Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


woensdag 21 november 2012

Een acrobatische slijmbal.

Na de overvloedige regen van gisteren, heb ik toch met een stel andere natuurliefhebbers een (geplande) avond - wandeling gemaakt door het doordrenkte Wijffelterbroek onder het motto: "slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel”…. Het was zowaar op dat moment droog.
Heerlijk om daar zo rond een uur of 7 rond te struinen, de heerlijke kamperfoeliegeuren op te snuiven en te zien hoe de natuur daar dankzij de door ons verfoeide regen in optimale conditie is. De Taurossen stonden zielig wat voor zich uit te staren, maar er waren ook dieren die in opperste stemming waren vanwege het weer. Zo ook deze naaktslak, die toch heel wat toeren moet hebben verricht om tegen de lange stengel van het kweekgras (of is het raaigras?) op te “klimmen”. Uiteindelijk is die door gezwiept, maar deze acrobaat wist zich goed vast te klemmen.
Dat gaf mij de gelegenheid om deze slijmbal ook eens ongestoord van de onderkant te kunnen bekijken.

De echte tonderzwam

Tijdens een korte, voor de kleinkinderen altijd interessante en leuke wandeling van zo’n 2 à 3 km om het Meerbaansblaak (vlakbij bezoekerscentrum Mijl op Zeven van Nationaal Park de Groote Peel in Ospel), was de herfst overal al goed merkbaar door de talloze paddenstoelen die we zagen. Het waren vooral “saaie” aardappelbovisten en eekhoorntjesbrood die we zagen. Jammer voor de kleintjes, want die hadden natuurlijk het liefst een prachtige, meer tot de verbeelding sprekende vliegenzwam gezien. 
Tegen een berk zagen we echter een prachtig gekleurde zwam, waarvan ik eerst dacht dat ie niet echt was. Maar jawel hoor, het was dus een echte. Zo’n mooi “Elfenbankje” hadden de kinderen nog nooit gezien. Bijna onvoorstelbaar vanwege de verschillende kleuren. 

Geen roodgerande houtzwam of echte vuurzwam, maar de echte tonderzwam, zo blijkt na enig speurwerk. Tot 1970 werd de echte tonderzwam in Nederland sporadisch gevonden en in de meeste jaren helemaal niet. Vanaf de zeventiger jaren slaat de soort echter geen jaar meer over en is er een gestage toename. Dit komt vooral door- dat zwakke en dode bomen veel minder worden verwijderd uit de bossen dan vroeger. Het is nl. een zwakteparasiet die alleen groeit op verzwakte bomen.

Tegenwoordig is de echte tonderzwam dan ook vrij algemeen op de hogere zandgronden, in Zuid- Limburg en in de duinen ten zuiden van Bergen (Noord-Holland). De consolevormende vruchtlichamen van de echte tonderzwam zijn meerjarig en kunnen een halve meter doorsnede bereiken. Je vindt meestal exemplaren van 5-30 cm breed en 10-15 cm dik.

De tonderzwam werd tot in de 19e eeuw gebruikt als tondel voor het maken van vuur.
Tondel is de benaming voor een licht ontvlambaar materiaal, dat dient voor het maken van vuur. Het wordt ook wel 'tonder' genoemd. Voor het maken van een vuur werd een reepje met paardenurine geprepareerde tonderzwam met een scherp voorwerp geschraapt, hierdoor ontstond een pluizig materiaal dat zeer geschikt was om tot ontbranding (gloeien) te brengen.

 Een tonderzwam kan wel enkele tientallen jaren oud worden
De tondel werd droog bewaard in een tondeldoos. Met een vuursteentje en een metalen ring (het vuurijzer) werd het brandbare materiaal met vonken aangestoken. Vervolgens werd het vuur weer uitgeblazen, maar het materiaal bleef smeulen. Er werd een deksel op het doosje gedaan en zo kon de smeulende tondel meegenomen worden en kon men eenvoudig onderweg een nieuw vuur ontsteken.

Kardinaalsmutsje

Tijdens een wandeling in oktober bij het Ringselven in Dorplein zag ik op verschillende plaatsen het kardinaalsmutsje. Een struik die in de herfst heel erg opvalt omdat die, zo vind ik tenminste, een van de mooiste vruchten heeft. De doosvrucht heeft de vorm van het hoofddeksel van een kardinaal. Deze rooms-katholieke kerkleiders zijn op het Sint Pietersplein te Rome regelmatig hiermee uitgedost. Vandaar dus de naam. De vrucht is meteen ook het mooiste, dat de struik te bieden heeft, hoewel de bladeren in de herfst ook mooi scharlakenrood verkleuren.

De vrucht is een rozerode, vier- of vijfhokkige doosvrucht, waarvan de vlezige, oranje zaden tevoorschijn komen als die opengaat. Het zijn net kleine sinaasappeltjes.
Alle delen van de plant, en vooral de zaadjes, zijn trouwens giftig.
Mensen krijgen na consumptie direct last van diarree en buikkrampen; ze gaan braken of raken er versuft van.
Ook vogels zoals spreeuwen, lijsters en roodborstjes, durven zich pas laat in herfst en in de winter hieraan te goed te doen en eten ze in hun geheel op. De vruchten blijven dan ook lang aan de struiken hangen. De giftige zaden verlaten het vogellichaam onverteerd “op natuurlijke wijze”. Ze helpen er zo aan mee dat deze struik/boomsoort zich kan verspreiden. Het kardinaalsmutsje kun je dan ook op veel plaatsen aantreffen.

Ringselven


Eerste peel of zwempeel
Tweede peel of vispeel
Grenzend aan Weert ligt Dorplein, dat rond 1900 een agrarische gemeenschap met weinig economisch perspectief was. Toch besloot de Waalse familie Dor hier in 1892 een zinkfabriek te stichten. In de omgeving van Luik waren ze niet welkom en ook Weert had weinig trek in zo’n fabriek. 

Een
niet onbelangrijk argument om zich hier te vestigen, was de aanwe-zigheid van water.

Voor een zinkfabriek is voldoende koelwater van wezenlijk belang en het Ringselven, dat eigenlijk uit meerdere vennen in de vorm van een ovale ring bestaat, kon hier in voor- zien. De aanvoer van water, dat indirect van de Maas komt, vindt groten- deels plaats door aanvoer vanuit natuurgebied de Hoort. Onder andere via "'t luuëpke" (vroeger een populaire beek voor de jeugd om te zwemmen).  Ook de Hamonterbeek mondt in de Hoort uit.

De waterkwaliteit van de aanvoerende Hoort is niet zo denderend,maar door verdunning met regenwater wordt de invloed van dit water enigszins beperkt. Er is veel slib, dat sterk verontreinigd is met metalen en in het water is sprake van verhoogde gehalten aan zink en andere metalen. Het ven valt daarom in klasse 4+ (NW4-normering).

't  Luuëpke

Het Ringselven (en ook de Hoort) ligt op één van de hoogst gelegen gebieden van de N.Brabantse Kempen (30 tot 35 m. NAP) in een dalvormige laagte, met ten noorden en ten zuiden ervan hoger gelegen dekzandruggen, die oorspronkelijk begroeid waren met bos en heide.

Deze kaart van 1877 laat  goed de Ring zien.
Het was, zoals je op de kaart van 1877 kunt zien, niet het enige ven op de Loozerheide. Op de oude kaart is ook goed te zien dat het ven eigenlijk bestond uit meerdere plassen, die in een kring (of ring) lagen.
Vandaar de naam Ringselven.

Toen eind 19e eeuw de Zinkfabriek er werd gevestigd, is het Ringselven doorsneden door een dijk, waar de Havenweg en een spoorlijn over lopen. Dat was nodig vanwege de aanvoer van grondstoffen en betere bereikbaarheid. Daardoor is het ven in drieën gesplitst. In Dorplein praat men van Eerste - en Tweede Peel (of Zwempeel en Vispeel) en de Klaarvijver (tegenwoordig Ringselven-Oost genoemd).
Het gebied heeft, zeker tegenwoordig, voor de eigen bevolking een belangrijke recreatieve functie. De locatie was vooral in vroegere jaren een geliefde zwemplas en is ook nu nog een prima visplek.

Op onderstaand kaartje (mbv google maps) heb ik aangegeven waar de vis- vijver, koelwatervijver en de klaarvijver liggen. De koelwatervijver krijgt zijn water via de visvijver en de Klaarvijver werd/wordt? gebruikt om het vervuilde koelwater te laten bezinken, voordat het in de Tungelroyse beek werd/wordt geloosd. Vandaar die naam. De oude Klaarvijver wordt nu door Nyrstar Ringselven-Oost genoemd.
kaartje van het Ringselvengebied anno 2012.
Het Ringselven is al lange tijd in erfpacht bij Natuurmonumenten. Het is één van de 26.000 (!) beschermde gebieden in het grote Natura 2000 netwerk; een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Het toegewezen gebied is Weerter- en Budeler Bergen en Ringselven. Daartussen liggen de Boshoverheide en de onlangs verkregen zogenaamde Nyrstargronden op de Loozerheide.  Ook het Weerterbos en de Kruispeel met Laurabossen horen bij dit Natura 2000 gebied. Het Natura 2000 netwerk moet de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit vormen en is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het uiteindelijke streven is om van het grensoverschrijdende Kempen~Broek één aaneengesloten gebied te maken en het Natura 2000 netwerk met het Ringselven is hierin een onmisbare schakel.

Op onderstaande historische kaart van 1840-1850 kaart is het huidige Natura 2000 gebied aangegeven. Op deze kaart is het zogenaamde "Eiland van Weert" nog heel goed te zien; zoals je kunt zien, werd Weert toen nog nagenoeg geheel door woeste natuurgebieden omringd.  In het noord- oosten  bevinden zich  ook nog o.a. (hier niet zichtbaar) de Groote Peel, Moeselpeel, Roukespeel, Roeventerpeel, Sarsven en de Banen. Je zult ook op deze kaart tevergeefs zoeken naar de Tungelroyse beek, want die was daar toen nog niet...

historische kaart van 1840 met het huidige Natura 2000 gebied.

Dorplein

Het Brabantse Budel-Dorplein past helemaal in het plaatje van natuur rond Weert. Ruim honderd jaar geleden bestond het dorp niet eens en was het een onvruchtbaar gebied, met moeras, heide en vennen.In het Kempen~Broekgebied, waar het deel van gaat uitmaken, ligt het tussen de Hoort, de Boshover- en Loozerheide en de Laurabossen aan de andere kant van de Zuid-Willemsvaart.

Landgoed de "Warande" gebouwd in 1926 door André Dor, is nu een rijksmonument
Budel-Dorplein is pas ontstaan nadat de fabrikantenfamilie Dor en Francois Sepulchre een zinkfabriek bouwden in het vennengebied tussen Budel en Weert. Ze wilden een zinkfabriek stichten in de omgeving van Luik,maar kregen daar geen toestemming voor en zochten toen hun heil in Nederland.

Woonhuis van Dor in Weert. Het latere Hotel Juliana, nu Hostellerie Munten
In eerste instantie vestigde de familie Dor zich in Weert. Ze woonden in het voormalige pand van de burgemeestersfamilie Coenen aan de toenmalige Wilhelminawal (nu hostellerie Munten). Maar ook in Weert kregen ze geen toestemming om een  fabriek te bouwen.  In juli 1892 kochten zij daarom van de gemeente Budel (toen nog een agrarische gemeenschap met weinig economisch perspectief), ongeveer 628 hectare grond. Later is dat terrein uitgebreid tot ruim 900 ha..


Het uitgestrekte gebied werd in de volksmond de "Aauw Heij" genoemd. Zo'n locatie was gunstig, want men had in die tijd een groot "uitwaaigebied" nodig, omdat de zinkproductie met veel rook gepaard ging.  Een ander argument  voor "La Société Anonyme des Zincs de la Campine Dorplein",  was de nabijheid van de spoorverbinding  Antwerpen - Duits Ruhrgebied (IJzeren Rijn) en de Zuid-Willemsvaart. Deze spoor- en waterweg vormden een onmisbare schakel voor de aanvoer van bouwmateriaal, zinkerts en kolen en de afvoer van grondstoffen het zink. Een derde argument was de aanwezigheid van goedkope grond en arbeiders. En tot slot (en niet de minst belangrijke), was er de aanwezigheid van veel water. Voor een zinkfabriek is namelijk voldoende koelwater van wezenlijk belang en  het Ringselven kon hier prima in voorzien. De aanvoer van dat water, dat indirect via de Hamonterbeek van de Maas komt, vindt grotendeels plaats via het zogenaamde "Luuëpke" vanuit natuurgebied de Hoort.

De eerste bewoners waren Waalse arbeiders, die vakkennis en ervaring meebrachten en daarom vooral functies in het middenkader kregen. Tot in de jaren 50 was Frans ook de voertaal onder de notabelen en directie. De arbeiders hadden het aanvankelijk niet gemakkelijk, aangezien de meeste voorzieningen nog gebouwd moesten worden en ze de taal niet spraken. Geleidelijk aan werden er voorzieningen gebouwd. De arbeiderskolonie was in alle opzichten afhankelijk van de Budelse zinkfabriek. Het bedrijf was paternalistisch (het bepaalde wat er in het dorp gebeurde), wat zijn goede en slechte kanten had, en de nederzetting lag afgelegen.



Het oude "Prisonneke"
De stijl en architectuur van de gebouwen is sterk geïnspireerd op architectuur zoals die voorkomt in de Belgische Borinage. Alles gebouwd in rode baksteen volgens de Waalse stijl en met zijn typisch wijze waarop de dakpannen zijn gelegd.

De huizen voor de arbeiders en voorzieningen, zoals kerk en school werden in de nabije omgeving van de fabriek gebouwd. Het dorp had zijn eigen veldwachter ("de Gard") en er was zelfs een gevangenis; het "Prisonneke". Binnenkort begint men met de restauratie van dit bijzonder gebouwtje, dat aan de Theo Stevenslaan ligt. Theo Stevens was een jonge verzetsstrijder uit Dorplein, die op het eind van de Tweede Wereldoorlog met nog een paar andere jongemannen werd gefusilleerd door de Duitsers. Een bijzonder overblijfsel uit de tijd van de Dors is de doorlopende huisnummering. Iets unieks in Nederland. In april 2011 is deze fabrieksnederzetting met de natuurlijke omgeving aangewezen als beschermd dorpsgezicht.Op de site www.historiekzm.nl kun je meer over de historie van de zinkfabriek vinden.

Bij Budel-Dorplein ligt de Loozerheide. Een deel van dat natuurgebied aan Limburgse kant, is onlangs door Nyrstar (sinds 2007 de eigenaar van de zinkfabriek),  aan Ark en Natuurmonumenten overgedragen. Een paar akkers, weilanden en bospercelen (eigendom van particulieren), moet door grondaankoop of grondruil nog eigendom worden.  Het gebied wordt begraasd door Maremmana runderen en Exmoor ponys. Inclusief het Ringselven en de Hoort, maakt de Loozerheide deel uit van het grensoverschrijdende natuurpark Kempen-Broek.

Er zijn een paar mooie wandelroutes uitgezet, die starten bij gemeenschapscentrum "de Schakel".

Er is een "natuurwandeling" (3,5 km.) en een "cultuurwandeling" (7 km.) die gecombineerd kunnen worden tot één wandeling van ongeveer 10 km.

Augustus 2014: De restauratie van het Prisonneke is voltooid.
Alles ziet er keurig verzorgd uit, maar het nostalgische effect, het authentieke van het Prisonneke zoals op de andere foto, ontbreekt in mijn ogen. Het heeft mogelijk ook met de aankleding van de directe omgeving te maken, die saai is ingericht.

Een bord bij het gebouwtje geeft meer duidelijkheid in de historie van het Prisonneke.

dinsdag 20 november 2012

De Kwegt Nederweert

De Kwegt is een voormalig vennengebied, dat bij aanleg van het Kanaal Wessem-Nederweert in 1922 werd gedempt met het vrijkomende zand. Het ligt tussen kanaal Wessem-Nederweert en het Sarsven. Het maakte deel uit van het oorspronkelijk grote Roeventerpeelgebied. Ook Schoorkuilen, aan de andere kant van het kanaal, maakte hier deel van uit.
de Kwegt in 2012
 
Een van de 3 herstelde vennen
Het gebied maakt deel uit de keten Peelvennen en van het Einderbeekgebied en sluit aan bij het gebied Sarsven en De Banen. Kwegt, of ook wel geschreven als kwagt of kwacht, is een toponiem, gebruikt voor moerassige natuur- en natuurgebieden met zeer onvaste bodems. Het woord is verwant aan kwakkelen en wankelen. Kwakkel of wankel in de zin van "onvast of onbestendig". (zoals bijvoorbeeld in kwakkelwinter). Het woord kwegt komt nog voor in de Peel en in Belgisch Limburg. Er worden dan met drijvend of onvast materiaal dichtgegroeide turfkuilen mee bedoeld.

de Kwegt in 2000
Een enkel perceeltje gelegen aan de Kwegt werd rond 2000 opgenomen in het Natura 2000- gebied Sarsven - de Banen en werd hersteld bij wijze van proefneming.

In de periode 2007-2009 is een 40 ha groot gedeelte van het gebied door Rijkswaterstaat hersteld bij wijze van natuurcompensatie.  De vennetjes liggen nog gescheiden van elkaar door een weg. Bedoeling is om deze weg tzt. op te breken, zodat één grote plas ontstaat. Het uitgegraven zand kon worden gebruikt bij de aanleg van het nieuwe wegennet bij de ring van Eindhoven.


Na de ontdekking van nog steeds kiemkrachtige zaden van zeldzame planten in de oorspronkelijke veenbodem en de prachtige resultaten na venherstel in De Banen in de jaren negentig, waren de verwachtingen voor dit gebied ook hooggespannen. Er liggen nu vier prachtige vennetjes en zoals je op de foto's kunt zien, zijn het stuk voor stuk pareltjes geworden.



 
foto's  van het eerste herstelde ven in 2000

 
foto van het 2e herstelde ven

Dat de herfst er ook een lust voor het oog kan zijn, laten onderstaande foto's van de Kwegt zien.
Of zoals Albert Camus dit treffend verwoordde:

“De herfst is als een tweede lente, waarin elk blad een bloem wordt”

foto van het 3e herstelde ven

****************** UPDATE *****************

De afgelopen jaren is de Kwegt compleet op de schop gegaan en onherkenbaar veranderd ten opzichte van 2012.  In mei 2022 heb ik daar een post over geschreven met als titel : "de Kwegt; een tijdlijn". 

Grote beervlinder


Het Jacobskruiskruid dat steeds meer voorkomt in Nederland is voor velen, vanwege het gif, een gruwel en er zijn al voorstellen gedaan deze plant uit te roeien. Uiteraard zal dat nooit lukken.

Veel dieren, met name insecten en rupsen, hebben deze plant als voedselbron en het zou toch doodzonde zijn als deze opgeofferd zouden worden. Dat geldt o.a. voor de zebrarups (de rups van de Sint-Jakobsvlinder) en de wel tot 6 cm grote rups van de Grote beer, die je hier allebei op de foto ziet. Allebei dagactieve nachtvlinders uit de familie der spinneruilen.

De naam Grote beer doet in de eerste plaatst denken aan een sterrenbeeld, maar de grote beervlinder is een dagactieve nachtvlinder uit de familie van de uilen. De naam van de vlinder verwijst naar het uiterlijk van de rups. Die is, zoals je ziet, namelijk sterk behaard met een vacht als een beer.(zegt men..) De haren veroorzaken vrijwel nooit huidirritaties. Pas in juli of augustus verpoppen ze. Tegen de tijd van verpoppen zijn ze bijzonder actief en je komt ze dan ook overal tegen. Deze rupsen raken het gif, dat ze met hun maaltijden van het jakobskruiskruid binnenkrijgen, kwijt door dit in hun huid op te slaan. Na het vervellen zijn ze hun gif kwijt. Prachtig toch....


Nyrstar gronden


Aan de Limburgse kant van de natuurgronden van zinkfabriek Nyrstar in Budel-Dorplein, ligt een grotendeels uit heide, bossen en graslanden bestaand gebied, dat in 2012 aan Ark en Natuurmonumenten is overgedragen. Het betreft de Loozerheide.
Nyrstar is een multinational die de zinkfabriek in 2007 overnam. Zij hebben voor de ontwikkeling van het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck (DIC) een natuurcompensatieverplichting opgelegd gekregen. Doelstelling is namelijk dat het DIC een industriepark wordt dat toekomstbestendig is voor natuur, mens en milieu. De gronden werden dus zeker niet zomaar door Nyrstar overgedragen.

Het is een gebied waar ik nog nooit geweest ben, omdat het grootste deel altijd verboden terrein is geweest en dat ik nu eindelijk na ruim 60 jaar eens kan bezoeken. Het is een genot om daar rond te kunnen struinen. Hoe zal het er over een aantal jaren uit zien? Men wil daar het waterpeil herstellen en een waterbuffer creëren dat de omgeving ten dienste kan zijn tijdens droge zomers. Zodoende vernatten de gebieden en krijgt bosgroei minder kans.

Behalve naaldbossen vind je er heidegebied en landbouwgronden die (nog deels) in particulier bezit zijn. Inmiddels waren er al enkele landbouwpercelen aangekocht en zie je wat er gebeurt als men de natuur zijn gang laat gaan; de akkers veranderen in kruidenrijke landschappen.
Op het moment dat ik er was, groeiden en bloeiden er vooral Jacobskruiskruid en verschillende cypresgrassen zoals bies, zegge en galigaan.
Vooral de galigaan (Cladium mariscus) is interessant voor dit gebied, want de soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam vermeld.

Abeek

De 53 km lange Abeek, die ontspringt op het Kempens Plateau in het Belgische Wijshagen (Meeuwen-Gruitrode) en in Ophoven in de Maas uitmondt, is één van de levensaders van het grensoverschrijdend landschap Kempen-Broek.

De geschiedenis van de beek is bepaald door geologische- natuurlijke-, maar vooral menselijke factoren. Ik denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan de aanleg van bypasses en het opstuwen van het water voor de vele molens die er oorspronkelijk lagen, de gevolgen van de beek door de gegraven Weerter-/Bocholterbeek in de 13e eeuw, de ontwatering van moerassen, de aanleg van de Lossing en het rechttrekken (kanalisatie) om zo een snellere afvoer van water te bewerkstelligen.

De Abeek slingerde zich voorheen met een stelsel van geulen en een aantal andere beken een weg door onder andere het uitgestrekte moerasgebied de Luysen en was er plaatselijk meer dan een kilometer breed. De “Amazone in het klein” werd er dan ook tegen gezegd. De Abeek is daar voor een deel de natuurlijke grens met Nederland.

Door de aanwezigheid van de vele watermolens langs de loop van de Abeek (ooit waren het er 26), wordt de beek ook wel Molenbeek genoemd. In Stramproy (gemeente Weert) vind je in het Stramprooierbroek onder andere nog de Broekmolen. De beek is ook van groot belang voor de ontwikkelingen in het Stramprooierbroek. In mijn post: "de grens is maar een streep" vertel ik hier meer over. Ook in mijn posts over het Grootbroek,  de Luysmolen en de Clootsmolen komt de Abeek aan de orde.


Hoewel de midden- en benedenloop van de Abeek sterk door de mens is beïnvloed, behoort de beek nog altijd tot één van de betere beken.
In Molenbeersel, bij natuurgebied de Zig stroomde oorspronkelijk de gegraven Lossing via de zogenaamde Zigduiker onder de beek door naar Ophoven. In 1969 zijn daar beide waterlopen verlegd en stroomde de Lossing door de oorspronkelijke Abeek bedding naar de Maas bij Neer en de Abeek stroomde verder door de gegraven Lossing naar Ophoven. Er zijn plannen dit ongedaan te maken en de Abeek weer door het oorspronkelijke stroomgebied te laten stromen.

De waterkwaliteit, de unieke flora en fauna in de beek zijn van een hoog niveau. In de zomer krioelt het momenteel weer letterlijk van het leven in -, boven -  en langs de beek. Zo is onder andere de bever sinds enkele jaren via de Abeek spontaan naar Kempen-Broek teruggekeerd en voelt zich, naar ik gehoord heb, bijzonder goed thuis in het Stramprooierbroek en de Luysen. Ook wordt er, om er een paar te noemen, de boomkikker, de kraanvogel, verschillende salamandersoorten en de wespendief aangetroffen. Doordat de waterkwaliteit goed is en er o.a. vismigratietrappen zijn geplaatst, zijn er weer talloze (zeldzame) vissoorten zoals de serpeling en kwabaal aangetroffen.

maandag 19 november 2012

Clootsmolen

Een beek die van oudsher grote aantrekkingskracht heeft uitgeoefend, was de Abeek.
Zij ontspringt op het Kempens plateau te Wijshagen-Meeuwen en vloeit via Gerdingen, Reppel, Beek en Bocholt in noordoostelijke richting, waar zij bij het Nederlandse Neer in de Maas uitmondt.
“De Abeek was vroeger een Levensader van beide Limburgen”. Aan deze beek lagen bijvoorbeeld liefst 16 molens. Het gebied maakt deel uit van het grensoverschrijdende Kempen-Broek.

De Clootsmolen (ook wel Neermolen genoemd) was een banmolen of dwangmolen. Ze ligt aan Watermolenweg 1 in Kreyel (gemeente Bocholt). Kreyel komt van Craeye lo, wat kraaienbos betekent.
De naburige boeren moesten daar op last van de plaatselijke heer van Bocholt (tevens graaf van Horne) sinds 1465 het graan laten malen. Het doel van deze molendwang was een deel, bijvoorbeeld een tiende, van (de waarde van) het graan als belasting te kunnen innen. De boeren betwistten dit vanaf het begin, maar pas in de Franse tijd kwam er een einde aan deze feodale regeling.

Clootsmolen of Neermolen, voordat de A-beek werd rechtgetrokken  (+ 1960)
Het is me niet helemaal duidelijk of de naam Clootsmolen is afgeleid van: molen van Cloot (zónder s), óf de molen van Cloots (mét s). Cloot is een niet meer voorkomende voornaam, die is afgeleid van het Oud-Germaanse of Frankische Chlodio. (vergelijk met de Franse voornaam Claude).
Veel achternamen zijn afgeleid van de voornaam van de voorouder. Denk bijvoorbeeld aan Barendsz, in de betekenis van: zoon van Barend. Dat was ook zo met namen als Roelofsz, Petersz, Adriaansz en Jacobsz. Oorspronkelijk dus met een z in de betekenis van zoon, maar in de loop der tijd werd de z weggelaten, zodat alleen de 2e naamval is overgebleven, dus Barends, Roelofs, etc. Dit noemt men een patroniem.

Ik denk dat Clootsmolen niet verwijst naar de oorspronkelijke voornaam Cloot (de molen van Claude), maar naar de achternaam Cloots. De molen dus van Cloots (mét s). Een klein verschil, maar toch……

De molen is een zogenaamde onderslagmolen. Bij onderslagmolens stroomt het water onder het rad door. Dit type molen komt vooral voor op de wat grotere beken/kleinere rivieren en is typisch voor waterlopen met een klein verval. In de loop van de 19e eeuw is de molen voorzien van een bakstenen gebouw. Het molenhuis in haar huidige vorm dateert uit begin 20e eeuw. Later werd de beek omgelegd, en kwam de molen aan een kleine zijstroom te liggen, maar ze ontving nog voldoende water om af en toe te kunnen draaien. Nadat de beek echter in de beginjaren '60 van de vorige eeuw werd rechtgetrokken, betekende dat definitief het einde voor de molen. Het molenwerk is echter nog aanwezig en de molen is is in feite nog (hoewel beperkt) maalvaardig.

De stuw aan de Clootsmolen is vervangen door een vistrap: alle vissoorten kunnen nu het hoogteverschil van anderhalve meter in kleinere trapjes nemen. Het ligt in de bedoeling om de beek weer in haar oorspronkelijke bedding te leggen, zodat de molen weer aan de beek komt te staan. Hopelijk dat het gauw gebeurt, want de eerste tekenen van verval zijn al duidelijk zichtbaar.
Er is tegenwoordig een bed & breakfast en de molen is enkel op aanvraag te bezoeken.



Grotere kaart weergeven

Blogarchief