Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht Lozerheide. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht Lozerheide. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

woensdag 11 november 2015

Herfst bij het Klotven

Ik ben de laatste tijd zo druk geweest met o.a. de Taurossen en de paddenstoelen, dat het er niet van gekomen is eerder gemaakte herfstfoto's van het Klotven te plaatsen. De meeste bladeren zijn inmiddels gevallen, dus ben ik eigenlijk te laat, maar "who cares" !!!! Veel kijk- en leesplezier gewenst in elk geval.....

Het Klotven bevindt zich in "Domeinbos Lozerheide", bij het net over de grens gelegen plaatsje Lozen.
Niet te verwarren met de "Loozerheide" in Weert/Dorplein. Het 210 ha grote Domeinbos, dat langs de weg Lozen - Kaulille ligt, wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos.

Op een kaart van 1850 is te zien hoe groot de "Looserheide" ooit is geweest. Ruwweg was het het gebied tussen Lozen, Hamont, Budelschoot, Weerter- en Boshoverheide, Zuid-Willemsvaart en Kanaal Bocholt - Herentals. Ook het huidige Domeinbos Lozerheide (met één O dus), dat niet op die kaart staat aangegeven, maakte daar toen deel van uit; natuur kent nou eenmaal geen grenzen.

Let op, want de naam van dit Domein zet je op het verkeerde been. In tegenstelling tot wat je zou vermoeden, zal je op de Lozerheide nog maar weinig van de oorspronkelijke moeras en heide vinden. Het is nu een ongelooflijk gevarieerd bos, bezaaid met vijvers, beekjes, kanaaltjes en graslanden.

In de 19e eeuw bracht de nood aan landbouwgrond in dit gebied een belangrijke ingreep met zich mee. In de schrale heidegronden ging men kanaaltjes graven, die gevoed werden met water uit de nabijgelegen Zuid-Willemsvaart en Kanaal Bocholt - Herentals, zodat men het land onder water kon laten lopen.
Er werden op die manier in de regio 2.700 hectaren hooilanden of vloeiweiden gevormd, waarvan de Lozerheide er eentje is. In België wordt een vloeiweide "Watering" genoemd.

Dit oude gebruik, dat eeuwenlang in heel Europa werd toegepast, is nagenoeg geheel verdwenen. Gezien het ecologisch en cultuurhistorisch belang, heeft men in de Belgische Kempen dit bevloeien (de Belgen praten van wateren of witteren) op enkele plaatsen weer ingevoerd. Niet alleen op de Lozerheide, maar ook onder andere in Lommel. In die laatste plaats is onlangs zelfs een traject opgestart, met als doel het gebruik van het bevloeien van de vloeiweiden te laten erkennen als Vlaams immaterieel cultureel erfgoed (ICE). Het project heeft als titel "Lommel wittert! Rijke waters, golvend gras."
****( Opmerking: is inmiddels opgenomen in het ICE. Zie opmerking Albert Jansen.)
Naar aanleiding van dit project heeft Nico Vande Kerkhof een YouTubefilmpje gemaakt, dat je HIER kunt bekijken. Ook in mijn post over de Waerbrookskoel in Ell, vertelde ik daar al een en ander over.

De vloeiweiden waren van belang, omdat ook de kazerne van Leopoldsburg, rond 1835, een belangrijk militair bolwerk werd. Er was veel hooi nodig. Niet alleen voor de paarden, maar ook voor de matrassen van de duizenden soldaten, die hier gelegerd waren. Ook de Antwerpse Zoo was afnemer van dat hooi.

Maar tijden veranderen en paarden werden vervangen door comfortabelere vervoermiddelen. Soldaten ruilden de hooimatras in. Veel hooilanden werden daarom beplant met populieren. Tussen 1918 en 1966 werd het hout van deze populieren door  de "Union Allumetière" gebruikt voor de productie van lucifers. In augustus 1966 woedde er een hevige storm, waarbij twee derde van het populierenbestand omwaaide. Toen deze industrie uiteindelijk verdween in het begin van de jaren '70, kocht de Vlaamse overheid de 'vloeiweiden van Lozen' aan.

Veel populieren zijn nu op leeftijd en leggen vanzelf het loodje, of worden vanwege de herinrichting gekapt. Het dood hout laat men voor een deel liggen, want dood hout doet immers leven. Spechten en vleermuizen nestelen in holen en scheuren en er zijn kevers en zwammen die je enkel aantreft op zwakke en dode bomen.
Bovenstaande foto is van maart 2014 en de bomen die je er nog ziet, zijn inmiddels gekapt.

Het Klotven is ontstaan in de tijd toen er nog turf werd gestoken.  * Klot  is de oude naam voor "opgebaggerd veen met halfvergane plantenresten uit moerasgebieden of verlande vennen". Onder de zwarte turf zat de mindere turf. Als die praktisch modder was geworden, sprak men van bagger. De bagger of baggerturf, die dus in de onderste laag werd aangetroffen, bevond zich vaak in het water. Die brijachtige substantie (modder) werd verwerkt door een laag op een stuk grond uit te spreiden, fijn te maken en aan te stampen om dan te laten drogen. Vervolgens werden er met behulp van een aangepunte houten stok die 'schrijfstok' werd genoemd, 'strepen' in aangebracht om de blokken (turven) los te kunnen snijden. Het was een vies en zwaar werk.
Als men in het Weerter dialect spreekt over “klot”, heeft men het trouwens over zwarte turf.

Bij het winnen van turf op de Lozerheide is met de uitgegraven aarde een soort dijkweg om het latere ven aangelegd. Het ondiepe ven dat zo ontstond, werd in latere jaren geschikt gemaakt voor de jacht op waterwild en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) heeft het ven later gebruikt voor het kweken van bijzondere inheemse vissoorten die dreigen te verdwijnen, zoals serpeling, kwabaal en kopvoorn.
De dijk die er omheen loopt is tegenwoordig geschikt gemaakt als wandelpad voor de vele bezoekers, die het gebied intussen gevonden hebben.

Om het Klotven ligt een aan- en afvoersloot. In de Kempen noemde men ze oploop- en afloopzouw. De aanvoersloten verdelen het kanaalwater over het gebied en de afvoersloten voeren het af naar  de Hamonterbeek, die uitmondt in de in Dorplein gelegen Hoort. Zo kan men de waterstand in het Klotven perfect reguleren.
Via dit plankenbruggetje ga je over zo’n grote afvoersloot.

In 2003 is men in het Klotven gestopt met de viskwekerij en heeft men die verlegd naar een 30 tal kleinere vijvers vlakbij (samen toch nog zo'n 15 ha.) Sindsdien wordt de ondiepe vijver niet meer afgevist en kon deze plek uitgroeien tot een prachtig ecosysteem waar plant en dier zich thuis voelen. Op en rond de ondiepe plas broeden en pleisteren tal van watervogels. En ook de visarend, tijdens zijn doortocht naar zijn overwinteringsgebied, is hier meerdere keren gesignaleerd.
De prachtig gelegen vijver trekt niet alleen wandelaars en natuurliefhebbers aan, ook watervogels zoeken tijdelijk of permanent een toevlucht tot deze waterpartij. Je ziet de blauwe reiger en grote zilverreiger door de vijver waden, met wat geluk zie je een ijsvogel voorbij flitsen, zitten aalscholvers in de toppen van bomen en hoge struiken en dobberen eendensoorten op het water....
Niet voor niets heeft het Klotven 2 landschapssterren gekregen van het Regionaal Landschap Lage Kempen



maandag 9 november 2015

Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 4: Van alles wat

"Moeder Natuur" heeft geen vuilverbrander nodig; voor de afbraak in de natuur heeft ze een leger gespecialiseerde "afvalopruimers" in dienst. En die zijn (zeker in de herfst) hard nodig. De paddenstoelen zijn de "bloemen" van dat schimmige schimmelrijk.

In Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 3 vertelde ik over mijn bezoek aan Domeinbos Lozerheide in de Belgische grensplaats Lozen, waar ik samen met de Slobkousjes op zoek ben gegaan naar paddenstoelen.
Ik heb daar enkele bijzondere soorten van geplaatst en in deze post laat ik er nog een aantal zien.

Houtknotszwam of Dodemansvingers
Een bijzondere zwam, die redelijk veel schijnt voor te komen, maar die ik nooit eerder gezien had, is deze op boomstronken voorkomende houtknotszwam. De Latijnse naam is: Xylaria polymorpha. Polymorpha geeft aan dat de vruchtlichamen allerlei vormen kunnen hebben, maar meestal zijn ze vinger- of knotsvormig. Het meest bijzondere is echter dat de onregelmatig en iets wratachtige Houtknotszwam zwart aan de buitenkant is en het vruchtvlees binnenin spierwit (zie foto rechts bovenaan).. Dit uiterlijk en de zwarte kleur heeft hem de naam dodemansvingers of dodemansduimen opgeleverd.

Houtknotszwam
Paddestoelen worden ook wel aangeduid als "kinderen der duisternis" en namen als dodemansvingers, satansboleet, judasoor, heksenboter en elfenbankje verwijzen naar een verleden dat rijk is aan bijgeloof. Onze voorouders vonden de plotselinge verschijning en snelle groei van paddenstoelen raadselachtig en verdacht. A. van der Ploeg schreef in zijn paddenstoelenboek "Kinderen der Duisternis" (1951) over de dodemansvingers het volgende: "Het zijn de vingers van ontaarde, gestorven kinderen, die bij hun leven hun ouders sloegen en nu elk najaar weer de ruwe gekromde vingers boven de aarde brengen om vergeving af te smeken voor hun euvele daden".

Kalkschaaltje
Deze kleine zwammetjes, die meestal over het hoofd worden gezien,  heb ik helaas niet in de Nieuwsbrief van de Slobkousjes terug gevonden. Naar mijn bescheiden mening is dit (onder voorbehoud) een kalkschaaltje.  Er zijn ......tig soorten, zoals dof-, bruin-, bros, bol-, schijfvormig-, parelgrijskalkschaaltje etc. De meeste soorten worden omschreven als zeldzaam of zeer zeldzaam. Om de juiste soort te determineren is microscopisch onderzoek nodig, maar  zou dit nou het Dof kalkschaaltje kunnen zijn?

Het kalkschaaltje is een slijmzwam, dus vergelijkbaar met de boompuist en heksenboter. Ze komen voor op dood hout en schors en de daarop groeiende zwammen. Je kunt op de foto ook zien, hoe ze de waaiertjes koloniseren. In de vergroting (klik hiervoor even op de foto) is dit beter te zien.

Kalkschaaltje
Kalkschaaltjes kenmerken zich - zoals aan de naam ook is af te leiden- door een kalkachtige schaal.
Die schaal kan zowel ruw als glad zijn. Bij de meeste soorten bestaat die uit twee laagjes, soms ook drie. Het binnenste omhulsel is zeer dun (een soort membraan) en doorzichtig. Na verloop van tijd is dit omhulsel bros en breekbaar. Net zoals bij de heksenboter kun je op deze foto ook zien, dat het zwammetje bij aanraking a.h.w. "verpoedert"...., of met andere woorden: zijn sporen verspreidt.

Dennenvlamhoed
De Dennenvlamhoed vind je op takken en (verdekte) stronken van loofbomen zoals eik, berk, beuk en op naaldbomen, in bossen op voedselarme zandgrond. Het is een niet bedreigde, algemeen voorkomende soort, die je de hele maand november nog tegen kunt komen.

 
De hoed heeft een diameter tot 5 centimeter en is vlak tot gewelfd. Het oppervlak is kaal en glad en heeft een fraaie bruingele, of goudgele tot oranje kleur. De lamellen zijn geelachtig en verkleuren later naar bruinachtig gevlekt. De steel is direct onder de hoed lichtgeel, daaronder bruinig met witte vezels. Het vlees heeft een bittere smaak, de geur is zoetig.


Wollige bundelzwam
De Lozerheide is vanaf midden 19e eeuw in gebruik geweest als vloeiweide (watering), maar veel van de hooilanden zijn tussen 1919 en 1966 beplant met populieren, die door de “Union Allumetière” gebruikt werden voor de productie van lucifers. In de jaren '70 kocht de Vlaamse overheid deze “vloeiweiden”. Veel populieren zijn nu op leeftijd en leggen vanzelf het loodje, of worden vanwege de herinrichting gekapt. Ze vormen een ideale voedingsbodem voor veel zwammensoorten. Een zo’n soort is de wollige bundelzwam.

Verwarring met andere soorten ligt niet erg voor de hand. Deze soort is namelijk goed herkenbaar door zijn voorkomen op populieren, zijn droge hoed, vezelig-wollige schubben, de kleur, geur en zijn bittere smaak.
De hoed is 5-20 cm in doorsnee, lichtgrijs tot geelbruin met vezelig wollige schubben, die tot buiten de rand kunnen uitsteken. Ik las ergens dat de wollige bundelzwam van oorsprong een ras uit Japan is, maar weet niet of dat wel klopt..

Narcisridderzwam
De narcisridderzwam is een paddenstoel, die sinds de jaren '70 van de vorige eeuw aanzienlijk zeldzamer is geworden. Hij heeft een voorkeur voor eikenbomen die minstens enkele tientallen jaren oud, maar nog wel vitaal zijn. Je vindt hem dan ook meestal in de berm van met eiken beplante paden, op zandig-lemige bodems. Op de onderste foto’s zie je de bladeren van Amerikaanse eiken, die langs de aanvoersloot of oploopzouw staan.

De soortnaam sulphureum betekent "zwavelgeel". De hoed is aan de bovenzijde zwavelgeel, dikwijls met roodbruine of olijfkleurige tinten in het midden, en heeft een diameter van 2.5 tot 7 centimeter. Hij is bolvormig met een enigszins gegolfde rand, in oudere toestand meer uitgespreid, waarbij hij knobbel houdt in het midden.

Je ziet dat de plaatjes aan de onderzijde zwavelgeel van kleur zijn en vrij ver uiteen staan. Tussen twee normale plaatjes bevinden zich 1 of meer verkorte lamellen. Die worden “ lamellulae” genoemd. De steel is zwavelgeel, waar roodachtige vezels door heen lopen. Hij kan onderaan en in het midden dikker zijn dan aan de top. Narcisridderzwammen verspreiden een onaangename geur, die een beetje aan gas doet denken en ze zijn giftig.

Tot zover weer wat soorten die we vonden op de Lozerheide.
Ik hoop dat er een Slobkousje reageert als ik het mis heb met een soort.
Ik wil in de loop van deze week nog 1 blogje plaatsen met een aantal interessante soorten, maar zal niet meer zo diep op de materie ingaan. Dan wordt het dus meer plaatjes kijken.....

Is je belangstelling voor paddenstoelen gewekt en wil je er meer over lezen, dan kun je op deze link klikken. Maar wees gewaarschuwd, want je bent dan even zoet..........
Als je mijn hele paddenstoelenverzameling wil zien op Flickr, klik dan op deze link.

Veel kijk- en/of leesplezier.


zaterdag 7 november 2015

Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 3

In juni van dit jaar maakte ik tijdens een wandeling in het Wijffelterbroek, kennis met de Slobkousjes; een werkgroep van het Belgische Natuurpunt N.-Limburg. Over die naam zeggen ze op hun site het volgende: "Al vanaf het begin was er aandacht voor de samenhang in de natuur. Het enthousiasme was altijd groot als men in het veld kon vaststellen, hoe de grote wederik door de slobkousbij wordt bestoven. Het was dan ook niet moeilijk om deze schattige bij met haar, met stuifmeel, dik beladen pootjes tot mascotte te promoveren".

Dit groepje natuurliefhebbers maakt wekelijks wandelingen, waarbij ze (al naar gelang het seizoen), op zoek gaan naar planten, paddenstoelen en mossen. Hoofddoel is genieten van al het moois dat de natuur biedt.
Sinds die kennismaking krijg ik ook hun nieuwsbrief. In hun laatste Nieuwsbrief werd gemeld dat er een wandeling zou zijn in Domeinbos Lozerheide (B.) Een uitgelezen kans om daar aan deel te nemen.

 
We hebben daar 's morgens ongeveer 2 1/2 uur gelopen en afgaande op de Nieuwsbrief die ik inmiddels heb ontvangen, zijn er totaal 43 gevonden! Daarvan heb ik 32 soorten aan mijn collectie toegevoegd, waaronder enkele heel bijzondere. Dat geldt onder andere voor deze tonderzwam.
Het herkennen van de tonderzwam was geen probleem, maar het zwarte goedje was totaal onbekend voor mij. Voor de Slobkousjes was dat echter meteen duidelijk: het is de myceliale kern. Deze myceliale kern is aan de achterkant vergroeid met de boom waarop hij zit!!!!!!! In dit geval heel opvallend en ik had het nooit eerder zo gezien...... De echte tonderzwam heeft ook een dubbelganger, namelijk de Echte vuurzwam of Phellinus igniarius. De bovenzijde van deze zwam is concentrisch gegroefd-geribd, glad, gebarsten, roestbruin tot grijszwart of zwart.

Uiteindelijk is het nog niet duidelijk voor mij en ik heb er op het internet ook niets over kunnen vinden. Misschien als een Slobkousje deze blog leest, dat die dat wat nader zou kunnen toelichten.

Dit zijn geen klodders scheerschuim o.i.d. maar het eindstadium van een slijmzwam, die boompuist wordt genoemd. Deze soort kun je vergelijken met de heksenboter bij een vorige blog over paddenstoelen.
Zo’n slijmzwam is géén paddenstoel, maar bestaat uit microscopisch kleine eencellige organismen die samensmelten en uitgroeien tot een kolonie (plasmodium). Slijmzwammen leven het meest in of op rottend hout en andere dode plantendelen. Het plasmodium doet hier verder niets mee, want het voedt zich al kruipend met bacteriën, schimmelsporen en schimmeldraden. Vergelijk het met wat een amoebe doet.

Eerst is de boompuist zacht en wit, daarna krijgt het een aluminiumkleurig vel en verandert de inhoud in roodbruine sporen. De rijpe sporen komen vrij als de huid openbarst en kiemen bij een bepaalde vochtigheids- en zuurgraad en omgevingstemperatuur.

De bovenkant van deze vruchtlichaampjes is donzig wit. Het is het Waaiertje, een in Nederland en België algemene zwam. Het Waaiertje behoort tot de groep van zwammetjes die op dood hout groeien, voornamelijk op liggende dikke takken of stammen van loofhout, soms ook van naaldbomen. Je kunt ze het hele jaar door aantreffen.

Dakpansgewijs in grote groepen groeiend, kunnen ze grote houtvlakken begroeien. De tot 3 cm. grote leerachtige, maar zachte vruchtlichaampjes zijn bekleed met een licht grijzig wit en viltig uitziend dons. Ze hebben de vorm van een oorschelp, of een waaiertje met gelobde rand.

Ook de onderkant vond ik interessant om te zien. De lamellen zijn bleek vleeskleurig tot violetgrijs. Ze zijn overlangs gespleten met een rand die naar binnen krult wanneer het vochtig is.Het waaiertje is oneetbaar, maar het bewijst wel op een andere manier zijn nut. De zwam wordt namelijk speciaal gekweekt omwille van het medicinale bestanddeel Schizophyllan. Dat is een middel dat o.a. wordt gebruikt in de behandeling van baarmoederhalskanker.

Uiteraard ga ik niet al de 32 soorten laten zien. In een volgende blog komen er echter nog een aantal in beeld. Maar toch wil ik tot slot nog één soort laten zien, waar zelfs de Slobkousjes even geen raad mee wisten.
Pas na determinatie, overleg met andere kenners en microscopische kenmerken, kwamen ze er later achter wat het is: het luchtmycelium of ozonium van de grote viltinktzwam.

Nu wist ik natuurlijk nog steeds niets. Daarom maar het internet geraadpleegd.
Het schijnt dat een drietal Viltinktzwammen, waaronder de Grote viltinktzwam, een wel heel bijzondere groeiwijze heeft; terwijl het mycelium (de schimmeldraden = de eigenlijke plant) normaal ondergronds groeit, gebeurt dat bij de Grote Viltzwam soms bovengronds in de vorm van roestbruine harige plukjes mat......Dit wordt het luchtmycelium of ozonium genoemd. Ik kwam ook de naam hyfenmat nog tegen.

Hierop verschijnen na verloop van tijd de vruchtlichamen of paddenstoelen. Het luchtmycelium vormt zo sporen die blijkbaar beter bestand zijn tegen verslechterde omstandigheden en die na verspreiding weer kunnen ontkiemen op plekken waar voldoende voedsel is.
Toch knap dat de Slobkousjes dit wisten uit te zoeken. Geeft toch wel de mate van deskundigheid aan.

Zoals gezegd zal ik in Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 4,  nog een aantal andere paddenstoelen laten zien, die we op de Lozerheide vonden.

zaterdag 26 september 2015

Kruispeel en Eigen Erf

In mijn vorige post schreef ik al over de nieuwe plannen die er voor de CZW aan de Lozerweg  ("het Blauwe Meertje") klaar liggen en de onrust die dat teweeg brengt bij de natuurverenigingen.

Afgelopen donderdag, 24 september 1915, las ik in Dagblad de Limburger dat de wethouder van ruimtelijke zaken  in Weert een poging gaat doen de natuurverenigingen en ontgronder Kuypers van de CZW op één lijn te laten komen. De krant heeft het over een verschil van mening omtrent het al dan niet aanpassen van het bestemmings- plan en de afstand die minstens moet worden aangehouden tot de Kruispeel.
Als men niet tot overeenstemming komt en de plannen dreigen door te gaan, zullen de natuurverenigingen dat ongetwijfeld juridisch aanvechten, dus het eind is nog niet in zicht.


Panorama van de Kruispeel vanaf het uitkijkpunt aan de Zuid-Willemsvaart
Oorspronkelijk was de Kruispeel, evenals de Kalverpeel/ SpekkeWijffelterbroek en de Kettingdijk, een laaggelegen doorstroommoeras in Altweerterheide, dat enkel gevoed werd door kwel en regenwater.
De Kruispeel is ruwweg het gebied tussen de Zuid-Willemsvaart, Heihuisweg, Diesterbaan, Vetpeelweg.
Het hoogveen in de Kruispeel is door turfwinning (tot eind 19e eeuw) volledig verdwenen en het laagveen grotendeels.

Kruisbergen tussen Herenvennenweg - Heihuisweg
Kruisbergen tussen Herenvennenweg en Heihuisweg
De Kruispeel is genoemd naar de nabijgelegen Kruisbergen. Deze zandrug loopt ten zuidwesten van de voormalige zandverstuiving Lichtenberg tot aan de Heihuisweg, dus ongeveer het gebied tussen Voorhoeveweg en Kruispeelweg. Ook "Resort de IJzeren man" (de camping)  ligt in de Kruisbergen.

In een dennenbos langs de Herenvennenweg tot aan de Heihuisweg  hadden de "Pruuse begiêne" (zusters Ursulinen ) uit de stad hun buitengoed. Deze zusters uit Dorsten (Westfalen) hadden zich in 1876 in Weert gevestigd, omdat ze vanwege de zogenaamde "Kulturkampf" in Duitsland moesten uitwijken.

Kloosterorde der Ursulinen  in Weert in 1937
De Kulturkampf was de strijd die de overheid van het pas opgerichte Duitse Keizerrijk onder leiding van rijkskanselier Otto von Bismarck van 1872 tot 1879 voerde tegen de invloed van de Katholieke Kerk. Weerspannige priesters en bisschoppen werden gevangen genomen, of het land uitgezet. In juli 1872 werden de Jezuïeten uit Pruisen verbannen. Later werden de andere kloosterordes opgeheven (waaronder dus ook de Ursulinen) en eveneens het land uitgezet.

In Weert werden ze met open armen ontvangen, want ondanks de inspanningen van de Birgittinessen, bleek, dat een aanzienlijk deel van de meisjes nog geen onderwijs kreeg. Er waren te weinig zusters met onderwijsbevoegdheid. Daarom nodigde deken Boermans de zusters uit naar Weert te komen, om hier onderwijs te geven.

Poort die toegang geeft tot het voormalige buitengoed
Deze zusters wijdden zich niet alleen aan het onderwijs aan meisjes, maar ook aan parochiewerk en catechese. Tot 1956 hadden ze een buitenverblijf nabij de Maarheezerhuttendijk, maar ze moesten dat afstaan als oefenterrein voor militairen. Door bemiddeling van burgemeester van Grunsven kon een nieuw verblijf aangekocht worden aan de Kruisberg.
Ongeveer in het midden van het bos stonden verschillende gebouwtjes met centraal gelegen een soort “Calvarieberg”; een heuvel met daarop een groot houten kruis.

Restanten van het buitengoed der Zusters Ursulinen
Laatste restanten van een gebouwtje.
Door de toenemende vergrijzing en het niet meer aanwezig zijn van pensionaires, werd het nog maar weinig gebruikt en deed men het van de hand in 1986. Zo hier en daar vind je nog restanten uit die periode.

Op deze kaart van 1901 zie je de recht gegraven beek in het Kruispeelgebied
Op deze militaire kaart is te zien dat er al in 1901 een recht gegraven beek vanaf de Zuid-Willemsvaart tot aan de Diesterbaan was aangelegd. In die jaren was er echter nog geen sprake van afwatering vanwege ontginning van de Kruispeel. Die ontginning begon namelijk pas in 1920.

Ook op onderstaande kaart van 1892 zie je de gegraven bovenloop van de Tungelroyse beek. De beek die door de Kruispeel stroomt is dus toentertijd niet gegraven voor de afwatering vanwege ontginningen door Eigen Erf, zoals wel eens beweerd wordt. Waarom dan wel, zo kun je je afvragen? De reden daarvan ligt aan de andere kant van het kanaal. Dat was echter niet vanwege de zinkfabriek, want die startte in 1892.  Nee, dat was vanwege een vloeiweidencomplex ten zuiden van Hamont en de vloeiweiden op de Belgische Lozerheide.  Het water dat vrij kwam na de bevloeiing moest afgevoerd worden en dat kon door de  "Tungelroyse beek" in de Kruispeel te graven die verder stroomafwaarts uitmondde in de Kalverpeel en Spikke. Daarvoor moest wel een duiker geplaatst worden onder de Zuid-Willemsvaart. Op een waterschapskaart van 1877 van waterschap Valkenswaard-Oost  is dat gedeelte van de recht gegraven  beek al te zien. In een eerdere blog heb ik daar al iets over geschreven. Je vindt in die post ook de betreffende kaart.

Ook op deze militaire kaart van 1892 zie je de beek al door de Kruispeel lopen.
Toen de Zinkfabriek zich in 1892 in Budel-Dorplein vestigde, kon men wel goed gebruik maken van deze beek. Men had niet alleen het water van het Ringselven nodig in het productieproces, maar moest ook naar een oplossing zoeken voor het lozen van het koel- en afvalwater. Het water lozen in de Zuid-Willemsvaart was geen optie. Daarom koos men voor het moerasgebied aan de overzijde van het kanaal. Via de duiker en de gegraven beek door de Kruispeel kwam het koel- en afvalwater terecht in de Spekkebeek in de doorstroommoerassen Kalverpeel en Spikke,  om uiteindelijk terecht te komen in de Tungelroyse beek. Op de kaart is goed te zien dat die beek dicht bij de Heltenboschbrug ("Bakskesbrug")  begon. Welke gevolgen dit voor de toekomst zou hebben realiseerde men zich toen niet.


Hoewel er al in 1904 een plan van de Heidemaatschappij klaar  lag voor de ontginning van de Kalverpeel en Spekke, is daarmee pas begonnen in 1914. De grond werd gepacht door de NV Hollandia. Toen is ook het laatste stuk beek van de Diesterbaan tot aan de uitmonding van de Tungelroyse beek gegraven. Dit gebeurde onder meer door de Spekkebeek, (vanaf het punt waar die bij de Diesterbaan onder de Weerterbeek door liep tot aan de Wijffelterbroekdijk), te normaliseren en uit te diepen. Tijdens de ontginning van het Wijffelterbroek waren de Spekkebeek en een andere kleine beek (de Rietloop) al vanaf dat punt tot aan de Heltenboschdijk rechtgetrokken, verbreed en uitgediept. Hoewel er oorspronkelijk ook plannen waren om visvijvers in de Spekke aan te leggen, heeft men hier uiteindelijk toch van af gezien (*bron: Kanton Weert, 24 september 1904). De NV. Hollandia had andere plannen met het gebied.

NV Hollandia was een fabriek in Vlaardingen die gecondenseerde melk produceerde. Vanwege de benodigde grote hoeveelheid bietsuiker, had ze grond nodig voor de productie van suikerbieten en ze liet o.a. haar oog vallen op de Kalverpeel in Altweerterheide. De pachtprijs en de nabijheid van de Zuid-Willemsvaart (transport) speelden hierin waarschijnlijk de grootste rol. Het ontginningsgebied in de Kalverpeel wordt daarom "Hollandia" genoemd. Aan de bouwstijl van de boerderijen (Centrum, Peel-, Biet- Beekwoning en Voorhoeve) is deze westelijk Zuid-Hollandse invloed nog merkbaar. Deze bouwstijl behoort tot het hallehuistype. Vooral Centrum verkeert nog zo goed als in originele staat.

Als je de volledige geschiedenis van Ontginning Hollandia wil lezen, moet je op deze link klikken.

Als je het natuurgebied verlaat, begint bij Golfbaan Crossmoor de beek te meanderen.
Door de ontginning van het Wijffelterbroek, de Kalverpeel/Spekke  en de aanleg van de Tungelroyse beek, werd het ook mogelijk de Kruispeel te ontginnen.

In de tijd van voedselschaarste gedurende de Eerste Wereldoorlog kwam de beweging "Eigen Erf" op. De Limburgse afdeling ontstond in 1917 met als zetel Roermond. Boerenleiders en bevorderaars van ontginningen in Limburg waren de leidende krachten. Anders dan elders in Nederland had de organisatie in Limburg eigen statuten. Men kocht, pachtte of nam gronden in erfpacht teneinde deze, eventueel na ontginning of verbetering, op gemakkelijke betalingsvoorwaarden weer door te geven aan land- en tuinbouwers, in het bijzonder voor het kleinbedrijf. In feite was de vereniging een soort grondbank. Men gaf aandelen à f 100,- uit (in 1925 waren er ongeveer 1275 geplaatst en de Centrale Boerenleenbank verleende een crediet van f100.000,-).

In 1920 begon de Provinciale Limburgsche Vereniging “Eigen Erf” met de ontginning van een groot deel van de Kruispeel namelijk 59 ha. Dit was hun eerste aankoop in Limburg.  Afwateringssloten werden aangesloten op de beek en zorgden voor de noodzakelijke afwatering van het gebied.

Het gehele terrein van 210 ha. was voorheen eigendom van J.M.L. (Leo) de Sauvage Vercour, chevalier uit Luik (bron:  Nieuwe Koerier 28/3/1891). Het goed werd beheerd door rentmeester/opzichter Peter Ceresa. Diens vader Franciscus Ceresa (1785-1868) kwam uit een familie van glazenmakers, die oorspronkelijk in Verdabbio (Zwitserland) woonde en zich omstreeks 1810 in Neeritter vestigde. Franciscus trouwde daar voor de derde keer met Anna Elisabeth Linssen uit Neeritter. Hij kreeg in totaal 18 kinderen. Peter is geboren in 1844 en was het 16e kind in het 3e huwelijk.
Ceresa in 1990
Ruïne Ceresa in 2015
Naar deze Peter is de tussen "Les Beaux Champs" en CZW gelegen boerderij "Ceresa" genoemd.  Deze boerderij is door verkoop in eigendom overgegaan aan Eigen Erf en werd daarna bewoond door Frans en Sjaak Ceresa.
De laatste die boerderij Ceresa bewoonde was de familie Tonnaer die uit België kwam. Deze familie kwam oorspronkelijk uit Thorn. Tonnaer is met het boerenwerk gestopt, omdat er geen opvolger was en is in de jaren '70 verhuisd naar Someren. Ceresa werd verkocht aan een zekere Gruythuyzen, die het weer verkocht aan Pierre Wolters (Stienekes Pier) uit Stramproy. Deze was getrouwd met een "hei-jer maegdje"  namelijk Mien Bosch (van Duuër Bosch).  Ze deden daar aan koudegrondtuinbouw, o.a. bonen, spruiten en later ook asperges. Nadien is Ceresa overgenomen door zoon Jan. Enkele jaren geleden heeft er een grondruil plaatsgevonden met de CZW, die daar nu verder kan gaan met haar zandwinning.
Pierre en later ook zoon Jan zijn in Stramproy blijven wonen, zodat de boerderij al die jaren onbewoond is gebleven en verworden is, tot wat je op de foto’s ziet: een ruïne. Het zou toch mooi zijn als het voormalige statige huis behouden zou blijven als herinnering aan het verleden, maar ik vrees het ergste........

Sint Janshoeve, afgebroken

Eigen Erf plaatste bij voorkeur grote gezinnen op de boerderijen: om ze van een kant te steunen en bij het groter worden van de kinderen hadden de ouders ook voldoende goedkope (hulp-) krachten!
Op de 59 ha. in cultuur gebrachte grond van Eigen Erf kwamen slechts twee boerderijen te liggen, namelijk de Sint Janshoeve en de Sint Petrushoeve. De resterende grond was alleen geschikt voor dennencultuur (70 ha.) en de overige 80 ha. moest nog ontgonnen worden.

Op donderdag 5 juli 1923 was de plechtige inzegening van de boerderijen en landerijen (bron: Kanton Weert). Ze werden bewoond door Pier Jacobs (uit Obbicht) en Wullem Peeters (uit Stevensweert).

Later woonden hier Sjeng Rietjens (Dikke Zjeng) die trouwde met To (dochter van Wullem Peeters) en Zjang Jacobs, die trouwde met Lies Halfers (van Wieke Duur van de Voorhoeve).

Sint Jozefhoeve, 1990
In 1939 is aan de Kruispeelweg door Harry Seegers(1890-1992) uit Stevensweert de Sint Jozefhoeve gebouwd. Hij was getrouwd met Marie Mestrom (1899-1985). Hij moest noodgedwongen Stevensweert verlaten en op zoek naar een andere woon- en werkplek, vanwege de aanleg van het Julianakanaal. Zijn zoon Herman (1924-1972), getrouwd met zijn buurmeisje Lies Jacobs, nam de boerderij over toen pa stopte met het boerenwerk en ging genieten van zijn pensioen. Eerst in een woning in het dorp aan de Bocholterweg en toen dat vanwege de ouderdom en lichamelijke klachten niet meer ging in Bejaardenhuis Stramproy. Hij werd liefst 102 jaar oud en werd naast zijn vrouw begraven op het kerkhof van Altweerterheide. Na het overlijden van Herman, die slechts 48 jaar oud werd, werd Cor van den Bogaard de nieuwe eigenaar. Zijn zonen hebben de boerderij verbouwd tot een groepsaccommodatie voor jeugdgroepen, verenigingen, familie- en vriendengroepen. Dit alles terzijde, want de St. Jozefhoeve was privé gebouwd en had dus niets met Eigen Erf te maken.

Sinds 1988 ligt op dit, nog geen 100 jaar geleden ontwikkeld landbouwgebied, Golfbaan "Crossmoor".  De St Jozefhoeve maakt daar geen deel van uit.  "Dankzij" de nieuw geplande activiteiten rondom de CZW , zal het gebied rondom Ceresa straks nog uit één waterplas bestaan en zijn er, als er niet  opgepast wordt, problemen te voorzien voor de waterhuishouding in de Kruispeel.

Na de ontginningen in het oorspronkelijke Kruispeelgebied is uiteindelijk nog slechts zo’n 35 ha. natuurgebied over gebleven. Het is eigendom van Natuurmonumenten en het beheer van de Tungelroyse beek gebeurt door Waterschap Peel en Maasvallei. Hoewel het gebied bij het kanaal wat opener is gemaakt, bestaat het grotendeels nog uit (berken)bos met een ruige onderbegroeiing aan de ene, en aangeplante eiken, berken, dennen en sparren aan de andere kant van de beek.

Vanaf de Lozerweg is de vernatting aan de westkant door afplaggen goed te zien.

Door de lage ligging ten opzichte van de omgeving en het kanaal ontvangt de Kruispeel kwel uit de Hoge Kempen en kanaalkwel van de Zuid-Willemsvaart. Door de geringe ontwatering, moet het gebied oorspronkelijk dan ook een hoge waterstand hebben gehad en kletsnat zijn geweest.
Om het gebied te ontwateren, werden voor de ontginning ervan rond 1920 (ontwaterings)sloten aangelegd en aangesloten op de Tungelroyse beek. Ook de (industriële) grondwaterwinning rond Weert en in Budel-Dorplein (vanaf de jaren ‘50 tot 2003) had een grondwaterdaling van maar liefst 60-100 cm tot gevolg.

Verder zuidelijk zie je in het bos vooral pitrus en pijpenstrootje als bodembedekkers
Door deze activiteiten is de Kruispeel ernstig verdroogd. Het staat dan ook niet voor niks op de lijst van TOPgebieden (een top-lijst van verdrogingsgebieden, wel te verstaan). Op die lijst staan natuurgebieden waar de Provincie tussen 2007 en 2015 met voorrang moet gaan inzetten op natuurherstel. Dat is dus dit jaar!!!!!! Van natuurherstel is hier echter nog niet veel te merken.......

Aan de erg droge oostkant groeien met name eiken, berken en sparren. Je ziet er veel varens.
De verdrogingsproblematiek heeft ook (vooral) grote gevolgen voor veelal zeldzame planten- en diersoorten. Hierover heb ik in de blog over TOPgebieden iets geschreven. Door de voorgenomen plannen bij de CZW, zo is de verwachting, zal de situatie in plaats van te verbeteren, alleen maar verergeren.

Een in 2000 aangelegd ven gezien vanaf de Lozerweg
Rond 2000 is men begonnen met natuurherstel door het afplaggen van een gedeelte, het afdichten van (afwaterings)sloten en slootjes en  venherstel. Twee vennen aan weerszijden van de beek zijn aangepakt. Dit alles met de bedoeling de vennen op te schonen, het water langer vast te houden en het gebied te vernatten . Hetzelfde is al eerder gebeurd met het iets zuidelijker gelegen ca. 10 are grote bosven, dat dichtgeslibd was en nagenoeg droog stond. De maatregelen daar hebben er voor gezorgd dat het waterpeil daar wat hoger is komen te staan.....

De beek door het natuurgebied heeft men recht gegraven over een lengte van ongeveer 1 km .

Een ander groot probleem is dat de bodem en het grond- en oppervlaktewater ernstig vervuild zijn geraakt door de jarenlange lozing van vervuild water (cadmium en zink) door de Zinkfabriek en eutrofiëring door (over)bemesting van de (landbouw)gronden in de naaste omgeving.
De grote sanering van de Tungelroyse beek die in 2012 werd afgesloten, heeft (nog) niet het effect dat men voor ogen heeft. De historische verontreiniging van de bodem en het grondwater in het bovenstroomse gebied (dus ook de Kruispeel) is blijkbaar dusdanig groot, dat ondanks dit miljoenenproject het water toch steeds weer verontreinigd wordt.

Het water kan bezinken in deze slib- zandvang
Om de verspreiding van de verontreiniging vanuit de Kruispeel naar benedenstroomse delen van de beek enigszins te beperken, heeft het Waterschap in 2010 o.a. iets verderop een slib- zandvang aangelegd. Een slib-zandvang is een flinke verbreding van de beek. Hierdoor stroomt het water langzamer en kunnen vervuilde deeltjes naar de bodem zinken. Het schonere water kan vervolgens verder stromen.

Het Bosven is rond 2000 opgeschoond. Het waterpeil stond bij mijn bezoek op 32,10 m.
De verdroging en verontreiniging hebben de Kruispeel tot een kwetsbaar gebied gemaakt. Het is dan ook niet vrij toegankelijk.

Hoewel de beek gesaneerd en heringericht is, is de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater nog steeds niet goed en is van vernatting in het gebied door een (gewenste) peilverhoging van minimaal 50 cm nog absoluut geen sprake. Het is niet alleen van belang het vervuild water in de beek te laten stromen, maar zolang de Zinkfabriek haar afvoerwater met zware metalen via de beek afvoert, is stuwing en/of waterinlaat door de Tungelroyse beek niet mogelijk of in elk geval beperkt. Om die reden heeft men de beek in het gebied over een lengte van 1 km. niet laten meanderen, maar heringericht met een 2 fasenprofiel (te vergelijken met een zomerbed en een winterbed van een rivier). Zo is de af- en doorstroommogelijkheid beter en wordt voorkomen dat water uit de beek in het gebied terecht kan komen.

Het begin van deze beverdam bestaat hier vooral uit riet
Dat is ook de reden dat de activiteit van een bever aldaar niet gewenst is en elke nieuw ontstane dam wordt dan ook consequent verwijderd.

 
Het grootste deel van het "broekbos" aan de westkant (wat het in mijn ogen niet meer is), met vooral zachte berk, heeft een bijna ondoordringbare onderbegroeiing van met name pitrus en pijpenstrootje. Ook de afgedichte slootjes staan droog en zijn dichtgegroeid. Vlak bij het bosven vond ik hier en daar wat plukjes galigaan, drijvend fonteinkruid en haakveenmos. Niet om echt vrolijk van te worden wat je hier ziet.

moerashertshooi
Aan de rand van het afgeplagde en natste gedeelte (aan de kanaalkant) vond ik behalve een ruige rietkraag hier en daar wat galigaan, drijvend fonteinkruid, moerasandoorn en zowaar op enkele plekjes moerashertshooi. Moerashertshooi staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en matig afgenomen. Het is een plant van ondiep water en periodiek droogvallende, matig voedselarme grond.

Een sterk vervuilde afwateringssloot bij landgoed Beauchamps.
Aan de oostkant, tussen landgoed Les Beaux Champs (“D'n  Advekoat”) en de beek vind je aangelegde sloten en slootjes met rabatten en een aanplant van met name eiken, berken, sparren en dennen. Door de aanleg van een regelbare stuw en een vaste overlaat in de Beauchamplossing (parallel lopend met de Lozerweg en bij de duiker uitmondend in de Tungelroyse beek ), heeft Natuurmonumenten al in 1994 geprobeerd het water vast te houden. Dit is echter bij lange na niet voldoende......
De sloot op bovenstaande foto mondt hierin uit. De kleur van het water is veelbetekenend!!!!!

In het gedeelte tussen Beauchamps staan opvallend veel varens (brede stekelvaren) tussen de bomen. Hier is goed te zien hoe droog het gebied is.

De vervallen monumentale woning op het landgoed
Overleg over de aankoop van landgoed Beauchamps en verplaatsing van het Straalbedrijf duurt al vele jaren, maar stilaan komt men tot overeenstemming.

Na een paar bezoekjes aan de Kruispeel is duidelijk geworden dat hier nog veel moet gebeuren. Met name het oplossen van de verontreiniging met cadmium en zink is er een van de lange adem. Nu de al ernstige verdroging van het gebied mogelijk alleen maar zal toenemen door de plannen bij de CZW, ziet het er niet rooskleurig uit.


*************************************** 22 Januari 2016 was voor Grenspark Kempen~Broek een gedenkwaardige dag. Op die dag werd namelijk in bijzijn van o.a. provincie Limburg, de gemeentes Weert en Cranendonck en vertegenwoordigers van Ark Natuur- ontwikkeling, Natuurmonumenten en andere belanghebbenden door Straalbedrijf Cuijpers getekend voor een kavelruil. Eindelijk..................Toch duurde het nog tot april 2018 voordat alles in kannen en kruiken was en men kon beginnen met de werkzaamheden.
Meer weten? Lees dan: "Landgoed de Advocaat" van 25 maart 2020.
***************************************

Blogarchief