Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


dinsdag 8 oktober 2024

Herfst 2024.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

Wat betreft paddenstoelen, was "schraalhans in augustus keukenmeester" en dat gold ook nog voor het grootste deel van de maand september. In de nieuwsbrief van september van de Mycologische vereniging werd uitgelegd wat de mogelijke oorzaak daarvan was: "Het was de afgelopen weken droger dan de periode ervoor, die behoorlijk nat was. Wellicht té nat, waardoor bomen met hun wortels onder water stonden. De wortels konden daardoor minder zuurstof opnemen en ook de mycorrhizza’s (netwerken tussen de worteluitlopers van bomen en de schimmeldraden van paddenstoelen) hadden daardoor te lijden van de nattigheid. De vitaliteit van de bomen loopt dan terug en de vorming van vruchtlichamen van schimmels (paddenstoelen) gaat eveneens achteruit. Droogte is niet bevorderlijk voor veel soorten paddenstoelen, maar te veel nattigheid evenmin ". 

Pas de afgelopen weken was het de moeite waard om op zoek te gaan naar de "kinderen van de herfst" en heb ik al enkele interessante vondsten gedaan. Voor ik die laat zien, laat ik je echter eerst een soort  zien, die ik zag tijdens een wandeling in de maand april in het Heijkersbroek in Ell. Het is de Voorjaarspronkridder. 
Voorjaarspronkridder
De eetbare VOORJAARSPRONKRIDDER (Calocybe gambosa) is relatief goed te herkennen aan de vrij compacte, lichtgekleurde vruchtlichamen, smalle lamellen, de meel- of komkommergeur en de meestal vroege verschijning in het jaar. Wat dat eetbare betreft, valt dat tegen, want hij heeft een nogal doordringende meelsmaak, hoewel er een aardig recept schijnt te circuleren in combinatie met asperges, en dat is blijkbaar goed te eten. Let echter goed op, want er zijn meerdere giftige soorten die er op lijken (vooral als ze jong zijn), zoals de Giftige vezelkop. De meest betrouwbare en eetbare paddenstoelen zijn nog altijd de gekweekte soorten, die je in elke winkel kan kopen! 
Voorjaarspronkridder
 Het is een paddenstoel uit de familie Lyophyllaceae, die saprotroof (het opnemen van organische stoffen uit dode andere organismen) op de grond leeft, bij voorkeur in tuinen, parken en loofbossen, langs bosranden en in struwelen. De zwam doet het goed op matig vochtige tot droge, zwak zure tot basische, meestal kalkhoudende, humeuze en vaak enigszins verstoorde zandgrond. Vaak vormt hij grote heksenkringen. In Nederland en België komt hij vrij algemeen voor. 
 De 3 tot 10 cm (zelden tot 15 cm) brede hoed is halfbolvormig als hij jong is, later uitspreidend en vaak onregelmatig gebogen. De rand blijft lang ingerold. Het matte en droge oppervlak heeft een witte tot vuilwitte kleur, is meestal wat vlekkerig en soms gelig of bruinachtig. De 3 tot 10 cm lange en tot 4 cm brede steel is stevig en is wit van kleur. De smalle en dicht op elkaar staan lamellen zijn licht crèmig wit. Ze zijn bochtig aangehecht.

Stekelig  hoornpluimpje
Wat je hier ziet is het STEKELIG HOORNPLUIMPJE (stemonaria pilosa), een Myxomyceet of slijmzwam. De meeste slijmzwammen tref je aan in een vochtige omgeving en op half- of heel vergaan hout of organisme, maar deze vond ik op de stomp van een oude inlandse eik, die jaren geleden is omgezaagd. De boomstomp staat hier de hele dag volop in de zon en de bast is hard en droog. Kurkdroog zelfs. 
Na een stevige speurtocht op het internet kwam ik tot Stemonaria longa, oftewel "Slap hoornpluimpje". Er zijn 14 soorten Stemonaria bekend. Omdat Stemonaria longa zeer zeldzaam is in Nederland en eigenlijk microscopisch onderzocht moet worden, had ik de nodige twijfels en heb ik hem daarom op Waarneming.nl geplaatst als "netpluimpje onbekend". Ik hoopte op een reactie. En die kwam...........
Stekelig  hoornpluimpje
Die kwam van validator Jurgen Nieuwkoop, een deskundige op het gebied van myxomyceten. Hij bevestigde dat het inderdaad een Stemonariasoort was, maar welke was niet duidelijk voor hem. Hij vroeg of ik wat materiaal wilde opsturen, zodat hij microscopisch onderzoek kon doen. 
Stekelig  hoornpluimpje
Dat heb ik gedaan en enige tijd later kreeg ik de volgende  reactie: "Dag Gerard, ik heb je collectie bekeken en denk dat het niet de  'bekende' Stemonaria longa is, maar S. pilosa met kenmerkende stekels op het capillitium. De sporen zijn net iets kleiner dan in de beschrijving en er lijkt soms een oppervlaktenet op het capillitium aanwezig, waardoor eventueel Stemonitis fusca ook een optie is. Maar habitus en stekels wijzen toch vooral op Stemonaria pilosa. Een mooie vondst, de vierde in Nederland na een door Hans van Hooff in 2016 en twee door mij in 2023".

Moeilijke taal voor een leek als ik, maar Jurgen heeft het dus over het Stekelig hoornpluimpje. Op de NMV Verspreidingsatlas Paddenstoelen is inmiddels terug te vinden dat het pas 4 vondsten zijn. 
Toch een reden om een beetje trots te zijn.
Roze kaaszwam
Ook dit is een bijzondere vondst. De Roze kaaszwam (Rhodonia placenta) is namelijk pas vrij recentelijk in Nederland bekend, en dan met name op de arme zandgronden. De afzonderlijke vruchtlichamen breiden zich uit en in verse toestand smelten ze samen tot grote onregelmatige vlekken met heel veel kleine poriën. Het roze of oranje vruchtbare oppervlak is bijzonder kenmerkend, hoewel de fysieke vorm van de vruchtlichamen, en in het bijzonder de vorm van de poriën, zeer variabel kan zijn. 
Roze kaaszwam
 Deze zwam is pas in 2010 voor het eerst op de Veluwe gevonden. Sindsdien is de zwam met een opmars op de zandgronden bezig  (https://www.verspreidingsatlas.nl/0506010).  
De lilaroze of oranje kleur (die bij ouder worden langzaam bleker wordt tot zelfs geelachtig) en de opvallende poriën maken deze soort echter zo onmiskenbaar, dat ze op basis van foto's te determineren is. Wie deze gezien heeft, zal het met mij eens zijn dat het een verrijking is van onze paddenstoelenflora. 
Roze kaaszwam
 Bij aanraking verkleurt de zwam. Ze groeit op dode stammen en stronken van naaldhout; mogelijk heeft de naaldhoutkap van afgelopen jaren ermee te maken, dat deze soort zich kan verspreiden, omdat vaak de stronken zijn blijven staan en stammen blijven liggen. Daar veroorzaken ze bruinrot op. Volgens de literatuur zou dat vooral op Spar zijn, maar ook Larix en Grove den worden genoemd. De eerste 2 zwammen die in Nederland in 2010 werden gevonden, stonden zelfs op een Douglasspar.
Ik vond deze zwam  aan de poten van een oude picknicktafel, die dus nagenoeg zeker is gemaakt van naaldhout..  Helaas worden veel naaldbossen tegenwoordig omgezet in loofbos, waardoor de Roze kaaszwam wel altijd een echte zeldzaamheid zal blijven in Nederland. In verschillende landen zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken staat de soort op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen en in Mediterrane landen wordt ze zelfs niet waargenomen. 
detail van de Roze kaaszwam
 Deze zwam heeft sinds 2010 een hoop verschillende namen gedragen. Zo was ze eerder ingedeeld in de geslachten Poria, (o.a. Breedgerande poria), Oligoporus (o.a. de boompuist) en Postia (de kaaszwammen). Na een moleculaire analyse hoort ze sinds 2005 echter bij het geslacht Rhodonia. Dat alles betekent wel, dat je haar in verschillende boeken dus onder een andere oudere naam kunt tegenkomen. Rhodonia is een geslacht uit de familie Fomitopsidaceae. Enkele bekende soorten in deze familie zijn Berkenzwam, Roodgerande houtzwam, Dennenvoetzwam en Zwavelzwam. 
   
Boomwrat onbekend
Over de BOOMWRAT (Lycogala spec.) heb ik al vaker geschreven. Dat kun je HIER nog eens nalezen.
 Het is een veel voorkomende myxomyceet of slijmzwam. Ze werd voorheen altijd Gewone Boomwrat, Bloedweizwam, of Blotebilletjeszwam genoemd. Uit moleculair onderzoek in 2023 is echter gebleken dat de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum), zoals die tot voor kort werd opgevat, bij een groep behoort, die in ons land minstens negen soorten omvat: naast de Gewone boomwrat (Lycogala epidendrum) zijn dat nog bijvoorbeeld de Dwerg boomwrat (Lycogala conicum), Gekamerde boomwrat (Lycogala confusum), Kleine boomwrat (Lycogala exiguum) en Reuzenboomwrat (Lycogala flavofuscum). De soorten kunnen daarom in het vervolg alleen met behulp van een microscoop worden onderscheiden. Dat is hier niet gebeurd. Hoewel ik vermóed dat het de Gewone boomwrat is, moet ik hem nu officieel "BOOMWRAT ONBEKEND" noemen, omdat ie niet microscopisch is onderzocht...
Radijsvaalhoed
De RADIJSVAALHOED (Hebeloma crustuliniforme) is een schimmel in de familie Hymenogastraceae die in nauwe symbiose leeft met allerlei loofbomen - o.a. berken, wilgen en ratelpopulieren, maar ook met naaldbomen - o.a. fijnsparren. Dit noemt men ectomycorrhiza: een symbiotische relatie tussen een schimmelsymbiont, of mycobiont, en de wortels van verschillende plantensoorten. De hoed van de paddenstoel is vlezig, gebroken wit tot vleeskleurig of lichtbruin, en voelt bij vochtig weer enigszins vettig of kleverig aan. De rand van de hoed is niet gegroefd en heeft geen velum. De steel is witachtig, hol, bedekt met fijne vlokjes en niet voorzien van een ring. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk crèmekleurig, maar nemen spoedig een bleke koffiekleur aan. In jonge toestand "tranen" ze, om daarna bruine vlekjes te ontwikkelen. 
Radijsvaalhoed
 Er zijn meerdere soorten Vaalhoed zoals Witte vaalhoed, Moerasvaalhoed en Populierenvaalhoed. Deze Radijsvaalhoed onderscheidt zich van die soorten door de karakteristieke geur (vooral bij doorbreken) van radijs.  De paddenstoel smaakt bitter en is bovendien giftig. Vandaar de Engelse naam "Poisonpie". Het nuttigen ervan kan aanleiding geven tot langdurige stoornissen van het maag-darmkanaal (misselijkheid, diarree, darmkrampen, etc). De Radijsvaalhoed kan in het veld worden verward met de Grote vaalhoed (Hebeloma sinapizans), die ook die radijsachtige geur en smaak heeft, maar bij die soort tranen de plaatjes niet. 
Oranjebloesemzwam
 Tot slot een paddenstoel, die ik nog niet eerder gezien had en die nauw verwant is aan de Vaalhoeden. Het is de ORANJEBLOESEMZWAM (Hebeloma sacchariolens), Ook deze vormt ectomycorrhiza met loofbomen zoals van els, beuk, eik en wilg. Hij komt voor in struwelen, loofbossen, grienden, parken en lanen, voornamelijk op vochtige tot natte voedselrijke, kalkrijke kleibodems, maar kan ook voorkomen op kalkarme, voedselarme zand- of leembodems en op veen. Als het zwammetje tevoorschijn komt, is het een klein oranje bolletje, vandaar de naam oranje. 
 Oranjebloesemzwam
De hoed heeft een diameter van 2 tot 7 cm. De vorm is aanvankelijk halfbolvormig, later plat-convex, uiteindelijk uitgespreid met een flauwe umbo. Het oppervlak is bij vochtig weer glad, vettig en vlekkerig, met een kleur die varieert van grijscrème tot okerbruin; oudere exemplaren hebben vaak zwartachtige strepen. De hoed is in het midden iets donkerder. De lamellen staan wijd uit elkaar, met witachtige bladen. De lamellen zijn kleibruin en daarna roestig. De steel is iets langer als de hoeddiameter, zonder velum en het oppervlak is droog, glad of wat vezelig. Aan de top scheidt de steel vaak druppeltjes uit. Dat is op deze foto  goed te zien. De kleur is vergelijkbaar met de hoed, met vage witte vezels op het oppervlak. Het vlees is gebroken wit of lichte crème. 

 Geen opvallende soort, maar voor wie mocht twijfelen, is het ook hier de onmiskenbare geur die de doorslag geeft. Het geeft namelijk een sterke, zoete, snoepachtige geur af. Geen typische paddenstoelgeur dus. Het deed me  denken aan een zoet vleugje bloemenparfum, of gebrande suiker. De Fransman noemt hem daarom: "Hébélome à odeur sucrée". De Engelsen noemen hem "Scented Hebeloma" (geparfumeerde hebeloma) en "Sweet poisonpie".. Het woordje  "poison" duidt er op, dat de Oranjebloesemzwam  gevaarlijke toxines bevat en dus net als de Radijsvaalhoed giftig is.

vrijdag 23 augustus 2024

2024.......Paddenstoelentijd deel 2 : Zilveren boomkussen

Dit is na de bijzondere zakjeszwam  Vossenkeutelpenseelschimmel mijn tweede post van het paddenstoelenseizoen 2024. Er gaan er nog meer volgen de komende tijd. Deze keer wil ik het ook weer hebben over één enkele soort, namelijk het Zilveren boomkussen.

In de afgelopen jaren heb ik regelmatig foto's gemaakt van deze slijmzwam. Ik heb er nog niet eerder aandacht aan besteed, want echt boeiend ziet ie er niet uit. Ik laat je nu echter toch een aantal exemplaren  zien in verschillende stadia, met (zoals je van mij gewend bent) een bijbehorend praatje.

Het ZILVEREN BOOMKUSSEN (Reticularia lycoperdon) is eigenlijk geen zwam, maar een van onze grootste slijmzwammen. Een wezenlijk verschil is dat een slijmzwam  een kolonie van eencelligen is, die zich als een slijmerige klodder (plasmodium) kan voortbewegen! Ze zijn in staat om te groeien en zich te verplaatsen in hun zoektocht naar voedsel. Een ander verschil tussen slijmzwammen en zwammen is hun celwand; echte zwammen hebben chitine (een eiwit dat voor stevigheid zorgt) in hun celwand. Slijmzwammen hebben dat eiwit niet. 
Slijmzwammen worden ook wel Myxomyceten genoemd. Ik heb daar al vaker in mijn blog iets over geschreven. Dus..... als je er meer over wil weten, kun je dat onder andere  HIER nalezen.

Als gevolg van een sterke toename van groot en veel dood hout in onze bossen, zien we de laatste decennia een sterke toename van deze slijmzwam. De vruchtlichamen zijn het hele jaar door te vinden, maar vooral in het voorjaar, na de laatste nachtvorst, tref je ze aan op staand of liggend dood hout. Meestal is dat op loofbomen, hoewel ze een enkele keer ook op naaldhout worden aangetroffen.  
Het plasmodium is een witte, slijmerige, korrelachtige massa. In doorvallend licht lijkt het in een vroeg stadium geel. Het kan tot circa 10 cm groot worden. De inhoud is aanvankelijk wit en zacht (veerkrachtig en in te drukken), maar wordt later droog. 
Als de wand, die dun is als papier, begint op te drogen, gaat hij zilver- tot parelmoerachtig glanzen. Daar dankt ie dus ook zijn naam aan.  
Daarna zal het snel verbrokkelen, bruin van kleur worden en open scheuren. Dan wordt ook de cacaobruine sporenmassa zichtbaar. Wind en regen zorgen voor de verspreiding van de sporen. 
 De genusnaam Reticularia betekent "net-" of "maas-vormend", en de soortnaam lycoperdon "wolfsscheet". Dit heeft waarschijnlijk betrekking op de opwolkende bruine sporen die (pas op) bij inademing gevaarlijk kunnen zijn. Maar de naam "scheet" zou ook kunnen slaan op de onaangename gasachtige geur. 

 Het boomkussen is niet giftig, maar wordt in ons land als oneetbaar beschouwd. Ziet er ook niet smakelijk uit. In een land als Mexico denkt men daar anders over. De in dat land gebruikte Spaanse naam voor de variant "Americanum" is "Maanschimmel", die als rijpe sporenbal wel een beetje weg heeft van de in dat land ook als lekkernij beschouwde en populaire Builenbrand (Ustilago maydis). De jonge, verse sporangia worden daar verzameld, gebakken en als delicatesse gegeten. 

Boompuist
Vaak wordt het Zilveren boomkussen nog onterecht als Boompuist aangeduid, maar deze naam is al langer gereserveerd voor een zwam met de naam Postia ptychogaster. Oppervlakkig bezien lijken ze wel wat op elkaar (met name als ze jong zijn) De Boompuist is echter geen slijmzwam, maar een buisjeszwam, hoewel je dat alleen kunt zien bij de geslachtelijke variant.
Een slijmzwam als het Zilveren boomkussen veeg je gemakkelijk weg van de plek waar die groeit en bij een echte zwam zoals de Boompuist is dat vaak lastiger. Bovendien is het Zilveren boomkussen een soort die je al vanaf het voorjaar kunt aantreffen en de Boompuist is meer van de herfst. Ook vind je de Boompuist op takken of stronken van naaldbomen en bij het Zilveren boomkussen is dat voornamelijk op loofbomen. Wil je wat meer over de boompuist weten, dan moet je HIER klikken.

donderdag 15 augustus 2024

Allemaal beestjes #30

Binnenkort breekt het paddenstoelenseizoen weer aan, dus daar gaat de komende tijd mijn belangstelling weer naar uit, maar in deze post laat ik nog wat "beestjes" de revue passeren. 

Leuk weetje: Wist je dat het zwaartepunt van de Nederlandse kevers in de provincie Limburg ligt? 
Hier komen namelijk ruim 3500 soorten kevers voor. Dus ik kan nog even vooruit. 
Zomersmaragd
 De ZOMERSMARAGD (Anomala dubiais)  of Anomala kever is een keversoort uit de familie bladsprietkevers. De naam kan voor verwarring zorgen, want bij het nagaan van de wetenschappelijke naam op het internet kom je uit bij de Kleine Julikever. Over deze kever heb ik al in "allemaal beestjes"van juni 2015 iets verteld. 

Om het nog wat verwarrender te maken, is er ook een échte Julikever (Polyphylla fullo). Deze heeft een gemarmerde tekening van zwart/bruin met wit of geel, is zeldzaam, is in tegenstelling tot de Zomersmaragd niet schadelijk en komt alleen in de kustgebieden voor. Om te voorkomen dat deze 2 verwisseld worden, is daarom sinds kort door de commissie van zoölogen die zich bezighoudt met de naamgeving van soorten, de naam Kleine julikever gewijzigd in Zomersmaragd. 
Zomersmaragd
Een toepasselijkere naam vanwege de verschillende kleuren die de kever kan hebben; soms geheel groen metallic, maar ook blauw, bruin metallic of groenbruin. Het is een kever die zich de laatste jaren behoorlijk heeft verspreid in Nederland. Hoewel deze kever vroeger alleen op de open zandgronden in Limburg werd aangetroffen, is deze kever thans bijna landelijk aanwezig. 
voorkant
achterkant
Deze kever heeft, zoals ik al zei, verschillende verschijningsvormen. In één van de verschijningsvormen lijkt hij sprekend op de Rozenkever, maar de dekschilden zijn in tegenstelling tot de Rozenkever onbehaard en de hele kever glanst. De Zomersmaragd komt voor van mei tot augustus en is vooral actief bij warm weer. Ze vliegen of zwermen op zonnige dagen en warme avonden. Ze bezoeken vaak bloemen en grazen op een breed scala van gebladerte. Paring vindt vanaf eind mei of juni plaats en de vrouwtjes graven zich vervolgens in het zand in om eitjes te leggen. 
De larven (engerlingen) ontwikkelen zich tussen de 30 en 60 cm onder de grond en eten de wortels van wilde grassen graangewassen, struiken etc. Ze doorlopen 3 stadia: in de herfst graven ze dieper in de grond, ze overwinteren in het 2e stadium, en hervatten in het 3e stadium de voeding en voltooien vervolgens in de volgende lente hun ontwikkeling tot kever. Ze zijn in gazons al net zo verwoestend als die van de rozenkever, maar de kever is ook schadelijk in boomkwekerijen. Dus voor velen zijn ze ondanks hun mooie uiterlijk niet erg welkom.
larve van de schildpadtor
Vorige week was het op de site van Nature Today de week van de SCHILDPADTOR (Cassida). De lengte van een volwassen tor ligt tussen de 7 en 10 mm. Helaas heb ik geen foto van het kevertje zelf, maar wel van de larve van zo'n kever. In Nederland komen zestien soorten schildpadtorren voor. Ze behoren tot de bladhaantjes (Chrysomelidae), waarvan de Coloradokever, het Aspergehaantje,  Populierenhaantje en Elzenhaantje het meest bekend zijn. De meeste bladkevers zijn gespecialiseerde vegetariërs en de schildpadtorren zijn geen uitzondering. De kevers en larven leven allebei op verschillende soorten kruidachtige planten. Er zijn bijvoorbeeld soorten gespecialiseerd op distels, munt of winde. Zowel de larven als de volwassen kevers eten van de bladeren. 
Hoewel er de nodige twijfels zijn, vermoed ik dat dit de larve van de Groene Distelschildpadtor (Cassida rubiginosa) is. Het is de algemeenste Nederlandse soort. Ze leeft op distels.  De larven hebben doornige uitsteeksels en bouwen ter verdere verdediging een schild van uitwerpselen en vervelde huid, dat ze op hun rug meetorsen. Helaas was dat bij de larve op deze foto niet het geval. 
Wolfspin
Al eerder heb ik iets verteld over de wolfspin. Spinnen waarvan de vrouwtjes hun cocon meeslepen. De soorten die ik toen liet zien hebben een wit cocon, maar hier is het cocon blauw!! Hoewel ik in "De Levende Natuur 65" van 1962 las, dat de verse cocons van de Tuinwolfspin (Pardosa amentata) een blauw-groene kleur hebben, omdat de oorspronkelijk witte cocon door de spin bevochtigd wordt, waardoor dat vervolgens verkleurt door oxidatie aan de lucht, ben ik niet overtuigd of het deze spin wel is. 
Struikkameleonspin
Deze kleine STRUIKKAMELEONSPIN (ebrechtella tricuspidata) heeft zich goed aangepast aan de omgeving. Het is dan ook een tref als je het spinnetje aantreft. Het is een soort uit de familie krabspinnen (thomisidae). Die naam danken ze aan de grote voorpoten en hun manier van voortbewegen, namelijk zijwaarts, net als een krab. Krabspinnen (en dus ook deze kameleonspin) maken geen web, maar wachten, goed gecamoufleerd, tot een prooi voorbijkomt, om die vervolgens met hun lange eerste en tweede potenpaar te overmeesteren. 
Struikkameleonspin die een larve van het Elzenhaantje heeft bemachtigd.
Het vrouwtje van de Struikkameleonspin  meet slechts 5 tot 6 mm en het mannetje is met 3 tot 4 mm. nog ietsje kleiner. Het voorste deel is egaal groen en het de rugzijde is bleekgroen met een rode of roodbruine peervormige tekening. Het komt voor in bloemen van planten en struiken in een warme open omgeving. Het is niet heel algemeen voorkomend. Volgens Waarnemingen.be is deze soort zelfs zeldzaam.
Gewone kameleonspin
Deze zag ik in de Waerbrookskoel in Ell. Het is de GEWONE KAMELEONSPIN (Misumena vatia) waar ik al eerder iets over verteld heb. . Dat kun je HIER nog eens nalezen. 
Voorjaarsfluweel
 Dit is de VOORJAARSFLUWEEL (Notidobia ciliaris). Het is een schietmot.Op de Rode lijst van schietmotten staat deze soort als kwetsbaar vermeld.  Het is een fraaie, fluweelzwarte schietmot die in het vroege voorjaar te vinden is. De antennen zijn ook zwart en zijn ongeveer even lang als het lichaam. Schietmotten (Trichoptera) zijn een orde van gevleugelde insecten, die behoren tot de zich verpoppende insecten. Ze ontwikkelen zich vrijwel altijd in het water. 

De larven worden kokerjuffers genoemd.  De kokers worden vervaardigd uit materiaal dat voorhanden is in zijn omgeving, zoals plantenmateriaal, overblijfselen van waterdieren, zandkorrels, kiezelsteentjes en allerlei combinaties daarvan. Dergelijke kokers zijn veel zwaarder en de larven kunnen daarom alleen over de bodem kruipen, waar ze zichtbaar zijn als "kruipende takjes". 
De motten hebben een onopvallende kleur en lijken wat betreft lichaamsbouw enigszins op nachtvlinders. De vleugels zijn echter niet geschubd zoals bij vlinders, maar behaard. De meeste soorten bereiken een lichaamslengte van enkele millimeters tot een centimeter. De grootste soorten worden iets meer dan twee centimeter lang. Van de ruim 13.570 bekende soorten schietmotten komen er 1271 in Europa voor, waarvan ongeveer 230 in de Benelux. 
Vroege grasmot
 De VROEGE GRASMOT (Crambus lathoniellus) is een algemene soort die verspreid over het land kan worden waargenomen. De naam Grasmot verwijst naar de voedselvoorkeur van de soort, in zijn algemeenheid dus bepaalde soorten grassen. De Vroege grasmot vliegt (zoals je wel begrepen hebt) al vroeg in het jaar. De vliegtijd loopt van mei tot en met september. Het leefgebied is grasland waar de rupsen in een spinselbuis aan de voet van gras leven. 

Het is één van de soorten die zich veel laat zien in tuinen, parken en plantsoenen. Als je door een wat hoger begroeid grasland loopt, zul je ze ongetwijfeld hier en daar hebben zien opvliegen, om zich vervolgens iets verderop weer te verstoppen. In rust zijn ze dan amper te vinden.
Gepijlde grasmot
Bleke grasmot
Deze vlinders zijn zeer variabel in uiterlijk. De onderfamilie Crambinae, de eigenlijke grasmotten, nemen een smalle, dicht opeen gevouwen houding aan op grasstengels, met de vleugels op de rug, waardoor ze erg onopvallend zijn.  De rupsen zijn typisch stengelboorders in de grassenfamilie. Omdat deze familie veel belangrijke voedingsgewassen aantast, worden sommige grasmotten als schadelijk beschouwd. 
Buxusmot
Bonte brandnetelmot of -roller 
Andere onderfamilies hebben helder gekleurde patronen en rusten in tegenstelling tot de Crambinae met wijd uitgespreide vleugels. Zo zijn  onder andere deze Buxusmot (Cydalima perspectalis) en de Bonte brandnetelmot (Anania hortulata) ook vlinders uit de familie van de grasmotten.
Waterlelievlinder
  Ook de WATERLELIEVLINDER of Waterleliemotje (Elophila nymphaeata) is een vlinder uit de familie van de grasmotten (Crambidae). De soort is in Nederland en België een gewone soort en is schemer- en nachtactief. Met een spanwijdte van 22 tot 30 millimeter is het een vrij kleine vlinder. De vleugels zijn wit met bruine cirkels. Overdag zit hij meestal aan de onderzijde van bladeren, dus ik had bij deze vlinder geluk dat die óp het blad zat. 

Zij houden zich op in oevervegetatie met een hoge luchtvochtigheidsgraad, terwijl zonnige, droge plekken met lage luchtvochtigheid gemeden worden. Je vindt ze dan ook voornamelijk bij schaduwrijke vijvers en poelen. De eitjes worden onder water afgezet op bladranden. De verpopping vindt onder water plaats. Als de rupsjes uitkomen, maken ze kokertjes van stukjes blad, die aanvankelijk nog met water gevuld zijn, maar later als ze overgaan op luchtademhaling, lucht bevatten.  De rupsjes voeden zich met drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans), waterlelie (Nymphaea alba), kleine egelskop (Sparganium emersum) en klein kroos (Lemna minor).  
De waterlelievlinder vormt in Nederland en België twee generaties per jaar. De vlinders van de eerste generatie vliegen in juni, de vlinders van de tweede generatie in augustus en september. Vanwege de twee generaties zijn de rupsen vanaf mei en opnieuw vanaf augustus te aan te treffen. Op https://nl.wikipedia.org/wiki/Waterlelievlinder kun je meer over de boeiende levenswijze van zowel de vlinder als de rups lezen. 
Wc-motmug
       De zomer brengt allerlei insecten met zich mee en soms kom je er een tegen waar je nog nooit van gehoord hebt, zoals de WC-MOTMUG (Clogmia albipunctata). Het is een klein, moeilijk te fotograferen, dichtbehaard mugje dat in de volksmond ook wel "motvliegje" en "aalputmotje" genoemd wordt. Volwassen motmuggen worden slechts drie tot vijf millimeter groot en zijn dus moeilijk te fotograferen. Dit grappige diertje werd in 2023 verkozen tot "Insect van het Jaar". 
Omdat ze zo klein zijn, zijn het slechte vliegers. Buiten kunnen ze gemakkelijk weggeblazen worden door de wind. Daarom zitten ze liever binnen. Op een witte muur zien ze eruit als een klein hartje. 
Motmuggen leven graag op vochtige, schaduwrijke plaatsen, bijvoorbeeld onder vochtig dierlijk of plantaardig afval. Ze zitten daarom vaak in huizen, omdat daar nog wel eens wat organisch afval ligt. Dat kan in een wc zijn, maar ook ergens in een gootsteen of zelfs in een koffiezetapparaat. Kom je ze in huis tegen, dan weet je dat er gepoetst moet worden........................
Grote trilspin met eitjes tussen de kaken
     De GROTE TRILSPIN (Pholcus phalangioides) wordt vanwege zijn tot wel vijf centimeter lange poten vaak verward met de hooiwagens. De wetenschappelijke naam phalangioides betekent ook “lijkend op een hooiwagen”. Er zijn echter enkele verschillen zodat je ze kunt benoemen: het lichaam van een trilspin bestaat uit twee gedeelten en die van een hooiwagen zijn versmolten tot één lichaam. En de trilspin maakt een rommelig onregelmatig web, terwijl de hooiwagen geen web maakt. 
Als ze worden verstoord bewegen ze snel heen en weer ("trillen") waardoor ze voor verwarring zorgen bij de vijand en het lijkt alsof ze vervagen. Vandaar de naam. 
Zij zullen bijna nooit buiten huizen en gebouwen te vinden zijn, omdat het Nederlandse klimaat niet de (sub)tropische omstandigheden kent die voor deze spinnen wenselijk zijn. Het is namelijk een soort (exoot) die hier oorspronkelijk niet voorkwam, maar via schepen, vrachtwagens en allerlei andere voertuigen hier terecht is gekomen. 
Ze zijn binnenshuis veelvuldig op de zolder, de kruipruimte of kelder te vinden. Vandaar dat ze ook wel kelderspin worden genoemd. 
Gewone huisspin
 Ze kunnen vrij grote prooien vangen waaronder zelfs huisspinnen. De vrouwtjes van de Grote Trilspin kunnen tot drie jaar oud worden; mannetjes sterven meestal eerder. Evenals de Wolfspin heeft ook het vrouwtje broedzorg. De circa 50 eitjes worden losjes in een soort bolletje bij elkaar gehouden met wat spinsel. Het vrouwtje houdt het pakketje tussen de kaken totdat ze uitkomen. Zo zorgen ze ervoor dat de eitjes veilig zijn voor eventuele vijanden.

woensdag 7 augustus 2024

Allemaal beestjes #29: Stippelmot

Stippelmotten (Yponomeutidae) zijn sierlijke nachtvlindertjes (ze hebben dus lange dunne antennes zonder knopjes), die je overdag niet ziet of die pas opvliegen als ze verstoord worden. Onlangs lukte het mij eindelijk er een geslaagde foto van te maken. Dat viel niet mee, aangezien ze zo klein zijn en bij de minste verstoring wegvliegen. Er is één generatie per jaar. 

Stippelmot (Yponomeutidae))

Wereldwijd zijn er  circa 700 verschillende soorten bekend. Ze komen vooral in de tropen voor. In Nederland zijn er zo’n 10 tot 20 soorten. Bij de meeste soorten houden de "motten" in rusthouding hun vleugels als een dakje boven hun lichaam  en de lange antennes langs hun lichaam, waardoor ze erg smal zijn en dan ook in rust moeilijk te vinden zijn. Het is een kleine 1cm lange vlinder met een spanwijdte van ongeveer twee centimeter. Kenmerkend zijn de witte voorvleugels die bezaaid zijn met talrijke zwarte stippen. Mooi om te zien. De achtervleugels zijn grijsbruin, en de vleugelranden hebben lange franjes. De vlinders vliegen omstreeks juli en augustus. 

De soorten hebben allen een specifieke voorkeur voor een bepaalde waardplant om daar hun eitjes te leggen. Zo is er onder andere de Wilgen-,  Kardinaalsmuts-,  Vogelkers-, Meidoorn- en Appelstippelmot. Aan de boom waarin het spinsel en/of rups zit, kun je dus zien welke stippelmot daar de eitjes heeft gelegd. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de volgende foto waar het spinsel en de rupsen op de Kardinaalsmuts zitten..

Welke soort Stippelmot je op de foto's ziet, heb ik echter niet kunnen achterhalen, aangezien ze soorten erg elkaar lijken.

De vlinder zet in het najaar ongeveer 50 eitjes dakpansgewijs over elkaar in groepjes af in het liefst dezelfde boom of struik. Deze ei-hoopjes die zich op takken bevinden, worden afgedekt met een aan de lucht hard wordende stof om zo de winter te overleven. 
rups van de Kardinaalsmutsstippelmot (Yponomeuta cagnagella) 
rups van de Kardinaalsmutsstippelmot (Yponomeuta cagnagella) 
In april komen de rupsen uit de beschutting van het ei-pakketje. De rups heeft een lichtgele tot donkergrijze grondkleur met zwarte stippen en een zwarte kop. Ze heeft geen brandharen. Ze kunnen in grote aantallen voorkomen. Ze gaan onmiddellijk op zoek naar eten en vreten de boom of struik waarop ze zich bevinden, volledig kaal. Tegen eind mei - begin juni zijn de aangetaste waardplanten volledig kaalgevreten. 
spinsel van de algemeen voorkomende Wilgenstippelmot 
 De rupsen hebben de neiging gemeenschappelijke webben te spinnen, waardoor de struik of boom is bedekt met een dicht, wit zijdespinsel. Vandaar dat ze ook wel Spinselmotten worden genoemd.
Hoewel het vlindertje zelf moeilijk te vinden is, heb ik van dit spinsel  al jaren geleden foto's kunnen maken, want dat is een opvallend verschijnsel. Het is vrij taai en biedt daardoor enige bescherming tegen vijanden.


spinsel van de Wilgenspinselmot
Ze zorgen daar soms voor surrealistische taferelen door met hun webben bomen, en zelfs auto's en straatmeubilair volledig in te pakken. Dit taaie spinsel is een uitstekende bescherming tegen vijanden.
Rupsen en poppen van de Wilgenstippelmot
 In het spinselnest vindt ook eind juni de verpopping plaats. De witte poppen hangen samengeplakt tegen de kale taksteeltjes en stam. Verpopping is een bij veel insecten voorkomend proces waarbij de larve zich uiteindelijk transformeert tot een volwassen insect (imago). Poppen zijn weerloos en kwetsbaar, vandaar het spinsel, dat ze beschermd tegen invloeden van buiten. 
 Rond de langste dag komen de stippelmotten als een klein nachtvlindertje tevoorschijn om weldra weer aan een nieuwe cyclus van vlinder  eitje  rups pop  vlinder te beginnen. 
volledig kaalgevreten wilgenboom
 Meestal is de schade van geringe betekenis aangezien de bomen en struiken (ook na geheel kaal te zijn gevreten), gemakkelijk herstellen en weer groen worden. Een gezonde boom of struik zal dus niet sterven ten gevolge van de kaalvraat, maar als de plaag zich jaar na jaar voordoet op dezelfde plant, dan kan die op termijn toch afsterven, of kan vruchtvorming achterwege blijven.

Blogarchief