Hoog tijd dus om te laten zien wat ik de afgelopen maanden zoal voor klein grut voor mijn lens heb gehad.
Maartse vlieg |
Niet in maart dus..... De naam Maartse vlieg is namelijk misleidend. In dubbel opzicht zelfs.
1.) De naam Maartse heeft niets met de maand maart te maken, want dit ongeveer 1 cm groot insect verschijnt pas eind april. De Maartse vlieg is genoemd naar de evangelist Marcus. Ze wordt ook Sint Marcus-vlieg genoemd. Op 25 april is het de naamdag van de evangelist Marcus en rond deze datum zijn ze dan ook te zien.
2.) Hoewel ze vanwege de sterke beharing en de grote ogen (alleen de mannetjes dan) "vliegachtig" aandoen, het is en blijft een mug. De kenners kunnen je waarschijnlijk wel uitleggen waarom dit een mug is, maar ik heb het nergens kunnen lezen. Het is overigens een mug die niet steekt.
Enkele dagen na de mannetjes komen ook de vrouwtjes uit, deze cirkelen rond de mannetjes, worden bevrucht, leggen hun eitjes in de grond en meteen daarna sterven beiden.
Opmerkelijk is dat deze muggen niet erg schuw lijken, want zelfs bij aanraking blijven ze gewoon zitten. Een dankbaar foto-object dus.
Bosrandroofvlieg vrl. |
Je ziet ze in bossen en aan bosranden, maar ook in tuinen. Deze roofvlieg heeft (zoals alle vliegen) één paar vleugels. Net onder het borststuk, zie je aan elke zijde een klein geelachtig bolletje op een steeltje. Dat zijn de twee niet ontwikkelde tweede vleugels. Zoals de naam aangeeft zijn het echte jagers. De prooien bestaan uit andere vliegen, wespjes, vlinders, kevers, sprinkhanen en zelfs libellen. Ze schuwen prooien groter dan zijzelf dus niet en ook kannibalisme komt voor.
De jacht wordt gewoonlijk altijd ingezet vanaf een uitkijkpost. Hoewel ze zelfs mensen soms als uitkijkpost kiezen, doen ze ons geheel geen kwaad. De prooi wordt vrijwel altijd na een korte achtervolging in de vlucht gegrepen. Hierbij komen de stekelige poten uitstekend van pas. Het slachtoffer wordt vrijwel onmiddellijk gedood door met de steeksnuit geïnjecteerde verlammende en verterende enzymen.
Halvemaanzweefvlieg |
Het is een Halvemaanzweefvlieg. Deze zweefvlieg wordt 11 tot 13 millimeter lang en dankt de naam aan de kenmerkende, halve maanvormige vlekken op het achterlijf, in twee rijen van drie aan weerszijden van het achterlijf. Opvallend is dat deze vlieg ook zo dicht behaard is. Vooral bij de ogen valt dat op.
Het voedsel bestaat uit nectar en stuifmeel, dus deze soort speelt een rol in de bestuiving. De larve is ook nuttig vanwege het voedsel; deze eet namelijk enorme hoeveelheden bladluizen.
Duitse Schorpioenvlieg mnl. |
Gewone Schorpioenvlieg vrl. |
Er is geen gevaar te duchten voor dit insect, want de tangetjes bij de mannetjes zijn geen angel, maar worden gebruikt om het wijfje vast te houden tijdens de paring. Ook hun puntige bek lijkt gemaakt om mee te steken, maar ook die is ongevaarlijk. Schorpioenvliegen zijn roofinsecten; dode en verzwakte insecten worden leeggezogen met hun zuigsnuit. Naast dode insecten en ander aas, worden ze ook aangetrokken door plantenresten en honingdauw (de zoete uitscheiding van bladluizen).
Berkenkielwants |
Zoals de naam al aangeeft, zul je hem vooral aantreffen bij berkensoorten, maar ook bij bijvoorbeeld de els vind je hem. Hij wordt vaak verward met de grotere meidoornkielwants (ca. 2 cm). Belangrijkste kenmerken zijn verder de spitsere snuit, de lichtgroene poten en de kleur van zijn ogen. Die kleur is zwart en bij de meidoornkielwants is die rood van kleur.
Net als veel andere wantsensoorten hebben wantsen uit de familie kielwantsen ook stinkklieren.
Ze kunnen een onaangename geur verspreiden als je ze “verveelt”, door een oranje vloeistof af te scheiden uit speciale openingen in het borststuk. Ook als je een wants doodslaat, komt er een onaangename geur vrij.
Advies: niet doodslaan dus………….
Onechte Paardenbloedzuiger |
Ik had ze al lang niet meer gezien, tot ik ze onlangs zag in een nog niet zo lang geleden hersteld vennetje in de Weerenbroekpoel (Ell).
Het is bekend dat tot eind 19e eeuw medicinale bloedzuigers werden gevonden die voor aderlatingen werden gebruikt. In een krantenartikel van Kanton Weert van 1895, las ik dat je bij “Bloedzuiger- exploitatie Weert” in het Wijffelterbroek (Altweerterheide) voor 3 cent in een kuil met bloedzuigers kon gaan staan of zitten en je zoveel kon laten bijten als je maar wou. Als je ze maar niet mee nam, want dat kostte je 10 cent extra.
Ik kon niet beoordelen welke soort dit was. Ik neem aan dat het de algemene en ongevaarlijke “Onechte paardenbloedzuiger” is. Deze voedt zich dus niet met bloed, maar met slakken of rottend vlees. Het weerkaatsend zonlicht op het water maakte het er ook niet gemakkelijker op om een geslaagde foto te maken.
Groot Dikkopje |
Groot Dikkopje |
Ondanks zijn naam is het een kleine vlinder. De vleugel varieert in lengte slechts tussen de 12 en 15 millimeter en is aan de bovenkant oranje/bruin en aan de onderkant geel/bruin met lichte vlekken. Bij verse exemplaren zijn die vlekken niet altijd zichtbaar. De sprietknopjes van het Groot Dikkopje hebben een haakje, waardoor ze duidelijk afwijken van de andere twee soortgenoten. Het is een vlinder die vrij algemeen is bij graslanden en bosranden, want de rupsen leven van allerlei, ook heel gewone, grassoorten. De vliegtijd is in juni en juli.
Pyjamawants |
Pyjamawants |
Pyjamawants en Bessenschildwants |
Dit is een van de meest algemene grote (10 tot 14 mm.) wantsen die in geheel Nederland en België voor komt, maar zeldzaam is in kleigebieden. Je vindt hem in allerlei kruidenrijke biotopen, vooral in bloemrijke graslanden. De meeste waarnemingen komen uit de periode april tot november.
Bessenschildwants |
Hoewel het op deze foto niet te zien is, is het halsschild ietsjes behaard. Het is de enige schildwants die dat heeft.
Gewone doodgraver met parasitaire mijten |
Het bijzondere op deze foto vind ik echter de ca. 1-2 mm. grote stipjes die je op zijn kop ziet zitten. Dat zijn parasitaire mijten, met de naam Poecilochirus Carabi. Er is geen Nederlandse naam voor deze soort.
Ze leven van vliegeneitjes en larven.
Om te overleven zijn ze helemaal afhankelijk van deze doodgraver (dat heet symbiose). Het probleem voor deze mijten is om bij een kadaver te komen, waar hun voedsel te vinden is. Ze kunnen zich namelijk amper verplaatsen. Daar hebben ze een praktische oplossing voor; gewoon meeliften met een doodgraver als die naar een nieuw kadaver vliegt.