Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


zondag 25 november 2012

Moeselpeelrand in bloei

Aan de rand van Weert ligt natuurgebied de Moeselpeel. Een natuurgebied van 90 ha dat zich op 2 à 3 km ten zuidoosten van het centrum van Weert bevindt. Het is in bezit van Staatsbosbeheer en het Limburgs Landschap.

De Moeselpeel is geen opzichzelfstaand natuurgebied. Het staat in verbinding met de Kootspeel en Roeventerpeel die in het noordoosten aansluiten aan dit laaggelegen gebied. Door die gebieden stroomt ook de Leukerbeek in zuidwestelijke richting, om vervolgens naar het oosten af te buigen. Zodoende staat de Moeselpeel ook in verbinding met natuurgebied de Roukespeel in de Krang

De Moeselpeel dankt zijn naam aan het naburige buurtschap, tegenwoordig de wijk Moesel.
Moesel is een verbastering van het dialectwoord ‘moeëst’ dat moeras betekent en "sele" Het toponiem sel(e) verwijst naar het Oudgermaanse sala: een woning, nederzetting of beschutting. Hier bevond zich vroeger ook een schans. Dit was een zandbult in het moeras, dat een eilandje vormde en slechts via een smal pad bereikbaar was. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in de 17e eeuw, werd het als toevluchtsoord voor de bevolking gebruikt.

De Moeselpeel is een van de peelvennen of 'pelen', waar de mens nauwelijks ingrepen heeft verricht.
Er is wel verveend, zodat omstreeks 1900 een open plas aanwezig was. Deze is echter opnieuw verland, zodat open water nauwelijks meer aanwezig is.

De Houtstraatlossing met rechts de Moeselpeel en links Landgoed Knapesbert
In de 20e eeuw werden afwateringssloten gegraven, om het gebied voor landbouwdoeleinden te ontginnen. Deze ontginning is niet doorgegaan, want het gebied bleef veel te nat. Door de instroom van voedselrijk water werd het gebied echter steeds voedselrijker. Om deze reden werd midden jaren '90 van de 20e eeuw het water uit de landbouwgebieden omgeleid via de Houtstraatlossing en Kuppenlossing en kan het natuurgebied zich geleidelijk herstellen zodat de hoogveen - vorming uiteindelijk weer op gang kan komen.

Omdat besloten is grote stukken landbouwgrond aan de rand van de peel zijn gang te laten gaan en als een soort buffer te dienen, zie je een gevarieerd landschap, met weilanden,akkers, kleine bosschages en natte veengebieden.

De natuur bloeit daar momenteel letterlijk en figuurlijk op. De grote variëteit aan planten is bijvoorbeeld goed te zien in dit weiland. De tijd van de paardenbloem is voorbij en nu krijgen allerlei bloeiende grassen, boterbloemen, schermbloemigen zoals fluitenkruid, de prachtige roodkleurige schapenzuring, koekoeksbloem, pinksterbloem etc. de kans om boven het maaiveld uit te komen.

Prachtig om deze bloemenzee te zien, maar niet echt een uitnodiging voor degenen die hooikoorts hebben.

Stempelkussen

Als de dagen korter worden en de kachel weer aan gaat, krijgt het vrouwtjesschaap zin om te vrijen met het mannetjesschaap. Om de ongeveer zeventien dagen laat zij toe dat een ram haar dekt.


De schaapherder heeft de ram een soort tuigje van leren riemen omgedaan. Aan dat tuigje zit, tussen zijn voorpoten, een soort stempelkussen (een dekblok genaamd) met vet kleurkrijt. Als de ram bovenop een ooi springt om haar te dekken, verft hij tegelijk met het kleurblok de achterkant van de rug van de ooi. Zo is goed te zien of de ram zijn “werk” heeft gedaan.
Je ziet op de foto de ram met het stempelkussen tussen de ooien liggen in de schaduw van de eikenboom. Uitgeteld waarschijnlijk… Als je op de foto klikt wordt die uitvergroot.
Elke 2 weken doet de schaapsherder de ram een stempelkussen om met een andere kleur, zodat hij weet wanneer de ooien zijn gedekt en zullen gaan lammeren. Er is zo te zien al stevig voor het nageslacht gezorgd. De herder kan tevreden zijn.

Reguleren of laten?

Met wat geluk kom je in het IJzeren Mangebied oog in oog te staan met het Kempisch heideschaap. Een kudde van zo’n 100 tot 150 dieren zorgt voor de begrazing langs wandelpaden en rond de bosvennetjes.
Een goed natuurbeheer is altijd een keuze maken tussen reguleren en/of laten. De plaatsen met bijzondere, leuke en/of zeldzame planten worden daarom na overleg met de Bosgroep van het IVN door de herder afgerasterd, zodat de schapen er niet bij kunnen.
Op deze foto zie je een deel van de kudde bij het Geurtsven.

Ze hebben je al snel in de gaten en komen altijd even nieuwsgierig kijken welk vreemd wezen hen nu weer staat te bekijken.

Schapen, maar ook geiten en herten, kunnen dankzij hun horizontale pupillen opzij kijken, zonder hun kop te bewegen. Hun blikveld bestrijkt bijna 360 graden. Ze kunnen zelfs zien wat er achter ze gebeurt; een soort ‘’ingebouwde achteruitkijkspiegel’’.

vrijdag 23 november 2012

Tauros in de Graus

De Graus is een weideperceel aan de Pruiskensweg, aan de rand van het Wijffelterbroek. De naam Graus zou aan de veldnaam Groes ontleend kunnen zijn. Deze naam hangt samen met groeze, verwant aan gras en duidend op een groene (drassige) weide. Volgens W. Lenaers (bron: Veldnamen in en om Stramproy, 1948) kan het echter ook afgeleid zijn van het Duitse woord Graus. Dit klinkt aannemelijker, want in de Nieuwe Koerier van 16 augustus 1911 (de voorloper van Dagblad de Limburger) wordt namelijk gesproken over ontginning "Graussen". Het Nederduitse grausen is afgeleid van het Germaanse "irgrūsōn" en betekent gruwen, huiveren of griezelen. Het gebied moet er ooit,vóór de ontginningen dus, nogal woest hebben uitgezien. Ook in het Nederlands Etymologisch Woordenboek kwam ik deze betekenis van grausen tegen.

In het ca. 10 hectare groot omzoomd weiland lopen momenteel koeien van een kruising tussen Heckrund en Schotse hooglander en een Ecolander stier.

De Ecolander is een kruising tussen verschillende runderrassen (met name Hooglanders en Heckrunderen) waar- bij streng geselecteerd wordt op rustig gedrag, gehardheid en uiterlijk.
Bij het uiterlijk wordt vooral gelet op kenmerken die het, inmiddels uitgestorven, oerrund moet hebben gehad.


In de Ecolander zit het karakter (m.n. de rust en betrouwbaarheid) van de Schotse Hooglander en het uiterlijk (zoals wildkleur, kortharigheid in de zomer en langharigheid in de winter, een goed gevormde hoornpartij, de witte snuit, de lichte "aalstreek" op de rug), het kuddegedrag en voedselkeuze van het Heck-rund. De Ecolander is vanwege zijn karakter inzetbaar in publieksterreinen. Als de afstand met bezoekers te klein wordt, moet de stier zich terug trekken en niet, zijn mannetje willen gaan staan, hij mag niet dreigen..
De positieve eigenschappen van de Ecolander maken dit dier geschikt om deel uit te maken van het fokprogramma van de TaurOs. Dat is tenminste wat de Stichting Taurus ervan verwacht.


Deze runderen vertonen dus het natuurlijk gedrag van het oerrund. Het zijn grote en imposante dieren met grote en dikke hoorns. Ze hebben een groot wijkgedrag, m.a.w. ontwijken de mens, zijn volledig zelfredzaam en eten alles wat hun voor de voeten komt. Vooral op de wat rijkere grasgebieden komen ze goed tot hun recht. Ze kunnen goed tegen het Nederlandse klimaat.

Klik HIER als je wat meer wil weten over het Heckrund.

Sayaguese koe

zwart/grijs Tudanca rund
Om tot een rund te komen, wat lijkt op het oorspronkelijk oerrund, zal door de Stichting Taurus en Ark gebruik worden gemaakt van een nauwkeurig bijgehouden en gericht kruisings- en fokprogramma. Met runderrassen waarvan het DNA zoveel mogelijk op dat van het oerrund lijkt. Men noemt dit het TaurOs projekt.
De basis wordt gelegd door de Schotse Hooglander. Dat rund heeft zich al bewezen als natuurlijke jaarrond begrazer van natuurterreinen. Het is zelfredzaam. Daarnaast is het een publieksvriendelijk dier.
De Schotse Hooglander zal worden gekruist met afstammelingen van - de Tudanca,de Pajuna, de Sayaguesa en de Limia uit Spanje, en de Maremmana 'primitivo' en Podolica uit Italie.
Doel is om uiteindelijk tot een goede match te komen en een dier te scheppen waarvan uiterlijk en gedrag in de buurt van het oerrund komen.

zwart/bruin Sayaguesa koe met kalfje
Het Sayaguesa rund op de foto is een zeer zeldzaam ras dat in de regio Castilië en León(Spanje)voor komt. Er zijn nog maar 500 dieren over de hele wereld, dus de soort dreigt uit te sterven. De dieren zien er indrukwekkend uit met hun karakteristieke hoorns, maar zijn rustig en ongevaarlijk.Dit primitieve Spaanse ras is eeuwenlang als trekdier gebruikt. Ze hebben veel kenmerken van het oerrund in zich wat betreft kleuren en kleurstelling. Ze kunnen goed tegen kou en kunnen goed tegen warmte, staan hoog op de poten, hebben een slanke bouw en hebben een hoornvorm die past binnen het profiel van het oorspronkelijke oerrund. Karakterestiek is ook de zogenaamde "meelsnuit".
Je vindt de zwart/bruine Sayaguesa runderen (koeien) langs de A-beek in Stramproy (bekend als "d'n Oetslaag"). Aan de andere kant van de Grensweg ("Siëndonk" genoemd)bevinden zich de zwart/grijze gekruiste Tudanca's.

In het Wijffelterbroek op percelen met de naam "Kwaoj Gaât" en "Wisseblök", loopt een Sayaguese stier met (gekruiste) Schotse hooglanders. Hij zal voor nakomelingen gaan zorgen. Tenminste, dat is de bedoeling !!!

Sayaguese stier met een koe die een kruising is tussen een Tudanca en de Schotse Hooglander

Tauros in Wijffelterbroek

In het Wijffelterbroek en Stramproyer heide, in de gemeente Weert, is men met een uniek project bezig. Stichting Taurus en ARK Natuurontwikkeling maken zich vanaf 2009 sterk om op korte termijn een rund te fokken, dat zoveel mogelijk overeenkomsten vertoond met het sinds begin 17e eeuw uitgestorven oerrund.
Wetenschappers en kenners, zoals genetici en historici uit Italie, Spanje en Nederland werken mee aan deze ontwikkeling. In 2018 (!) moet er een kudde van 100 oerossen rondtrekken in het grensoverschrijdende Kempen~Broek.
Op langere termijn is deze oeros een wild dier, dat net als edelherten, wilde zwijnen, wolven en andere grote zoogdieren, vrij rond zwerft door natuurgebieden. Zonder menselijke bemoeienis.


Een veelbelovend resultaat van een kruising tussen een Hooglander - en een Heckrund, leek dit jonge stiertje met kenmerkende meelsnuit en bruine bles en streep over zijn nek en rug. Grootte en omvang van de hoorns zijn echter volgens de deskundigen (nog) niet optimaal.
http://www.freenature.nl/free/Dit beestje zal dus helaas tzt terechtkomen in het slachthuis van Free Nature. In 2007 is FREE Nature opgericht vanuit ARK Natuurontwikkeling en beheert in Kempen - Broek de kuddes runderen en paarden.
Wanneer een dier om de een of andere reden niet in het kruis- en fokprogramma van TaurOs past, of als er te weinig ruimte is voor de dieren in het gebied en het nergens anders geplaatst kan worden, biedt Free Nature het kwaliteitsvlees van de dieren aan als wildernisvlees. De opbrengst stroomt rechtstreeks terug naar het werk met de kuddes en de natuur.

donderdag 22 november 2012

Jacobskruiskruid.

jacobskruiskruid met zebrarupsen en sint-jacobsvlinder
Op een braakliggend veld bij de Loozer- heide, zag ik talloze zebrarupsen en de Sint Jacobsvlinders bij het jacobskruiskruid steeds netjes bij elkaar. De vogels en andere dieren laten de rups van deze sint-jacobsvlinder maar al te graag met rust, want ze is giftig, omdat ze van het Jacobskruid eet. Vandaar misschien ook het geel met zwarte strepen als waarschuwing. De mooi rood gekleurde sint jacobsvlinder is een dagactieve nachtvlinder.

Behalve nectarplanten hebben vlinders ook waardplanten nodig. Dit zijn de specifieke planten die een insect nodig heeft voor de voortplanting. Zonder waardplanten geen rupsen, zonder rupsen geen vlinders. Omdat de smaak van Jacobskruiskruid bitter smaakt en giftig is, wordt de plant niet door dieren gevreten, maar de sint jacobsvlinder leeft dus bij voorkeur op deze bloem en zet haar eitjes af op deze plant.



Phegeavlinder op Jacobskruiskruid
Het mooi ogende gele Jacobskruiskruid is bezig met een snelle opmars in Nederland.En “er is geen kruid tegen gewassen”!!!
Jacobkruiskruid is vooral een bedreiging voor de veestapel. Boeren krijgen de afgelopen jaren steeds vaker te maken met vergiftigingen van met name paarden en runderen. Het regelmatig eten van Jacobskruiskruid kan de lever zodanig beschadigen, dat deze niet meer optimaal kan functioneren. Dit heeft een leverziekte tot gevolg en kan uiteindelijk zelfs tot de dood leiden.

"Bitter in de mond,maakt het hart gezond" geldt dus niet voor het jacobskruiskruid....

Zolang de plant groeit en bloeit is er voor paarden, koeien, geiten en schapen weinig risico. Jacobskruis- kruid smaakt bitter en wordt normaal gesproken dan ook niet gegeten. Het probleem doet zich pas voor als het wordt ingekuild of gehooid. De plant verliest dan haar typerende geur, kleur en smaak, waardoor runderen de plant niet meer als giftig herkennen.

Toch is er een uitzondering hierop, namelijk het Hebridean of Saint Kilda schaap. Dit schaap staat er om bekend dat het naast harde grassen, zoals buntgras, pitrus, russen, bochtige smele en pijpenstrootje, ook graag hardere plantensoorten zoals brandnetels, bramen, biezen, allerlei jonge bomen (waaronder o.a. de woekerende Amerikaanse vogelkers en vuilboom) en dus zelfs ook het giftige jacobskruiskruid eet. Het is een aan het Vikingschaap gelieerd primitief schaap, dat vanwege dit weinig selectief graasgedrag naar mijn mening geschikt is voor begrazingsprojecten en natuurbeheer in een gebied zoals de Loozerheide.

De Hebridean dankt zijn naam aan de Hebriden, een eilandengroep ten westen van Schotland, waar het leefde als half gedomesticeerd ras. Door zijn vitaliteit, gehardheid en soberheid was het in de 18e eeuw het meest voorkomende ras in de Schotse Hooglanden. Ze kunnen onder zeer slechte omstandigheden als gezonde dieren overleven, zijn niet schrikachtig, lammeren probleemloos zonder hulp, zijn zeer zelfstandig en goed bestand tegen veel voorkomende ziektes. In de 19e eeuw dreigde uitsterving, maar dankzij zijn latere populariteit is het behouden gebleven. Zeer bijzonder is ook dat rammen en ooien zijn gehoornd met 2, 4 of soms zelfs 6 hoorns….

“IJzeren Man” natuur- en recreatiegebied

Grote IJzeren Man
Het natuur- en recreatiegebied “De IJzeren Man” ligt ten zuid- westen van Weert en is ruim 100 hectare groot. Het ontleent zijn naam aan de stoomgraafmachine die in de volksmond "De IJzeren Man" werd genoemd en die van 1910 tot 1913 een deel van het gebied uitgegraven heeft, waardoor een grote waterplas (de huidige "Grote IJzeren Man") ontstond. Het gewonnen zand werd gebruikt voor de aanleg van de spoordijk Weert- Eindhoven. Geïnteresseerden kunnen HIER meer over lezen.

In het IJzeren Mangebied zijn vijf kenmerkende biotopen te onderscheiden:
loofbos, naaldbos, heide, zandverstuiving en water.
Dit maakt het tot een interessant wandel- en recreatiegebied. Er zijn behalve (uitgezette) wandelroutes nog tal van andere mogelijkheden voor ontspanning en recreatie; een overdekt- en buitenzwembad, een overdekte- en buiten speeltuin, een kinderboerderij, een prachtig NMC met vele mogelijkheden. In de nabijheid ligt ook een (natuur)camping.

Grote IJzeren Man

Ruim 10 jaar geleden is men begonnen met een beter waterbeheer in dat gebied, wat resulteerde in een recreatiegebied met een mooie natuur met prachtige bosvennetjes, zoals Geurtsven, Eendenven en Zwanenven, en meanderende beekjes met helder water en daarlangs een gevarieerde en weelderige vegetatie. Een schaapherder met meer dan 100 schapen houdt onder andere de paden vrij. Ook het onbekende Koorsven maakt deel van dit gebied uit. Als je wat meer over de genomen maatregelen wil lezen, adviseer ik je het Uitvoeringsplan IJzeren Man (2004) eens te lezen.

Jammer dat men besloten heeft het voedselrijke kanaalwater ongefilterd via de Weteringbeek door/in het gebied te laten stromen. Het was beter geweest als er een helofytenfilter was aangelegd, zodat met name de vennen meer voedselarm waren gebleven. Nu zien we veel algengroei in de vennetjes en veel ruige voedselrijk minnende vegetatie langs de beek. Meer daarover kun je HIER lezen.

Weelderige vegetatie langs de beekjes

Schapen zorgen voor begrazing rond het Geurtsven

Ruige vegetatie langs de Weteringbeek

Een prachtige zonsondergang bij de Grote IJzeren Man.

Plattegrond IJzeren Mangebied, met uitgezette wandelroutes







De avond valt in het Weerterbos.

Dit is een beeld dat men steeds meer in het Weerterbos zal aantreffen. Het Weerterbos ligt in een laagte en is van oorsprong een moerasbos, maar is sinds begin 20e eeuw ontwaterd en bestaat voor een groot deel uit aangeplant (dennen)bos. Het huidige bos wordt omgezet in meer natuurlijk bos en de wateraf- en -toevoer wordt aangepast. Zo ontstaat een natuurlijke spons die water vast houdt in natte tijden en langer water levert in droge periodes. Dit wordt vernatting genoemd. Het waterbergend vermogen van het Weerterbos wordt hersteld en een natuurlijker bos komt tot ontwikkeling.

Het project startte in 2007 en naar verwachting is het in 2012 klaar. In het Weerterbos werkt ARK samen met Waterschap Peel en Maasvallei, provincie Limburg en het Limburgs Landschap.

Naast de terugkeer van het edelhert wordt in het Weerterbos hard gewerkt aan het creëren van een klimaatbuffer door het vergroten van het vermogen van het bos om water langer vast te houden. Ook worden grote waterbuffers aangelegd aan de rand van het bos, ter hoogte van de Laarderheide en bij In den Vloet. Met het verkregen zand wordt een ecoduct over de autosnelweg en spoorweg aangelegd en dat alles zorgt straks voor een uniek aaneengesloten gebied; het grensoverschrijdende Kempen~Broek.

De Raam

De Raam, gelegen in het Wijffelterbroek, sluit aan op de Tungelroyse Beek en is in de dertiger jaren van de vorige eeuw gegraven voor een snelle ontwatering van het moerasgebied en snelle afvoer van het water.
In Nederland werd vanaf de jaren 30 in de vorige eeuw en vooral ook meteen na WOII een groot aantal werkverschaffings- projecten opgezet.Na de Tweede Wereldoorlog waren er namelijk ruim honderdduizend werklozen. Om deze in te kunnen zetten in het arbeidsproces werd de Dienst Uitvoering Werken (in de volksmond DUW genoemd) opgezet, aanvankelijk bedoeld voor opruimings- werkzaamheden.Later werden ze betrokken bij ontginningswerkzaamheden en civiele werken. In de werkverschaffing kregen de werklozen geen echte baan aangeboden, maar werden ze door de overheid verplicht om in grote werkploegen ongeschoold werk uit te voeren bijvoorbeeld het ontginnen van een hoogveengebied of het graven van kanalen. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar. Zo gebeurde ook in het Wijffelterbroek en Achterbroek. In de blog de Raam in 't Brook kun je hier meer over lezen.
Bovenstaande foto is genomen vanaf een stuw in De Raam.Links van de vaart ligt een deel van het Wijffelterbroek dat Wisseblök en het “Kwaoj Gaât” wordt genoemd; het resultaat van de ontginningen na de Tweede Wereldoorlog. De lossing (links op de foto te zien) die in de Raam uitmondt, komt van de Vetpeel die net voor de grensovergang langs de Bocholterweg ligt. De naam Kwaoj Gaât geeft aan hoe moeilijk een en ander is verlopen en onder welke omstandigheden er gewerkt werd. Door de kanalisatie van beken en diepe ontwatering in de afgelopen eeuwen is een groot deel van de natuurlijke sponswerking verloren gegaan. Lang was dit een groot voordeel voor de landbouw, maar door klimaatverandering gaan we vaker te maken krijgen met extreme droogte enerzijds en hinderlijke overstromingen anderzijds.

Het klimaatproject biedt dankzij de uitbreiding van het natuuroppervlak in het Kempen~Broek, de mogelijkheid om de afvoer van water te vertragen.
Water vasthouden in de moerassen aan de bovenloop van beken wordt steeds belangrijker en de landbouwgrond die met veel zweet is verkregen, zal over enige tijd weer teruggegeven worden aan de natuur.

Herfst 2012.......Grote parasolzwam 2

In mijn vorige blog heb ik al een en ander verteld over de parasolzwam.
Onlangs zijn in het Meinweggebied (Limburgs-Duitse grensstreek) een aantal Oost-Europeanen aangehouden die, met grote plastic zakken bij zich, op zoek waren naar eetbare paddenstoelen en daarbij moedwillig de niet eetbare soorten vertrapten. Ze werden geverbaliseerd, want dat is verboden. De geplukte paddenstoelen werden in beslag genomen en na weging bleek het om ruim 20 kg te gaan!!!
Ongetwijfeld zaten daar de “boskip” of zwavelzwam bij en de door kenners zeer geliefde grote parasolzwam.
 


Niet de parasolzwam die je op de foto hierboven ziet, want die is al te oud en te taai, maar vooral de jonge paddenstoel zoals hiernaast, die herkenbaar is aan de eivorm. Deze schijnen erg mals en smaakvol te zijn. De hoed is in het begin eivormig en beige/wit en gaat in een later stadium over naar grijsachtig en in het laatste stadium is hij plat met een bult in het midden en bruin geschubd. Hij heeft dan nog, zoals op de foto te zien is, de karakteristieke structuur die wat lijkt op een slangenhuid.

Toch doodzonde dat deze mooie “herfstproducten” geplukt worden. Het gaat niet om de enkeling, die af en toe eens wat paddenstoelen plukt voor eigen gebruik, maar om degenen die uit financiële overwegingen op zoek gaan en daarbij een compleet bos leegplunderen.

woensdag 21 november 2012

Herst 2012....... Grote Parasolzwam

De parasolzwam kan een hoed krijgen van wel 25 cm. Het is een grote, vrij algemene paddestoel. Meestal in grote groepen. Hij komt voor in niet- of weinig bemeste graslanden, in het duingebied, bermen en loofbossen en gemengde bossen op voedselarme grond. Je vindt hem vaak langs “paardenpaadjes”. Als ze nog jong zijn, kun je ze goed eten. Weet echter wel wat je doet.

De hoed is beige, grijsachtig en bruin geschubd. De steel is relatief dun en wanneer deze op zijn hoogte is, begint de hoed te groeien. De hoed heeft een karakteristieke structuur die wat lijkt op een slangenhuid. De steel, die tot 40 cm lang kan worden, is grijsachtig wit. De hoed begint kogelvormig en bruin en later spreidt het zich uit met een bult in het midden. De plaatjes onder de hoed zijn breed en wit tot roomkleurig en de steel is lang en slank met onderaan een knolvormige verdikking. De steel draagt een verschuifbare manchet. Ook dat is een echt kenmerk van deze parasolzwam.
Dit groepje vond ik in de berm bij de Breijbaan, in het Moeselpeelgebied. In een volgende blog zal ik er iets meer over vertellen.

De Grashut


In het noordwesten van het Weerterbos ligt een voormalige grote landbouwenclave omringd door bossen, die de Grashut wordt genoemd. Hier lag namelijk oorspronkelijk de Grashut, een boerderij waarvan de geschiedenis terug gaat tot de ontginningen in het begin van de negentiende eeuw.


Nadat de Grashut door Het Limburgs Landschap was aangekocht, werd die in 2006 gesloopt. Daarvoor in de plaats kwam een uitkijktoren, die in april 2008 officieel werd geopend. Het is het centrum van een omrasterd (tijdelijk?) leefgebied voor edelherten. In september en oktober zijn er tijdens de bronst doordeweekse avondexcursies en in het weekend ook nog in de vroege ochtenden. Vanaf o.a. deze uitkijktoren is het mogelijk om edelherten te spotten.

Historische kaart van 1898 met de voormalige landbouw-enclave Grashut

Grashut vanaf de uitkijktoren in februari 2010

In een groot gedeelte van de "Grashut" is de afgelopen 2 jaar de voedselrijke bovenlaag afgegraven en afgevoerd. Door het afgraven van de voedselrijke grond ontstaan weer schrale bodems die zich ontwikkelen tot een natuurlijk landschap van vennen, moeras en heischrale velden. De ontginning in de 19e en 20e eeuw heeft geleid tot een sterke ontwatering, waardoor het Weerterbos verdroogde.

Grashut vanaf de uitkijktoren in september 2012

Door Stichting het Limburgse Landschap en een aantal andere instanties zoals Waterschap, wordt weer getracht terug te keren naar het oorspronkelijke natuurgebied. Door herstel van de vennen en het verkleinen van de drainerende werking en afvoersnelheid van hoofdwateringen, zoals de Oude Graaf, wordt weer gezorgd voor een sponswerking en daardoor ook bufferende werking. Het waterbergend vermogen van het Weerterbos wordt zo hersteld en een natuurlijker bos komt tot ontwikkeling. Een gebied waar onder andere het edelhert zich thuis moet gaan voelen. In april volgend jaar zal er ook een kleine kudde Exmoorpony’s losgelaten worden.

Een sluipmoordenaar


In 1919 werd in het centrum van Weert de zogenaamde Binnenmolen afgebroken vanwege uitbreiding van onder andere het Bisschoppelijk College.  De Binnenmolen was een standaardmolen. In 1930 is de wal afgebroken en zijn de grachten gedempt. Op deze tekening van de Binnenmolen die dateert van 1890, zien we op de voorgrond de stadsgracht en een deel van de Stadswal waar de molen op stond.  Dit is op de latere hoek  van de Van Berlostraat en de Wilhelminasingel.


Binnentuin met molensteen en treur-es
Als aandenken werd in de binnentuin van het Bisschoppelijk College "Sint Jozef" een treur-es in het gat van een van de molenstenen van die molen geplant.

In november 1974 werd deze inmiddels 50 tot 60 jarige boom verplaatst naar de Nieuwe markt vanwege sloop van het Bisschoppelijk college en de bouw van V&D, Supervendet.
Tweeëntwintig jaar later, in september 1996, volgde weer een verplaatsing van de boom, incluis molensteen. Nu moest hij verkassen naar de groenstrook op de Wilhelminasingel. Dit was noodzakelijk vanwege een nieuwe entree en verdere uitbreiding van het Muntcomplex.  Het was in eerste instantie de bedoeling dat dit een tijdelijke plek  zou zijn en dat ie in 1998 weer zou worden verplaatst naar het Collegeplein als dat opnieuw ingericht was. Uiteindelijk heeft men toch besloten dit niet te doen, want dat zou wel eens te veel kunnen zijn. De boom is dus op de Wilhelminasingel blijven staan.
Flinke ingrepen voor een boom, maar hij wist het na een aantal moeilijke jaren toch te overleven.

De laatste jaren is echter vooral de molensteen een groot probleem aan het worden, want hij houdt de boom in een echte wurggreep. Die hangt letterlijk en figuurlijk als een “molensteen om zijn hals”.
Dit jaar nog wordt het binnengat van de molensteen verruimd, om de treures te verlossen uit die beknellende positie. Kan ie weer voor een aantal jaren vooruit.


Maar nog houdt het niet op, want er is onlangs een echte sluipmoordenaar bij gekomen in de vorm van een zwam. Het is een fors ontwikkeld eenjarig vruchtlichaam van de Ruige Weerschijnzwam. Dit is waarschijnlijk de genadeklap voor deze boom, want een effectieve behandeling van een door een Ruige Weerschijnzwam aangetaste boom bestaat er tot heden niet. Ongetwijfeld zal men er iets aan proberen te doen, maar hoe lang kan dit nog gerekt worden?
Het zou heel erg jammer zijn voor deze bijzondere boom, maar nu levert het wel een mooi plaatje op van de zwam.

***Update november 2020. De boom staat er nog steeds.

Een acrobatische slijmbal.

Na de overvloedige regen van gisteren, heb ik toch met een stel andere natuurliefhebbers een (geplande) avond - wandeling gemaakt door het doordrenkte Wijffelterbroek onder het motto: "slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel”…. Het was zowaar op dat moment droog.
Heerlijk om daar zo rond een uur of 7 rond te struinen, de heerlijke kamperfoeliegeuren op te snuiven en te zien hoe de natuur daar dankzij de door ons verfoeide regen in optimale conditie is. De Taurossen stonden zielig wat voor zich uit te staren, maar er waren ook dieren die in opperste stemming waren vanwege het weer. Zo ook deze naaktslak, die toch heel wat toeren moet hebben verricht om tegen de lange stengel van het kweekgras (of is het raaigras?) op te “klimmen”. Uiteindelijk is die door gezwiept, maar deze acrobaat wist zich goed vast te klemmen.
Dat gaf mij de gelegenheid om deze slijmbal ook eens ongestoord van de onderkant te kunnen bekijken.

De echte tonderzwam

Tijdens een korte, voor de kleinkinderen altijd interessante en leuke wandeling van zo’n 2 à 3 km om het Meerbaansblaak (vlakbij bezoekerscentrum Mijl op Zeven van Nationaal Park de Groote Peel in Ospel), was de herfst overal al goed merkbaar door de talloze paddenstoelen die we zagen. Het waren vooral “saaie” aardappelbovisten en eekhoorntjesbrood die we zagen. Jammer voor de kleintjes, want die hadden natuurlijk het liefst een prachtige, meer tot de verbeelding sprekende vliegenzwam gezien. 
Tegen een berk zagen we echter een prachtig gekleurde zwam, waarvan ik eerst dacht dat ie niet echt was. Maar jawel hoor, het was dus een echte. Zo’n mooi “Elfenbankje” hadden de kinderen nog nooit gezien. Bijna onvoorstelbaar vanwege de verschillende kleuren. 

Geen roodgerande houtzwam of echte vuurzwam, maar de echte tonderzwam, zo blijkt na enig speurwerk. Tot 1970 werd de echte tonderzwam in Nederland sporadisch gevonden en in de meeste jaren helemaal niet. Vanaf de zeventiger jaren slaat de soort echter geen jaar meer over en is er een gestage toename. Dit komt vooral door- dat zwakke en dode bomen veel minder worden verwijderd uit de bossen dan vroeger. Het is nl. een zwakteparasiet die alleen groeit op verzwakte bomen.

Tegenwoordig is de echte tonderzwam dan ook vrij algemeen op de hogere zandgronden, in Zuid- Limburg en in de duinen ten zuiden van Bergen (Noord-Holland). De consolevormende vruchtlichamen van de echte tonderzwam zijn meerjarig en kunnen een halve meter doorsnede bereiken. Je vindt meestal exemplaren van 5-30 cm breed en 10-15 cm dik.

De tonderzwam werd tot in de 19e eeuw gebruikt als tondel voor het maken van vuur.
Tondel is de benaming voor een licht ontvlambaar materiaal, dat dient voor het maken van vuur. Het wordt ook wel 'tonder' genoemd. Voor het maken van een vuur werd een reepje met paardenurine geprepareerde tonderzwam met een scherp voorwerp geschraapt, hierdoor ontstond een pluizig materiaal dat zeer geschikt was om tot ontbranding (gloeien) te brengen.

 Een tonderzwam kan wel enkele tientallen jaren oud worden
De tondel werd droog bewaard in een tondeldoos. Met een vuursteentje en een metalen ring (het vuurijzer) werd het brandbare materiaal met vonken aangestoken. Vervolgens werd het vuur weer uitgeblazen, maar het materiaal bleef smeulen. Er werd een deksel op het doosje gedaan en zo kon de smeulende tondel meegenomen worden en kon men eenvoudig onderweg een nieuw vuur ontsteken.

Kardinaalsmutsje

Tijdens een wandeling in oktober bij het Ringselven in Dorplein zag ik op verschillende plaatsen het kardinaalsmutsje. Een struik die in de herfst heel erg opvalt omdat die, zo vind ik tenminste, een van de mooiste vruchten heeft. De doosvrucht heeft de vorm van het hoofddeksel van een kardinaal. Deze rooms-katholieke kerkleiders zijn op het Sint Pietersplein te Rome regelmatig hiermee uitgedost. Vandaar dus de naam. De vrucht is meteen ook het mooiste, dat de struik te bieden heeft, hoewel de bladeren in de herfst ook mooi scharlakenrood verkleuren.

De vrucht is een rozerode, vier- of vijfhokkige doosvrucht, waarvan de vlezige, oranje zaden tevoorschijn komen als die opengaat. Het zijn net kleine sinaasappeltjes.
Alle delen van de plant, en vooral de zaadjes, zijn trouwens giftig.
Mensen krijgen na consumptie direct last van diarree en buikkrampen; ze gaan braken of raken er versuft van.
Ook vogels zoals spreeuwen, lijsters en roodborstjes, durven zich pas laat in herfst en in de winter hieraan te goed te doen en eten ze in hun geheel op. De vruchten blijven dan ook lang aan de struiken hangen. De giftige zaden verlaten het vogellichaam onverteerd “op natuurlijke wijze”. Ze helpen er zo aan mee dat deze struik/boomsoort zich kan verspreiden. Het kardinaalsmutsje kun je dan ook op veel plaatsen aantreffen.

Blogarchief