Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht grote peel. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht grote peel. Sorteren op datum Alle posts tonen

maandag 20 september 2021

Groote Peel: Vossenberg en omgeving

Met deze post ga ik eigenlijk mijn boekje te buiten. Het stukje natuur van de Groote Peel waar ik het over ga hebben, ligt namelijk niet in Nederweert e.o. maar in Noord Brabant. Moet toch kunnen voor een keertje.
Bij mijn eerdere wandelingen startte ik meestal bij Buitencentrum de Pelen in Nederweert/Ospel of bij de Amsloberg. Nu begon mijn wandeling op de driehoek Meijel - Asten – Nederweert. Dat is dus het gebied ten noorden van Het Bescheid of de Astensche-Moost scheiding (gele lijn), het pad dat al sinds lange tijd de grens vormt tussen Limburg en Noord Brabant.

Over de Groote Peel heb ik meerdere posts geschreven. Als je geïnteresseerd bent, kun je die lezen door op deze LINK te klikken.

Op het kaartje heb ik  links van de Vossenberg de letters GP gezet. Daar ergens moet nog een oude grenssteen liggen, maar hoe ik mijn best ook deed, ik heb die helaas niet kunnen vinden. Die steen ligt precies op de grens van Asten, Nederweert en Meijel, maar ook die tussen Noord Brabant en Limburg. En als we nog verder terug gaan in het verleden, markeerde deze steen ook de grens tussen de Verenigde Nederlanden en Oostenrijk. Meijel en Weert/Nederweert behoorden in 1715 namelijk als zogenaamde rijksvrije heerlijkheden bij het hertogdom Oostenrijks-Gelre. Als aandenken heeft men een metalen kunstwerk met het opschrift Gelria geplaatst. De plek is ook goed herkenbaar door enkele fraaie staaltjes boomzaagkunst van peelwerkers en hun gereedschap.
Filosche PeelIn het bezochte gebied bevinden zich verschillende grote vennen. Onder andere ven " 't Eeuwig leven" en "Filosche Peel". Oorspronkelijk was dat "de Veluwse peel".  De naam is ooit door een cartograaf fout op de kaart weergegeven en is zo Filosche Peel gebleven. De Filosche peel  ligt op een iets hoger gelegen zandrug met de naam “Peel de Veluwe” (een soort Veluwe, maar dan in het klein) Verder zijn er nog ven   " ’t Elfde" en het "Steltloperven". Restanten uit de tijd van de grootschalige vervening door Maatschappij Griendtsveen.

Mijn wandeling begon dus bij de 22 m. hoge uitkijktoren “Belfort Vossenberg”. Het Belfort, dat op 25 september 2020 officieel werd geopend, ligt dan wel op Meijels grondgebied, maar je hebt vanaf daar vooral een schitterend uitzicht op het Brabantse deel van de Peel. Het bouwwerk heeft vier verdiepingen met elk een eigen thema. Dat zijn behalve turfwinning en natuur ook oorlog en kunst. Aan de zuidkant zie je o.a. bij helder weer de  ca. 20 km. verder gelegen koeltorens van de energiecentrale in Maasbracht.
Belfort betekent “vredesbewaarder”. Een toepasselijke naam, die goed past bij de historie van deze plek. Bij deze zandheuvel stonden tijdens de Tweede Wereldoorlog soldaten paraat om te strijden voor de vrijheid van Nederland. Dat zie je onder meer nog aan de 6 bunkers, die verspreid naast de toren staan. Deze bunkers, of kazematten, maakten deel uit van de Peelraamstelling; een verdedigingslinie die vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd en moest voorkomen dat het Duitse leger Nederland binnenviel. Er is echter nooit een schot gevallen…….. Het is wel benoemd tot Rijksmonument.


De Vossenberg is met 32,9 m NAP het hoogste punt van de peel. De omgeving, met o.a. ’t Eeuwig Leven en de Kalispeel, is 28,7 m. NAP. Een verschil van 4 meter!!!!!
Van een berg of heuvel is dus allerminst sprake, maar het zorgt wel voor een droge plek in het natte peellandschap.

De naam Vossenberg zou, zo wordt meestal gezegd, duiden op het voorkomen van veel vossen in en op de hoogte. Een plaats dus waar vossen ook hun holen hadden. Een logische verklaring, zo lijkt het, maar in de etymologie denkt men daar toch anders over. Ik vond enkele andere verklaringen.In onder andere “Laatmiddeleeuws landschap en veldnamen in de Baronie van Breda”, door Chr Buiks en in “de Lage Vuursche” (Lage Vorse) van H. Stevens wordt vermeld dat vosse, vorse of forse is afgeleid van het oud-saksisch woord “fyrs” of “furze”, de naam voor de gaspeldoorn (Ulex europaeus) of stekende brem. Dat is een vlinderbloemige struik, die er oorspronkelijk veelvuldig zou hebben gegroeid.
Veldnamen werden in de loop der eeuwen vaak verbasterd. Meestal gebeurde dat uit onwetendheid. Dit noemt men volksetymologie. Ik heb in meerdere posts verwezen naar die verbasteringen. Denk bijvoorbeeld aan Areven ipv Hareven in Stramproy, Hondsteeg ipv Hontsteeg aan de Moeselpeel en Meerling (merel) ipv Mèrling (smelleken), de latere Laurabossen. Vooral woorden waar men een dier zoals vos, wolf, kat, muis of mus in zag, werden vaak letterlijk genomen. Door die verbastering kreeg het oorspronkelijke woord een andere betekenis. Ook de naam forseberg is zo in de loop der eeuwen verbasterd naar Vossenberg.

Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn, dat de naam te maken heeft met de kleur die de “berg” had in het najaar en winter. In de Groote Peel vind je opvallend veel koningsvarens en die worden in het najaar bruin. Ook op de Vossenbergberg zouden in vroeger tijden weelderig varens gegroeid kunnen hebben.

 Voor de kleur bruin gebruikt men ook wel het woord: vos. Denk bijvoorbeeld in dit verband maar eens aan het kastanjekleurig paard dat we vos noemen en de vlinder met de naam Kleine vos. De "bruine berg" werd zodoende "Vossenberg". Ook het nabijgelegen gebied “Berkenbruin” verwijst mogelijk naar de bruinige kleur, maar dan vanwege de bladeren van de berken die er massaal groei(d)en en in de herfst ook bruin kleuren.

Mijn voorkeur gaat hier uit naar "Forseberg"  of  "Vorseberg".  Forse en Vorse dus in de betekenis van furze=gaspeldoorn.


Het rechte pad dat je vanaf de toren goed kunt zien, wordt de Eeuwelsche Loop genoemd. Genoemd naar de Eeuwselsche of Eeuwselse loop, het beekdal dat er oorspronkelijk langs liep (op deze foto rechts van het pad). Dit pad wordt ook wel het Evacuatiepad genoemd. Het is namelijk de historische route van Meijel naar Heusden, die werd gebruikt als ontsnappings- en evacuatieroute naar Noord-Brabant in de Tweede Wereldoorlog. Eeuwen daarvoor was het pad echter al essentieel voor de turfwinning in de Peel.


Voorheen liep de Eeuwselsche Loop hier links van het pad en de omheining. Het was oorspronkelijk een breed en moerassig beekdal waar het water de vrije loop had. Geen kronkelende beek dus, maar een aantal waterloopjes in een moerassig gebied die samen kwamen en uiteindelijk uitmondden in de AA. Het pad erlangs wordt Eeuwelsche- of Eeuwelse  loop genoemd. Dus zónder de s...
In 1932 begon de werkverschaffing met de ruilverkaveling in het beekdal en  de Eeuwselsche Loop werd rechtgetrokken,  zodat die in één lange rechte lijn door het gebied liep. Ook het (afval)water buiten de Peel werd er op geloosd. Doel was om zo snel en zoveel mogelijk water via afwateringssloten en de Eeuwselse Loop af te voeren om het gebied te kunnen ontginnen.

Verlegde Eeuwselse loop langs de provinciale weg Asten-Meyeel

Nu denkt men daar heel anders over. De stelregel van Staatsbosbeheer is nu; “Hoe natter de Peel wordt hoe beter,want water is daar van levensbelang. Water is het bloed van de Peel!!!!" De Eeuwselse loop heeft nu geen drainerende werking meer op de omgeving. Men heeft namelijk in 2017 de nutriëntrijke (voedselrijke) beek omgeleid. Deze loopt nu evenwijdig aan de provinciale weg Asten-Meyel en de oude beek is gedempt om zodoende het gebied te vernatten en het water langer vast te houden om het herstel van het hoogveen te kunnen herstellen.

Eeuwel of eeuwsel is een toponiem dat vroeger werd gebruikt om relatief arm en/of zuur beekdalgrasland  of overstromingsweiden mee aan te duiden. “Eeuwen” betekent oorspronkelijk voederen door te laten grazen op schraal grasland. Hoewel het woord eeuw, eeuwel en eeuwsel ook elders werd aangetroffen, is het toch vooral gebruikt op de zuidelijke zandgronden van Nederland en dan met name het midden en oosten van Noord-Brabant.

Er zijn meerdere plaatsen in Brabant die dit woord of een afgeleide daarvan gebruikten. In Asten en Heusden werden met eeuwsel (uitgesproken als een eu) de graslanden op de gemene gronden in de Peel bedoeld. In Uden noemde men dat de euwels en in Geldorp ’t eeuwel. In Heeswijk werden de lage weilanden langs de AA d’euzel genoemd en in Sterksel/Leende liggen bij de Sterkselsche Aa een gehucht en een weg met de naam Euvelwegen. Ook op de Zeeuwse- en Zuid-Hollandse eilanden gebruikt men een afgeleide van die naam; de eeuwkant. Hiermee werden de lage drassige stroken langs de geulen aangeduid, die uitsluitend in gebruik waren als hooiland.


Met ‘t Eeuwig Leven wordt nu het gebied en het grote ven bedoeld dat westelijk van het pad de Eeuwelsche loop en de voormalige beek de Eeuwselse Loop ligt. Hier en daar lees ik dat de naam te danken zou zijn aan herberg “ ’t Eeuwig Leven". Dat is onjuist, want de herberg heette namelijk " Aan 't eeuwig leven". Genoemd naar het gebied met die naam en dus niet andersom…. Deze herberg lag in de tweede helft van de 19e eeuw ter hoogte van de huidige Tureluurweg en was een halte- en tolplaats aan de Meijelscheweg. Dat is de weg van Asten/Heusden naar Meijel (huidige N279) die ook midden door o.a. “Peel het eeuwig leven” werd aangelegd. 't Eeuwig Leven was dus oorspronkelijk veel groter dan het gebied nu.


De Astenaren bleven traditioneel hun turven steken, zij het buiten de veenderij van de Maatschappij Griendtsveen. Dat is nu nog te herkennen aan de kleinere turfputten die je hier en daar nog aan treft. De topografische kaart van 1892 laat ten noorden van het maatschappijgebied van van Grientsveen een stelsel van Peelbanen zien, waaraan de turfveldjes van de Astenaren lagen. In een register van de particuliere Peelveldjes uit 1897 kom je ook nog de naam “Nieuwe Eeuwiglevensche Baan”tegen en omstreeks 1911 zijn aan de de Meijelseweg en Goudplevierweg o.a. de Eeuwselsebossen aangeplant.


De Vossenberg als startpunt is bij de doorsnee bezoeker minder bekend, maar als je werkelijk wil genieten van de "stilte" moet je hier zeker eens naar toe gaan. De paden, banen genaamd, zijn het het hele jaar goed begaanbaar. Die banen waren oorspronkelijk nodig om de turf te kunnen afvoeren. Ze liggen dan ook een stukje hoger dan het omringende gebied, waar de vervening plaatsvond.  Ze zijn genummerd, zodat men vroeger goed kon uitleggen waar een bepaald perceel lag en tegenwoordig is dat belangrijk voor bijvoorbeeld de brandweer als die moet uitrukken vanwege een calamiteit.
Zoals je ziet zijn grote gedeeltes van de Peel begroeid met voornamelijk berken, pijpenstrootje en varens. Als men niets zou doen, zou het gebied dichtgroeien.
Hier en daar zie je dat er gekapt is, maar dat blijft beperkt en is altijd op kleine schaal uitgevoerd. Om het ecosysteem niet te veel aan te tasten, wordt niet rigoureus ingegrepen.
 
Ook wordt het gebied begraasd door runderen. Niet door taurossen zoals in Kempen~Broek, maar door de Blonde d'Acquitane. Een rustig ras, dat hier jaarrond kan grazen. Er ontstaan meer en minder sterk begraasde plekken, waardoor de natuurlijke begroeiing gevarieerd blijft. Het gebied is echter dusdanig groot dat begrazing alleen niet voldoende is. Om het gebied echt open te houden zijn nog andere maatregelen nodig. Te denken valt aan bijvoorbeeld de kap van de bomen, maar dat zie je hier eigenlijk niet veel gebeuren. Men wil alles beheersbaar houden, maar toch ook weer niet te rigoureus ingrijpen. 
Door de dichte vegetatie en de dichte matten die de wortels van het pijpenstrootje op de bodem krijgen, krijgen andere planten geen of te weinig ruimte en krijgen andere zaden ook nauwelijks de gelegenheid om tot ontwikkeling te komen . Er moet dus tijdig begraasd en geplagd worden.

Op de Groote Peel wordt door middel van kleinschalig plaggen  geprobeerd het pijpenstrootje te verdringen en wordt de heidegroei weer gestimuleerd en in stand gehouden . Men noemt dit soort plaggen chopperen. Dat wil zeggen dat er slechts op een smalle strook een dun laagje aarde, waar eerst bijvoorbeeld pijpenstrootje of varens stonden, wordt verwijderd. Dat is goed te zien aan de parallel lopende banen waar alle vegetatie wordt weggehaald. Grootschalig plaggen levert misschien meer heide op, maar is vanuit het oogpunt van toename van de biodiversiteit ook weer niet altijd gunstig. Herstel van de heide is echter alleen mogelijk als nog kiemkrachtig zaad aanwezig is, of als dat van elders aangevoerd wordt.


Als alles naar wens verloopt en de bodem voldoende vochtig blijft, is dit het resultaat.
Ik ben via de hoger gelegen Amsloberg terug gelopen naar het startpunt en daar kon je nog beter het resultaat van dit kleinschalig plaggen zien. Hier stond enkele jaren geleden nog het pijpenstrootje.

woensdag 15 juli 2020

Allemaal beestjes #14

Vandaag maar weer eens een nieuwe post. Het is al weer even geleden. Ik ben er vanwege de corona wat minder op uit geweest, vandaar dat het even geduurd heeft voor ik voldoende geschikt materiaal bij elkaar had. In deze post ga ik jullie wat harige beestjes laten zien. Rupsen dus......................

Eikenprocessierups
Ik hoor net op het nieuws vertellen dat het dit jaar meevalt met de overlast van de Eikenprocessierups. De verwachting was dat ook deze zomer er weer een van jeuk en kriebel zou worden, maar dat is dus niet het geval. Door de Corona zijn minder mensen in aanraking gekomen met de rups, maar de mindere overlast heeft waarschijnlijk meer te maken met een andere aanpak van bestrijdingsmiddelen en wat vooral van belang is, is dat men een beter inzicht heeft gekregen in wat natuurlijke vijanden als sluipwespen en sluipvliegen, roofkevers, weekschildkevers en rupsenaaskevers voor effect hebben. Ook vogels zijn een grote vijand van de eikenprocessierups. Die moeten we goed in ere houden.....
Niet alle vogels doen zich overigens te goed aan deze rupsen, maar er zijn een aantal soorten die er dol op zijn. Met name de koolmees en de pimpelmees. Alles beter in elk geval dan bestrijding met insecticiden.

Hoewel rond half juli de rupsen gaan verpoppen en daarna de vlinders uitvliegen, kunnen de brandharen in en rondom nesten nog lange tijd voor overlast zorgen. Dus blijf attent.

Eikenprocessierups
De beharing van de Eikenprocessierups bestaat uit zogenaamde brandharen. Deze worden gebruikt ter verdediging tegen vijanden zoals insecteneters. Als de rupsen of het nest waarin ze zich bevinden of bevonden worden verstoord, worden niet de zichtbare ongeveer 1 cm grote witte haren, maar de microscopisch kleine brandharen (hun lengte varieert van 0,1 tot 0,3 millimeter) afgegeven aan de lucht. Mocht je een close-up van zo'n harig monster willen maken,wacht dan in elk geval op windstil weer. De wind zorgt er namelijk voor dat de brandharen van de Eikenprocessierups dan massaal door de lucht zweven.

Bij een geïrriteerde huid of ogen is de belangrijkste tip: spoelen, spoelen en nog eens spoelen. Dus spring onder de douche als je vermoedt dat je de klos bent of als je bij thuiskomst al last hebt van een rode huid en irritatie. Een andere tip is plakband. Dat is een probaat middel om je huid te behandelen. De brandharen blijven namelijk aan het plakband kleven en worden zo uit de huid getrokken. Verder zijn er verkoelende zalfjes in de handel die zorgen voor verlichting. Krabben, hoe verleidelijk ook, helpt in ieder geval niet; het wekt alleen maar meer irritatie op.

Rups van de Plakker
We willen wel allemaal graag een tuin vol vlinders in de zomer, maar voor het zover is, moet elke vlinder echter eerst beginnen als rups. Hoewel de haren van een rups heel vervelend kunnen zijn voor de mens, zijn ze een goede verdediging tegen “vijanden”. Vanwege de Processierups lijkt elke rups met haren helaas voor veel mensen een rups te zijn waar je voor moet oppassen. Een zo'n rups die veel verward wordt met de processierups, is de rups van deze Plakker. De rupsen van deze nachtvlinder kunnen ook eind mei/begin juni in grote aantallen gevonden worden, maar zijn ongevaarlijk. Ze geven namelijk niet dezelfde reactie als de haren van de processierups. Je hoeft je om deze rupsen dan ook geen zorgen te maken.

Close-up van de rups van de Plakker
Zoals je hem hier op de foto van dichtbij kunt zien, vind je het misschien niet echt moeders mooiste, maar ik denk daar toch anders over. Ik vind haar schitterend....Het woord "mooi" is betrekkelijk.

Rups van de Plakker
De tot maximaal 5 cm grote opvallende rups is herkenbaar aan de licht okerkleurig met zwartachtig grijze spikkels en 3 okerkleurige lengtestrepen over de rug, de bruin- en zwartachtige haarborstels die op kleine, roodachtig, “wratjes” staan ingeplant en op de rug zie je 5 rijen blauwe en 6 rijen rode wratten.
De naam Plakker is een al lang bestaande naam. Het wijfje spint een soort matje van haar eigen lichaamsharen en plakt dat vast op een boomstam. Daarop zet zij dan haar eitjes af. Hieraan dankt de soort zijn naam. Op enige afstand ziet het er uit als een zwammetje.

Rups en cocon van de Plakker
Deze foto heb ik half juni gemaakt langs het pad bij het Meerbaansblaak in de Groote Peel. De rups van de Plakker heeft zich de afgelopen weken goed volgevreten en gaat op zoek naar plekjes om zich te gaan verpoppen.  Ik zag ze de afgelopen week dan ook best veel over de weg(getjes) en paden lopen, op zoek naar een geschikt plekje.

    
Terwijl er nog overal rupsen rondliepen op het pad, waren er al op meerdere plekken poppen te zien in de planten langs de weg. Ik zag sommige rupsen nog bewegen in de pop. Nu medio juli zal het niet lang meer duren en zullen de eerste vlinders al tevoorschijn komen.
De Plakker uit de familie van de donsvlinders is een nachtvlinder. Het vrouwtje is volledig donzig wit en kan niet vliegen. Het mannetje kan haar echter van een afstand ruiken. Hij gebruikt zijn voelsprieten als "neus". De geveerde antennes zitten vol sensoren om de geurstoffen van het vrouwtje op te pikken. Zodra ze bevrucht is, kan ze meteen haar eitjes afzetten en dan begint de cyclus weer van voren af aan.

Rups van de Hageheld
De acht centimeter lange rupsen van de Hageheld zijn ook dichtbehaard en de brandharen kunnen na aanraking, bij mensen wel huidirritatie veroorzaken. Waardplanten van de rupsen zijn onder meer de larix, berk, wilg en braam. De grote rups verpopt zich in een stevige perkamentachtige cocon in de strooisellaag. Verse cocons zijn bruin, de lege exemplaren verkleuren door de zon en worden dan even wit als eieren van reptielen als zandhagedis of ringslang.Dat zorgt nogal eens voor verwarring.

Rups van de Hageheld
De ontwikkeling van de soort kan 1 of 2 jaar duren. In het geval dat de ontwikkeling 1 jaar duurt, overwintert de halfvolwassen rups. Bij een 2-jarige ontwikkeling overwintert de pop in het tweede jaar. Ook de Hageheld is evenals de Processievlinder en de Plakker een nachtvlinder, maar hij is ook overdag actief; een dagactieve nachtvlinder. Het zijn overigens alleen de mannelijke vlinders die je overdag bij zonneschijn zigzaggend ziet rondvliegen. De vrouwtjes gaan namelijk pas vliegen als het gaat schemeren.
Het is een zomersoort die zich vooral in juli-augustus laat opmerken. Ik zag ze in de Groote Peel. Je kan de Hageheld in tal van leefgebieden aantreffen. Vooral op de zandgronden: van heide en bossen, maar ook in tuinen.

Rups van de Grote beer
Beervlinders zijn een onderfamilie van de spinneruilen. Er zijn 2 subfamilies: de echte beervlinders en de korstmosvlinders. De naam van deze dagactieve vlinders verwijst naar het uiterlijk van de rups.
De Grote beer hoort bij de echte beervlinders. De sterk behaarde rupsen zijn met hun 5-6 cm grote formaat een opvallende verschijning. De haren veroorzaken in tegenstelling tot bijvoorbeeld de processierups, echter vrijwel nooit huidirritaties. Pas in juli of augustus verpoppen ze. Tegen de tijd van verpoppen zijn ze bijzonder actief en je komt ze op dit moment overal tegen.

Rups van de Grote beer en van de Sint Jacobsvlinder
Vanaf het moment dat ze uit een eitje komen, is het eten en regelmatig vervellen, als ze uit hun huid dreigen te groeien. Een plant die ze graag bezoeken is het giftige Jacobskruiskruid. Ze raken het gif, dat ze met hun maaltijden van het Jakobskruiskruid binnenkrijgen, kwijt door dit in hun huid op te slaan. Als ze dan vervellen zijn ze het gif kwijt. Prachtig toch....

De andere rups op de foto is de Zebrarups. De rups van de Sint Jacobsvlinder, die ook het Jacobskruiskruid als waardplant heeft.

Rups van het Geel beertje
Zoals gezegd valt de familie beervlinders uiteen in twee zeer verschillende subfamilies: de grotere, kleurrijke en zwaar behaarde vlinders die tot de echte beervlinders (Arctiinae) worden gerekend en de kleinere, slanke en vaak grijzig gekleurde, minder behaarde soorten die tot de korstmosvlinders (Lithosiinae) worden gerekend. Korstmosvlinders vallen vooral op door hun vorm: ze zijn tamelijk langgerekt en schuiven in rust de vleugels vaak over elkaar heen of rollen ze zelfs op langs het lichaam.

Het Geel beertje is een soort die bij de korstmosvlinders wordt gerekend. De gele vlinder is in Nederland en België algemeen. Vooral op de zandgronden. Het nachtvlindertje heeft slechts een spanwijdte tussen de 27 en 30 millimeter. Hij valt op omdat hij vroeger vliegt dan de meeste andere korstmosvlinders, namelijk al vanaf eind april. De eitjes komen na ongeveer een maand uit. De rupsjes zijn tot in september actief. Volgroeide rupsen zijn slechts 18 tot 22 mm lang. Ze lijken veel op de andere beertjes: een zwarte rups met grijzige haren. Ze leven uitsluitend van op oude berken, eiken en meidoorns groeiende korstmossen. Daarna maken ze een heel dun coconnetje, waarin ze verpoppen en zo overwinteren. De cocon wordt opgehangen tussen mossen en korstmossen op boomstammen en struiken. De eerste vlinders verschijnen weer in april van het volgende jaar.

vrijdag 6 februari 2015

Moeselpeel

Ik betrap er me zelf op dat sommige natuurgebieden in Weert e.o. er nog een beetje bekaaid van af komen. Eén van die gebieden is de Moeselpeel.  Hoog tijd dus om er eens wat over te vertellen. Ik heb er weliswaar een tijd geleden in Moeselpeelrand in bloei iets over verteld, maar deze kleine wildernis is erg moeilijk te "doorgronden" en slecht toegankelijk. Vandaar dat ik 't gebied nog nooit écht bezocht heb. En dat, terwijl het slechts enkele kilometers  buiten de bebouwde kom ligt. Het bleef meestal beperkt met er om heen, of langs te fietsen via de Gebleekte Steeg. Ik ben er inmiddels een paar keer naar toe gegaan om het te verkennen en heb geprobeerd tot bij het centrale deel te komen. Dat viel niet mee......

Ferrariskaart Moeselpeel in 1777
Kadasterkaart Moeselpeel 1811-1832
Op de peelrand vind je veel dorpen en gehuchten met de uitgang "-loo" en "-el". Ik denk aan bijvoorbeeld Volkel, Boekel, Handel, Liessel, Meyel en Ospel. De uitgang "-el" zou volgens Hermans, schrijver van „Geschiedkundig Mengelwerk der Provincie Noord-Brabant" (1841), afgeleid zijn van de uitgang -loo, zoals in bijvoorbeeld Mierlo, Oploo, Meerloo, Merselo en Oirlo.
"Loo" in de betekenis van  "een meer verheven plaats, gelegen in of bij poelen, meeren, laagten en diepten".
Moesel zou dus afgeleid kunnen zijn van  moes = moeras + loo: een hoger gelegen plek bij een moeras.
Een andere (mogelijk betere!) verklaring is, dat Moesel een verbastering is van het dialectwoord moeëst=moeras + sel. Het toponiem sel(e) verwijst naar het Oudgermaanse sala: dit is een woning, nederzetting of beschutting. Moesel dus in de betekenis van: een nederzetting bij het moeras......

De Moeselpeel is in elk geval een van de peelvennen of 'pelen', waar de mens nauwelijks ingrepen heeft kunnen verrichten, omdat het ondanks allerlei pogingen té nat bleef.
Dit gaf de lokale plattelandsbevolking, in met name de 17e en 18e eeuw, de kans om zich tegen de talrijke benden van plunderende soldaten en vagebonden te beschermen op de Schans. Deze schans was een hoger gelegen versterking in het moeras, die slechts via één weg toegankelijk was en waar men zich in geval van nood tijdelijk kon terugtrekken met het gezin, de veestapel en een gedeelte van have en goed.
Actueel kaartje van de Moeselpeel gemaakt met behulp van Google Maps
Hoewel de peel in het begin van de 20e eeuw van buitenaf steeds verder verkleind werd ten behoeve van nieuwe landbouwgrond, is het nu nog nagenoeg ondoenlijk verder in de "echte peel" te geraken en nog steeds kom je dan ook niet veel verder dan de buitenkant. Er zijn in het verleden afwateringsslootjes gegraven in een poging het gebied te ontginnen. Dit is niet gelukt, maar de slootjes bemoeilijken nu de toegankelijkheid. Ook is er omstreeks 1900 in het centrale laagste deel enige tijd verveend. Nadat men hiermee is gestopt, is een open plas ontstaan. Die is in de loop der jaren veranderd in een ontoegankelijk rietmoeras.
Uitzicht op het nagenoeg  ontoegankelijk rietmoeras
Al in 1928 schreef Jacques de Haan er over in "Moezelerpeel". Bron:Natuurhistorisch Maandblad- SHOWeert.
"De eerste aanblik, welke ons dit ven biedt, is een ontzaglijke rietmassa. Geen spoor van open water te bekennen! Inderdaad is dit laatste er zeer sporadisch. Enkel met den vriendelijken visscher als leidsman, zijn deze plekken met de peelschuit te bereiken. Als de platte visschersschuit door de smalle vaargeul, welke de visscher met groote moeite weet te behouden, wordt voortgeboomd, ziet men overal meerkoeten, en waterhoentjes, haastig wegschieten tusschen het riet, waar zich vele nesten bevinden. Het spreekt vanzelf, dat het verdwijnen van moerassen ook op de overblijvende watervlakken (pelen) in de omgeving, waarmede ze in communicatie stonden, niet zonder invloed kan zijn geweest. Zoo bleef van de talrijke vischotters, welke hier in deze vischrijke peel relatief veelvuldig voorkwamen, zoo goed als niets meer over."
De 90 ha. grote Moeselpeel is, zoals de Haan ook aan geeft, geen opzichzelfstaand natuurgebied, maar staat in verbinding met de Kievitpeel, Kootspeel, Roeventerpeel en de verderop gelegen Schoorkuilen, Sarsven en de Banen. Deze peelvennen zijn onderdeel van de EHS (Ecologische Hoofd Structuur). Via de Leukerbeek en de Kuppenlossing staat de Moeselpeel ook in verbinding met natuurgebied de Roukespeel in de Krang.
Het centraal gelegen rietmoeras dreigt zonder maatregelen te verlanden
Ten behoeve van de omringende landbouw is het gebied door de jaren heen steeds meer ontwaterd, waardoor het uitdroogde en het centrale en natste rietmoeras verlandde. Als dit door zou gaan, zou de peel uiteindelijk binnen enkele tientallen jaren verdwenen zijn. Ik heb hier iets over verteld in de blog Topgebieden in Weert e.o.  Ook de door de peel stromende Houtstraatlossing, die fungeerde als overstort van het riool bij wateroverlast in de stad, bezorgde de Moeselpeel en de naburige kleine Kievitpeel en Kootspeel (in de volksmond "de strontpeel" genoemd) geen goede naam.
Deze gebieden verdienden een beter lot en er moest dus ingegrepen worden.
Het broekbos met wilgen en elzen maakt het gebied nagenoeg ontoegankelijk
In het "stimuleringsplan natuur, bos en landschap Midden-Limburg-West" (2001) werden de volgende doeltypen voor de Moeselpeel genoemd: voedselarme plas, klein zeggenmoeras, rietmoeras, dotterbloemgrasland, elzenbroekbos, gagel- en wilgenstruweel en voor de randen heischraal grasland.
Beverdam in de Houtstraatlossing
Door de genomen maatregelen zijn er ecologisch gezien geen barrières meer tussen de verschillende deelgebieden, met als gevolg dat bijvoorbeeld ook de bever het gebied heeft gevonden en voor de otter een geschikte leefomgeving wordt gecreëerd.
Omringende graslanden fungeren als bufferzones
Staatsbosbeheer, het Limburgs Landschap en Natuurmonumenten hebben trouwens al sinds 1994 maatregelen genomen die de peel weer langzaam in zijn oude staat terug moeten brengen; herstel van de oorspronkelijke waterhuishouding en aanleggen van bufferzones rond de Moeselpeel. Door de waterstromen binnen en buiten de peel van elkaar gescheiden te houden, wordt de balans tussen het voedselarme peel- en het voedselrijke omgevingswater hersteld. Door het waterpeil hoog te houden en het riet periodiek te maaien, wordt verlanding in het rietmoeras afgeremd.
De aan de oostkant lopende Houtstraatlossing stroomt naar de Leukerbeek
Als de grondwaterstroom en direct neervallend regenwater worden vastgehouden, is dat voldoende en hoeft er geen water uit omringende beken toegevoegd te worden om de Moeselpeel nat te houden.
De aanleg van twee stuwen, één bij de Raambrug en één midden in het rietmoeras, hebben de waterstand in de Moeselpeel danig verhoogd. Er wordt ook geen water meer uit de Moeselpeel afgevoerd door de Houtstraatlossing, die oorspronkelijk net zoals de Kuppenlossing door het centrale rietmoeras liep. Deze loopt nu langs de oostkant richting Leukerbeek.
Aangelegde stuw en bodemdrempels in de Kuppenlossing bij de Raambrug
Ook de naar de zuidkant verlegde Kuppenlossing (richting Leukerbeek), kun je nauwelijks meer als beek beschouwen. Het deel van de oorspronkelijk door de Moeselpeel stromende Kuppenlossing, dat vanaf de aangelegde stuw naar de Leukerbeek loopt, moet enkel voor het beheer en de afvoer van periodiek te maaien riet in het centrale deel opengehouden worden. De bodemdrempels die er zijn aangelegd, zijn noodzakelijk om vissen en andere waterdieren de kans te geven het moerasgebied te bereiken.
De "nutteloze" afwateringsslootjes zijn afgedicht , houden het water vast en verlanden
Rond het rietmoeras ligt een gordel van vooral elzenbroekbos en wilgenstruweel dat sterk wisselt in breedte en vanwege het vasthouden van het water in de talloze afwateringsslootjes erg moeilijk toegankelijk is.
Aan de rand van de Moeselpeel liggen verschillende paddenpoelen
Op de overgang naar het omliggende, hogere dekzandgebied aan de zuid- en westkant, vind je natte graslandjes met hier en daar een paddenpoel en perceeltjes met eiken- en populierenaanplant. Hierdoor biedt het terrein plaats aan soorten die karakteristiek zijn voor dat soort ecosystemen.

Tot zover mijn verhaal over de Moeselpeel. In de volgende blog wil ik er nog wat meer over vertellen en wat meer foto's laten zien.

Blogarchief