Een beetje laat misschien, want de eerste "voorjaarsbloemen" zag ik al halverwege januari. Intussen heb ik voldoende foto's om er een post aan te wijden en er, zoals je van me gewend bent, iets over te vertellen.
Hzelaar (Corylus avellana) |
Januari was een zachte wintermaand en je zag toen al de frisse gele trossen van de mannelijke katjes van de hazelaar die in de nog kale struiken al van ver de aandacht trokken.De hazelaar is eenhuizig; zowel de mannelijke als vrouwelijke bloeiwijzen zitten aan dezelfde plant.
De vrouwelijke bloeiwijze zit als een klein knopje in de oksels van de bladeren en is pas goed te zien als het kleine rode bloempje verschijnt. Voor meer uitleg hierover en de foto's verwijs ik naar de blog zachte winter en heksensnot.Kleine crocus (Crocus minimus) |
Kerstroos (Helleborus) |
Hoewel deze plant volgens mij niet in de vrije natuur te vinden is, vind ik 'm zo mooi dat ik 'm toch plaats.
De naam suggereert dat de plant rond de kerst bloeit, maar dat gebeurt pas vanaf februari tot april. Zij bloeit rond Kerstmis slechts binnenhuis op kamertemperatuur. De bloem lijkt ook in de verste verte niet op een roos. De officiële naam is nieskruid of nieswortel. Helleborus betekent zoiets als "dodelijk voedsel".
Deze naam is niet toevallig, want de helleborus is giftig. Maar wie eet die nou? Het zijn gemakkelijke planten die het geweldig op kleigrond doen, maar ook op goed bemeste zandgrond groeien ze uitstekend.
Klein hoefblad (Tussilago farfara) |
Evenals het speenkruid is het klein hoefblad dan ook dé lentebode; de bloeitijd is al heel vroeg in maart.
De vorm van het blad heeft wel iets weg van een paardenhoef.Vandaar de naam. Dat is tijdens de bloei nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers. Dan zijn het nog korte, groene schubjes langs de stengel. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormig of ronde en soms getande bladeren. De bloem wordt graag bezocht door bijen en dan m.n. de solitaire bij. Vroeg in het voorjaar hebben ze ook weinig keus. Meer weten? Klik dan op deze link.
Gewone Wilg (Salix alba) |
De snelgroeiende wilg houdt van een vochtige bodem en je vindt ze dan ook veel langs sloten en plassen. Mannelijke bloemen (alleen met meeldraden) en vrouwelijke bloemen (alleen met stampers) komen op afzonderlijke bomen voor; ze zijn tweehuizig. Er bestaan dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten van deze soort. Dat is ook de reden dat het stuifmeel door de wind en insecten geleverd moet worden aan een bloem van een andere plant (kruisbestuiving). Wilgen zijn voor insecten een belangrijke leverancier van stuifmeel. Diverse solitaire bijen, zoals de bruine zandbij, zijn zelfs afhankelijk van bloeiende wilgen.
Gaspeldoorn (Ulex europaeus) |
De gaspeldoorn blijkt trouwens vaak met de stekelbrem te worden verward, maar hij bloeit veel eerder dan de brem. En er zijn nog meer verschillen waaraan je het kunt zien. De bloemkelk van de gaspeldoorn is namelijk in twee lippen gespleten en behaard, terwijl dat bij de brem niet het geval is. Ook de jonge takken en de peulen zijn trouwens zacht behaard. Hoewel hij dus sterk op de stekelbrem lijkt, zie je dat de “bladeren” gereduceerd zijn tot groene, diepgegroefde en stijve doorns, terwijl de jonge “bladeren” drietallig zijn. Bij de stekelbrem is dat allemaal niet het geval.
Oosterse sterhyacint (Scilla siberica) |
Voor het natuurlijke verspreidingsgebied wordt meestal, zoals de soortaanduiding Siberica al aangeeft, Siberië opgegeven. Stinsenplanten zijn dan ook soorten die op de meeste plaatsen in Nederland niet in het wild voorkomen, maar daar lang geleden zijn aangeplant in tuinen en die daar verwilderd zijn en zich vermeerderd hebben. Enkele andere bekende stinsenplanten zijn sneeuwklokje, lelietje van dalen, herfsttijloos, daslook en bosanemoon. Als zo'n plant echter ergens van nature wel groeit (zoals bijvoorbeeld de bosanemoon in Z. Limburg), is het daar geen stinsenplant.
De naam 'Pinksterbloem' doet veronderstellen, dat de bloei gelijk valt met Pinksteren, maar meestal is de plant dan al vrijwel uitgebloeid. Globaal bloeit de pinksterbloem al vanaf begin april. Dat ze al voor Pinksteren bloeit, is overigens niet iets van de laatste jaren. In die zin lijkt de naam minder goed gekozen. In de zeventiende of achttiende eeuw heeft de pinksterbloem haar officiële naam gekregen en waarschijnlijk bloeide ze toen inderdaad rond Pinksteren, want de winters in Nederland waren toen langer en kouder.
Pinksterbloem (Cardamine pratensis) |
Meer weten? Klik dan op deze link.
Europees krentenboompje (Amelanchier ovalis) |
Er zijn verschillende soorten, maar bij deze soort zijn de bladeren in het voorjaar iets roodachtig.
De rode krentjes die begin juli verschijnen, zijn eetbaar. Mijn moeder maakte er vroeger wel eens jam van. Meestal gebruikte ze die ook bij andere vruchtenjams, want dan hoefde er niet zoveel suiker in. Als je dat eens wil uitproberen, moet je er wel snel bij zijn, want voor je het weet is het boompje al leeg gegeten door vogels, die ze blijkbaar ook lekker vinden en snel opsporen. Hij groeit vooral goed op arme zandgrond.
Het is een struik die gemakkelijk verwilderd en je ziet hem dan ook vaak in de duinen, op de hei en in houtwallen. Het wordt zelden een echt boompje, meestal blijft het een struik.
Stinkende gouwe (chelidonium majus) |
De Nederlandse naam is niet moeilijk te verklaren wanneer je bedenkt dat de plant niet zo lekker ruikt en gouwe = goud. Dit slaat op het goudgele sap dat bij verwonding of doorbreken van de stengel naar buiten komt. De stinkende gouwe bloeit van april tot in de herfst. Je vindt 'm vooral langs heggen en bosranden en op licht beschaduwde, voedselrijke, matig droge, omgewerkte grond.
In het Latijn heet deze plant chelidonium majus. Dit is afgeleid van het Griekse khelidion = zwaluw. Deze plant begint namelijk te bloeien als de zwaluwen komen en stopt met bloeien als die weer vertrekken.
Vanwege de talrijke geneeskrachtige werkingen van o.a. het goud-gele melksap en de wortel, wordt ie gebruikt tegen meerdere kwalen.
Andere prachtige voorjaarsbloeiers zoals bosanemoon, daslook, eenbes, gevlekte aronskelk, slanke sleutelbloem en reuzenpaardenstaart, tref je niet aan op de magere zandgronden, zoals we die in Weert en omgeving hebben. Aangezien mijn blog Weertnatuur......... heet, moet je even klikken op deze site van Flickr. Daar vind je foto's van deze voorjaarsbloeiers, die ik tijdens een bloesemwandeling in Elslo en Geulle gemaakt heb.