Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht moeselpeel. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht moeselpeel. Sorteren op datum Alle posts tonen

maandag 27 juni 2016

Kootspeel#2

Helaas werden natuurgebieden, vennen en poelen door de lokale overheden lang als onrendabel beschouwd. In de jaren '10 -'20 van de vorige eeuw vonden overal in het Weertse ontginningen plaats. Uitzonderingen waren o.a. de Moeselpeel en Kootspeel. In mei 1912 schreven  de heren Weekers en Hupperetz (loco-burgemeester) van de Commissie van Publieke werken : Aan deze percelen heeft de gemeente niets en kan er ook niets van maken. De commissie stelt voor deze publiek te verkoopen. " (bron: Erfgoedcluster Weert). Dat is dus niet gelukt en de gemeente heeft er helaas een andere bestemming voor gevonden. In de vorige blog heb ik beschreven wat dat voor gevolgen heeft gehad en hoe de Kootspeel aan de weinig vleiende naam "Stroontpieël" is gekomen.

Franse stafkaart van 1760
De Kootspeel vormt samen met de Moeselpeel, Roukespeel,Roeventerpeel, Schoorkuilen, Kwegt, Sarsven en de Banen de zogenaamde Peelvenen. Het waren van oorsprong zogenaamde doorstromingsvenen; een keten van venen waarin het water traag door de bovenste veenlaag afstroomt naar het volgende lager gelegen gebied.

Namen worden, zoals ik al ooit eerder aangaf, nogal eens verbasterd (volks-etymologie). Zo kwam ik op oude kaarten ook de naam "Klotspeel" en "Klootspeel" tegen. Klots of kloots is afgeleid van "klot". Dit is een aard- of turfkluit. Dit zou er op duiden dat er vroeger turf gestoken is, wat mede daardoor de plas heeft doen ontstaan.
Koots zou echter ook afgeleid kunnen zijn van "Koot-sele". Tijdens mijn zoektocht op het net, kwam ik namelijk uit bij deze mogelijke etymologisch verklaring. Koots is in dat geval afgeleid  van het Frans/ Latijnse woord "cote", dat aan de rand betekent en "sele", is een verbastering van sale, wat grote woonstede, nederzetting of woonplaats betekent. Zo is Moesel bijv. afgeleid van "moeëst" (moeras) en "sel(e)"; nederzetting bij het moeras. Kootspeel zou dan betekenen: peel aan de rand van een nederzetting. Zou dat de Moesdijk kunnen zijn?

Kadasterkaart van de peelvenen in de Gemeente Weert, maart 1903

Zoals op de hoogtekaart is te zien, liggen deze moerasgebieden in een diepe kom te midden van hogere gronden. Door een leemlaag in de ondergrond ("Brandsche" of Brabantse leem), werd het water vastgehouden. Tot ver in de middeleeuwen lieten de mensen deze moerassige gebieden onaangeroerd, want het was er nat en onbegaanbaar en bovendien stikte het er van de muggen. Op een oude Franse stafkaart staat bij Roeventer-, Koots-, Cesse- en Moeselpeel:
"Een weecke moerassige streecke landts daer naulijcks een mens over gaen kan.”

Hoewel er al voor de Napoleontische Tijd op de hogere delen van de Moesdijk landbouw was en begin 20e eeuw ook kleine percelen aan de zuid-oostkant drooggelegd en ontgonnen werden om vervolgens als grasland en hooiland door de gemeente verpacht te worden (bron: o.a. Kanton van Weert nov. 1909 en febr. 1922), waren de Kootspeel en Moesel- peel omstreeks de jaren ‘30 van de vorige eeuw nog steeds voor het overgrote deel open water. Men kon er inderdaad "niets van maken".....

De gewone man was echter zuinig op de "pieël" , want ondanks alles speelde die een grote rol in het leven van velen. De flora en fauna van de Kootspeel waren namelijk van groot belang voor het wel en wee der omwonenden. Zo was bijvoorbeeld (aldus J.H.H. de Haan) het meest zuidelijke gedeelte van de Kootspeel, al sinds lange tijd met een rand van biezen, wilgen, heesters, riet en gagel begroeid.

Gagel zoals hier op de foto, is bij de Kootspeel  helaas niet meer te vinden.
Gagel werd gebruikt bij de bereiding van bier (Weert telde ooit 25 brouwerijen!). Hoe belangrijk die gagel was, blijkt wel uit wat J.H.H. de Haan vertelt in het Natuurhistorisch Maandblad van 1970: “In 1661 kregen Frans Gijsen en Geert Knoups opdracht om gedurende zes dagen toezicht te houden bij de Kootspeel, opdat de huysluyden het gaelhoudt niet dieper soude uytmayen als een speet.” Ook was, om een paar andere voorbeelden te noemen, de mattenbies en wilg van belang vanwege het stoelen van matten en vlechten van manden. Het pluis van het wollegras werd geplukt om als kapok voor bedvulling te worden gebruikt en het riet uit de peel werd voor dakbedekking van de boerderijen aangewend. Zo kan ik nog wel even door gaan.

De Haan vertelt verder dat hij eind jaren ’20 vaker mee ging met een visser die hier zijn fuiken uitzette voor het vangen van snoek, brasem, baars, zeelt, karper en paling. Met klemmen en geweer ging men hier toen de otters te lijf, die in deze omgeving ( aldus de Haan) nogal veel voor kwamen. Het velletje en het rechterpootje brachten in België bij verkoop namelijk geld op. Ook het vlees van de otter werd trouwens geconsumeerd. De Kootspeel moet  toen ook een waar vogelparadijs zijn geweest, want de Haan heeft het over soorten als visarend, kraanvogels, kramsvogels, de wielewaal, koperwieken, ijsvogeltjes, kleine karekiet, roerdompen, visdiefjes en zwarte sterns. Wat een rijkdom........

En wat te denken van een wilde kat die daar, ondanks de sterke achteruitgang van het gebied, in 1970 gevangen werd !!!!! Ook hierover plaatste de Haan in 1977 een artikel in het Natuurhistorisch maandblad. Het opgezette dier is (als ik het goed heb) nog te zien in het Natuurhistorisch museum in Maastricht.

Luchtfoto van de huidige situatie van de Kootspeel  gemaakt met behulp van  Google Maps
Eind jaren '20 was de Kootspeel voor het grootste deel nog open water, maar nadat de gemeente Weert in 1931 besloot, om de riolering op het ven aan te sluiten en er sinds 1957 ook vuil stortte, is aan al dat moois snel een eind gekomen. Zo heb ik bij mijn bezoekjes  nergens meer open water aangetroffen.

De oude Leukerbeek die door de Kootspeel loopt, is met een dam en een stuw afgesloten
De nieuw aangelegde  Leukerbeek is aan de westkant om de Kootspeel heen geleid.
De Kootspeel is in beheer bij Natuurmonumenten. Ze staat, samen met  de Moeselpeel, Roeventerpeel en Roukespeel, op het lijstje met TOP-gebieden in de Provincie Limburg. Hiermee worden de meest  verdroogde gebieden in de provincie bedoeld.  Om de verdroging een halt toe te roepen, is Waterschap Peel en Maasvallei o.a. in 2013 gestart met de herinrichting van de Leukerbeek.

Foto van april 2013. Deze afwateringssloot ten oosten van de Kootspeel is inmiddels ook gedicht. 
Om het water langer vast te kunnen houden en gebiedsvreemd water te weren, is de oude Leukerbeek afgesloten en een stuw gelegd en is een "nieuwe" Leukerbeek om de Kootspeel geleid. Ook de afwateringssloten en de sleuven uit de vijftiger jaren zijn afgesloten of gedicht en voeren geen water meer af.

Als deze oude wilg toch eens kon vertellen wat hij meegemaakt heeft!!!!!
Hoewel Natuurmonumenten zich er terdege van bewust zal zijn dat er het nodige nog moet gebeuren in de Kootspeel, heeft dit momenteel geen prioriteit. Ik kan me daar wel wat bij voorstellen, want het is niet te zeggen wat ze daar allemaal dan tegen zullen komen onder de afdeklaag. De broers Pruijmboom op het woonwagenkamp aan de andere kant van de Roermondseweg vertelden me, dat daar wel eens meer autowrakken zouden kunnen liggen dan op alle autosloperijen op de Roeventerpeel samen. Om maar te zwijgen van de industriële troep en huiselijk vuil dat daar jaar in jaar uit ongelimiteerd gedumpt is.

Daarom is het zo opvallend dat deze 115 jaar oude schietwilg (Salix alba) met een omtrek van 3,70 m. nog stand weet weet te houden. Hij staat in de directe nabijheid van de bezinkbekkens. De conditie van de boom is begrijpelijkerwijs echter matig. Ik heb Stichting Groen Weert op deze bijzondere boom geattendeerd en zij hebben, na een bezoekje aldaar, besloten om deze boom op hun Bomenkaart te plaatsen en de status monumentaal te geven.

Er zijn ondanks alles nog steeds mooie plekjes te vinden in de Kootspeel
Dat het echter ook een gebied is met "potentie" wil ik in de laatste post laten zien aan de hand van foto's, die ik tijdens mijn bezoekjes genomen heb.

woensdag 21 januari 2015

Paddenstoelen in de winter

Paddenstoelen hebben niet perse de herfst nodig om te groeien en je vindt ze dan ook in de zomer en de lente. Maar ook in de winter zijn er paddenstoelen die niet opgeven. Meerdere soorten zoals trilzwammen, korstzwammen en boleten zijn goed bestand tegen de vorst. Ook houtzwammen (Polyporaceae) zoals elfenbankjes en tonderzwammen overleven de vorst met gemak.

Je kunt dus het hele jaar genieten. Ik plaatste vorig jaar al een blog over trilzwammen zoals judasoor en gele trilzwam. Ook dit jaar trof ik o.a. in de Moeselpeel verschillende mooie exemplaren van de gele trilzwam aan. Wil je wat meer over trilzwammen weten, klik dan even op de link.

 
Deze taaie rakker wordt Winterhoutzwam (Polyporus brumalis) genoemd, omdat ie zich vaak in de wintermaanden laat zien. Hoewel er overlap is, verschijnt deze zwam toch hoofdzakelijk pas vanaf november tot april. Hij overleeft dus een hele winter. Het is een eenjarige paddenstoel met een grijs- tot rood- of donkerbruine platte of ingedeukte hoed. Vaak met golvende rand. Het oppervlak is fijn viltig en bezet met heel fijne haartjes. Het is een saprofiet. De zwam komt dus voor op dode takken, stammen en stronken van voornamelijk loofbomen als berk, els, eik en beuk. Je vindt ze zelden op naaldbomen in elk geval.

De Winterhoutzwam heeft geen lamellen, maar buisjes. Deze zijn 2-4 mm lang en lopen iets af op de steel. Ze zijn crémewit tot okerkleurig. De poriën zijn rond of hoekig tot langgerekt, met dezelfde kleur als de buisjes. Er zitten 2-3 poriën per mm. De steel is 1-7cm x 2-8 mm groot, fijn viltig-schubbig, bruin tot grijsbruin. Het vlees is leerachtig, taai en wittig. De soort is dan ook niet eetbaar.

Een zwam die ook niet "warm of koud" wordt van de winter, is de Echte tonderzwam. Deze groeit op dode of halfdode bomen, waarbij berken de voorkeur genieten. Afhankelijk van hun gastheer, kunnen ze tientallen jaren oud worden. Een voorbeeld daarvan zie je hierboven. Omdat ze zo langzaam groeien, is verwijdering ervan niet gemakkelijk. Aangezien dode en zwakke bomen meestal niet meer opgeruimd worden, gaat het weer goed met de tonderzwam. Hoewel.......
In augustus 2013 werd aangifte van diefstal op de Veluwe gedaan van ongeveer 150 tonderzwammen, die met een bijl of zaag verwijderd waren. Men vermoedt dat m.n. Aziatische zwammenrovers er medicijnen (of drugs) mee maken. Hopelijk zijn dit incidenten.
Deze zwam werd in het verleden gebruikt voor het maken van vuur. De tondel, dit waren plukjes van het gedroogde zachte binnenste, werd samen met een vuursteentje in een tondeldoos meegenomen. Met de vonken die ontstonden door met een metalen ring (het "vuurslag") tegen het vuursteentje te slaan, werd de tondel aangestoken, waarna met de smeulende tondel een houtvuur kon worden aangelegd door te blazen tot je een vlammetje kreeg. Uiteraard vergde dit de nodige behendigheid. Toen de in 1844 door een Zweed uitgevonden lucifer, begin 20e eeuw gemeengoed werd, betekende dat het einde van de tondel. Hoe je een goede tondel maakt, kun je HIER lezen.

 
Ik vond deze peervormige stuifzwammen in de Moeselpeel en zoals je ziet, groeit deze zwam in groepen op vermolmde stronken en houtresten in loofbossen. In Nederland is het een algemeen voorkomende soort.
Bij het verouderen slijt het buitenste laagje af zodat een bleek en stevig laagje (net een velletje papier)over blijft ter bescherming. Tijdens het rijpen ontstaat een gaatje midden de hoed waarlangs de sporen naar buiten stuiven als er iets op valt. Een regendruppel is al voldoende. Je kunt deze zwam zelfs na de winter nog zo aantreffen.

De peervormige stuifzwam is 1-6 cm hoog en heeft de vorm van een omgekeerde peer. Jonge exemplaren zijn vuil wittig en soms bezet met fijne, donkere wratjes. Oudere exemplaren zijn, zoals je bij de vorige foto's kon zien, kaal en olijfbruin.

Deze oesterzwammen zijn ook echte "winterzwammen". De kleur varieert van beigegrijs, grijslila, blauwgrijs of bruingrijs. Naarmate ze ouder worden verbleken de kleuren en oude exemplaren zijn vaak donkerbruin.
Ze behoren tot de groep paddenstoelen die lichte vorst weten te weerstaan, doordat zij een soort antivries aanmaken. Mochten ze in de winter uitdrogen, dan kunnen ze dat toch een tijdje uitzingen en zwellen in de regen weer op.

 
In de vrije natuur komt de Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus) voor in bundels op verzwakte bomen (m.n. bij stamwonden) en op oude stronken van loofbomen. Vooral op beuken, populieren en wilgen. Ze verschijnen pas laat in het jaar en je kunt ze tot eind januari vinden, als het tenminste niet té hard vriest. Meer weten over de Gewone oesterzwam?  Klik dan HIER op.

Oranje oesterzwam
Een bijzondere oesterzwam die ik vond op de Houtsberg in Nederweert-Eind, is de Oranje oesterzwam. Deze is pas in  2007 voor het eerst in ons land waar genomen. In tegenstelling tot de andere oesterzwammen is deze soort niet eetbaar. Meer over deze soort kun je HIER lezen.

De Oranje aderzwam is een opruimer van dood hout. Vaak te zien op dode takken die nog aan de boom hangen, maar ook op dode, (deels) ontschorste stammen. De zwam heeft een voorkeur voor eik, maar wordt ook op beuk of berk gevonden. Het is een plaatjesloze vlieszwam die niet in de vorm van een paddenstoel met een hoed en een steel en met plaatjes of buisjes verschijnt, maar met een korstvormig vruchtlichaam.

Hij is aan de randen helder oranjegeel tot oranjerood, daarbinnen veelal grijzig of met een paarsige tint.

Doordat verscheidene plakkaten aan elkaar groeien, kan hij gemakkelijk dertig centimeter breed worden.
De rand is gewimperd en het geheel is gegroefd. Dikwijls hebben de plakkaten vrije randen.

Deze vond ik in het elzen/berkenbos op de Kettingdijk. Een inktzwam, dat was duidelijk, maar welke?
Bij mijn zoektocht kwam ik wel 25 soorten tegen. Het probleem is vaak, dat als je in een paddenstoelengids of op internet gaat zoeken, je allerlei kenmerken ziet,die je weer niet ziet bij jouw paddenstoel.

Hoewel ik vermoedde dat het de kastanje-inktzwam was, heeft Helma er mij op geattendeerd, dat het de gewone glimmerinktzwam is. Ik had het kunnen weten, want je ziet vooral op deze close-up de kenmerkende ietwat glimmende spikkeltjes op de hoed, waar ie zijn naam aan dankt. Dat zijn de resten van het omhulsel (velum), die door de regen meestal al snel worden weggespoeld.
Het is een veelvoorkomende inktzwam, met een voorkeur voor vochtige plaatsen en groeiend op dood hout van allerlei verschillende loofbomen. Vaak staan de bundels op stronken en bij vochtig liggend dood hout. Hoewel ze op de Kettingdijk ogenschijnlijk gewoon op de grond stonden, groeien ze hier op “begraven” hout.

Het is één van de eerste soorten, die al in het voorjaar vooral na een regenperiode te vinden is. Ze zijn in alle seizoenen te vinden, maar de meeste kans om ze aan te treffen is van mei tot begin december.
Dat ik ze hartje winter (!) al aantref, geeft toch aan hoe extreem zacht deze winter is. 

Scherpe schelpzwam

Fluweelpootje

Tot slot wil ik je nog wijzen op twee andere overwinteraars: de Scherpe schelpzwam en het Gewoon Fluweelpootje.
Vooral het Gewoon Fluweelpootje is een  volhouder zoals je op de foto kunt zien. Verderop in mijn blog, vind je meer informatie over deze twee, dus ik wil het hier alleen vermelden. Wil je wat meer over deze 2 weten, dan moet je even op de rood gekleurde naam klikken.

Heb ik je interesse gewekt? Kijk dan eens naar mijn andere posts over paddenstoelen.door HIER op te klikken. Daar zul je nog meer van deze taaie rakkers tussen vinden...................

vrijdag 28 juni 2013

Leukerbeek

De Roukespeel maakt samen met het Laagbroek deel uit de Krang en staat ook op de TOP-lijst (de lijst van sterk verdroogde natuurgebieden). Het herstel van het ven en de omgeving heeft al een aantal jaren geleden plaatsgevonden. In een vorige post heb ik al een en ander over hierover geschreven. Maar het belangrijkste thema voor de herinrichting en herstel van de Roukespeel, de scheiding van (voedselrijk) water uit omringende landbouw- gebieden en het vasthouden van het gebiedseigen kwelwater door het van de Leukerbeek af te koppelen, moest nog plaatsvinden. Kosten ca. 1 miljoen euro, die gesubsidieerd worden door Rijk, Provincie en de EU(!)

Roukespeelven

De Leukerbeek was oorspronkelijk een aftakking van de Weerterbeek en sinds 1826 werd water ingelaten via de Zuid-Willemsvaart. Ze begon bij de Doolhof op de Biest en was gegraven om de landbouwgebieden van Leuken en de gracht om de Vrouwenhof (die tevens als schans fungeerde bij dreiging van rondtrekkende bendes), van voldoende water te voorzien bij droogte en overtollig water af te voeren bij wateroverlast. Lees ook eens de post "Leuken en de Leukerbeek". 

Vanuit Leuken stroomt de beek richting Tungelroyse beek via de Roeventerpeel, Kootspeel, Moeselpeel en Roukespeel. Het moerasgebied van de Roukespeel wordt niet alleen sterk ontwaterd door de Leukerbeek, maar ook door de Dijkerpeelbeek en Noodbeek. Ze werd daar voorheen ook wel Molenbeek genoemd, omdat er bij de weg Weert-Roermond een watermolen lag. Deze was rond 1600 gesticht door de Heer van Weert. De laatste adellijke eigenaar van de molen was de Prins van Chimay (erfgenaam van de van Hornes, met o.a. ook bezittingen in de buitenijen, het Weerter Bos en Bakewell). Op de Ferrariskaart is de beek nog ingetekend als een klein stroompje. Ten tijde van de Franse Republiek, Weert was toen deel van het departement van de Nedermaas,  werden al de bezittingen van Chimay, waaronder ook de molen, verbeurd verklaard. De laatste eigenaar was de Beerenbroeck, voormalig burgemeester van Weert en ook grondeigenaar van o.a. Bakewell. Deze verkocht in 1880 de molen aan Waterschap het Land van Weert.

Beltmolen "De Hoop" 
In 1885 is de watermolen volledig gesloopt, omdat die het water te veel op zou houden en opstuwde, waardoor de afvoer onvoldoende was voor een goede afwatering.
Die "goede" afwatering was nodig vanwege de geplande ontginning van het gebied. De sloop van de watermolen had tot gevolg, dat de boeren van Swartbroek en omgeving nergens meer in de buurt hun graan konden laten malen. Dat is ook de reden dat de uit 1844 daterende pelmolen "De Hoop" uit Vlaardingen in 1905 naar Swartbroek is verplaatst. Een pelmolen is een type molen waarin vroeger gerst tot gort gepeld werd, om het kaf van de graankorrel te scheiden. "De Hoop" is in Swartbroek herbouwd tot beltmolen en heeft als korenmolen dienst gedaan tot in de jaren 50 van de vorige eeuw. In 1987 is De Hoop gerestaureerd en weer maalvaardig gemaakt. Sindsdien wordt op professionele basis graan gemalen.

Om versneld af te wateren is de Leukerbeek nog eens tussen 1931 en 1935 door omwonende agrariërs die er belang bij hadden, rechtgetrokken en verdiept.

Na de sloop van de watermolen bleef het eenvoudig boerderijtje staan. Eigenaar was Jan Mooren, die er ook een herberg had. "Op de Watermeulen" was tevens een opstapplaats voor het personenvervoer naar Roermond v.v., dus de herberg werd goed bezocht.

De boerderij ging nadien over op de kinderen Mooren. In Wereldoorlog II is die volledig vernield en kwam er een noodboerderij voor in de plaats. Omdat die vlak langs een gevaarlijke s-bocht in de weg lag en het verkeer van Weert - Roermond vv. in de 20e eeuw toenam en sneller werd, zorgde dat regelmatig voor hachelijke situaties. Daarom is in 1953 de s-bocht iets afgesneden en de noodboerderij afgebroken. Iets dieper het veld in is onder architectuur van J. Everaers uit Weert een nieuwe stenen boerderij gebouwd. De begrotingssom was ruim 53.000 gulden. Veel geld in die tijd. De foto van de boerderij is van van 1971.
Op de voorgrond zie je de oude Leukerbeek.

Boven de voordeur is als herinnering aan het verleden een mooie gevelsteen geplaatst.

Door de genomen maatregelen zorgde de Leukerbeek (met Vlier-, Kraan- en Houtstraatlossing), samen met de Einderbeek (met Schoor- en Roevenlossing)en de Stortbermsloot, voor een snelle afvoer van het water van zowel Roeventerpeel, Kootspeel, Moeselpeel en Roukespeel. Het is één van de oorzaken van verdroging van deze gebieden. Toen was een versnelde afvoer van water van belang vanwege de ontginningen, maar nu wordt daar anders over gedacht. Nu is het zaak het overtollige water langer vast te houden in de natuurgebieden om wateroverlast elders te voorkomen.

De beken zijn de afgelopen jaren al bij de Roeventerpeel en Kootspeel heringericht en er langs geleid. Lossingen zijn afgekoppeld en er zijn dammen opgeworpen, zodat ze stilstaand in de Roeventerpeel en Kootspeel achterblijven. Verderop stroomde de Leukerbeek echter nog steeds dóór de Roukespeel, om vervolgens langs het dorp Swartbroek en de voormalige watermolen stromend, bij de A2 uit te monden in de Tungelroyse beek.

Leukerbeek in november 2012 vanaf Grotekouseykweg

Er moest dus nog, vanwege de ontstane verdrogingsproblemetiek, een vergelijkbare herinrichting komen als bij de Roeventerpeel en Kootspeel. Dat betekende dus dat de Leukerbeek (én Dijkerpeelbeek) óm het Roukespeelgebied geleid moest worden. 
Eigenaar Natuurmonumenten is hiermee, met medewerking van het Waterschap, in april van dit jaar (2013) begonnen en is nagenoeg klaar met de werkzaamheden. Momenteel is men bezig met het laatste stuk, gelegen tussen Roermondseweg en A2.

"oude" afgesloten Leukerbeek in juni 2013
nieuw gegraven Leukerbeek
nieuwe meanderende beek met uitstroommogelijkheden
snel herstel van oevervegetatie
Men heeft vanaf de Kootspeel tot vlak vóór de Roukespeel langs de oude beek een nieuwe waterloop gegraven. Vervolgens is, in plaats van er dwars doorheen, een nieuwe slingerende beek over een lengte van ca. 1750 m lángs de noordrand van het reservaat gelegd. Halverwege kruist de beek de Grotekouseykweg met fietspad. Ten slotte stroomt de nieuwe beek aan de oostkant slingerend door de weilanden weer terug naar de bestaande bedding bij de Ittervoorterweg. Er is gewerkt met verschillende dieptes, de breedte van de beek verandert steeds en er is rekening gehouden met grotere waterhoeveelheden door het creëren van uitstroommogelijkheden, zodat het water langer vastgehouden kan worden. Binnen de Roukespeel is de oude beek afgesloten via een stuw en zal nog met dammen in stukken worden verdeeld, om te voorkomen dat water door de bedding afstroomt. De tussenliggende compartimenten zullen verondiept worden in de loop van de tijd en waarschijnlijk gaan verlanden.

"oude" Leukerbeek vanaf Grotekouseykweg
"oude" Leukerbeek langs Roukespeelven
De bestaande betonnen brug aan de Grotekouseykweg blijft gewoon gehandhaafd. Het gedeelte tussen Ittervoorterweg en Roermondseweg is al eerder heringericht en meanderend gemaakt. Bij de A2 komt de beek samen met de Tungelroyse beek en stroomt daar onder de A2 en kanaal Wessem-Nederweert door.

Meanderende beek tussen Ittervoorterweg en Roermondseweg
Meanderende beek tussen Ittervoorterweg en Roermondseweg

Herinrichting tussen Roermondseweg en A2
Bij de A2 komen Leukerbeek en Tungelroyse beek samen
Het inrichtingsproject is er dus op gericht om de verdrogingsproblematiek een halt toe te roepen en de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen door een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en het eigen (kwel)water en regenwater langer in het gebied vast te houden. Met het oog op vernatting zijn/ worden overbodige perceel- en bermsloten verondiept of gedempt tot het maaiveld (met vernatting en toename van kwel als gevolg). Aangelegde stuwen houden het waterpeil op niveau. Dat het water langer in het gebied vast wordt gehouden is nu al goed merkbaar, want het is er erg nat. De nieuwe Leukerbeek wordt volledig passeerbaar voor vissen en men gaat er van uit dat door deze maatregelen de vispopulatie ook zal toenemen.

Soortgelijke maatregelen heeft men ook getroffen voor de sterk ontwaterende Dijkerpeelbeek, die komend van de Dijkerpeel (via Castert) langs de westkant van het ven liep en daar in de Leukerbeek uitmondde. Die werd dus ook verlegd en is langs de zuidrand van het Roukespeelven geleid, om vlak bij de Ittervoorterweg weer uit te monden in de Leukerbeek.
De Dijkerpeelbeek is omgeleid om het Roukespeelven (dat hier links van de beek ligt)

Blogarchief