Wat ooit (met veel inspanning) ontgonnen werd in midden 30-er jaren van de vorige eeuw, is nu weer omgevormd tot één groot moerassig natuurgebied. In januari 2015 schreef ik een post over de Kettingdijk, waarin ik vertelde dat het natuurherstelproject aldaar afgerond was. Hoe het voormalige grasland aan de oostkant er toen uit zag, is op bovenstaande 2 foto's te zien.
voormalige grasland aan de Kettingdijk in juli 2020 |
voormalige grasland aan de Kettingdijk in juli 2020 |
voormalige grasland aan de Kettingdijk in juli 2020 |
Grasland aan de Kettingdijk in juli 2020 |
Grasland aan de Kettingdijk in april 2013 |
Lepelaars vliegen met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in |
Sindsdien verschijnen jaarlijks lepelaars om er te foerageren. De eerste waarneming van de lepelaar dit jaar was op 5 april en het hoogste aantal dat dit jaar tot nu toe werd aangetroffen was 30 exemplaren. Op 17 juli trof ik er 17 exemplaren aan. Dat was de eerste keer dat ik ze in werkelijkheid zag. Heel bijzonder.
Voor lepelaars zijn de omstandigheden in Nederland de laatste decennia dus flink verbeterd. Dit is o.a. het gevolg van een veranderde publieke opinie over de waarde van natuur en de daaruit voortvloeiende beschermingsacties en natuurherstelprojecten. Dit zag je de afgelopen jaren ook volop gebeuren in het grensoverschrijdende Kempen~Broek.
In de 19e eeuw waren er kolonies tot 1000 paren, die echter intensief geëxploiteerd werden (eieren rapen) en te lijden hadden onder drooglegging van broed- en voedselgebieden. Rond 1900 was de stand teruggevallen tot rond 300 paren. Door bescherming groeide dat uit naar 400-500 paren in de jaren vijftig, om daarna met name door watervervuiling opnieuw terug te vallen tot 150 paren eind jaren 60.
Daarna begon een opmars waarbij de grens van 1000 paren in 1997 bereikt werd. Die van 2000 paren werd overschreden werd in 2009 en vorig jaar werden er maar liefst 3800 broedparen geteld. (bron: Sovon vogelonderzoek)
De lepelaars in Nederland broeden van eind maart tot en met eind juli. Ze leggen 3-4 eieren, maar van de kuikens die daar uit voortkomen wordt er meestal maar 1 groot. Vanaf eind juli, begin augustus verspreiden ze zich over Nederland en eind september, begin oktober zijn ze allemaal wel zo’n beetje naar het zuiden vertrokken. Het grootste deel trekt naar west Afrika.
De lepelaar wordt vooral geassocieerd met de kust. Op alle Waddeneilanden zijn inderdaad de meeste kolonies te vinden, maar ook in Zuid-Hollandse en Zeeuwse delta en in de Flevopolder broeden ze in de grote moerassen. De laatste decennia zien we ook een sterke toename van kleine kolonies op het vasteland.
Het is een vogelsoort die al lang uit Limburg verdwenen was. De laatste jaren zijn er echter steeds meer waarnemingen van deze bijzondere soort in Limburg. Dit is te danken aan de natuurherstelprojecten; er zijn steeds meer herstelde vennen en oude rivierlopen. Ook zijn er op diverse plekken, zoals in het grensoverschrijdende Kempen~Broek, steeds meer moerassige gebieden aangelegd. Uitgestrekte, ondiepe, drassige gebieden met een bodem bedekt met modder, klei of fijn zand en met veel riet. Juist deze plekken trekken vele steltlopers aan, maar ook grotere vogelsoorten als (zwarte) ooievaar en sinds een paar jaar dus ook de lepelaar.
De lepelaar vindt zijn voedsel in ondiep water, waarbij hij zijn snavel op en neer beweegt. De snavel is erg gevoelig, hierdoor is voedsel onder water opsporen een eitje voor de lepelaar. Ze eten graag visjes, zoals stekelbaarsjes, kikkervisjes, slakken, larven van waterinsecten en wormen. Ze kunnen elk type moeras, rivier, meer, overstroomd gebied en mangrove moeras bewonen, of het water nu zoet, brak of zout is. Maar om te broeden geven ze de voorkeur aan gebieden met eilanden, moerassen met rietkragen en andere slecht bereikbare plaatsen met dichte begroeiing en verspreid voorkomende bomen of struikgewas.Plekken waar hun grootste vijand, de vos, moeilijk kan komen. Ze bouwen hun nest bij voorkeur op de grond, maar je ziet ze op steeds meer plaatsen ook in de bomen hun nest bouwen.
Nog niet zo lang geleden gold de Lepelaar in Limburg nog als een dwaalgast. In 2006 werden 25 meldingen tot en met 2005 gedaan. Sindsdien gaat het hard wat waarnemingen betreft, maar hoewel steeds meer lepelaars in Nederlands- en Belgisch Limburg worden waargenomen, gebeurt broeden nog maar sporadisch. Op landgoed Arcen heeft in 2015 voor het eerst een paartje succesvol gebroed en zijn 4 jongen uitgekomen. Twee jaar geleden was er in het Belgische Lozen een succesvol paartje met 3 jonkies aan het Klotven op de Lozerheide en 2 paartjes in Mariapeel. Of dat ooit gaat gebeuren op de Kettingdijk lijkt me onwaarschijnlijk, maar je weet maar nooit.
Hoewel de foto’s best goed gelukt zijn, zijn ze van grote afstand genomen en zie je dus geen details. Om ze beter te kunnen fotograferen, heb je andere apparatuur nodig. Ik heb geprobeerd dichterbij te komen, maar ze hielden de omgeving goed in de gaten en vlogen op, omdat ze mij blijkbaar als een mogelijke “dreiging” zagen. En dat terwijl mijn enige "wapen" mijn cameraatje was, maar dat wisten ze niet natuurlijk, dus ik gaf ze geen ongelijk........
Op weblog “Natuur, cultuur en alles wat boeit ... ” vind je een aantal goed geslaagde foto’s met meer details van lepelaars, die daar op 3 juli foerageerden. Aan de kleur van de snavels (geel/oranje) kun je zien dat het toen vooral juvenielen (jonge vogels) waren. De volwassen vogels hebben een zwarte snavel.