Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


maandag 6 december 2021

Herfst 2021.......Paddenstoelentijd deel 4: Van alles wat

Ik hoef niet uit te leggen dat een bosbrand dramatische gevolgen heeft voor onze flora en fauna. Toch zijn er soorten paddenstoelen die hiervan profiteren. Deze groep wordt gemakshalve aangeduid als Brandplekpaddenstoelen (Veerkamp, 1998). Je vindt ze alleen nadat de bodem sterk verhit is en de achterblijvende aslaag voldoende dik is. 

Rondsporig pekzwammetje
Er zijn 48 soorten bekend. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan soorten als de Oliebollenzwam of Koffievuurtjeszwam (de meest bekende), de Brandplekbundelzwam, het Oranjerood houtskoolbekertje, het Brandplekspikkelschijfje, de Brandplekviltinktzwam.Dit is het RONDSPORIG PEKZWAMMETJE (Lyophyllum anthracophilum). Deze soorten vallen nagenoeg allemaal (96%) in de Rode Lijst categorieën: 'verdwenen', 'ernstig bedreigd', 'bedreigd' en 'kwetsbaar'. Slechts drie soorten staan niet op de Rode Lijst. De status van het Rondsporig pekzwammetje is: zeldzaam.
Dat kwetsbare heeft ook een reden. De afname van het aantal brandplekken sinds de jaren 70 van de vorige eeuw is een van de belangrijkste redenen. Ook brand in de natuurgebieden is nagenoeg uitgebannen. Voorheen was het in brand steken van snoeihout en takken heel gewoon. Tegenwoordig is het verbranden van hout in de open lucht in de ban gedaan en is er een ontheffing voor nodig. Alleen door onachtzaamheid van mensen en door blikseminslag zullen bosbranden ook in Nederland altijd blijven voorkomen, zodat mycologen af en toe toch kunnen genieten van lokale "explosies" van brandplekpaddenstoelen, want kort na een brand schieten ze als "paddenstoelen uit de grond"...... dat was bijvoorbeeld het geval na de grote brand in het Meinweggebied in april 2020. 
Het is echter een duizendste tref, dat ik bij een kleine zandverstuiving in de Tungeler wallen dit Rondsporig pekzwammetje ontdekte op de oude resten van een illegaal gestookt kampvuurtje.
De tamelijk kleine vruchtlichamen van het Rondsporig pekzwammetje zijn geheel bruingrijs, waarbij de lamellen wat lichter zijn gekleurd dan hoed en steel. Smaak en geur zijn melig. Er zijn 3 soorten pekzwammetjes: het Rondsporig-, het Gladsporig- en Knobbelsporig pekzwammetje. Niet zelden groeien de soorten door elkaar op één brandplek Voor een zeker onderscheid is het bekijken van de sporen m.b.v. een microscoop dan ook noodzakelijk. Die van het Rondsporig zijn rond en glad en hebben een een diameter van 4,5-6,5 μm. Eén μm, mu of micron = 1 duizendste deel van een millimeter, oftewel 0,001 mm.
Ik ben niet bekend met dit soort onderzoeken en heb het microscopisch onderzoek door een goede bekende laten doen, waarmee werd bevestigd dat het inderdaad dit zwammetje is. Ik wil vanaf deze plaats Gerard D. nogmaals bedanken voor dit onderzoek.  
Gele trilzwam
Nu de bomen hun blad verliezen of al hebben verloren, is de kans graat dat je de meestal kleine, maar opvallende GELE TRILZWAM (Tremella mesenterica)op een tak vindt. Opvallend vanwege de kleur. Verkijk je niet aan de foto, want ze zijn echt klein (1 tot 5 cm). Het vruchtlichaam van deze zwam, waar ik al eerder over schreef, is vaker meer oranje dan geel en bestaat uit een propje van gelatineuse, slappe hersenachtige geplooide "lobben", die er vochtig uit zien, glad aanvoelen en als je er zachtjes in knijpt verrassend veerkrachtig zijn.
Opgezwollen trilzwammen strooien kwistig met hun sporen als de vruchtlichamen trillen! Als er tegenaan wordt geduwd, of als de tak beweegt door bijvoorbeeld de wind, gaat die namelijk wat schommelen/trillen. Alsof het een plumpuddinkje is. Vandaar de naam trilzwam.
Trilzwammen worden bleek en verschrompelen bij het ouder worden en bij droogte, om na een regenbui weer op te zwellen en de oorspronkelijke kleur en vorm weer terug te krijgen. Ze kunnen met gemak een vorstperiode overleven. 
Stekeltrilzwam
Dit jaar vond ik nog 2 andere soorten trilzwammen. Een daarvan was de STEKELTRILZWAM (Pseudohydnum gelatinosum), ook wel IJszwam genoemd. In 2018 schreef ik een stukje over de Stekelzwam en in 2019 over het  Oorlepeltje,  maar de gelatineuse trilzwam die je hier ziet, is dus van een heel andere orde.
Ik vond deze bij het voormalig Ambonezenkamp in de Tungeler wallen. Je kunt ze op voedselarme zandgrond in gemengde bossen en naaldbossen (den of spar) vinden op sterk vermolmde stronken en stammen. Door het geleiachtige, viltige vruchtlichaam en de witte tot gelige zachte stekels aan de onderzijde is deze goed herkenbaar.
Ze zijn zachtglanzend en soms bijna doorschijnend. Zeker als ze nat zijn. Trilzwammen zijn altijd mooi om te zien, maar deze Stekeltrilzwam vind ik toch veruit de mooiste. Vooral vanwege de onderkant.
De andere trilzwammen hebben namelijk geen stekels, maar deze soort wel en is daardoor best wel uniek te noemen. In het begin is het vrij stevig en buigzaam, maar het wordt met het verouderen ietwat kleverig en voelt wat glibberig aan als een kwal. Hoewel ik het me niet kan voorstellen, kan deze soort rauw gegeten kunnen worden in bijvoorbeeld een paddenstoelensalade. Ik zou zeggen: "blijf er van af en laat anderen er ook van genieten"...........  
Zwarte trilzwam
Vorige week vond ik in de tuin van het milieucentrum deze ZWARTE TRILZWAM (Exidia nigricans). Ondanks de toenemende kou zal die voorlopig niet bevriezen. Het is alsof er een natuurlijk antivries in zit. 
Zelfs vele weken van sneeuw en strenge vorst kan deze zwam overleven. Een trilzwam kun je dan ook het hele jaar vinden. 
Gewoon vuurzwammetje
Het GEWOON VUURZWAMMETJE (Hygrocybe miniata) hoort bij de familie Hygrophoraceae, oftewel de wasplaten. Wasplaten stellen hoge eisen aan hun standplaats. Over het algemeen moet de grond voedselarm zijn en langdurig ongestoord. Er wordt wel eens gezegd dat "wat orchideeën zijn onder de planten, zijn wasplaten onder de paddenstoelen, ". Een zo’n mooi opvallend wasplaatje is dus dit Gewoon vuurzwammetje. Eigenlijk vreemd dat het “gewoon” wordt genoemd, want zeg nou zelf, dit is toch schitterend. Door het woord "gewoon" lijkt het of dit zwammetje niet interessant is, maar het wordt hier eigenlijk gebruikt om aan te geven dat het een algemeen voorkomende soort is.
Het onderscheidt zich van de andere wasplaatjes door de fijne gelijk gekleurde schubjes op de hoed. Het oppervlak is droog. De oranjerode hoed is gelig aan de rand en aanvankelijk bolvormig, later uitgespreid. De lamellen staan ver uiteen en zijn prachtig roodoranje met een gele snede en breed aangehecht. De steel heeft dezelfde kleur als de hoed en is glad.
Het wordt nogal eens verwisseld met het Broos vuurzwammetje. Ze zijn in het veld en zeker op foto's zeer lastig te onderscheiden soorten, maar het Broos vuurzwammetje staat bekend als een vroege soort. Het Gewoon vuurzwammetje verschijnt pas in september en heeft een piek in oktober. Dat was hier het geval, dus ik mag aannemen dat ik met het Gewoon vuurzwammetje wel goed zit.  
Groene berkenrussula
In de post  "Herfst 2020-Paddenstoelentijd deel 3" heb ik al een en ander verteld over russula's, maar daar zat deze Groene berkenrussula nog niet bij.  De GROENE BERKENRUSSULA (Russula aeruginea), ook bekend als de Grasgroene russula, de Plakkerige groene russula of de Groene russula, is een eetbare Russula-paddenstoel. Hoewel ik hem dit jaar voor het eerst zag, is het naar het schijnt een algemeen voorkomende soort. Zoals alle russula’s is ook de Groene berkenrussula een mycorrhizapaddenstoel. Mycorrhiza is een samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels. Mycorrhiza. betekent letterlijk: schimmelwortel. De schimmel gaat een “mutualistische” symbiose aan met de buitenkant van boomwortels. Mutualisme is een samenwerkingsverband, waarbij zowel de plant als de schimmel voordeel hebben. Schimmels absorberen bijvoorbeeld mineralen uit de bodem, die ze vervolgens afstaan aan een plant. In ruil daarvoor krijgen ze suikers terug voor hun eigen voeding.
De belangrijkste partner van de Groene berkenrussula is dus, zoals de naam al aangeeft, de berk, hoewel hij in zeldzame gevallen ook kan groeien bij bijvoorbeeld (fijn)sparren, dennen en lariksen. De soort is gevoelig door bemesting of kalktoevoeging, waardoor hij van een standplaats kan verdwijnen. De hoed van de paddenstoel is aan de bovenkant bleek grasgroen, grijsgroen of lichtgrijs en plakkerig. Bij oudere exemplaren is het centrum van de hoed donkerder dan de rand. In jonge toestand is de hoed bolvormig, om zich later uit te spreiden. Daarbij ontstaat er meestal een indeuking in het midden. Aan de rand van de hoed zijn bij grote exemplaren (5 tot 12 cm diameter) groeven te zien.
De dicht op elkaar zittende plaatjes zijn gebroken wit. Bij veroudering krijgen zowel de plaatjes als de hoedrand dikwijls roestkleurige vlekjes. De steel is wit, glad en 4 tot 8 cm lang. De paddenstoel heeft nauwelijks geur. Je kunt hem van juni tot oktober aantreffen aan bosranden, langs bospaden, in laanbermen en in beschaduwde parken en tuinen, meestal bij loofbomen. 
Geelbruine spleetvezelkop
De naam GEELBRUINE SPLEETVEZELKOP (Inocybe rimosa) heeft betrekking op het feit dat de hoedhuid tussen de radiaal lopende vezels gaat splijten bij het ouder worden. Deze Geelbruine spleetvezelkop is een van de variabelste wat betreft kleur, hoedvorm en grootte. De okergele, geelbruine tot donkerbruine hoed is 3 tot 7 cm breed en heeft een straalsgewijze, vezelige structuur.
Omdat hij moeilijk te onderscheiden is van andere vezelkoppen, vind je hem op Waarneming.nl meestal vermeld als "Geelbruine spleetvezelkop sl, incl. Bleke, Grijsbruine, Sombere spleetvezelkop". De afkorting SL betekent "senso latu" = in brede zin. Dus een verzamelsoort. Dit is dus omdat er diverse moeilijk te determineren soorten onder vallen.
Bij veroudering spreidt hij zich vlakker uit en de hoedhuid is vaak gespleten aan de rand. De lamellen zijn van crèmewit of grijsachtig naar geelbruin en tenslotte bruin. De steel is witachtig tot strogeel, aan de basis vaak donkerder tot bruin. LET OP, want deze vezelkop is een giftige plaatjeszwam. Giftig vanwege een stofje met de naam muscarine (acetylcholine), dat leidt tot tranende ogen, een lopende neus, overvloedig zweten, speekselvloed, maag- darmproblemen en ademhalingsproblemen. Dit gif zit ook in o.a. de Vliegenzwam, maar in minder sterke mate...........

woensdag 24 november 2021

Herfst 2021.......Paddenstoelentijd deel 3: Van alles wat

Ik sta er steeds weer van versteld, hoe schimmels de boel in de natuur kunnen opruimen. Niet alleen met de "grove bezem", maar ook vaak uiterst specialistisch;  iedere vorm van organisch afval heeft zijn eigen opruimers. Een soort afvalscheiding eigenlijk. Zelfs een achtergelaten versleten spijkerbroek en een gedumpte pak reclamefolders zijn niet “veilig”. Dat maakt dat ze onmisbaar zijn in onze natuur.
Het zou toch wat zijn als de natuur er voor kon gaan zorgen dat ook plastic door schimmels verteerd werd, maar dat zal wel een utopie blijven…...


 Reuzenzwam
Eikhaas
 
Eikelbekertje
Eikentakstromakelkje
Witte eikenbladmycena
 Er zijn opruimers van zieke of dode bomen, maar ook van kleine dingetjes zoals rottende blaadjes, grassen, plantenstengels en (doorweekte) takjes en twijgjes. Die zijn een ideale voedingsbodem voor de kleintjes onder de zwammen. Bij eiken vond ik zo bijvoorbeeld de Reuzenzwam en de Eikhaas voor het grote werk en het Eikelbekertje, het Eikentakstromakelkje en de Witte eikenbladmycena voor het kleine werk.


Maar het kan kleiner. Geen myxomyceten die eigenlijk geen paddenstoelen zijn, maar échte zwammetjes. Wat te denken van dit zakzwammetje met de naam ZWAVELGEEL FRANJEKELKJE (Trichopeziza sulphurea) ….. Je kunt het zwammetje van voorjaar tot herfst vinden op dode stengels van brandnetels en schermbloemigen als bereklauw en fluitekruid. Dit kelkje zat op een brandnetelstengel. Eerst is het bekervormig, later wordt het schotel- tot schijfvormig. Het is een grijzig vruchtlichaampje (Ø tot slechts 2 mm), met een wasachtig oppervlak en langs de rand en de buitenzijde bezet met heldergele franje.

Hoewel het een soort is die vrij algemeen is, is het zwammetje zo klein dat het niet opvalt. Je moet er echt naar op zoek gaan om het te vinden. Als je het eenmaal kent, zul je het steeds vaker vinden. Om te zien hoe mooi het is, moet je zeker je loep eens ter hand nemen en voor een zekere determinatie is eigenlijk microscopische controle nodig. De zwarte stipjes zijn ook zwammetjes. Dat zijn Brandnetelvulkaantjes. Je zult begrijpen dat het niet meeviel om alles duidelijk op de foto te krijgen.

Een tijdje geleden vond ik een ander klein exemplaar; een Spleetlip. Ook deze wordt niet vaak opgemerkt, omdat er niet specifiek naar gezocht wordt. Op internet worden liefst 19 soorten genoemd. Dan moet je onder andere denken aan soorten als Rietspleetlip, Lisdoddespleetlip, Pijpenstrootjesspleetlip, Zeggespleetlip, Dennenspleetlip en Eikenbladspleetlip. Elke soort is dus gespecialiseerd op één plant of onderdeel daarvan.

Aangezien ik deze vond op een bramentak, ga ik er vanuit dat dit het Braamspleetkooltje of BRAAMSPLEETLIP (Gloniopsis praelonga) is. Deze soort schijnt vrij zeldzaam te zijn. Het is een zakjeszwam die zich eerst ontwikkelt onder de opperhuid alvorens door te breken. Het heeft dan een elliptische vorm van ongeveer 10 mm. lang met een overlangse spleet die begrensd wordt door twee “lippen”. Vandaar de naam spleetlip.
Panteramaniet
De PANTERAMANIET (Amanita pantherina) is een vrij algemene Amaniet die in zowel loof- als naaldbossen voorkomt. Meestal wordt hij gevonden op zandbodems. De hoed van de Panteramaniet is licht- tot donkerbruin gekleurd en is bezet met spierwitte wratten. Door regen kunnen deze wratten er echter vanaf spoelen waardoor hij lastiger te herkennen kan zijn. 
Panteramaniet
De hoedrand is vooral bij oudere exemplaren duidelijk gestreept. De steel is wit gekleurd en helemaal glad. Tevens bevat de steel een witte ring die niet gestreept is. Die ring is hier niet te zien, omdat  het velum nog vast zit.  De knolvoet steekt vaak diep in de grond en heeft een kenmerkende, soms omgeslagen, rand. 
Grauwe amaniet
Parelamaniet
De Panteramaniet kan gemakkelijk verward worden met 2 andere soorten Amanieten: de Grauwe Amaniet ( Amanita excelsa ) en de Parelamaniet ( Amanita rubescens).  De belangrijkste verschillen tussen de Panteramaniet en bovengenoemde soorten zijn:
 • De Panteramaniet heeft altijd spierwitte velumresten op de hoed, dit zijn altijd kegelvormige wratten en geen plakjes.
 • De hoedrand is altijd gestreept, bij jongere exemplaren is dit soms minder goed zichtbaar. 
• De witte ring om de steel is altijd glad, nooit gestreept. 
• De steel en knolvoet zijn ook bijna altijd spierwit van kleur, ze zijn in ieder geval nooit roze/rood verkleurd. 
• De knolvoet heeft een duidelijke, soms omgeslagen, rand.

zaterdag 20 november 2021

Negen jaar "Weert en natuur"

Alweer een blogjaar voorbij. Ik begon met "Weert en natuur" op 19 november 2012, dus gisteren was het precies NEGEN jaar geleden, dat ik mijn eerste post ("Heykersbroek") plaatste. Dit is post nummer 326.
Een gemiddelde van 36 per jaar.  Dit jaar heb ik 15 posts geplaatst. Inmiddels is het totaal van 300.000 pageviews (bezoekjes aan mijn blog) ruim overschreden  !!!! Vorig jaar waren er meer dan 36.000 views. Iets waar ik meer dan tevreden mee was, maar dit jaar (schrik niet) zijn dit er ruim 58.000 geworden. Een gemiddelde van 158 views per dag. Afgelopen maand waren het er maar liefst 3285 zoals je in het overzicht kunt zien. Een bewonderenswaardig aantal, waarbij ik me steeds weer afvraag wie dat toch geweest kunnen zijn en waarom die bezoekers niets van zich laten horen.
Al jaren stond mijn post otterontsnippering (van februari 2013) bovenaan in de top 5 meest bekeken posts Iets wat ik altijd heel bijzonder heb gevonden. Blijkbaar leefde het onderwerp in het begin meer bij de bezoekers dan in de afgelopen jaren, want die interesse wordt  elk jaar minder. Waar dat vandaan komt, weet ik niet. Dit  jaar is die post in elk geval gezakt naar plek 5. En dat, terwijl  nota bene  het jaar 2021 door de Zoogdierenvereniging is uitgeroepen tot "Het jaar van de otter". Ook in België en Duitsland is de otter het dier van het jaar 2021 geworden.


De 5 meest bezochte posts in deze 9 jaar zijn :
1. Waarom is het water van het Blauwe meertje zo blauw? (3085 views)
2. Paddenstoelen in de winter.(2936 views)
3. De koekoeksbloem (2629 views)
4. Natuurgebieden in Weert; een overzicht.(2467 views)
5. Otterontsnippering. (2301 views)
“Waarom is het water zo blauw? “ is overigens niet de meest bezochte post van dít jaar zoals je in bovenstaand overzicht ziet. Dat is namelijk voor het 2e jaar "Paddenstoelen in de winter" van januari 2015. Gevolgd door  "de Koekoeksbloem" van mei 2013. Dan pas komt de post over het blauwe water van het Blauwe meertje. Ook was er dit jaar best veel interesse in de post Bermbeheer , die ik pas in juni dit jaar geplaatst heb.

Vorig jaar meldde ik dat er 20 volgers waren. In verhouding met de vele pageviews is dat eigenlijk weinig. Zal wel grotendeels aan me zelf te wijten zijn. Ik timmer waarschijnlijk te weinig aan de weg.  Het is echter weer fijn te constateren dat er toch nog 9 volgers zijn bij gekomen. Fijn om dat te zien. Hopelijk is dit een stimulans voor anderen om zich ook aan te melden. Het verplicht tot niets en ik waardeer het zeer.
Ik wil de 29 volgers dan ook van harte bedanken en vooral degenen die trouw een reactie plaatsen. In het overzicht helemaal bovenaan zie je dat er de afgelopen 8 jaar in totaal 1003 keer gereageerd is. Een gemiddelde van 150 per jaar. Een mooi aantal, maar het is natuurlijk nog veel te weinig als je het vergelijkt met het aantal pageviews. Tegen de andere bezoekers wil ik dan ook zeggen: aarzel niet om eens te reageren of iets te vragen. Je hoeft daarvoor niet eens een volger te zijn.



maandag 8 november 2021

Herfst 2021.......Paddenstoelentijd deel 2: Van alles wat

Sinds 2013 wordt er elk jaar een bijzondere paddenstoel uitgeroepen tot soort van het jaar. Dat waren achtereenvolgens de Hanekam (2013), Papegaaizwammetje (2014), Eekhoorntjesbrood (2015), Pruikzwam (2016), Biefstukzwam (2017), Groene glibberzwam (2018) en Heideknotszwam (2019 en 2020). 
Als je die soorten aanklikt lees je er meer over.


Dit jaar is de ORANJE OESTERZWAM (Phyllotopsis nidulans) de paddenstoel van het jaar. Ook wel Schijnoesterzwam genoemd. Hij kan net als de Oesterzwam de winter goed overleven., maar in tegenstelling tot de echte  is deze niet eetbaar. Vandaar ook de naam Schijnoesterzwam. 
De eerste waarneming van deze soort in ons land  was pas in 2007. Dat was op een gekapte beuk op landgoed Oud-Amelisweerd (gemeente Bunnik). In 2017 vond ik deze zwam op een berk aan de Houtsberg in Nederweert-Eind. Op dat moment waren er toen volgens de Verspreidingsatlas nog maar 4 plaatsen in Limburg waar ze waargenomen waren. Dat ik ze aantrof was dus best een hele bijzonder vondst. Inmiddels is ze doorgedrongen in vrijwel elke provincie en dan met name op de zandgronden en in de duinen.

Vorig jaar vond ik ze weer op de Houtsberg en ook in de Tungelerwallen vond ik er een paar. Dit jaar gebeurde dat in de Herbertusbossen (Heeze). Van de Tungelerwallen en aan de Houtsberg weet ik het nog niet, omdat ik daar nog niet ben geweest. Ik ga over deze zwam nu niet meer over vertellen, omdat ik daar in de post “Herfst 2017…….Deel 10” uitgebreid over heb geschreven. Dat kun je HIER nalezen.

In 2018 is, zoals je net hebt kunnen lezen, de GROENE GLIBBERZWAM (Leotia lubrica) uitgeroepen tot Paddenstoel van het jaar. De soort is giftig. Ze wordt beschouwd als een zogenaamde indicatorsoort; ze wordt namelijk vaak gevonden op plaatsen waar andere zeldzame paddenstoelen voorkomen.  
Dit was dus ook weer een bijzondere vondst. Het was ook voor het eerst dat ik ze zag.
Veel paddenstoelen, waaronder ook deze Groene glibberzwam, profiteren momenteel van de vochtige en vrij koele herfst. De paddenstoel kan een hoogte van ca. 9 cm en een diameter van 4 cm bereiken maar blijft dikwijls kleiner.Je vindt ze vooral op mossige plaatsen onder oude beuken en eiken aan slootkanten, greppels en randen van zandpaadjes. Opvallend om te zien dat enkele exemplaren met elkaar vergroeid zijn.
Door het gelatineuze, glibberige vruchtlichaam, de vorm en de kleur is de soort heel duidelijk herkenbaar. De genusnaam Leotia is afgeleid van het Griekse woord leios, en betekent "de gladde" of "de kale". De soortnaam lubrica betekent "glibberig" of "geleiachtig". Deze gesteelde, vrij kleine zakjeszwam (ascomyceet), draagt inderdaad zijn naam niet voor niets, want als je er per ongeluk op zou stappen, blijft er één snotterige glibberige massa over. Hoewel ik op Waarneming.nl. inderdaad groene exemplaren zag, zijn ze (net zoals bij mij het geval was) toch vooral geel, bruingeel of groengeel van kleur. Hoewel sommigen beweren dat de grasgroene of groenzwarte exemplaren zijn geïnfecteerd door schimmels en groen verkleuren bij beschadiging, heeft het waarschijnlijk met ouderdom te maken: "hoe ouder hoe groener" en niet zoals bij ons mensen "hoe groener hoe jonger"……..

De Groene glibberzwam heeft sterk te lijden gehad van verzuring en vermesting. In 1989 stond ze dan ook als 'Bedreigd' op de toenmalige Rode lijst. Hoewel ik deze paddenstoel pas nu voor het eerst zag bij de vloeiweides van de Lozerheide, heeft die zich gelukkig vanaf het eind van de jaren negentig goed weten te herstellen. Blijkbaar als gevolg van een verminderde milieubelasting en deze soort is nu  ook van de Rode Lijst (2008) afgevoerd. De vondst op de Lozerheide is dus een goed teken voor die omgeving.


Dit is een ouder exemplaar van de POEDERZWAMGAST (Asterophora lycoperdoides). Een klein parasitair zwammetje (Ø 5-20 mm ) dat je in loofbossen en lanen op voedsel- en humusarme bodem kunt aantreffen op rottende vruchtlichamen van vooral Russula’s. Ook op melkzwammen kun je ze aantreffen. De lamellen zijn relatief dik en slecht ontwikkeld; soms ontbreken ze volledig. Dat is ook niet per se nodig, want de  sporen zitten niet onder, maar óp de bolvormige hoed. De steel kan tot 10 mm lang zijn.

De foto’s die ik van dit zwammetje in “paddenstoelentijd 2017 deel 1” liet zien, waren niet echt duidelijk. Mijn aandacht ging toen vooral uit naar de Grofplaatrussula waar ze op stonden, maar ik vertel er in die post wel een en ander over.  Dit zijn al oudere exemplaren. Bij jonge zwammetjes is het poeder namelijk nog wit. Op de achtergrond zie je er nog een staan. Bij het ouder worden kleuren de sporen bruin en verstuiven dan. 

Je moet er echt naar op zoek gaan, anders zul je deze ongeveer 1 tot 1,5 cm grote BEPOEDERDE RUPSENDODER (Isaria farinosa) niet vinden. Ook dit is een parasitair zwammetje, dat je niet moet verwarren met de Grote- en Kleine rupsendoder. Dat zijn namelijk graafwespen die rupsen als prooi hebben. Wat je hier echter ziet is een wit paddenstoeltje. Het bijzondere aan deze soort is, dat ze op de poppen van rupsen groeien. Om dat te zien, heb ik er een paar moeten uitgraven. Omdat ze zich koraalvormig vertakken, doen ze een beetje denken aan een kleine Geweizwam.
Dit is een andere vergelijkbare rupsendoder, die ik al uitgebreid beschreven heb in een andere post: de Rupsendoder (Cordyceps militaris). Deze is oranje van kleur is. Het zijn allebei vrij algemene soorten, maar toch vind je de Bepoederde rupsendoder minder vaak dan de oranje, omdat die nog een heel stuk kleiner en onopvallender is dan zijn soortgenoot.

Je vindt de bepoederde soort voornamelijk op zandgronden in bossen en parken tussen bladeren en mos in de bodem ingegraven. Het zwammetje schijnt een zekere voorkeur te hebben voor poppen van de eikenspanner, dus de kans om hem aan te treffen, is het grootst onder eiken.
Je vraagt je misschien af hoe zoiets nou kan gebeuren. Rupsen kunnen besmet raken met sporen van de Bepoederde rupsendoder, door bladeren of grassprietjes te eten waar die sporen zich op bevinden. Op het moment dat de rups zich in de bodem heeft ingegraven en zich heeft ingekapseld, gaan de sporen van de paddenstoel zich door de hele pop ontwikkelen, waardoor deze na verloop van tijd dood gaat. 
Als de pop bijna is “opgegeten” ontstaat er een knots- of staafvormig wit vruchtlichaam. De sporen (conidiën genoemd) die zich op het bovenste deel van het vruchtlichaam vormen, doen wat denken aan wit poeder, waar het zijn naam aan te danken heeft.


De BLEKE FRANJEHOED (Psathyrella candolleana) is een algemene paddenstoel die leeft van de afbraak van vermolmd, half vergaan hout. Men vindt hem in groepen bij bomen, op boomstronken of afgevallen takken en in vochtig grasland. De vruchtlichamen lijken soms in groepen gewoon op de bodem te groeien, maar ondergronds zijn er dan altijd houtresten aanwezig. De hoed heeft een doorsnede van 2,5-5 cm, is klokvormig (jong) tot vlak gespreid (oud). 
De hoedkleur is variabel en afhankelijk van de vochtigheid van het weer: in jonge en vochtige toestand licht crème- of okerkleurig, om bij het ouder worden of uitdrogen witachtig te verbleken Bij jonge exemplaren zitten aan de rand rafels van het velum. Daar dankt de soort zijn naam aan. 
De steel is wit, hol en breekbaar. De kleur van de lamellen is witachtig tot grijslila en wordt ten slotte bruinzwart. Het schijnt dat de oude vruchtlichamen fungeren als voedselbron voor vooral fruitvliegjes.


De SPOELVOETCOLLYBIA (Gymnopus fusipes) komt in Nederland en Vlaanderen vrij algemeen voor. Hij vormt gewoonlijk bundels op de wortels aan de voet van levende bomen, vooral eiken en beuken, maar soms ook bij andere loofbomen. De hoed heeft een doorsnede van 3-7 cm. Bij jonge paddenstoelen is de hoed gewelfd, maar bij het ouder worden wordt deze breed klokvormig met een centrale bult. De kleur is donker roodbruin. Bij het drogen verandert de kleur tot roze-geelbruin. De zwam verschijnt in zomer tot vroege herfst.
De steel is 8-10 cm hoog en 1-1,5 cm dik. Het is een taaie elastische steel, die dezelfde kleur heeft als de hoed. Naar onderen toe verbreedt de steel zich, maar helemaal onderaan wordt deze weer smaller, donkerder gekleurd en spoelvormig met een gegroefd oppervlak. Steel 6-12 x 1-2 cm, glad, gevoord-gedraaid, diep spoelvormig wortelend, elastisch, taai, wittig tot donker roodbruin. Vlees wittig, taai. Geur geen. De lamellen zijn breed en staan ver uit elkaar Ze zijn witachtig met een roodbruine waas en vaak met roestrode vlekjes. De sporen zijn wit.


Op een door en door vermolmde en natte beukenstam trof ik deze mooie ZILVEREN SCHIJNPLUIMPJES (Stemonitopsis typhina) in grote getale aan. Een soort die hoort bij de groep Myxomyceten. Ze zijn matig algemeen, maar vanwege de geringe grootte worden dit soort zwammetjes snel over het hoofd gezien. De vruchtlichaampjes zijn namelijk slechts 2 à 3 mm groot.
Ze zijn cilindrisch met een ronde top, eerst melkachtig wit maar in korte tijd verkleurend naar donkergrijs of bijna zwart. De steeltjes zijn donker met een gelei-achtig laagje en krijgen met het ouder worden een zilvergrijze matte kleur.
Netpluimpjes beginnen normaal gesproken als een klompje met talrijke stelen. De vruchtlichamen maken zich hieruit los doordat een deel van het slijm zich rond de steeltjes wikkelt, maar in tegenstelling met netpluimpjes beginnen de Schijnpluimpjes als individuele vruchtlichamen. Vandaar de naam schijn…..


In de post van 9 oktober 2017 heb ik al het nodige uitgelegd over de meest voorkomende soorten aardsterren in ons land. Dat zul je dus daar moeten lezen als je er wat meer over wil weten. De meeste aardsterren zijn (zeer) zeldzaam.

Dat geldt niet voor deze GEKRAAGDE AARDSTER (Geastrum triplex) die ik onlangs aantrof in een heksenkring van liefst 19 exemplaren. Ik vind het de moeite waard om ze jullie te laten zien, omdat ik ze daar in meerdere stadia aantrof, namelijk van jong tot oud. 

Blogarchief