Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


vrijdag 6 februari 2015

Moeselpeel

Ik betrap er me zelf op dat sommige natuurgebieden in Weert e.o. er nog een beetje bekaaid van af komen. Eén van die gebieden is de Moeselpeel.  Hoog tijd dus om er eens wat over te vertellen. Ik heb er weliswaar een tijd geleden in Moeselpeelrand in bloei iets over verteld, maar deze kleine wildernis is erg moeilijk te "doorgronden" en slecht toegankelijk. Vandaar dat ik 't gebied nog nooit écht bezocht heb. En dat, terwijl het slechts enkele kilometers  buiten de bebouwde kom ligt. Het bleef meestal beperkt met er om heen, of langs te fietsen via de Gebleekte Steeg. Ik ben er inmiddels een paar keer naar toe gegaan om het te verkennen en heb geprobeerd tot bij het centrale deel te komen. Dat viel niet mee......

Ferrariskaart Moeselpeel in 1777
Kadasterkaart Moeselpeel 1811-1832
Op de peelrand vind je veel dorpen en gehuchten met de uitgang "-loo" en "-el". Ik denk aan bijvoorbeeld Volkel, Boekel, Handel, Liessel, Meyel en Ospel. De uitgang "-el" zou volgens Hermans, schrijver van „Geschiedkundig Mengelwerk der Provincie Noord-Brabant" (1841), afgeleid zijn van de uitgang -loo, zoals in bijvoorbeeld Mierlo, Oploo, Meerloo, Merselo en Oirlo.
"Loo" in de betekenis van  "een meer verheven plaats, gelegen in of bij poelen, meeren, laagten en diepten".
Moesel zou dus afgeleid kunnen zijn van  moes = moeras + loo: een hoger gelegen plek bij een moeras.
Een andere (mogelijk betere!) verklaring is, dat Moesel een verbastering is van het dialectwoord moeëst=moeras + sel. Het toponiem sel(e) verwijst naar het Oudgermaanse sala: dit is een woning, nederzetting of beschutting. Moesel dus in de betekenis van: een nederzetting bij het moeras......

De Moeselpeel is in elk geval een van de peelvennen of 'pelen', waar de mens nauwelijks ingrepen heeft kunnen verrichten, omdat het ondanks allerlei pogingen té nat bleef.
Dit gaf de lokale plattelandsbevolking, in met name de 17e en 18e eeuw, de kans om zich tegen de talrijke benden van plunderende soldaten en vagebonden te beschermen op de Schans. Deze schans was een hoger gelegen versterking in het moeras, die slechts via één weg toegankelijk was en waar men zich in geval van nood tijdelijk kon terugtrekken met het gezin, de veestapel en een gedeelte van have en goed.
Actueel kaartje van de Moeselpeel gemaakt met behulp van Google Maps
Hoewel de peel in het begin van de 20e eeuw van buitenaf steeds verder verkleind werd ten behoeve van nieuwe landbouwgrond, is het nu nog nagenoeg ondoenlijk verder in de "echte peel" te geraken en nog steeds kom je dan ook niet veel verder dan de buitenkant. Er zijn in het verleden afwateringsslootjes gegraven in een poging het gebied te ontginnen. Dit is niet gelukt, maar de slootjes bemoeilijken nu de toegankelijkheid. Ook is er omstreeks 1900 in het centrale laagste deel enige tijd verveend. Nadat men hiermee is gestopt, is een open plas ontstaan. Die is in de loop der jaren veranderd in een ontoegankelijk rietmoeras.
Uitzicht op het nagenoeg  ontoegankelijk rietmoeras
Al in 1928 schreef Jacques de Haan er over in "Moezelerpeel". Bron:Natuurhistorisch Maandblad- SHOWeert.
"De eerste aanblik, welke ons dit ven biedt, is een ontzaglijke rietmassa. Geen spoor van open water te bekennen! Inderdaad is dit laatste er zeer sporadisch. Enkel met den vriendelijken visscher als leidsman, zijn deze plekken met de peelschuit te bereiken. Als de platte visschersschuit door de smalle vaargeul, welke de visscher met groote moeite weet te behouden, wordt voortgeboomd, ziet men overal meerkoeten, en waterhoentjes, haastig wegschieten tusschen het riet, waar zich vele nesten bevinden. Het spreekt vanzelf, dat het verdwijnen van moerassen ook op de overblijvende watervlakken (pelen) in de omgeving, waarmede ze in communicatie stonden, niet zonder invloed kan zijn geweest. Zoo bleef van de talrijke vischotters, welke hier in deze vischrijke peel relatief veelvuldig voorkwamen, zoo goed als niets meer over."
De 90 ha. grote Moeselpeel is, zoals de Haan ook aan geeft, geen opzichzelfstaand natuurgebied, maar staat in verbinding met de Kievitpeel, Kootspeel, Roeventerpeel en de verderop gelegen Schoorkuilen, Sarsven en de Banen. Deze peelvennen zijn onderdeel van de EHS (Ecologische Hoofd Structuur). Via de Leukerbeek en de Kuppenlossing staat de Moeselpeel ook in verbinding met natuurgebied de Roukespeel in de Krang.
Het centraal gelegen rietmoeras dreigt zonder maatregelen te verlanden
Ten behoeve van de omringende landbouw is het gebied door de jaren heen steeds meer ontwaterd, waardoor het uitdroogde en het centrale en natste rietmoeras verlandde. Als dit door zou gaan, zou de peel uiteindelijk binnen enkele tientallen jaren verdwenen zijn. Ik heb hier iets over verteld in de blog Topgebieden in Weert e.o.  Ook de door de peel stromende Houtstraatlossing, die fungeerde als overstort van het riool bij wateroverlast in de stad, bezorgde de Moeselpeel en de naburige kleine Kievitpeel en Kootspeel (in de volksmond "de strontpeel" genoemd) geen goede naam.
Deze gebieden verdienden een beter lot en er moest dus ingegrepen worden.
Het broekbos met wilgen en elzen maakt het gebied nagenoeg ontoegankelijk
In het "stimuleringsplan natuur, bos en landschap Midden-Limburg-West" (2001) werden de volgende doeltypen voor de Moeselpeel genoemd: voedselarme plas, klein zeggenmoeras, rietmoeras, dotterbloemgrasland, elzenbroekbos, gagel- en wilgenstruweel en voor de randen heischraal grasland.
Beverdam in de Houtstraatlossing
Door de genomen maatregelen zijn er ecologisch gezien geen barrières meer tussen de verschillende deelgebieden, met als gevolg dat bijvoorbeeld ook de bever het gebied heeft gevonden en voor de otter een geschikte leefomgeving wordt gecreëerd.
Omringende graslanden fungeren als bufferzones
Staatsbosbeheer, het Limburgs Landschap en Natuurmonumenten hebben trouwens al sinds 1994 maatregelen genomen die de peel weer langzaam in zijn oude staat terug moeten brengen; herstel van de oorspronkelijke waterhuishouding en aanleggen van bufferzones rond de Moeselpeel. Door de waterstromen binnen en buiten de peel van elkaar gescheiden te houden, wordt de balans tussen het voedselarme peel- en het voedselrijke omgevingswater hersteld. Door het waterpeil hoog te houden en het riet periodiek te maaien, wordt verlanding in het rietmoeras afgeremd.
De aan de oostkant lopende Houtstraatlossing stroomt naar de Leukerbeek
Als de grondwaterstroom en direct neervallend regenwater worden vastgehouden, is dat voldoende en hoeft er geen water uit omringende beken toegevoegd te worden om de Moeselpeel nat te houden.
De aanleg van twee stuwen, één bij de Raambrug en één midden in het rietmoeras, hebben de waterstand in de Moeselpeel danig verhoogd. Er wordt ook geen water meer uit de Moeselpeel afgevoerd door de Houtstraatlossing, die oorspronkelijk net zoals de Kuppenlossing door het centrale rietmoeras liep. Deze loopt nu langs de oostkant richting Leukerbeek.
Aangelegde stuw en bodemdrempels in de Kuppenlossing bij de Raambrug
Ook de naar de zuidkant verlegde Kuppenlossing (richting Leukerbeek), kun je nauwelijks meer als beek beschouwen. Het deel van de oorspronkelijk door de Moeselpeel stromende Kuppenlossing, dat vanaf de aangelegde stuw naar de Leukerbeek loopt, moet enkel voor het beheer en de afvoer van periodiek te maaien riet in het centrale deel opengehouden worden. De bodemdrempels die er zijn aangelegd, zijn noodzakelijk om vissen en andere waterdieren de kans te geven het moerasgebied te bereiken.
De "nutteloze" afwateringsslootjes zijn afgedicht , houden het water vast en verlanden
Rond het rietmoeras ligt een gordel van vooral elzenbroekbos en wilgenstruweel dat sterk wisselt in breedte en vanwege het vasthouden van het water in de talloze afwateringsslootjes erg moeilijk toegankelijk is.
Aan de rand van de Moeselpeel liggen verschillende paddenpoelen
Op de overgang naar het omliggende, hogere dekzandgebied aan de zuid- en westkant, vind je natte graslandjes met hier en daar een paddenpoel en perceeltjes met eiken- en populierenaanplant. Hierdoor biedt het terrein plaats aan soorten die karakteristiek zijn voor dat soort ecosystemen.

Tot zover mijn verhaal over de Moeselpeel. In de volgende blog wil ik er nog wat meer over vertellen en wat meer foto's laten zien.

donderdag 29 januari 2015

Afgraving Kettingdijk afgerond

In de Nieuwsbrief die Ark deze week in weekblad de Trompetter plaatste, stond het volgende vermeld:
"Afgelopen jaar onderging de Kettingdijk ten zuiden van Weert een grootse metamorfose. Natuurmonumenten liet de toplaag van het voormalige agragrische gebied afgraven. Die werkzaamheden zijn nu volgens schema afgerond. Dit project vult de natuurontwikkeling in Kempen~Broek naadloos aan".

maandag 26 januari 2015

Zachte winter en heksensnot

Vandaag stond in dagblad "De Limburger" in de column Wegwijs een verhaal van mij over heksensnot.
Ik had de krant wat foto's gestuurd met onderstaand verhaaltje en zij hebben dit geplaatst.
Leuk om dat daar terug te zien.

"Hoewel het afgelopen nachten licht vroor en er eergisteren zelfs wat sneeuw is gevallen, mag je toch gerust stellen dat deze winter zacht is. Extreem zacht zelfs, hoewel dat natuurlijk nog kan veranderen. En hoe zacht deze winter is, daar kwam ik vorige week vrijdag in de Moeselpeel wel achter.

Bij toeval zag ik daar namelijk opvallende geleiachtige en glibberige klodders op een varenstruik liggen. Het zag er best wel vies uit en leek wat op transparante siliconenkit. Mijn eerste ingeving was: de stijfselzwam. Toen ik hier en daar echter wat kleine zwarte “kaviaarachtige bolletjes” zag, viel het dubbeltje; dit is heksensnot of sterrenschot. Die kloddertjes "zwarte Kaviaar" zijn namelijk onverteerde kikkereitjes.
Als je heksensnot midden in de winter vindt is dat bijzonder, want het is een teken dat er al kikkers en/of salamanders ontwaakt zijn. Die heb ik dus niet gezien, maar deze heksensnot is wel het bewijs.
Soms zie je ook alleen nog maar de "kaviaarachtige bolletjes" liggen. De dril vergaat namelijk na verloop van tijd.

Die klodders zijn prooirestanten van roofdieren en -vogels, die vrouwelijke kikkers of padden hebben gegeten. In hun lijf zit het dril a.h.w. al te wachten op het voorjaar. De eitjes zitten in een soort gelei verpakt, dat in aanraking met water zal opzwellen tot wat we kennen als kikkerdril. Als een roofdier of roofvogel (bijvoorbeeld een vos of een reiger) zo’n vrouwelijke kikker opeet, komt die gelei in de maag in aanraking met vocht en gaat opzwellen, waardoor de rover misselijk wordt en het goedje uitspuugt. Het wordt daarom ook wel reigerkots genoemd.

De naam “heksensnot” komt uit een oud volksverhaal. Heksen zouden, vliegend op hun bezemsteel, in het wilde weg hun neus uitsnuiten. Omdat deze vieze dames geen zakdoeken gebruikten, vielen de klodders snot overal op de grond."

Meer opvallend nu is echter dat de katjes van de hazelaar al volop zichtbaar zijn. De gele trossen aan de nog kale struiken trekken van ver de aandacht en zorgen al voor de productie van miljarden stuifmeelkorrels.
De hazelaar is dan wel de vroegst bloeiende struik in Nederland, maar 16 januari is toch héél erg vroeg.

De hazelaar is eenhuizig; zowel de mannelijke als vrouwelijke bloeiwijzen zitten aan dezelfde plant.
Hoewel de mannelijke meeldraadkatjes al vroeg aan de planten te zien zijn, staat de ontwikkeling in de winter vrijwel stil, maar zodra het warmer wordt ontwikkelen ze verder en kunnen tot wel 10 cm lange trossen worden. Dan zijn ze rijp en geven hun stuifmeelkorrels af.
Om de "vrouwen" te ontdekken moet je wat beter kijken. De onopvallende vrouwelijke bloeiwijze zit aan dezelfde plant als een klein knopje en is pas goed te zien als het kleine rode bloempje verschijnt.

De hazelaar is voor de bestuiving wel afhankelijk van de wind. Het is een zogenaamde windbestuiver. De kans dat een stuifmeelkorrel de vrouwtjes bereikt is klein. Heel klein, maar dankzij de enorme stuifmeelproductie lukt dit. Raak maar eens een tak met rijpe meeldraadkatjes aan, dan zie je wat er gebeurt!

LET op, dat je de hazelaar niet verwisselt met deze zwarte els.......

woensdag 21 januari 2015

Paddenstoelen in de winter

Paddenstoelen hebben niet perse de herfst nodig om te groeien en je vindt ze dan ook in de zomer en de lente. Maar ook in de winter zijn er paddenstoelen die niet opgeven. Meerdere soorten zoals trilzwammen, korstzwammen en boleten zijn goed bestand tegen de vorst. Ook houtzwammen (Polyporaceae) zoals elfenbankjes en tonderzwammen overleven de vorst met gemak.

Je kunt dus het hele jaar genieten. Ik plaatste vorig jaar al een blog over trilzwammen zoals judasoor en gele trilzwam. Ook dit jaar trof ik o.a. in de Moeselpeel verschillende mooie exemplaren van de gele trilzwam aan. Wil je wat meer over trilzwammen weten, klik dan even op de link.

 
Deze taaie rakker wordt Winterhoutzwam (Polyporus brumalis) genoemd, omdat ie zich vaak in de wintermaanden laat zien. Hoewel er overlap is, verschijnt deze zwam toch hoofdzakelijk pas vanaf november tot april. Hij overleeft dus een hele winter. Het is een eenjarige paddenstoel met een grijs- tot rood- of donkerbruine platte of ingedeukte hoed. Vaak met golvende rand. Het oppervlak is fijn viltig en bezet met heel fijne haartjes. Het is een saprofiet. De zwam komt dus voor op dode takken, stammen en stronken van voornamelijk loofbomen als berk, els, eik en beuk. Je vindt ze zelden op naaldbomen in elk geval.

De Winterhoutzwam heeft geen lamellen, maar buisjes. Deze zijn 2-4 mm lang en lopen iets af op de steel. Ze zijn crémewit tot okerkleurig. De poriën zijn rond of hoekig tot langgerekt, met dezelfde kleur als de buisjes. Er zitten 2-3 poriën per mm. De steel is 1-7cm x 2-8 mm groot, fijn viltig-schubbig, bruin tot grijsbruin. Het vlees is leerachtig, taai en wittig. De soort is dan ook niet eetbaar.

Een zwam die ook niet "warm of koud" wordt van de winter, is de Echte tonderzwam. Deze groeit op dode of halfdode bomen, waarbij berken de voorkeur genieten. Afhankelijk van hun gastheer, kunnen ze tientallen jaren oud worden. Een voorbeeld daarvan zie je hierboven. Omdat ze zo langzaam groeien, is verwijdering ervan niet gemakkelijk. Aangezien dode en zwakke bomen meestal niet meer opgeruimd worden, gaat het weer goed met de tonderzwam. Hoewel.......
In augustus 2013 werd aangifte van diefstal op de Veluwe gedaan van ongeveer 150 tonderzwammen, die met een bijl of zaag verwijderd waren. Men vermoedt dat m.n. Aziatische zwammenrovers er medicijnen (of drugs) mee maken. Hopelijk zijn dit incidenten.
Deze zwam werd in het verleden gebruikt voor het maken van vuur. De tondel, dit waren plukjes van het gedroogde zachte binnenste, werd samen met een vuursteentje in een tondeldoos meegenomen. Met de vonken die ontstonden door met een metalen ring (het "vuurslag") tegen het vuursteentje te slaan, werd de tondel aangestoken, waarna met de smeulende tondel een houtvuur kon worden aangelegd door te blazen tot je een vlammetje kreeg. Uiteraard vergde dit de nodige behendigheid. Toen de in 1844 door een Zweed uitgevonden lucifer, begin 20e eeuw gemeengoed werd, betekende dat het einde van de tondel. Hoe je een goede tondel maakt, kun je HIER lezen.

 
Ik vond deze peervormige stuifzwammen in de Moeselpeel en zoals je ziet, groeit deze zwam in groepen op vermolmde stronken en houtresten in loofbossen. In Nederland is het een algemeen voorkomende soort.
Bij het verouderen slijt het buitenste laagje af zodat een bleek en stevig laagje (net een velletje papier)over blijft ter bescherming. Tijdens het rijpen ontstaat een gaatje midden de hoed waarlangs de sporen naar buiten stuiven als er iets op valt. Een regendruppel is al voldoende. Je kunt deze zwam zelfs na de winter nog zo aantreffen.

De peervormige stuifzwam is 1-6 cm hoog en heeft de vorm van een omgekeerde peer. Jonge exemplaren zijn vuil wittig en soms bezet met fijne, donkere wratjes. Oudere exemplaren zijn, zoals je bij de vorige foto's kon zien, kaal en olijfbruin.

Deze oesterzwammen zijn ook echte "winterzwammen". De kleur varieert van beigegrijs, grijslila, blauwgrijs of bruingrijs. Naarmate ze ouder worden verbleken de kleuren en oude exemplaren zijn vaak donkerbruin.
Ze behoren tot de groep paddenstoelen die lichte vorst weten te weerstaan, doordat zij een soort antivries aanmaken. Mochten ze in de winter uitdrogen, dan kunnen ze dat toch een tijdje uitzingen en zwellen in de regen weer op.

 
In de vrije natuur komt de Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus) voor in bundels op verzwakte bomen (m.n. bij stamwonden) en op oude stronken van loofbomen. Vooral op beuken, populieren en wilgen. Ze verschijnen pas laat in het jaar en je kunt ze tot eind januari vinden, als het tenminste niet té hard vriest. Meer weten over de Gewone oesterzwam?  Klik dan HIER op.

Oranje oesterzwam
Een bijzondere oesterzwam die ik vond op de Houtsberg in Nederweert-Eind, is de Oranje oesterzwam. Deze is pas in  2007 voor het eerst in ons land waar genomen. In tegenstelling tot de andere oesterzwammen is deze soort niet eetbaar. Meer over deze soort kun je HIER lezen.

De Oranje aderzwam is een opruimer van dood hout. Vaak te zien op dode takken die nog aan de boom hangen, maar ook op dode, (deels) ontschorste stammen. De zwam heeft een voorkeur voor eik, maar wordt ook op beuk of berk gevonden. Het is een plaatjesloze vlieszwam die niet in de vorm van een paddenstoel met een hoed en een steel en met plaatjes of buisjes verschijnt, maar met een korstvormig vruchtlichaam.

Hij is aan de randen helder oranjegeel tot oranjerood, daarbinnen veelal grijzig of met een paarsige tint.

Doordat verscheidene plakkaten aan elkaar groeien, kan hij gemakkelijk dertig centimeter breed worden.
De rand is gewimperd en het geheel is gegroefd. Dikwijls hebben de plakkaten vrije randen.

Deze vond ik in het elzen/berkenbos op de Kettingdijk. Een inktzwam, dat was duidelijk, maar welke?
Bij mijn zoektocht kwam ik wel 25 soorten tegen. Het probleem is vaak, dat als je in een paddenstoelengids of op internet gaat zoeken, je allerlei kenmerken ziet,die je weer niet ziet bij jouw paddenstoel.

Hoewel ik vermoedde dat het de kastanje-inktzwam was, heeft Helma er mij op geattendeerd, dat het de gewone glimmerinktzwam is. Ik had het kunnen weten, want je ziet vooral op deze close-up de kenmerkende ietwat glimmende spikkeltjes op de hoed, waar ie zijn naam aan dankt. Dat zijn de resten van het omhulsel (velum), die door de regen meestal al snel worden weggespoeld.
Het is een veelvoorkomende inktzwam, met een voorkeur voor vochtige plaatsen en groeiend op dood hout van allerlei verschillende loofbomen. Vaak staan de bundels op stronken en bij vochtig liggend dood hout. Hoewel ze op de Kettingdijk ogenschijnlijk gewoon op de grond stonden, groeien ze hier op “begraven” hout.

Het is één van de eerste soorten, die al in het voorjaar vooral na een regenperiode te vinden is. Ze zijn in alle seizoenen te vinden, maar de meeste kans om ze aan te treffen is van mei tot begin december.
Dat ik ze hartje winter (!) al aantref, geeft toch aan hoe extreem zacht deze winter is. 

Scherpe schelpzwam

Fluweelpootje

Tot slot wil ik je nog wijzen op twee andere overwinteraars: de Scherpe schelpzwam en het Gewoon Fluweelpootje.
Vooral het Gewoon Fluweelpootje is een  volhouder zoals je op de foto kunt zien. Verderop in mijn blog, vind je meer informatie over deze twee, dus ik wil het hier alleen vermelden. Wil je wat meer over deze 2 weten, dan moet je even op de rood gekleurde naam klikken.

Heb ik je interesse gewekt? Kijk dan eens naar mijn andere posts over paddenstoelen.door HIER op te klikken. Daar zul je nog meer van deze taaie rakkers tussen vinden...................

maandag 19 januari 2015

Grazers in een winters Kempen~Broek.

In de nacht van 11 op 12 februari 2012 werd het eerste kalfje in het Taurusproject geboren. Bij uitzondering kreeg dit kalfje een naam. Ze werd Taura genoemd. Wat er van Taura terecht is gekomen, weet ik niet...
Ik weet wel nog, dat het toen 10 graden vroor en de kudde de winter zonder hulp goed door kwam. Hoewel er normaal gesproken niet bijgevoerd wordt, was dit in 2013 wél nodig (zie: "Taurossen krijgen hapje extra").
Deze winter (!!!) is dat tot nu toe niet nodig en verkeren de dieren nog steeds in een uitstekende conditie.

Kudde op het "Morrelke" met op de achtergrond het Vosseven.
Gisteren heb ik deelgenomen aan een door Ark georganiseerde excursie bij het Vosseven. Thema was "Grazers in een winters Kempen~Broek". Dus we gingen eens kijken hoe de dieren deze winter doorkomen.
Vanaf het Vosseven ging het via de Stramprooise heide naar de Pruiskesweg en via de Graus ging het weer terug naar het Vosseven. Een wandeling waar grote belangstelling voor was en 2 uurtjes zou gaan duren.

Hoewel de winter al een paar maanden geleden is begonnen, de bomen kaal zijn en de plantengroei stil staat, zullen de taurossen die in het Kempen~Broek leven nog weinig moeite hebben gehad om die door te komen. Gistermiddag was er zelfs een bleek zonnetje bij een temperatuur van ca. 6 graden.

 
Aan de Pruiskesweg ( door Ark Raamweiden genoemd)  lopen verschillende soorten runderen met kalfjes rond. Als ik het goed heb gezien zijn er 2 jonge (gekruiste?) Sayaguese stieren. Van de andere runderen kan ik eigenlijk niet zeggen welke soort het is. Het lijken me gekruiste Schotse Hooglanders en Heckrunderen.

dit jonge dier is nog niet geoormerkt, dus is slechts enkele weken oud.
Hoewel de dieren goed zijn voorbereid op de winter door hun isolerende wintervacht en een flinke onderhuidse vetvoorraad hebben aangelegd, hebben ze die tot nu toe niet echt nodig gehad. Ook de kalfjes hebben het dit jaar, vooralsnog niet moeilijk en zien er goed uit. Maar aangezien het gras pas in het voorjaar gaat groeien, zullen de dieren hun vetvoorraad ongetwijfeld moeten aanspreken in de maanden februari en maart. Als dat gebeurt, passen ze echter hun menu, spijsvertering en stofwisseling aan de omstandigheden aan en het is geen probleem als ze zelfs 25% van hun zomergewicht verliezen.

De dieren die ik aantrof in juni 2014
Ik was vorig jaar juni voor het laatst bij de dieren op de Graus en daar liepen toen nog steeds de Ecolanders rond die er vanaf het begin van het project al waren. Er waren verschillende jonge dieren bij.
Tijdens het bezoek van gisteren, viel me op dat er slechts 4 dieren liepen en volgens mij waren het andere runderen. Het is het beleid van Ark en FreeNature om de dieren regelmatig van perceel en kudde te laten wisselen, dus dat zal hier mogelijk ook het geval zijn.

Heckrund met kalf
Is dit nu dezelfde koe met kalf als op de vorige foto? De koe die ik hier zie, lijkt me jonger.
Ik weet ook niet zeker of we hier met Heckrunderen te maken hebben?

Dit lijkt me geen Ecolander of Heckrund, maar een gekruiste Pajuna stier.......

Hoewel de stier die op de Graus loopt een gedrongener kop heeft, doet hij me sterk denken aan een Pajuna stier (een kruising met een ????) Dit is niet de stier waar ik al eerder een blog over plaatste, maar de gelijkenis is groot.
Ondanks dat hij een beetje triest voor zich uit kijkt, blijft het een prachtig dier om te zien.

Dit waren de laatste dieren waar we naar toe gingen. Bij deze Sayaguesa x Tudanca ? koe was beter te zien dat ze haar vetvoorraad al heeft moeten aanspreken.

Het was me niet duidelijk of het kalf bij de bovenstaande koe hoorde. Volgens DFoidl Breedingback zou het mogelijk een kruising van de Sayaguesa x Tudanca koe met een Limia stier zijn (zie reactie), maar ik weet het niet.  Duidelijk is in elk geval te zien dat het nog een jong dier is. Op de rug zien we namelijk nog de bruine vacht die het had bij de geboorte. De kalveren van de runderen in het Taurosproject worden allemaal met een bruine vacht geboren en na ongeveer een half jaar krijgen ze pas hun eigenlijke kleur.

Daarna wandelden we weer terug naar het Vosseven en toog iedereen tevreden huiswaarts.
Ark bedankt voor de interessante middag.

Blogarchief