Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


vrijdag 25 augustus 2017

Allemaal beestjes #8

Het is al weer een tijd geleden dat ik een post plaatste met beestjes, plantjes of  ontwikkelingen in de Weerter natuurgebieden. Te druk geweest met het uitpluizen van de ontginningen, die eind 19e begin 20 eeuw in mijn geboorteplaats Altweerterheide plaatsvonden.

Hoog tijd dus om te laten zien wat ik de afgelopen maanden zoal voor klein grut voor mijn lens heb gehad.

Maartse vlieg
Het is al even geleden dat ik deze foto maakte van de Maartse vlieg, namelijk in april.
Niet in maart dus..... De naam Maartse vlieg is namelijk misleidend. In dubbel opzicht zelfs.
1.) De naam Maartse heeft niets met de maand maart te maken, want dit ongeveer 1 cm groot insect verschijnt pas eind april. De Maartse vlieg is genoemd naar de evangelist Marcus. Ze wordt ook Sint Marcus-vlieg genoemd. Op 25 april is het de naamdag van de evangelist Marcus en rond deze datum zijn ze dan ook te zien.
2.) Hoewel ze vanwege de sterke beharing en de grote ogen (alleen de mannetjes dan) "vliegachtig" aandoen, het is en blijft een mug. De kenners kunnen je waarschijnlijk wel uitleggen waarom dit een mug is, maar ik heb het nergens kunnen lezen. Het is overigens een mug die niet steekt.

Ik zag ze afgelopen week met hun hangende poten boven het gras en langs de bosrand vliegen en “helikopteren”, of trof ze aan in een copulatie, die wel enkele uren schijnt te duren. Dat lijkt ook het enige te zijn waarvoor ze op de wereld zijn gekomen.
Enkele dagen na de mannetjes komen ook de vrouwtjes uit, deze cirkelen rond de mannetjes, worden bevrucht, leggen hun eitjes in de grond en meteen daarna sterven beiden.
Opmerkelijk is dat deze muggen niet erg schuw lijken, want zelfs bij aanraking blijven ze gewoon zitten. Een dankbaar foto-object dus.

Bosrandroofvlieg vrl.
De 12-17 mm grote Bosrandroofvlieg is een algemene soort op zandgronden en in de duinen. De vlieg op deze foto is een vrouwtje. Dat is te zien aan de laatste twee zwart glimmende “gelakte” lichaamsegmenten en de derde, de genitaliën.
Je ziet ze in bossen en aan bosranden, maar ook in tuinen. Deze roofvlieg heeft (zoals alle vliegen) één paar vleugels. Net onder het borststuk, zie je aan elke zijde een klein geelachtig bolletje op een steeltje. Dat zijn de twee niet ontwikkelde tweede vleugels. Zoals de naam aangeeft zijn het echte jagers. De prooien bestaan uit andere vliegen, wespjes, vlinders, kevers, sprinkhanen en zelfs libellen. Ze schuwen prooien groter dan zijzelf dus niet en ook kannibalisme komt voor.

De jacht wordt gewoonlijk altijd ingezet vanaf een uitkijkpost. Hoewel ze zelfs mensen soms als uitkijkpost kiezen, doen ze ons geheel geen kwaad. De prooi wordt vrijwel altijd na een korte achtervolging in de vlucht gegrepen. Hierbij komen de stekelige poten uitstekend van pas. Het slachtoffer wordt vrijwel onmiddellijk gedood door met de steeksnuit geïnjecteerde verlammende en verterende enzymen.


Halvemaanzweefvlieg
Ik vond het opvallend dat deze zweefvlieg haar vleugels op de rug had liggen. Dat zie je eigenlijk bij wespen en bijen, maar het zal waarschijnlijk met het minder goede weer te maken hebben gehad. Vanwege de tekening doet deze zweefvlieg misschien denken aan een wesp, maar het lichaam is veel kleiner en platter. Het duidelijkst waaraan je kunt zien dat het een vlieg is, zijn de grote ogen en de korte voelsprietjes.

Het is een Halvemaanzweefvlieg.  Deze zweefvlieg wordt 11 tot 13 millimeter lang en dankt de naam aan de kenmerkende, halve maanvormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. Opvallend is dat deze vlieg ook zo dicht behaard is. Vooral bij de ogen valt dat op.
Het voedsel bestaat uit nectar en stuifmeel, dus deze soort speelt een rol in de bestuiving. De larve is ook nuttig vanwege het voedsel; deze eet namelijk enorme hoeveelheden bladluizen.

Duitse Schorpioenvlieg mnl.
Dit is een Schorpioenvlieg. Het is een aparte insectenorde . Eigenlijk zijn het geen vliegen, want ze hebben 2 paar vleugels. Bij de echte vliegen is het laatste vleugelpaar gereduceerd tot een knopvormig haltertje.  In Nederland komen 5 soorten voor. De zeldzaamste, de Bergschorpioenvlieg, komt alleen op enkele plekken in Z. Limburg voor. Ze worden zo genoemd omdat het verdikte uiteinde met kleine tangetjes, dat mannetjes aan het achterlijf hebben, omhoog gekruld wordt gedragen en daarom enigszins doet denken aan de staart van een schorpioen. Jammer dat je dat op de foto niet kunt zien. Eigenlijk had ik liever een zijaanzicht gehad, maar ze poseren nou eenmaal niet echt voor je…

Gewone Schorpioenvlieg vrl.
Het achterlijf van de vrouwtjes loopt in een punt uit, zodat ze gemakkelijk te onderscheiden zijn.
Er is geen gevaar te duchten voor dit insect, want de tangetjes bij de mannetjes zijn geen angel, maar worden gebruikt om het wijfje vast te houden tijdens de paring. Ook hun puntige bek lijkt gemaakt om mee te steken, maar ook die is ongevaarlijk. Schorpioenvliegen zijn roofinsecten; dode en verzwakte insecten worden leeggezogen met hun zuigsnuit. Naast dode insecten en ander aas, worden ze ook aangetrokken door plantenresten en honingdauw (de zoete uitscheiding van bladluizen).
kenmerken van de getoonde soorten

Berkenkielwants
De Berkenkielwants is een wants uit de familie kielwantsen. Met kiel bedoelt men een soort naar voren gericht wigvormig pennetje (doorn) aan de onderkant van hun lichaam. Het beestje is niet schadelijk.
Zoals de naam al aangeeft, zul je hem vooral aantreffen bij berkensoorten, maar ook bij bijvoorbeeld de els vind je hem. Hij wordt vaak verward met de grotere meidoornkielwants (ca. 2 cm). Belangrijkste kenmerken zijn verder de spitsere snuit, de lichtgroene poten en de kleur van zijn ogen. Die kleur is zwart en bij de meidoornkielwants is die rood van kleur.

Net als veel andere wantsensoorten hebben wantsen uit de familie kielwantsen ook stinkklieren.
Ze kunnen een onaangename geur verspreiden als je ze “verveelt”, door een oranje vloeistof af te scheiden uit speciale openingen in het borststuk. Ook als je een wants doodslaat, komt er een onaangename geur vrij.
Advies: niet doodslaan dus………….

Onechte Paardenbloedzuiger
Als kind overkwam het me regelmatig dat zich tijdens pootjebaden of "zwemmen" in een slootje een bloedzuiger op mijn voet of been had vastgezogen. Als zo'n beestje dan niet snel genoeg verwijderd werd, kon dat soms vervelend zijn, want dan bleef het best lang nabloeden als je ze verwijderde, maar verder bleef dat zonder gevolgen. Meestal lieten ze gemakkelijk los, maar als ze zich al goed hadden vastgezogen was het wat moeilijker. We gebruikten dan een stevig blaadje van een boom of struik, dat je langzaam tussen je huid en het beestje schoof en dan liet ie wel los.
Ik had ze al lang niet meer gezien, tot ik ze onlangs zag in een nog niet zo lang geleden hersteld vennetje.
Het is bekend dat in dit ven tot eind 19e eeuw nog medicinale bloedzuigers werden gevonden die voor aderlatingen werden gebruikt. In een krantenartikel van 1895, las ik dat  je bij “Bloedzuiger- exploitatie Weert”  voor 3 cent in een kuil met bloedzuigers kon gaan staan of zitten en je zoveel kon laten bijten als je maar wou. Als je ze maar niet mee nam, want dat kostte je 10 cent extra.

Ik kon niet beoordelen welke soort dit was. Ik neem aan dat het de algemene en ongevaarlijke “Onechte paardenbloedzuiger” is. Deze voedt zich dus niet met bloed, maar met slakken of rottend vlees. Het weerkaatsend zonlicht op het water maakte het er ook niet gemakkelijker op om een geslaagde foto te maken.

Groot Dikkopje
Het Groot Dikkopje heeft toch iets aandoenlijks, met zijn (letterlijk) dikke kopje. Hier zit hij te snoepen van een gevlekte orchis. De lange tong is goed te zien.

Groot Dikkopje

Ondanks zijn naam is het een kleine vlinder. De vleugel varieert in lengte slechts tussen de 12 en 15 millimeter en is aan de bovenkant oranje/bruin en aan de onderkant geel/bruin met lichte vlekken. Bij verse exemplaren zijn die vlekken niet altijd zichtbaar. De sprietknopjes van het Groot Dikkopje hebben een haakje, waardoor ze duidelijk afwijken van de andere twee soortgenoten. Het is een vlinder die vrij algemeen is bij graslanden en bosranden, want de rupsen leven van allerlei, ook heel gewone, grassoorten. De vliegtijd is in juni en juli.

Pyjamawants
De Pyjamawants, werd pas voor het eerst in Vlaanderen gesignaleerd in 1975, maar wordt tegenwoordig steeds vaker gezien. Vooral zonnige plekjes hebben de voorkeur. De Pyjamaschildwants wordt ook Gevangeniswants genoemd. Die naam heeft ze te danken aan de knalrode basiskleur met brede zwarte lengtestrepen over de gehele bovenzijde van het lichaam.

Pyjamawants
De pootjes en antennes zijn zwart, de buik is rood met vele kleine zwarte vlekjes. Het lichaam is erg rond en de lengte is ongeveer 10 mm. De soort heeft een voorkeur voor droge, zanderige plaatsen, zoals droge wegbermen en spoorwegbermen. Ze leven van schermbloemigen als Gewone Berenklauw, Fluitenkruid, Zevenblad en Wilde peen. Daar zuigen ze sappen uit de plant of de zaden.

Pyjamawants en Bessenschildwants
De Pyjamawants, die uiteraard ook in Nederland voorkomt, kreeg gezelschap van een andere wantsensoort; de Bessen(schild)wants.
Dit is een van de meest algemene grote (10 tot 14 mm.) wantsen die in geheel Nederland en België voor komt, maar zeldzaam is in kleigebieden. Je vindt hem in allerlei kruidenrijke biotopen, vooral in bloemrijke graslanden. De meeste waarnemingen komen uit de periode april tot november.

Bessenschildwants
Hoewel er enige variatie is, zijn het halsschild en het middelste deel van de voorvleugel (corium) wijnrood en het schildje (het driehoekje) is groenig tot bruin met een lichte punt. De “randjes” (connexivum) steken wat uit en zijn zwart-wit gebandeerd. Dat zie je ook bij de voelsprieten. Het is één van de weinige schildwantsen met zulke witte ringels aan de antennes.
Hoewel het op deze foto niet te zien is, is het halsschild ietsjes behaard. Het is de enige schildwants die dat heeft.

Gewone doodgraver met parasitaire mijten
De vrij grote (10-35 mm) Gewone Doodgraver is een aaskever, een rover dus. Hoewel ze algemeen voorkomen, zul je ze niet vaak te zien krijgen, dus dit was wel een treffer. Hij eet als volwassen dier vooral vliegenmaden op een dood dier. Het kadaver zelf wordt ook wel als voedsel gebruikt, maar is vooral voor hun nageslacht bedoeld.

Het bijzondere op deze foto vind ik echter de ca. 1-2 mm. grote stipjes die je op zijn kop ziet zitten. Dat zijn parasitaire mijten, met de naam Poecilochirus Carabi. Er is geen Nederlandse naam voor deze soort.
Ze leven van vliegeneitjes en larven.
Om te overleven zijn ze helemaal afhankelijk van deze doodgraver (dat heet symbiose). Het probleem voor deze mijten is om bij een kadaver te komen, waar hun voedsel te vinden is. Ze kunnen zich namelijk amper verplaatsen. Daar hebben ze een praktische oplossing voor; gewoon meeliften met een doodgraver als die naar een nieuw kadaver vliegt.

donderdag 29 juni 2017

Ontginning Hollandia

In de laatste posts heb ik geschreven over ontginningen die begin 20e eeuw in Altweerterheide plaatsvonden. In de post over het Wijffelterbroek zei ik al dat de prachtige omgeving die we hier nu hebben, het gevolg is van dit menselijk ingrijpen. Vooral Karelke is van belang geweest voor het ontstaan van het dorp. Uiteraard mogen we de ontginningen van DelbroekWijffelterbroek, de Kruispeel, Kettingdijk en de talloze kleine ontginningen vóór de 20e eeuw zoals langs de Weerterbeek, Dijkerpeel, Mastenbroek, de Zoom en langs de Heltenboschdijk ('t Daal) en Stramproyergrensweg niet vergeten.

In deze post ga ik het hebben over de ontginning van de Kalverpeel en Spekke door de NV. Hollandia uit het Zuid-Hollandse Vlaardingen. Volgens Stan Smeets is de naam Kalverpeel te verklaren als "een gebied zijnde alleen geschikt voor het beweiden door kalveren". Dit is echter wat simpel gedacht en m.i. ook fout. Uitgaande van het Nederlands Etymologisch Woordenboek, is het eerder afgeleid van het Latijnse woord "kaven"; De betekenis daarvan is: kavel, splitsen, door splijten afbrokkelen oftewel het afkalven of afzakken van grond. Spekke, spik of spijk komt van het Germaanse "spakkjôn"; een eenvoudig bruggetje van ruwe stammen en takkenbossen , bedekt met plaggen of zoden.

maandag 1 mei 2017

Dit wil toch niemand.......................

Iedereen was het er al jaren geleden over eens, dat de aan de Belgische grens gelegen Kettingdijk uitermate hoge potenties had voor herstel van de (grond)water gebonden levensgemeenschappen.

Hooigrasland op de Kettingdijk zoals je het graag ziet op 28 april 2013 
Zo las ik al in "Wulpenvlucht" van september 2008 (een 3 maandelijkse nieuwsbrief van Natuurmonumenten en het Belgische natuurpunt) over de Kettingdijk het volgende :

"Door een aangepast beheer zullen natte loofbossen in de toekomst weer het uitzicht bepalen, net zoals in het begin van de twintigste eeuw. De hoge kweldruk in de greppels laat zien dat hier nog steeds veel potentie is om waardevolle natuur te ontwikkelen. In en langs de bosgreppels komen plaatselijk zelfs nog vrij veel gewone dotterbloem, holpijp, koningsvaren, wilde gagel en duizendknoopfonteinkruid voor. In de natte graslanden komen behalve de “gewone” kruidige gewassen bijzondere soorten als moeraskartelblad, moerasviooltje, gevleugeld hertshooi, tormentil en klein glidkruid voor. Maar ook planten zoals de koningsvaren, zeldzame dagvlinders zoals de ijsvogelvlinder, en amfibieën zoals de kamsalamander voelen zich goed thuis in het gebied".

woensdag 15 maart 2017

Wijffelterbroek

In mijn post “Alles is maakbaar” schreef ik al dat échte natuur in ons land eigenlijk niet meer bestaat.
Nu kun je dus wel zeggen dat ingrijpen in de natuur, zoals we nu overal zien gebeuren, niet natuurlijk is, maar de mooie landschappen die we hier nu zien, zijn dus óók het gevolg van menselijk ingrijpen.
Dat is overal merkbaar aan de sporen die hele generaties vóór ons hebben achtergelaten en waardoor een dorp als bijvoorbeeld Altweerterheide is kunnen ontstaan. In Karelke en Delbroek en Hollandia kun je hierover meer te weet komen. Ook over de Kettingdijk en de Kruispeel heb ik ( minder uitgebreid) een en ander verteld.
Nu is het de beurt aan het Wijffelterbroek. Over het "brook" heb ik al vaker geschreven, maar hier lees je het complete verhaal. Wil je de kortere versie lezen, klik dan hier.

donderdag 9 maart 2017

Taurossen weg uit Kempen~Broek

Wat al jaren de wens was van veel omwonenden, recreanten en natuur- liefhebbers, is in vervulling gegaan; de taurossen hebben de strijd verloren en verdwijnen uit de grensoverschrijdende natuurgebieden van Kempen~Broek. "Nu de rest nog" hoor ik sommigen al zeggen....

Gisteren (8 maart 2017)  stond onderstaande mededeling in dagblad de Limburger.
Aangezien de digitale versie na enige tijd verwijderd wordt, plaats ik die nu in zijn geheel op deze post,
zodat we het nog eens rustig kunnen nalezen.


maandag 6 maart 2017

Mossen

Het is al weer even geleden dat ik een berichtje geplaatst heb. Een noodgedwongen time-out vanwege rugklachten, die het mij niet mogelijk maakten eropuit te gaan....
Niet alleen op mijn blog, maar ook op andere natuurblogs merk ik, dat er in de wintermaanden vaker een pauze wordt ingelast, want dan is er minder te zien en is de natuur in diepe rust. Hoewel......

Gewoon muisjesmos
Deze veronderstelling is natuurlijk maar gedeeltelijk waar, want mossen bijvoorbeeld, trekken zich niks aan van warmte of kou en kun je het hele jaar bekijken en bestuderen. Van deze primitieve sporenplanten, die eerder in de evolutie zijn ontstaan dan varens en paardenstaarten, komen er zo’n 600 soorten voor.
Als je daar de korstmossen ook nog eens bij telt, komen er nog eens ruim 600 bij.
Dus als je ondanks de kou besluit op pad te gaan, dan zul je geheid heel wat soorten te zien krijgen.

dinsdag 10 januari 2017

Delbroek

Al eerder heb ik in Weert en natuur over dit nieuw in ontwikkeling zijnd gebied in Altweerterheide geschreven. Een gebied, dat decennia lang een vuilstortplaats is geweest. Ik heb die post  "Voormalige stortplaats Delbroek" genoemd. Over Delbroek is niet veel geschreven en wat bekend is, is meest "van horen zeggen". Hoog tijd dus om eens in de geschiedenis te duiken om er meer over te weet te komen.

woensdag 28 december 2016

Karelke

De ontwikkeling en bewoning van Altweerterheide is vanwege zijn moerassen,vennen, hei, bossen en zand anders en later begonnen dan in de andere kerkdorpen en gehuchten. Pas toen de ontginningen eind 19e - begin 20e eeuw startten, begon Altweerterheide aan een nieuw tijdperk. Zonder de noeste werkers van ontginningen als Wijffelterbroek, Delbroek, Hollandia, Eigen Erf en Kettingdijk tekort te doen, mag je toch wel stellen dat de ontginning van Karelke het meest tot onze verbeelding spreekt. In "Altweerterheide, beej os in de hei-j" heb ik al het een en ander hier over verteld.

maandag 5 december 2016

Herfst 2016....... Paddenstoelentijd deel 7

Dit jaar heb ik best veel aandacht besteed aan paddenstoelen. Het was vooral mijn bedoeling jullie te attenderen op de rijkdom van een voor velen onbekend schimmelrijk, waar heel wat in te ontdekken valt. Voor veel mensen mogen paddenstoelen dan wel onverbrekelijk verbonden zijn met de herfst, toch is dat maar deels waar. Paddenstoelen vind je het hele jaar door, ook in de winter. Vorig jaar vertelde ik daar in "Paddenstoelen in de winter" een en ander over, maar voor de meeste paddenstoelen loopt het toch op zijn eind. Ik wil jullie daarom nog één keer een aantal bijzondere soorten laten zien en daar blijft het dan bij.
Het is weer tijd voor wat anders.
Parasietbeurszwammen  op Nevelzwammen
Er zijn paddenstoelen die parasiteren op levende bomen en andere levende organismen, maar er zijn ook soorten die parasiteren op soortgenoten. Echte "kannibalen" dus. Daarvan vond ik er een paar weken geleden twee op Belgisch grondgebied; de Luysen en Smeetshof.

De PARASIETBEURSZWAM (Volvariella surrecta) is een fotogenieke paddenstoel, die je zeker niet elke dag tegenkomt. Hij wordt echter niet meer beschouwd als een bedreigde soort. In de maanden september tot november kun je hem vinden op de hoeden van voornamelijk Nevelzwammen.
De Parasietbeurszwammen op de foto zien er in tegenstelling tot de Nevelzwammen puntgaaf uit. Die zijn vervormd tot ware gedrochten en kunnen ook geen sporen meer vormen.

Kostgangerboleet

Een kostganger is iemand die tijdelijk verblijft in andermans huis. Er zijn ook paddenstoelen die tijdelijk in andersmans "huis" verblijven. Een van deze heeft zelfs die naam: KOSTGANGERBOLEET (Boletus parasiticus).


Deze paddenstoel leeft als parasiet op één specifieke soort, namelijk de Aardappelbovist. Gevolg is dat de Aardappelbovist verschrompelt en geen sporen vormt. De kleur van de Kostgangerboleet is variabel, van bleekgeel tot diep oranjebruin. De buisjes aan de onderkant van de hoed zijn citroengeel tot roestbruin. De steel, die vreemd genoeg bovenaan het dikst is, heeft ongeveer dezelfde kleur als de hoed.

Deze soort is zo sterk in aantal achteruit gegaan, dat hij op de Rode Lijst staat als zeldzaam. Eigenlijk vreemd, want het stikt van de Aardappelbovisten in ons land. Waarschijnlijk is hij erg gevoelig voor veranderingen in de leefomgeving, terwijl zijn gastheer zich daaraan goed weet aan te passen.
Witte kluifzwam
Deze WITTE KLUIFJESZWAM (Helvella crispa) vind je tussen bladeren en wat lichte onderbegroeiing langs paden en open plekken in een vochtige en lommerrijke omgeving . Vooral waar licht de grond nog bereikt. Meestal is dat ook in de nabijheid van eiken. Ik hoorde eens een verhaal over een hond, die in zo’n zwam gebeten had. Zou hij hem echt aangezien hebben voor een bot? Ik betwijfel het, maar de paddenstoel heeft zeker enige gelijkenis met een afgekloven bot.
De steel is hol en gegroefd en gaat over in gebogen en omgeslagen lobben, die een vage en soms bizarre hoed vormen. Het is een zogenaamde zakjeszwam. Geen plaatjes of buisjes dus, maar een lichtbruin- gelig kiemvlies met zakvormige cellen, die de sporen produceren. Bij rijpheid worden die met kracht uit de cel, die functioneert als een waterpistool, weggeschoten.
Rodekoolzwam
Er zijn niet zo veel paddenstoelen die blauw van kleur zijn, of een blauwe schijn hebben. Enkele voorbeelden zijn de Blauwe kaaszwam, die blauw wordt bij kneuzing, de Blauwgrijze satansboleet en de Berijpte russula.
Op de foto zie je de AMATHISTZWAM of Rodekoolzwam (Laccaria amethystina). Vanwege de grote variëteit in kleuren hoort hij bij de groep Fopzwammen. Hoe ouder hij wordt (en onder ideale vochtige omstandigheden) des te meer hij de kleur krijgt van rode kool. Je vindt hem vooral onder beuk en eik, maar soms ook in naaldbossen. De wat vezelige steel heeft ongeveer dezelfde kleur als de hoed, namelijk paarslila tot paarsbruin.
Rodekoolzwam
Bij het rijpen wordt de eerst halfbolvormige hoed plat tot breed en trechtervormig en gaat steeds meer omkrullen, zodat de grote lamellen goed zichtbaar zijn. Die grote lamellen zijn een kenmerk, dat je ook bij andere fopzwammen ziet. Alle soorten fopzwam zijn overigens goed eetbaar. Ik begin er echter niet aan............
Echte kopergroenzwam
De meest blauwe zwam, die ik al op 30 oktober zag bij de Smeetshof, is toch wel deze tot 6 cm grote ECHTE KOPERGROENZWAM (Stropharia aeruginosa). Zoals gezegd is door het licht dat er op valt, de blauwgroene kleur steeds wat anders. Als ik er een dag later een foto van zou maken, zou hij misschien meer naar groen neigen.
Echte kopergroenzwam, foto vanaf een iets andere plaats genomen
Bij het ouder worden, wordt hij overigens licht okergeel van kleur. Aan de bruinzwarte manchet is te zien dat dit de Echte is, want die ontbreekt bij de Valse kopergroenzwam. Voor wie het wil weten: ja, de Kopergroenzwam is eetbaar, maar wie eet nu zo’n prachtige soort.
Onderkant van de Valse hanenkam
De VALSE HANENKAM (Hygrophoropsis aurantiaca) heeft soms van die piekjaren. Of die vooral op warme, droge zomers volgen, is niet zeker, maar het lijkt er dit jaar wel op, want op dit moment zie je een ware explosie in de naaldbossen op zandgrond. 
Echt interessant aan de Valse hanenkam vind ik vooral de onderkant. Daar zie je ook het verschil met de Echte hanenkam. Vanwege de gelijkenis wordt hij daar nogal eens mee verward. Bij de Valse zijn de prachtige en opvallend oranje lamellen tot driemaal gevorkt. De Echte heeft geen lamellen, maar meer onregelmatig en minder vaak vertakte plooien, die tot ver in de steel doorlopen. 
Hoewel de Valse hanenkam ook eetbaar is, smaakt hij niet lekker en heeft weinig voedingswaarde. Bij gevoelige mensen veroorzaakt hij een opgeblazen gevoel en diarree.
Blauwgrijze schorsmycena
De BLAUWGRIJZE SCHORSMYCENA (Mycena pseudocorticola) staat bekend als tamelijk zeldzaam, maar in mijn omgeving (Weert e.o.) kom je dit fraaie paddenstoeltje toch geregeld tegen. Vaak tot in januari toe. Meestal is het op vochtige plekjes op de stam, waar ook mossen het naar hun zin hebben. Het zwammetje schijnt een voorkeur voor (knot)wilgen te hebben. Daarmee is overigens niet gezegd dat de Blauwgrijze schorsmycena alleen maar op wilgen voorkomt. Ik kan me niet meer herinneren op welke boom ik ze gevonden heb. Op jonge bomen komt deze paddestoel in elk geval niet voor; de soort heeft een duidelijke voorkeur voor bomen met een schors waarin veel spleten, scheuren en gleuven zitten.
De blauwgrijze kleur en de standplaats zijn vrij goede kenmerken om de paddenstoel met zekerheid op naam te brengen. Er zitten altijd meerdere exemplaren op de stam. Het klokvormige hoedje wordt 2-10 mm groot en varieert in kleur van grijs naar grijsblauw. Als de paddenstoel ouder wordt, bleekt deze wat uit. Het meestal kromme steeltje heeft dezelfde kleur als de hoed en verkleurt in hetzelfde tempo mee.
Gele ridderzwam
Hoewel deze plaatjeszwam, de GELE RIDDERZWAM (tricholoma equestre), op het eerste gezicht onopvallend en niet interessant lijkt, wil ik hem toch laten zien. Het is nl. een zeldzame soort (zie Verspreidingskaartje van NVM), die in onze omgeving voor zover ik weet alleen wordt aangetroffen in de Tungelerwallen. Hij schijnt t.o.v. andere gebieden hier altijd wat later tevoorschijn te komen, maar dit jaar was hij heel erg laat.
Gele ridderzwam
Het is een soort die zéér gevoelig is voor de effecten van vermesting. Deze soort heeft dus een signaalfunctie.
Gele ridderzwam
Ik zag hem 2 weken geleden voor het eerst, maar kwam er nog niet toe hem te plaatsen. Sinds 1980 is de soort sterk achteruit gegaan en staat als bedreigd op de Rode lijst van 2008, De Gele ridderzwam is een forse paddestoel met een tot meer dan 10 cm brede gele hoed (in het centrum meer bruinig tot olijfkleurig), gele plaatjes en een dikke gele steel. Die steel is in verhouding met de hoed erg kort.
Hij is uitsluitend in de nabijheid van dennen (grove den) te vinden op uiterst voedselarm stuifzand, waar een strooisel- en humuslaag nagenoeg ontbreekt, De belangrijkste maatregel voor het behoud van deze soortgroep is het (aanzienlijk verder) terugdringen van de stikstofdepositie.
Gele ridderzwam
In het kader van het vergroten van de oppervlakte actief stuivend zand worden in stuifzandgebieden vaker bomen en bosjes verwijderd. Dergelijke grootschalige herstelmaatregelen kunnen echter een bedreiging vormen voor de gele ridderzwam. Daardoor zouden kostbare groeiplaatsen van de Gele ridderzwam verloren kunnen gaan. Bij oudere dennen is het ook belangrijk dat een situatie zonder strooiselophoping blijft gehandhaafd. Ik denk o.a. ook aan het behoud van open zandige padranden en dergelijke.
Jonge en oude Gele ridderzwam
Mogelijk wordt de soort nog in de Tungeler wallen gevonden door de werkzaamheden van de Ecologische Werkgroep Weert Zuid, die door haar kleinschalig (maar ook arbeidsintensief) natuurbeheer de ophoping van takkenafval, strooisel en humus voorkomt, door die op te ruimen. Een laag takkenhout en humus belemmert namelijk de schrale natuur. Zie: “De verhoudingen op de Tungeler Wallen”

donderdag 1 december 2016

Herfst 2016....... Paddenstoelentijd: Gewone oesterzwam

Sinds 1980 wordt de Gewone Oesterzwam, het neefje van de champignon, ook in Nederland gekweekt.
Gelukkig maar, want dan wordt die in de vrije natuur tenminste meer met rust gelaten.

gekweekte Gele oesterzwam of tamogi-shitake (Japans)
Het kweken gebeurt mn. op geprepareerd stro en houtpulp, waaraan de zwamvlok of mycelium is toegevoegd. Maar zoals je op de foto ziet, kan het ook op een geënt stuk boomstam. Dan moet je uiteraard wel wat meer kennis van zaken hebben.

Er worden lichtgrijze, lichtpaarse, limoengele en zelfs roze oesterzwammen gekweekt.
De klant is nou eenmaal koning.............................
Voor de leek zijn ook kant en klare kweek- baaltjes verkrijgbaar, zodat iedereen het eigenlijk kan, maar je kunt uiteraard ook bij de groenteboer of de speciaalzaak terecht.

Voor een paar euro's heb je een doosje vol en er is dus eigenlijk geen reden meer om ze in het wild te plukken. Dan kunnen anderen er tenminste ook van genieten, want het is een prachtige soort, zoals je op onderstaande foto's kunt zien.

Blogarchief