Zandverstuiving bij de wal tussen Telheidestraat en Wijffelterbroekdijk anno 2015 |
Zandverstuiving bij de "Klein Wel" (ten zuiden van de Wijffelterbroekdijk) |
Zodoende is na de middeleeuwen (in de 17e eeuw?) een randwal opgeworpen aan de oostzijde van het gebied, om het stuifzand te beteugelen en de aangrenzende akkerlanden, graslanden en woonerven te beschermen tegen het oprukkende zand.
In de loop der eeuwen is die wal op sommige plaatsen "uitgegroeid" tot wel 15 m. hoog en was ooit het hoogste punt in de gemeente Weert
Als je nu deze oude foto's van 1921 en 1950 vergelijkt met de eerste foto op deze blog (anno 2015), is goed te zien, dat de wal toen heel wat hoger was dan nu. De wal is bij de oudere generatie bekend als de St. Jansberg. Minder bekend is dat die wal de parochies Tungelroy en Altweerterheide scheidt. Om helemaal precies te zijn is de grens tussen de parochies de voormalige Keutelraatweg naar het Ambonezenkamp. De berg ligt dus eigenlijk in zijn geheel op grondgebied van de parochie Altweerterheide.
De in WO II door de Nederlandsche Arbeidersdienst (NAD) aangelegde /verbeterde Wijffelterbroekdijk splitst de wal in twee gedeelten. De zuidzijde wordt door de lokale bevolking vanwege de kleinere omvang en hoogte van de wal de "Klein Wel" genoemd.
Oorspronkelijk moet de wal aan de zuidzijde ook veel groter zijn geweest. Het grootste deel is echter al in de loop der 19e eeuw afgegraven, om er de beemden (natte graslanden) langs de Tungelroyse beek mee te verhogen.
(bron: Veldnamen in en rond Stramproy (1948), W. Lenaers)
Om de zandlaag vast te houden, waren aanplantingen noodzakelijk. De wallen werden met eiken beplant en waarschijnlijk van meet af aan behakt. Door het hakken, het stuiven van het zand en waarschijnlijk ook door vraat van vee en wild, ontstonden in de daaropvolgende eeuwen de curieuze boomvormen.
Er werd steeds teruggehakt tot op de stamvoet of iets hoger, zodat de stam weer opnieuw kon uitlopen. Men noemt ze eikenstoof. Omdat stoven ook afleggers vormen, werd de omvang sneller groter. Zo kon één stoof na eeuwen kapbeheer een omvang tot soms meer dan 20 meter bereiken, met vaak de wonderlijkste vormen.
door winderosie komen de wortels van de bomen bloot te liggen |
Deze grillige boomvormen zorgen o.a. voor structuurverrijking van het landschap |
Door het uitstuiven van het zand, komen de eikenstoven en wortels vrij te liggen |
Nadat in de 20e eeuw nagenoeg alle (kleine) percelen, die particulier eigendom zijn, bebouwd waren met naaldbomen (productiehout), is er vooral de laatste 50 jaar niets meer gedaan aan onderhoud en beheer. Met als gevolg saaie dennenbossen, waar amper licht door kan en zo goed als geen vegetatie is op de grond. De brandgangen tussen de percelen, meestal aan de rand met berken beplant, zijn bedoeld als natuurlijke “stoplijnen” en vertragers bij een mogelijke brand.
Vooral de Amerikaanse vogelkers zorgt voor het dichtgroeien van de Tungelderse Wel |
Om het karakteristieke van de Tungelderse Wel te behouden, kan men de natuur niet langer ongestoord zijn gang laten gaan, maar is natuurbeheer nodig. In de volgende blog zal ik hier wat meer over vertellen.