In een vorige post schreef ik over het “Bakewells Pieëlke”; het vlakbij de voormalige boerderij Bakewell gelegen vennetje, dat geïsoleerd is komen te liggen tussen A2 en het spoor. Voor de jongere generatie naar alle waarschijnlijkheid onbekend. Mogelijk dat mijn post hierin wat verandering heeft weten te brengen.
In deze post wil ik wat dieper ingaan op de geschiedenis van het landgoed en de boerderij.
Na de dood van graaf Philips van Horne (Heer van Weert tot 1568), was in de 17e en 18e eeuw, 114 ha. grond en de rechten erop in de Heerlijkheid Weert eigendom van de Prinsen van Chimay (ten zuiden van Brussel) en vanaf 1804 tot 1841 van de graven van Caraman (de erfgenamen), met een korte onderbreking in de Franse tijd. Het betrof onder andere grond op de Roeventerpeel, Rosveld, het Middelste Hout, Hoogbosch, Sint Martensdijk, Maarheeshut en Speckebroek met op den Dijck. In Weert liggen meerdere (voormalige) moerassige gebieden met de naam Specke of Spikke. Een specke of spikke is een soort eenvoudig houten moerasbruggetje, of
"spekdam" van rijshout en boomstammetjes, dat werd afgedekt met zoden. In mijn post over het Spikke in Altweerterheide, heb ik hier meer over verteld.
In deze post wil ik wat dieper ingaan op de geschiedenis van het landgoed en de boerderij.
Schilderij van boerderij Bakewell in de jaren '20 van de vorige eeuw. |
Boerderij volop in bedrijf eind jaren twintig. |
Boerderij omstreeks 1950 (nu met 2 ramen boven) |
De vervallen boerderij "Bakewell" in 1967 |
Detail Ferrariskaart (1771-1777). Met pijl aangegeven het latere Bakewell. |
Detail van de Kadestrale kaart van 1811-1832 Sectie M2 |
De lasten waren voor de erfgenamen Caraman blijkbaar hoger dan de lusten, want ze verkochten al hun bezittingen in Weert op 21 augustus 1841. Ook de aan het Speckebroek en Aan den Dyck gelegen percelen en de boerderij. Het ging om een totaalbedrag van bijna fl. 45.000,- De toenmalige burgemeester van Weert, Louis Beerenbroek (1805-1884), kocht daar ongeveer de helft van de grond (61 ha.). De resterende 52 ha. werden toegekend aan Jacobus Anthonius Smits uit Gestel (Eindhoven) en zijn zussen Elisabeth en Rumolde.
Ik heb de plek waar de boerderij stond met een rode pijl aangegeven op de Ferrariskaart (1771-1777) en op de Kadastrale kaart van 1811-1832. De percelen van Smits heb ik voor de duidelijkheid iets donkerder gemaakt. Het groen is van geen betekenis.Ook heb ik de eigenaren van de omringende percelen er bij gezet.
Hoewel ik de precieze bouwdatum van de boerderij niet heb kunnen achterhalen, moet dit, afgaande op de Ferrariskaart, in elk geval vóór 1771 zijn geweest. Zeker is ook dat Bakewell in eerste instantie Smitsboerderij heette, genoemd naar Jacobus Smits cs. Smits heeft overigens niet lang van zijn aankopen in het Weertse kunnen genieten. Hij is namelijk overleden op 9 mei 1848 in zijn geboortedorp Gestel-Blaarthem. Zijn twee ongetrouwde zussen (Elisabeth overleed op 72 jarige leeftijd in 1863 en Rumolda op 82 jarige leeftijd in 1883), overleden ook in Gestel-Blaarthem. Ze stonden in het bevolkingsregister ingeschreven als renteniersters.
Toen de Beerenbroeks in april 1856 verhuisden naar Roermond (Louis werd daar burgemeester), werd alles, ook het eigendom van Smits, verkocht aan Winandus Coenen. Na zijn dood in 1877 gingen zijn eigendommen over in handen van de erven Coenen. Zijn zonen Antonius en Franciscus Coenen zijn ook burgemeester van Weert geweest.
Ten tijde van het burgemeesterschap van Antonius Coenen (1877-1890), werd al gesproken van boerderij Bakewell, maar de naam is pas voor het eerst ófficieel te vinden in de Memorie van Successie na zijn overlijden in 1890 (E. Haanen heeft dat na gedegen archiefonderzoek in de negentiger jaren van de vorige eeuw aangetoond). Anthonius Coenen heeft de boerderij dus de naam gegeven. Genoemd naar de toentertijd in heel Europa bekende Engelse landbouwkundige Robert Bakewell (1725-1795).
Voor Antonius Coenen, die eigenlijk landbouwkundig ingenieur was en ook een voortrekkersrol vervulde in het agrarische Weert, was Bakewell hét grote voorbeeld. Vandaar dat hij de boerderij naar deze Bakewell heeft genoemd.
Bakewell wordt vanwege het toepassen van andere fokmethodes de "vader van de moderne veefokkerij" genoemd. Zijn naams- bekendheid was echter niet alleen op het gebied van schapen-, paarden- en rundvee- fokkerij, maar ook op elk detail van boerderij-management en als verbeteraar van grasland door het toepassen van systematische irrigatie. Door het bezoeken van een groot aantal bedrijven in heel Europa, had hij een brede theoretische kennis van de landbouw en veeteelt verworven en deze kennis paste hij in de praktijk toe.
Bakewell wordt vanwege het toepassen van andere fokmethodes de "vader van de moderne veefokkerij" genoemd. Zijn naams- bekendheid was echter niet alleen op het gebied van schapen-, paarden- en rundvee- fokkerij, maar ook op elk detail van boerderij-management en als verbeteraar van grasland door het toepassen van systematische irrigatie. Door het bezoeken van een groot aantal bedrijven in heel Europa, had hij een brede theoretische kennis van de landbouw en veeteelt verworven en deze kennis paste hij in de praktijk toe.
Ingekleurde kadasterkaart t.t.v. Jacobus Smits c.s. |
In die periode waren nog slechts enkele percelen bos en heide ontgonnen om er weiland, hooiland en bouwland van te maken. Op het landgoed, dat aan de rand van het laaggelegen moerasgebied "Speckebroek" lag, was weinig te verdienen. De boerderij zelf lag op het hoger gelegen "Opdendyck". Dit was ook waarover de doorgaande kiezelweg liep. (op de kadastrale kaart van 1811 aangegeven als "Chemin de Maarhees à Weert", de latere Eindhovense weg).
Bakewell langs de oude Eindhovense weg, de latere E9. |
Na de burgemeesterfamilies Coenen zijn nog Richard Jan Karel Marie de Nerée tot Babberich, heer van Camphuysen, en baron van Tuyll van Serooskerke uit Heeze eigenaar geweest. De Nerée tot Babberich kwam uit Buggenum/ Roermond en was getrouwd met Petronilla Coenen, een dochter van Antonius Coenen. Daarna is Van Tuyll van Serooskerke (uit Heeze), eigenaar van de boerderij geweest. Ze woonden er uiteraard niet zelf, maar verpachtten het landgoed steeds. Dat waren o.a. Hemp van Tulden, Zjang Stultiens en “Bakewell Wienendje” (Hendriks) met zijn vrouw Marie Wagemans. De laatste pachter was Michiel (Geelke) Kuijpers, die er van 1931 tot 1963 woonde en werkte.
In 1932 werd het ca. 60 ha. grote landgoed bij beschikking van het Ministerie van Economische zaken en Arbeid en van Financiën al onder de Natuurschoonwet 1928 gerangschikt. Die wet was in het leven geroepen met de bedoeling er voor te zorgen dat landgoederen en natuurgebieden in stand bleven. Een landgoed kon onder deze wet gerangschikt worden, als het een aaneengesloten gebied van minstens 5 ha omvatte en voor minstens 30% uit bos of andere natuur bestond. Het was een wet die fiscale voordelen gaf aan eigenaren, vruchtgebruikers en erfpachters van landgoederen. Deze wet bestaat nog steeds.
In 1932 werd het ca. 60 ha. grote landgoed bij beschikking van het Ministerie van Economische zaken en Arbeid en van Financiën al onder de Natuurschoonwet 1928 gerangschikt. Die wet was in het leven geroepen met de bedoeling er voor te zorgen dat landgoederen en natuurgebieden in stand bleven. Een landgoed kon onder deze wet gerangschikt worden, als het een aaneengesloten gebied van minstens 5 ha omvatte en voor minstens 30% uit bos of andere natuur bestond. Het was een wet die fiscale voordelen gaf aan eigenaren, vruchtgebruikers en erfpachters van landgoederen. Deze wet bestaat nog steeds.
Blijkbaar was dat toch niet voldoende voor weduwe Petronilla de Nerée tot Babberich–Coenen (1886-1975) om Bakewell aan te houden, want ze verkocht het landgoed in 1964 aan baron Henk van Tuyll van Serooskerke (1917-2017). Toen de agrarische activiteiten in het gebied werden stilgelegd, moest pachter Kuijpers al noodgedwongen in juli 1963 stoppen en kwam de boerderij leeg te staan. Het verval trad daardoor helaas snel in, zoals je op de foto van 1967 kunt zien. Bij de baanverdubbeling van de E9 in 1972 en de aanleg van het viaduct is de boerderij afgebroken. Bijzonder jammer toch dat het zo is verlopen. De enige herinnering aan dit verleden is het achter de boerderij gelegen vennetje en het bordje met de naam Bakewell op het nabijgelegen viaduct.
In 1978 is bij de ruilverkaveling tussen Maarheezerhutten en de autoweg, Bakewell verkocht aan Jan en Rob Winters (van de Seven-Up fabriek in Maarheeze), die het kort daarna als natuurgebied overdroegen aan natuurmonumenten.
Mogelijk is er oorspronkelijk op de plaats waar het Bakewells pieëlke nu ligt, leem afgegraven voor de bouw van de boerderij en is de plas ontstaan, hoewel ik dat niet heb kunnen achterhalen. Toen burgemeester Anthonius Coenen er later een Engelse tuin liet aanleggen, is de plas in elk geval vergroot tot een vijver met een doorsnee van circa 100 m. en 80 cm diep. Je kunt daar meer over lezen in de post over het "Bakewells Pieëlke" . Het afgraven van leem gebeurde ook bij de in de buurt van de huidige Wildenberg gelegen "Leemkuilen". (bron: Kanton Weert februari 1903) en het Aardbrandsven. Door het afgraven van leem zijn meerdere van zulke "pieëlkes" in Weert en Stramproy ontstaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het "Rietpieëlke" op Leuken en aan de "Brandsche bemden", Kattekoele en Speulsven in de nabije omgeving van het Areven in Stramproy. Deze vennetjes dienden tevens vaak ook als brandkuilen.
Leem werd vroeger uitgegraven om er zogenaamde zonnebèkkers of veldbrandstenen van te maken. Een zónnebekker is een steen, die gedroogd is door de zon. Het was een vrij zachte ruwe steen, die meestal alleen werd gebruikt voor de binnenmuren van de huizen. De harde veldbrandstenen werden in veldbrandoventjes gebakken. Leem werd ook gebruikt om het tenen vlechtwerk van bijvoorbeeld schaapskooien en schuren mee te bestrijken en om dorsvloeren aan te leggen.
Deze zogenaamde Brabantse- of "brandsche" leem tref je in Weert e.o. overal aan, vanwege de Roerdalslenk. Deze slenk heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van de natuurgebieden in Weert en Kempen~Broek. Omdat de lemige onderlagen namelijk een slecht waterdoorlatende laag (kleiversmering) vormden en wanneer deze gebieden omgeven waren door hoger gelegen gronden, stagneerde de waterafvoer en kreeg de bodem een moerassig karakter. Dat was ook het geval bij "Speckebroek".
muur met zonnebekkers én veldbrandsteen |
Deze zogenaamde Brabantse- of "brandsche" leem tref je in Weert e.o. overal aan, vanwege de Roerdalslenk. Deze slenk heeft een grote rol gespeeld bij het ontstaan van de natuurgebieden in Weert en Kempen~Broek. Omdat de lemige onderlagen namelijk een slecht waterdoorlatende laag (kleiversmering) vormden en wanneer deze gebieden omgeven waren door hoger gelegen gronden, stagneerde de waterafvoer en kreeg de bodem een moerassig karakter. Dat was ook het geval bij "Speckebroek".