Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label elzenhaantje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label elzenhaantje. Alle posts tonen

woensdag 5 augustus 2020

Allemaal beestjes #15

Dit is mijn 15e "allemaal beestjes" post. Als je op DEZE LINK klikt, kun je de andere "allemaal beestjes" bekijken en lezen. In de vorige post over beestjes ging het over (langharige) rupsen en in deze post wil ik er nog eens 2 laten zien. Deze zijn echter niet behaard. Vervolgens zie je een keur van andere kleine beestjes, die ik de afgelopen maanden gezien heb.

Spanrups
Deze rups wordt een Spanner genoemd. Spanners zijn een familie van vlinders, waarvan de rups vanwege het ontbreken van buikpootjes, eerst het achterlichaam tot aan de borst optrekt en daarna het voorlichaam vooruit schuift, zodat ze zich weer over de volle lengte uitSPANt. Het is net alsof ze een afstand afpast. Vroeger werden Spanners daarom ook wel Landmeters genoemd.

Grote wintervlinder
Deze Spanner is de tot 32 mm grote rups van de Grote wintervlinder. Ze kunnen nogal in kleur variëren. Ook de spanner op de vorige foto is namelijk de rups van de Grote wintervlinder. Deze spanrups veroorzaakt dan misschien geen fysieke klachten zoals sommige langharige rupsen, maar hij kan wel danig huishouden in de natuur. De beestjes kunnen bomen namelijk compleet kaalvreten, maar schadelijk voor de gezondheid van mensen zijn ze niet en omdat de vraat vroeg in het jaar plaatsvindt, lopen de bomen hetzelfde jaar nog uit. Voor koolmezen en andere insectenetende vogels zijn de rupsen van wintervlinders een belangrijke voedselbron.

    
Het bijzondere aan deze nachtvlinder (dat geldt ook voor zijn soortgenoot de Kleine wintervlinder) is dat ie in november en december actief is en dan pas op zoek gaat naar het vleugelloze vrouwtje om die te bevruchten. De eitjes worden hoog in de toppen van bomen gelegd en overwinteren daar. In april/mei komen de rupsjes uit. Nadat ze zich volgevreten hebben met eiken- of ander loofboomblad, gaan ze naar beneden en verpoppen zich in het strooisel op de grond. In het late najaar verschijnen de vlinders en begint de cyclus weer opnieuw.

Sint Jacobskruiskruid
In een eerdere post heb ik eens geschreven dat het, momenteel overal in de natuurgebieden, bloeiende Sint Jacobskruiskruid voor veel dieren op een ramp kan uitlopen en dat ze er aan dood kunnen gaan. Hoewel de insecten de plant graag bezoeken vanwege het stuifmeel en de nectar, zijn alle delen van de plant zeer giftig. Zelfs dieren als onze melkkoeien en paarden kunnen er aan dood gaan als het in te grote hoeveelheden in het hooi terecht is gekomen. De boeren verwensen deze plant dan ook en bestrijden die, maar in de natuurgebieden kan het gewas ongestoord groeien. De koeien en paarden eten de plant niet vanwege de geur en de vieze smaak, maar als het gedroogd wordt, raakt het de geur en smaak kwijt en wordt het dus wel gegeten. Met soms fatale gevolgen.

Zebrarups
Toch zijn er dieren die wel pap lusten van deze plant. Een van die dieren is de rups van de Sint Jacobsvlinder. Een vlinder waarvan het voortbestaan zelfs afhankelijk is van deze plant. We noemen zo’n plant een waardplant. Vandaar ook de naam Jacobsvlinder. De rups van deze vlinder, die vanwege zijn uiterlijk Zebrarups wordt genoemd, heeft het Jacobskruiskruid nodig als voedselbron. Nou vraag je je natuurlijk af, waarom die rups dat sterke vergif wel kan verdragen?

Zebrarups
Daar heeft de natuur een schitterende oplossing voor. Als de rups van de plant eet, komt het gif namelijk niet in het spijsverteringskanaal terecht, maar wordt het door de huid opgenomen. Aangezien de huid van een rups niet meegroeit tijdens de groei, moet hij een aantal keren een groter “jasje” aan doen. Dat doet hij door te vervellen; door de oude huid dus af te werpen en een nieuwe huid te krijgen. Door het afwerpen van zijn velletje raakt ie meteen ook het dodelijke gif kwijt. En zeg nu maar eens dat de natuur niet schitterend in elkaar zit…………

Elzenhaantje
Bladhaantjes zijn kleurige kevertjes. In "Allemaal beestjes#10" heb ik daarover al een en ander verteld. Dat geldt onder andere voor dit Elzenhaantje. Dit slechts 6 tot 7 mm lange kevertje heeft een blauwzwarte kleur met een mooie glans. Het kevertje overwintert in de bodem onder bladeren en afgestorven plantenresten en komt in de periode april- juni tevoorschijn. Als het vrouwtje na de bevruchting tot wel 900 oranje eitjes aan de onderkant van het elzenblad heeft afgezet, sterft ze.

Larve van het Elzenhaantje
Binnen 2 weken komen uit de eitjes olijfgroene, later zwart wordende larven tevoorschijn. Die lijken sterk op rupsjes met 2 rijen behaarde wratten. Na ca. drie weken (vanaf juli) verpoppen die zich onder afgestorven plantenresten en na 8 tot 11 dagen komt al weer de nieuwe generatie kevertjes tevoorschijn. Zowel het kevertje als de larve vreten gaten in het blad van voornamelijk els, maar ook wel de populier en de wilg. Echt schadelijk zijn ze eigenlijk niet. Als de aantasting massaal is kunnen de bomen zeker in conditie achteruit gaan, maar ze zullen zelden hiervan afsterven.

Hennepnetelgoudhaantje
De mooiste bladhaantjes zijn toch wel de zogenaamde Goudhaantjes. Het zijn mooie glanzende kevertjes met iriserende kleuren., die je meestal op specifieke planten (hun waardplanten) vindt en daar ook vaak naar genoemd worden. Zoals dit Hennepnetelgoudhaantje. In "Allemaal beestjes#10" kun je hier meer overlezen.

Grote goudhaan
Zo'n soortnaam geldt niet voor deze Grote goudhaan. Je vindt hem vooral op composieten zoals boeren- wormkruid. Deze zat op een zuringblad. Waarom hij Groot wordt genoemd is me niet duidelijk, want hoewel hij wat groter is dan zijn soortgenoten, is hij nog altijd minder dan 10 mm.

In Nederland is het een vrij algemene soort. Het meest opvallende zijn natuurlijk de mooie iriserende groen - gouden dekschilden. Vooral als de zon er op schijnt. Felle, glinsterende kleuren als camouflage lijkt niet logisch, maar toch ontdekten biologen dat deze kevers er op deze manier gebruik van maken! De kleur van deze bladhaantjes heeft namelijk een waarschuwende functie; laat me maar met rust, want ik ben niet om te "vreten"..... Niet-iriserende kevers blijken vaker het slachtoffer te worden van vogels die op zoek zijn naar een maaltijd dan de iriserende soortgenoten, omdat ze die waarschuwing niet afgeven..

Zwarttip smalboktor
De Zwarttip smalboktor is een middelgrote (10 -15 mm) boktor, die opvalt door zijn geel/bruine kleur met een zwarte stip (vlek) aan de achterkant van de dekschilden. De kop, halsschild, poten en sprieten zijn zwart. Hij verschilt van de meeste andere overeenkomstig gekleurde boktorren door de gehéél zwarte poten en de overwegend gele (in tegenstelling tot zwarte) beharing op de dekschilden. Op de foto is dat niet zo goed te zien. Je treft deze kever meestal aan op schermbloemigen als fluitenkruid, peen en berenklauw. Deze zat echter op de witte bloempjes van het duizendblad.

    
Hier zie je het mannetje van het Icarusblauwtje. De ene keer met dichtgeklapte- en de andere keer met open geklapte vleugels. Er zijn meerdere soorten blauwtjes. Ze zijn genoemd naar de blauwe kleur op de bovenkant van de vleugels. Die kleur zie je echter vaker niet dan wel. Als ze stilzitten hebben ze namelijk bijna altijd de vleugels dichtgeklapt. Je ziet het blauwe vaak dus pas als ze vliegen. Als het een vrouwtje is, is die bij sommige soorten ook nog eens bruin op de bovenkant en er is zelfs een bruin blauwtje!! Binnen de groep blauwtjes is determinatie dan ook soms lastig.

Boomblauwtje mnl.
Blauwtjes zijn relatief kleine vlinders (spanwijdte maximaal 30 mm.), die we overal in Europa kunnen aantreffen. Het Boomblauwtje is de kleinste. De voorvleugellengte is minder dan 20 mm. Het is me niet gelukt hem te fotograferen met open geklapte vleugels, maar de belangrijkste en gemakkelijkste kenmerken van blauwtje zijn te zien op de onderkant, dus als het met de vleugels dicht zit. Het is te herkennen aan de zilverwitte tot lichtblauwe onderzijde waarop zwarte stippen te zien zijn. Net inktspetters. De onderkant van de vleugels is bij mannetjes hetzelfde als de vrouwtjes, maar mannetjes hebben een smalle zwarte rand op de bovenkant van de vleugels, dus dit zou wel eens een mannetje kunnen zijn.

Boomblauwtje
Ook heeft dit vlindertje als enig blauwtje geen oranje in zijn vleugels en zoals de naam al doet vermoeden voelt het zich het beste thuis in en nabij bomen en struiken. Vandaar ook die naam. Dat ze meestal/vaak vrij hoog vliegen, is een belangrijke eigenschap waaraan je ze kunt herkennen. De andere blauwtjes vliegen meestal op bloemenhoogte. Het Boomblauwtje leeft van de honingdauw van onder andere Klimop en Vuilboom.

Boskrekel
De Boskrekel leeft in gebieden met een dikke strooisellaag waarin de krekel naar voedsel zoekt. Meestal wordt deze soort in bossen of bosranden aangetroffen, maar ook begroeide delen van heidevelden, spoorwegbermen, parken en tuinen zijn een geschikt habitat. Het is een bodembewonende soort die niet klimt en bij gevaar schuilt onder bladeren, takjes en allerlei andere objecten zoals houtsnippers. De krekel zoekt warmere en drogere delen op en kan na enige tijd in de zon gezeten te hebben razendsnel zijn. In Nederland is de soort plaatselijk algemeen, maar komt alleen in het zuidoosten van het land voor. De boskrekel is als volwassen dier te zien van juli tot oktober.

Boskrekel
De kleur van de Boskrekel is goudbruin tot bijna zwart en het halsschild is lichter van kleur. Kenmerkend is de omgekeerde Y- vormige vlek op de kop. De vleugels zijn zeer kort en de krekel kan er niet mee vliegen of zweven. Bij de mannetjes reiken de vleugels tot het midden van het achterlijf, die van vrouwtjes zijn korter. De achterpoten zijn niet veel groter dan de andere twee paar en vooral de dijen zijn verbreed. De antennes zijn iets langer dan het lichaam en beide seksen hebben twee duidelijk zichtbare, draadachtige achterlijfspunten (cerci) die dienen als tastorgaan. Het vrouwtje heeft in het midden ook een legbuis voor de eiafzet die donkerbruin tot zwart van kleur is. De legboor is relatief lang en heeft een verdikt uiteinde.

Mannetjes zijn ietsjes kleiner dan vrouwtjes en worden 7 tot 10 millimeter lang. Het verschil in grootte is eigenlijk amper te zien, maar omdat de legbuis bij deze krekel ontbreekt, weet je dat de krekel op deze foto een mannetje is.

Oranje aaskever
De Oranje aaskever is een soort aaskever die amper 1 tot 2 centimeter groot wordt. Hun dekschild is zeer donkerbruin tot zelfs zwart, waardoor ze zeker op het zwarte zand moeilijk te vinden zijn. Het enige opvallende is het schild om de hals dat lichtbruin tot oranje van kleur is. De antennes eindigen in een mooie waaier. Het lijfje is ovaal van vorm en het kevertje kan de zes pootjes volledig intrekken in het schild.

Oranje aaskever
Zoals de naam het zegt, leven deze diertjes van aas, maar ook van mest, rotte bladeren en paddenstoelen. Zo lusten ze ook de grote stinkzwam en helpen mee om de sporen van deze paddenstoel te verspreiden. Ze worden daarom ook wel Stinkzwamaaskever genoemd.

Schuimcicade
Ongetwijfeld heb je wel ooit de slijmerige schuimhoopjes gezien die aan planten kleven. Vaak zijn dat wilgen. Als je goed kijkt zie je dat daar een klein beestje in zit. Dat is het schuimbeestje, dat ook wel spuugbeestje of schuimcicade (Philaenus spumarius) wordt genoemd. Het is de meest algemene en bekendste cicade.

Schuimcicade
De lichaamslengte is ongeveer 5 millimeter, de kleur is bruin tot bruingrijs met soms lichtere vlekken. De larven zijn bleekgroen tot -geel . Ze verschijnen in mei, maar we zien ze ook nog in de vroege zomer. Ze vormen het schuim door lucht uit te ademen in vocht dat via de anus wordt uitgescheiden. Met een speciale adembuis blaast de nimf lucht in dat mengsel en ontstaan er schuimbelletjes. Dit schuim maken ze om hun tere huid te beschermen tegen uitdroging van de zon alsook tegen mogelijke belagers zoals spinnen, vogels en wespen.

Schuimnest of Koekoeksspuug met schuimcicade
Het schuimnest is bij het grote publiek beter bekend als koekoeksspuug. Het volwassen diertje is een klein springertje van 7 mm dat plotseling van een plant wegspringt als het opgeschrikt wordt. Het bijzondere daarvan is dat het wel 70 cm ver kan springen, wat ruim honderd maal zijn eigen lengte is.

Smalle randwants
Er zijn in Nederland circa 1000 soorten wantsen in Nederland. Een veel voorkomende soort is deze Smalle randwants. Deze is gemakkelijk te herkennen aan de hoekige schouders en de egaal gekleurde oranjebruine poten (de dijen en schenen hebben dezelfde kleur). Deze soort heeft in vergelijking met bijvoorbeeld de zuringrandwants een smaller achterlijf en aan de voorkant van de kop tussen de antennen heeft ie geen stekels. De meeste waarnemingen zijn in de periode april tot september met pieken in juni en augustus. Je kunt ze vinden in zonbeschenen struwelen en bosranden met loofhout, met een voorkeur voor besdragende struiken zoals meidoorn, lijsterbes, vogelkers en vuilboom.

Veelkleurige- of Heidekielspriet
Dit is een loopkever, die bij het geslacht van de kielsprieten hoort. Als je hem op zijn rug weet te leggen, zie je waarom hij kielspriet wordt genoemd. Je ziet dan namelijk een opstaande rand (de kiel) tussen de poten. Vergelijkbaar met de plank midden onder de boot, die bedoeld is om hem stabiel te houden. Wat de functie van deze kiel is, is mij niet duidelijk. Het is een ca. 20 mm grote kever met een rugschild met smalle nerven, die een koperen, groene of violette weerschijn heeft. In het felle zonlicht lijkt het net een koper-gouden kever.
Veelkleurige- of Heidekielspriet
Er zijn meerdere soorten die erg op elkaar lijken, dus ik ben niet zeker of het inderdaad de Veelkleurige kielspriet is. Het zou ook de Heidekielspriet kunnen zijn, of de Koperen kielspriet, hoewel de laatste op kleigrond wordt gevonden. De Veelkleurige- en de Heidekielspriet vind je op zandgrond en heide.

dinsdag 11 september 2018

Allemaal beestjes #10

Het is herfst en menig echtgenoot zal de komende tijd opschrikken vanwege een ijselijke gil vanuit de slaapkamer: “Een spin !!!!!!” Vreemd eigenlijk dat een spin ons zo de stuipen op het lijf kan jagen, want een huisspin is volstrekt ongevaarlijk. Voer voor psychologen dus…..

Gewone huisspin (mnl.)
Er zijn meerdere soorten huisspin, zoals de Grote huisspin, de Gewone huisspin en de Grijze huisspin. Als ik het goed heb, moet dit de meest voorkomende zijn, namelijk de Gewone huisspin (Tegenaria atrica). In tegenstelling tot wat gedacht wordt, is deze spin bruin in plaats van zwart. Dat zie je pas als je ze van dichtbij bekijkt. Maar wie neemt ooit de moeite, of durft dat?
Het vrouwtje van deze huisspin heeft (éxclusief de poten) een lichaamslengte van ongeveer 7-11 mm. Vanwege die poten krijgt ze haar imposant uiterlijk. Het mannetje is iets kleiner en is te herkennen aan een langwerpiger achterlijf en langere poten.

Gewone huisspin
Ze kunnen agressief over komen als ze worden uitgedaagd, of in het nauw worden gedreven, maar hun gifkaken kunnen onze huid niet doorboren.Toch is men uit een soort aangeboren angst geneigd zo’n spin te doden. Eigenlijk jammer, want voor ons is het (als puntje bij paaltje komt), een nuttig dier. Deze spin eet voornamelijk insecten en in haar trechtervormig web wordt menig prooidier gevangen. Mocht het vangen in het web niet lukken en is zij erg hongerig, dan zal de spin meestal ’s avonds het web verlaten om zelf op jacht te gaan naar een prooidier. En dan kunnen we haar wel eens tegen komen in de gang of slaapkamer.

Gewone huisspin
Nu het herfst is en de paartijd voor deze spinnensoort begint, gaan de mannetjes massaal op zoek naar een partner, waardoor wij ze nu vaker zien. Hun aanwezigheid is echter niet seizoensgebonden en zolang in het leefgebied iets te halen valt, loop je de kans er een aan te treffen.

Hoewel deze spin ook een loopspin is, zul je die niet binnen aantreffen. Het is de Gewone wolfspin.

Gewone wolfspin
Het viel niet mee voor haar om er op het kurkdroge gras snel vandoor te gaan met dat witte bolletje onder haar lijf. Het is dan wel een loopspin, maar met een eicocon ( want dat is het), tussen je poten valt dat even niet mee.

Gewone wolfspin
Moeder Wolfspin is een toegewijde moeder. Als ze de eitjes in haar zelf gesponnen eierzakje heeft gestopt, neemt ze dit zakje, dat bevestigd is aan haar spintepels, gedurende 2 tot 3 weken overal mee naar toe. Na het uitkomen houdt de zorg nog niet op, want de jonge spinnetjes klimmen meteen op de rug van hun moeder, die ze vervolgens tot aan de eerste vervelling mee draagt.

Gewone wolfspin
Gewone wolfspin
Deze spinnen wachten niet tot een prooi in hun buurt komt, maar gaan er zeer actief naar op zoek. Met hun forse poten en scherpe kaken zijn het gevreesde jagers. Deze lichtgrijze tot geelachtige, donkerbruine spinnen doen hun naam dus eer aan.

De naam Wolfspin komt echter niet vanwege de ruige beharing, of de wolfachtige wijze waarop ze hun prooi besluipen, of de snelheid waarmee ze aanvallen, maar is afgeleid van het feit dat het dier andere spinnen binnen haar territorium accepteert. Bij een roedel wolven mag dat gewoon zijn, maar binnen de orde der spinnen is dat iets unieks.

Kraamwebspin
In Nederland en België komen meerdere (voor mensen weliswaar onschuldige) soorten wolfspinnen voor. Deze wordt Grote wolfspin of Kraamwebspin genoemd. De spin is de ene keer wat lichter van kleur dan de andere keer, maar het ovale achterlijf en het streepje dat van de kop naar het achterlichaam loopt is er altijd. Ze houdt het cocon in tegenstelling tot de Gewone wolfspin vast met haar kaken. Ook hier kun je aan de grote poten zien dat we te maken hebben met een loopspin.

Kraamwebspin
Net zoals bij de Gewone Wolfspin is ook de broedzorg van een Kraamwebspin opvallend. Ook zij loopt namelijk een hele tijd met haar eicocon rond. In tegenstelling tot de Gewone Wolfspin, legt ze het eicocon in een tentvormig spinsel van zijde dat zij kort voordat de spinnetjes geboren worden, weeft. Als een soort kraamkamer. Het web dat ze maakt is dus niet bedoeld om een prooi mee te vangen, maar dient als bescherming voor haar kroost. Hieraan dankt zij ook haar naam. Als de spinnetjes uit de eicocon kruipen, blijven ze nog tot hun eerste vervelling in dat beschermende spinsel. Moeder blijft al die tijd in de buurt om een oogje in het zeil te houden.

Groot populierenhaantje
Bladhaantjes zijn prachtig gekleurd, maar smaken vies en zijn meestal giftig. Vooral de rode soorten vallen erg op. Dit is het Groot Populierenhaantje (10-12 mm). Het lijkt bijna in alles op het Kleine Populierenhaantje (6-10mm), maar heeft een zwart vlekje op het einde van de dekschildnaad (op zijn "kontje") en is zo goed herkenbaar. Ze hebben een voorkeur voor ratelpopulieren en wilgen, hoewel het meestal de larven zijn die je daar op vindt. Als je het kevertje een beetje "pest" door bijvoorbeeld zachtjes op hem te drukken, produceert hij een gele vloeistof. Dit gedrag heet "reflexbloeden". De vloeistof die tevoorschijn komt bij het gewricht van de pootjes, heeft een kwalijk geurtje en smaakt erg bitter. Vogels die een zo’n beestje oppakken, proeven dit ‘bloed” en laten hem dan meestal snel vallen. Het rood moet je dan ook beschouwen als een waarschuwing.

Elzenhaantje
Dat geldt ook voor het oneetbare Elzenhaantje. Dit slechts 6 tot 7 mm lange kevertje heeft een blauw tot blauwzwarte kleur met een mooie glans. Het overwintert in de bodem onder bladeren en afgestorven plantenresten en komt in de periode april- juni tevoorschijn. Als het vrouwtje na de bevruchting wel 900 oranje eitjes aan de onderkant van het elzenblad heeft afgezet, sterft ze.

larven van het Elzenhaantje
Binnen 2 weken komen uit de eitjes olijfgroene later zwart wordende larven tevoorschijn. Ze lijken sterk op rupsjes met 2 rijen behaarde wratten.

larve van het Elzenhaantje na vervelling
Na ca. drie weken (vanaf juli) verpoppen ze zich onder afgestorven plantenresten en na 8 tot 11 dagen komt al weer de nieuwe generatie kevertjes tevoorschijn. Zowel het kevertje als de larve vreten gaten in het blad van els, populier en wilg, maar echt schadelijk zijn ze eigenlijk niet. Als de aantasting massaal is kunnen de bomen zeker in conditie achteruit gaan, maar ze zullen zelden hiervan afsterven.

Blauwe muntgoudhaan
De soort die je hier ziet is een onderfamilie van de bladhaantjes. Ze zijn herkenbaar aan hun mooie glanzende kleur en worden Goudhaantjes genoemd. Ze vormen een van de grootste keverfamilies. In ons land komen bijna driehonderd soorten voor. Alle Goudhanen zijn gebonden aan een of één of een paar plantensoorten; de waardplant. Daar zijn ze meestal ook naar genoemd.

Wil je deze Blauwe muntgoudhaan vinden, dan is het zaak op zoek te gaan naar Watermunt. Die vind je vooral aan de waterkant. Voor de Blauwe muntgoudhaan is de waardplant dus de Watermunt. Daar vind je ook de larven. Er zijn niet veel dieren die de menthol in de Watermunt kunnen verdragen, maar het Blauwe muntgoudhaantje is er ongevoelig voor. Door de grote hoeveelheden menthol die het al etende in het lichaam krijgt, is dit kevertje oneetbaar voor vogels.
Mochten wij echter ooit nog eens vertrouwd raken met het eten van insecten, dan zal het Blauwe muntgoudhaantje ongetwijfeld het pepermuntje na de maaltijd vervangen……………………
Hoewel ze er hier in close-up groot uit zien, zijn ze slechts 6,5 tot 9 millimeter. Kenmerkend voor deze soort zijn de putjes op hun schild. Ze bewegen zich langzaam voort, zodat je meestal alle kans krijgt ze te fotograferen . Dat geldt zeker voor deze 2, want die bewogen helemaal niet (|-;)..............
Ook leuk om uitvergroot die blauwe pootjes te zien trouwens.

Hennepnetelgoudhaantje
Het Hennepnetelgoudhaantje slaat alles wat betreft de kleur. De sterk glanzende dekschilden zijn metaalachtig blauw, groen, rood en goudkleurig. De kleur verschilt per kever, maar de meeste kevers hebben blauwe lengtestrepen op de dekschilden en blauwe vlekken op het borststuk. Er wordt wel eens beweerd, dat vogels de weerspiegeling gebruiken om hun veren te fatsoeneren…..........
Je loopt er gauw aan voorbij, want het kevertje wordt slechts 5 tot 7 mm lang. Maar als je ziet dat de Hennepnetel bloeit, is de kans dat je dit Hennepnetelgoudhaantje ontdekt groot. Dat is namelijk zijn waardplant. Wees wel voorzichtig, want als het blad maar ietsje trilt, laat ie zich meteen vallen en ben je hem kwijt. Deze twee hadden het gelukkig zo druk met elkaar dat ze zich nergens iets van aantrokken....

Blogarchief