicht heeft.
natte graslandjes en hei~schrale hooilandjes aan de oostkant
aangelegd poeltje met opvallend veel holpijp (links)
Aan de oostkant liggen natte graslandjes en hei~schrale hooilandjes, die vooral functioneren als buffer tegen het omringende landbouwgebied. Ook zijn er door Natuurmonumenten twee poeltjes aangelegd. Er staat opvallend veel holpijp in. Het is een plant die voor komt in ondiep, matig voedselrijk water en in ijzerrijk kwelwater.  De plant vermeerdert zich hoofdzakelijk vegetatief met wortelstokken.
Bij de andere poel vond ik behalve holpijp, pitrus, grote lisdodde en waterlelie ook moerashertshooi.
Planten van ondiep water en periodiek droogvallende, matig voedselarme grond. Moerashertshooi staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en matig afgenomen.
Moerashertshooi bloeit van juni tot september met citroengele, 6-8 mm grote bloemen. De bladeren en stengel zijn behaard. De vrucht is een eenhokkige doosvrucht. Het zaad wordt door wind en water verspreid. De plant vermeerdert zich echter vooral door de wortelstokken. Als het water voedselrijker wordt of verzuurt, zal moerashertshooi verdrongen worden door moerasplanten als gewone waternavel, pitrus, riet en knolrus.
De voormalige Leukerbeek is afgesloten door een dam op te werpen en is om het gebied geleid
De beek stroomde voorheen door de Kootspeel.  Links  het rietveld. Rechts  ligt de voormalige vuilstortplaats.
Hoewel de verdroging overal duidelijk zichtbaar is, is de directe omgeving van de oude Leukerbeek een uitzondering. Vooral aan de zuid-oostelijke kant is het momenteel erg nat en zie je een gebied zoals je dat in een peelgebied ook kunt verwachten. In deze omgeving heeft de bever zich ook gevestigd, want ik zag er verschillende wissels (looppaadjes) met sleepsporen naar het water en afgeknaagde houtstammetjes.
De "nieuwe" Leukerbeek wordt langs de westkant om het gebied geleid
Het water van de Nieuwe -(links) en Oude Leukerbeek (rechts) stroomt gescheiden richting Roukespeel.
De oude Leukerbeek heeft men bij de spoorwegovergang aan de Roermondseweg afgesloten met een dam en er is op het eind van de Kootspeel, bij de Lieshouterbrug aan de Breybaan, een stuw geplaatst om de waterstand te regelen en het voedselrijke water van de omgeleide beek en het voedselarme water van de oude beek gescheiden te houden.  De oude beek zal te zijner tijd waarschijnlijk wel gaan verlanden. Door het vasthouden van het water is het gebied rond die oude beek erg nat.
veel bramen in het aanvankelijk droge deel van het elzen-berkenbos in het zuiden van het ven
de afwateringsslootjes zijn afgesloten en houden het water voortaan vast
verderop groeit er voornamelijk de brede stekelvaren
de afvoerslootjes zullen geleidelijk aan dichtgroeien.
er zat uiteindelijk voor mij niks anders op dan rechtsomkeert te maken.
Het zuid-westelijk deel van de Kootspeel bestaat uit voornamelijk elzen-berkenbos. Ik zag er ook de lijsterbes en hier en daar een eik. In eerste instantie is het gebied nog redelijk droog met voornamelijk braam als onderbegroeiing. Gaandeweg naar het midden van het ven verschijnen de afgedichte afwateringsslootjes en wordt het steeds natter. Mede dankzij de vele neerslag die er de afgelopen tijd gevallen is. De kruidlaag bestaat nu voornamelijk uit Brede stekelvaren met hier en daar wat plukjes riet. De Brede stekelvaren is een soort die vooral te vinden is in bossen op vrij vochtige tot droge, matig voedselrijke grond.

Uiteindelijk kon ik niet meer verder en heb rechtsomkeert moeten maken. Door de hoge waterstand stroomt op een bepaalde plek namelijk voedselrijk water van de omgeleide Leukerbeek het gebied binnen. Hoewel men het gebied graag nat wil hebben, lijkt me dat het toch niet de bedoeling is dat het op deze manier gebeurt........
begroeiing met brandnetels en kleefkruid bij de voormalige stortplaats
De rand van de voormalige vuilstortplaats. Tot hier en niet verder............
Daar waar vroeger de vuilstortplaats lag en is afgedicht met een laag afdekzand, zijn tijdens een Nationale Boomplantdag in 1973 voornamelijk eiken, berken en esdoorn aangeplant. Op de hoogtekaart in de vorige blog is te zien, dat we het toch al gauw over een hoogteverschil met het omringende gebied hebben van circa 4 meter. Het is dan ook erg droog en ik moest veel moeite doen, om door de hoog opgroeiende en welig tierende brandnetels en kleefkruid uiteindelijk tot aan de westrand ervan te geraken.
veel Brede stekelvaren aan de droge noordkant van de Kootspeel
een  bijzonder plekje met IJle zegge
Verderop richting Roermondseweg, daar waar de restanten van het bezinkbekken en slibbakken liggen, is een rijke begroeiing met brede stekelvaren en een opvallend stukje met IJle zegge (bedankt voor de naamgeving Frans). IJle zegge is een soort die in dichte pollen groeit en waarbij de aren aan de bloeistengel erg klein zijn en ver uit elkaar staan. Je vindt ze vooral in de "rijkere" bossen.
voormalige afvoersleuf van het rioolwater naar de oude Leukerbeek
aangelegde sleuven van eind 50-er jaren van de vorige eeuw voor de ontwatering 
De voormalige afvoersleuf van het rioolwater naar de Leukerbeek is hier nog steeds te zien. Ze is afgesloten van de beek. Zoals je op de foto met de afwateringssleuven kunt zien, is het aan deze kant van de Kootspeel erg droog.

Tot zover mijn posts over de Kootspeel.. Ik hoop dat de foto's goed hebben laten zien hoe het gebied er momenteel bij ligt. Wil je mijn andere posts ook nog lezen, klik dan op deze link.

maandag 27 juni 2016

Kootspeel#2

Helaas werden natuurgebieden, vennen en poelen door de lokale overheden lang als onrendabel beschouwd. In de jaren '10 -'20 van de vorige eeuw vonden overal in het Weertse ontginningen plaats. Uitzonderingen waren o.a. de Moeselpeel en Kootspeel. In mei 1912 schreven  de heren Weekers en Hupperetz (loco-burgemeester) van de Commissie van Publieke werken : Aan deze percelen heeft de gemeente niets en kan er ook niets van maken. De commissie stelt voor deze publiekelijk te verkopen voor Fl. 100,- per Ha.. " (bron: Erfgoedcluster Weert). 
Dat is dus niet gelukt en de gemeente heeft er helaas een andere bestemming voor gevonden. In de vorige blog heb ik beschreven wat dat voor gevolgen heeft gehad en hoe de Kootspeel aan de weinig vleiende naam "Stroontpieël" is gekomen.

Franse stafkaart van 1760
De Kootspeel vormt samen met de Moeselpeel, Roukespeel,Roeventerpeel, Schoorkuilen, Kwegt, Sarsven en de Banen de zogenaamde Peelvenen. Het waren van oorsprong zogenaamde doorstromingsvenen; een keten van venen waarin het water traag door de bovenste veenlaag afstroomt naar het volgende lager gelegen gebied.

Namen worden, zoals ik al ooit eerder aangaf, nogal eens verbasterd (volks-etymologie). Zo kwam ik op oude kaarten ook de naam "Klotspeel" en "Klootspeel" tegen. Klots of kloots is afgeleid van "klot". Dit is een aard- of turfkluit. Dit zou er op duiden dat er vroeger turf gestoken is, wat mede daardoor de plas heeft doen ontstaan.
Koots zou echter ook afgeleid kunnen zijn van "Koot-sele". Tijdens mijn zoektocht op het net, kwam ik namelijk uit bij deze mogelijke etymologisch verklaring. Koots is in dat geval afgeleid  van het Frans/ Latijnse woord "cote", dat aan de rand betekent en "sele", is een verbastering van sale, wat grote woonstede, nederzetting of woonplaats betekent. Zo is Moesel bijv. afgeleid van "moeëst" (moeras) en "sel(e)"; nederzetting bij het moeras. Kootspeel zou dan betekenen: peel aan de rand van een nederzetting. Die nederzetting zou dan de Moesdijk moeten zijn?

Kadasterkaart van de peelvenen in de Gemeente Weert, maart 1903

Zoals op de hoogtekaart is te zien, liggen deze moerasgebieden in een diepe kom te midden van hogere gronden. Door een leemlaag in de ondergrond ("Brandsche" of Brabantse leem), werd het water vastgehouden. Tot ver in de middeleeuwen lieten de mensen deze moerassige gebieden onaangeroerd, want het was er nat en onbegaanbaar en bovendien stikte het er van de muggen. Op een oude Franse stafkaart staat bij Roeventer-, Koots-, Cesse- en Moeselpeel:
"Een weecke moerassige streecke landts daer naulijcks een mens over gaen kan.”

Hoewel er al voor de Napoleontische Tijd op de hogere delen van de Moesdijk landbouw was en begin 20e eeuw ook kleine percelen aan de zuid-oostkant drooggelegd en ontgonnen werden om vervolgens als grasland en hooiland door de gemeente verpacht te worden (bron: o.a. Kanton van Weert nov. 1909 en febr. 1922), waren de Kootspeel en Moesel- peel omstreeks de jaren ‘30 van de vorige eeuw nog steeds voor het overgrote deel open water. Men kon er inderdaad "niets van maken".....

De gewone man was echter zuinig op de "pieël" , want ondanks alles speelde die een grote rol in het leven van velen. De flora en fauna van de Kootspeel waren namelijk van groot belang voor het wel en wee der omwonenden. Zo was bijvoorbeeld (aldus J.H.H. de Haan) het meest zuidelijke gedeelte van de Kootspeel, al sinds lange tijd met een rand van biezen, wilgen, heesters, riet en gagel begroeid.

Gagel zoals hier op de foto, is bij de Kootspeel  helaas niet meer te vinden.
Gagel werd gebruikt bij de bereiding van bier (Weert telde ooit 25 brouwerijen!). Hoe belangrijk die gagel was, blijkt wel uit wat J.H.H. de Haan vertelt in het Natuurhistorisch Maandblad van 1970: “In 1661 kregen Frans Gijsen en Geert Knoups opdracht om gedurende zes dagen toezicht te houden bij de Kootspeel, opdat de huysluyden het gaelhoudt niet dieper soude uytmayen als een speet.” Ook was, om een paar andere voorbeelden te noemen, de mattenbies en wilg van belang vanwege het stoelen van matten en vlechten van manden. Het pluis van het wollegras werd geplukt om als kapok voor bedvulling te worden gebruikt en het riet uit de peel werd voor dakbedekking van de boerderijen aangewend. Zo kan ik nog wel even door gaan.

De Haan vertelt verder dat hij eind jaren ’20 vaker mee ging met een visser die hier zijn fuiken uitzette voor het vangen van snoek, brasem, baars, zeelt, karper en paling. Met klemmen en geweer ging men hier toen de otters te lijf, die in deze omgeving ( aldus de Haan) nogal veel voor kwamen. Het velletje en het rechterpootje brachten in België bij verkoop namelijk geld op. Ook het vlees van de otter werd trouwens geconsumeerd. De Kootspeel moet  toen ook een waar vogelparadijs zijn geweest, want de Haan heeft het over soorten als visarend, kraanvogels, kramsvogels, de wielewaal, koperwieken, ijsvogeltjes, kleine karekiet, roerdompen, visdiefjes en zwarte sterns. Wat een rijkdom........

En wat te denken van een wilde kat die daar, ondanks de sterke achteruitgang van het gebied, in 1970 gevangen werd !!!!! Ook hierover plaatste de Haan in 1977 een artikel in het Natuurhistorisch maandblad. Het opgezette dier is nog te zien in het Natuurhistorisch museum in Maastricht.
Luchtfoto van de huidige situatie van de Kootspeel  gemaakt met behulp van  Google Maps
Eind jaren '20 was de Kootspeel voor het grootste deel nog open water, maar nadat de gemeente Weert in 1931 besloot, om de riolering op het ven aan te sluiten en er sinds 1957 ook vuil stortte, is aan al dat moois snel een eind gekomen. Zo heb ik bij mijn bezoekjes  nergens meer open water aangetroffen.
De oude Leukerbeek die door de Kootspeel loopt, is met een dam en een stuw afgesloten
De nieuw aangelegde  Leukerbeek is aan de westkant om de Kootspeel heen geleid.
De Kootspeel is in beheer bij Natuurmonumenten. Ze staat, samen met  de Moeselpeel, Roeventerpeel en Roukespeel, op het lijstje met TOP-gebieden in de Provincie Limburg. Hiermee worden de meest verdroogde gebieden in de provincie bedoeld.  Om de verdroging een halt toe te roepen, is Waterschap Peel en Maasvallei o.a. in 2013 gestart met de herinrichting van de Leukerbeek.
Foto van april 2013. Deze afwateringssloot ten oosten van de Kootspeel is inmiddels ook gedicht. 
Om het water langer vast te kunnen houden en gebiedsvreemd water te weren, is de oude Leukerbeek afgesloten en een stuw gelegd en is een "nieuwe" Leukerbeek om de Kootspeel geleid. Ook de afwateringssloten en de sleuven uit de vijftiger jaren zijn afgesloten of gedicht en voeren geen water meer af.
Als deze oude wilg toch eens kon vertellen wat hij meegemaakt heeft!!!!!
Hoewel Natuurmonumenten zich er terdege van bewust zal zijn dat er het nodige nog moet gebeuren in de Kootspeel, heeft dit momenteel geen prioriteit. Ik kan me daar wel wat bij voorstellen, want het is niet te zeggen wat ze daar allemaal dan tegen zullen komen onder de afdeklaag. De broers Pruijmboom op het woonwagenkamp aan de andere kant van de Roermondseweg vertelden me, dat daar wel eens meer autowrakken zouden kunnen liggen dan op alle autosloperijen op de Roeventerpeel samen. Om maar te zwijgen van de industriële troep en huiselijk vuil, dat daar jaar in jaar uit ongelimiteerd gedumpt is.

Daarom is het zo opvallend dat deze 120 jaar oude schietwilg (Salix alba) met een omtrek van 3,70 m. nog stand weet te houden. Hij staat in de directe nabijheid van de bezinkbekkens. De conditie van de boom is begrijpelijkerwijs echter matig. Ik heb Stichting Groen Weert op deze bijzondere boom geattendeerd en zij hebben, na een bezoekje aldaar, besloten om deze boom op hun Bomenkaart te plaatsen en de status monumentaal te geven.
Er zijn ondanks alles nog steeds mooie plekjes te vinden in de Kootspeel
Dat het echter ook een gebied is met "potentie" wil ik in de laatste post laten zien aan de hand van foto's, die ik tijdens mijn bezoekjes genomen heb.

Blogarchief